University of Groningen Glucose-homeostase bij diabetes mellitus Oosten, Hessel Rienk IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below. Document Version Publisher's PDF, also known as Version of record Publication date: 1988 Link to publication in University of Groningen/UMCG research database Citation for published version (APA): Oosten, H. R. (1988). Glucose-homeostase bij diabetes mellitus Groningen: s.n. Copyright Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Take-down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim. Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum. Download date: 18-07-2017 vetzu; dat in rd naar en een mischc )n zoumonen e overetermilaatstc Ldiedat vas om Llineen t klinirde hyLOmen. abetesucagon le conels van >enbede be- :akel1regula- kt een r hy,po- SAMENVATTING. In dit proefschrift worden enige aspectenvan de glucosehomeostasebij fype I (insuline afhankelijke) diabetes mellitus behandeld. Deze aspectenbetreffen onder meer: het effect van verschillende glucosespiegelsop de glucosebehoeftebij lage (! l0 nBlmzl min) en verhoogde (30 mE/mzlmin) insulinetoevoer,het verdelingsvolume van glucose, de relaties tussen het verdelingsvolume en de glucosetoevoer,hormonale reacties bij hypoglycemie en de relaties tussen glucosespiegelsen afgifte van contraregulerende hormonen. In Hoofdstuk I wordt een literatuuroverzicht gegeven over opvattingen inzake het verdelingsvolumevan glucose in normale èn pathologischeomstandigheden.Er worden argumenten aangevoerddie aannemelijk maken dat er een relatie zou kunnen bestraantussende omvang van het verdelingsvolumevan glucoseen de concentratievan vrije, innacellulaire glucose. Een aantoonbaarpost-receptordefectwordt aangewezen als de waarschijnlijke oorzaak hiervoor. In Hoofdstuk 2 wordt een literatuuroverzicht gegevenvan de belangrijkste fysiologische stappenin de verwerking van glucose. De meest relevante niet-hormonale regulatoren van de glucosespiegel worden besproken: het membraantransportvan glucose, het massaeffectvan glucose, de post-receptorverwerkingvan glucose en voorts de (metabole) klaring van glucose. In Hoofdstuk 3 worden de hormonale aspectenvan de glucosehomeostasebehandeld. Aan de orde komen onder meer de specifieke werking van de contraregulerende hormonen op het glucosemetablisme alsmedede interacties tussendeze hormonen onderling. Speciale aandacht wordt besteed aan de literatuu over het @loed)glucoseniveau, dat als prikkel fungeert voor de afgifte van contraÍegulerendehormonen bij een beginnendehypoglycemie. In Hoofdstuk 4 wordt het principe besproken van de meting van het glucoseverdelingsvolume zoals die in dit proefschrift wordt gerntroduceerd.Verschillen en parallellen met anderebepalingsmethodenworden bediscussieerd. In Hoofdstuk 5 komen enige voor dit proefschrift essentiëlebegrippen aan de orde: glucose afhankelijke en glucose onafhankelijke glucosebehoefte.Vergelijkingen worden gemaakt met meer bekendebegrippen zoals insuline afhankelijke en insuline onafhankelijke glucosebehoefte.Principes van meting en berekening worden besproken. In Hoofdstuk 6 wordt een bekend aspectuit de enzymkinetiek behandelddat ook (althans in veel situaties) van loepassingblijkt te zijn op de totale lichaamsglucosebehoefte (Michaelis-Menten kinetiek). Er wordt aangetoonddat de in Hoofdstuk 5 geihtroduceerde begrippen met betrekking tot glucose afhankelijkheid en glucose onaftrankelijkheid uit deze vorm van glucosekinetiek zijn af te leiden. Ook wordt er een theoretisch "drie-compartimenlen-model" uitgewerkt van het glucoseverdelingsvolume. Hiermee is het mogelijk om meer inzicht te verkrijgen in de mechanismendie aan de werkelijk gevonden resultaten ten grondslag liggen. In Hoofdstuk 7 komen de proefopstelling, methodenen techniekenaan de orde. In Hoofdstuk 8 worden resultatenmet een algemeenkarakter uitgewerkt. Bij lage insulinetoevoer blijkt autoregulatie door de glucosespiegelvan de totale lichaamsglucosebehoefteeen belangrijke rol te spelen. Er blijken aanzienlijke interindividuele ver- 159 schillen te hstáan in glucose afhankelijkheid van de glucosebehoefte. lnsulinegevoeligheid blijkt bij het optreden van hypoglycemie een belangrijker determinant van de glucosespiegeldan de werking van de conftaregulerendehormonen. Alle metingen w erden verricht bij fysiologische insulineconcentraties. In Hoofdstuk 9 worden de specifieke resultaten besproken van de glucose afhankelijkheid van de glucoseverwerking. Het blijkt dat bij verhoogde insulineloevxr 43% van de patiënten een van glucose on-afhankelijke verwerking van glucose krijgt. Er werden geen effecten van contraregulerendehormonen op dit mechanismevastgesteld. Het fenomeen van de glucose onaftrankelijkheid is vrijwel zeker binnen een etmaal reversibel. Bij aanwezigeglucose afhankelijkheid is er steedsin het onderzochteglucosetraject een lineaire relatie tussende glucosebehoefteen de glucosespiegel.Beargumenteerd wordt dat er door interindividuele verschillen in glucose aÍhankelijkheid dus ook gïote verschillen kunnen bestaantussen patiënten met een overigens gelijke mate van insulinegevoeligheid. Er waren duidelijke reciproke verbanden tussen spiegels van vrije veÍzuren en de lotale lichaamsglucosebehoeftealsmedemet de glucose afhankelijke glucosebehoefte. In Hoofdstuk 10 worden de resultaten van metingen van het glucoseverdelingsvolume besproken. Diverse volumes zijn groter dan reeds bekende (fysiologische) volumes van het extracellulaire compartiment, zcdaÍ aannemelijk is dat het intracellulaire compartiment in dit geval dan ook deelachtig is aan het glucoseverdelingsvolume.Dit suggereert een [oegenomenconcentratievan wije intracellulaire glucose.Er wordt beargumenteerd dat er bij een ongelijkheid van de snelheid van het glucosetransportover de celmembraan (normaal of hoog) en de intracellulaire (post-receptor)verwerking van glucose (laag) een zogenaamdpost-receptordefectmanifest kan worden en dat in die situatie daardoor het glucoseverdelingsvolumezou kunnen gaan stijgen. In Hoofdstuk l1 wordt een indeling gemaakt in drie goepen patiënten die verschillen tonen in de mate van glucoseafhankelijkheid. De groep met de gootste glucose onafhankelijkheid bij de verhoogde insulinetoevoer bleek de grootste verdelingsvolumes van glucose te hebben. Deze groep had ook de hoogste wije vetzuurspiegelsbij verhoogde insulinetoevoer. In Hoofdstuk l2 worden aspectenvan de conraregulatie besproken.Het verloop van de contraregulerendehormonen wordt getoond. Ongeveer 50Vovan de onderzochtepatiënten bleek in staat om bij de verhoogde insulinetoevoer met behulp van contraregulatie alleen de glucosespiegelte kunnen stabiliseren.Diverse patiënten (20Vo) nonden bij toenemendehy'poglycemieeen (onverklaarde) groeihormoondaling in plaats van de verwachte stijging. Extra aandachtwerd besteedaan glucosespiegelswaarbij voor het eerst afgifte optrad van een confraregulerendhormoon (glucose drempels). Bij glucagon en adrenaline bleek dat deze drempels zich bevonden in het normoglycemische gebied, zodat geconcludeerdwerd dat de contraregulatiebij patiënten met diabetesmellitus reedskan inzetten nog voordat er sprakeis van een biochemischehypoglycemie. 160 SUMI\ This the dent) dia cose lev (30mUl andgluc befween In Chi cosespa( that makr tion of fi probable In Chr stagesin se level a the postglucose. In Cha ther subje is discus paid to thr leaseof cr In Cha thesis,is r discusse In Cha se depen betterknc need.Prin In Cha pears to (Michaeli 5 concern from this glucoses1 into them In Cha In Cha lin supply out to pla existin gh terregula coselevel formedon