Meerkeuzevragen 1. De ductus choledocus

advertisement
Neuro Dropbox: [email protected], wachtwoord: geneeskunde
Meerkeuzevragen
1. De ductus choledocus:
a) eindigt in de postero-mediale zijde van het duodenum superior
b) ligt posterieur van het eerste gedeelte van het duodenum
c) ligt lateraal t.o.z. van de a. hepatica in het hepatoduodenaal ligament
d) ligt ventraal van hetr foramen van Winslow
2. De zenuwplexus van de long bestaat uitsluitend uit:
a) de n. splanchnicus
b) de thoracale sympaticus
c) de nervus phrenicus
d) de nervi vagi en takken van de sympatische keten
3. Uit één van de takken van de a. mesenterica superior ontspringt...
a) de a. pancreatico-duodenalis inferior
b) de a. gastro-duodenalis
c) de a. ileo-colica
d) de a. gastro-epiploica dextra
4. De Douglasruimte:
a) wordt ook excavatio recto-uterina genoemd
b) wordt ook de excavatio vesico-uterina genoemd
c) bevindt zich onder de peritoneale bekleding van het kleine bekken
d) reikt tot tegen de fornix posterior van de vagina
5. De geobliteerde vena umbilicalis...
a) is de eigenlijke urachus
b) loopt tussen de lobus quadratus en de rechter kwab van de lever
c) mondt uit in de linker tak van de vena porta
d) verloopt in het hepato-duodenaal ligament
6. De ventrale zijde van de thoracale slokdarm komt in contact met...
a) de linker bronchus
b) het linker atrium
c) de v. azygos
d) de ductus thoracicus
7. De linker a. ovarica ontspringt uit...
a) de abdominale aorta
b) de a. iliaca communis
c) de a. iliaca interna
d) de a. renalis
8. Het foramen epiploïcum...
a) wordt aan de dorsale zijde begrensd door de vena porta
b) wordt aan de mediale zijde begrensd door de bursa omentalis
c) wordt aan de dorsale zijde begrensd door de vena cava
d) wordt aan de dorsale zijde begrensd door de lobus quadratus van de lever
9. De linker n. recurrens
a) is een zijtak van de linker n. phrenicus en loopt omheen de onderrand van de aortaboog
b) na ontstaan, draait rond de a. subclavia
c) loopt ventraal van de linker stambronchus
d) loopt in de linker tracheo-oesophageale groeve
10. De pleura parietalis is zeer pijngevoelig en wordt bezenuwd door
a) de intercostale zenuwen alleen
b) de n. phrenicus alleen
c) de intercostale zenuwen en de n. phrenicus
d) de intercostale zenuwen, de n. phrenicus en de n. vagus
11. Volgende bewering(en) is/zijn juist
a) er is geen lymfedrainage t.h.v. de alveolen
b) bij longembool worden de vv. pulmonales volledig of gedeeltelijk afgesloten
c) de aa. bronchiales van de rechter long stammen rechtstreeks uit de aorta descendens
d) de aa. pulmonales liggen t.h.v. de longhilus het meest caudaal
12. Het ovarium:
a) het lig. ovarium proprium verbindt de extremitas uterina met de baarmoeder
b) de ventrale rand van het ovarium noemt men de margo mesovaricus
c) het ovarium is dorsaal gelegen van het lig. latum
d) het ovarium is verbonden met de bekkenwand via de sacro-uteriene band
13. Ventraal van de rechter nier grenst...
a) alleen de lever
b) de lever en de vena cava inferior
c) de lever, de leverhoek van het colon en het duodenum descendens
d) de leverhoek van het colon en het duodenum superior
14. De nervi splanchnici:
a) geleiden de parasympatische stimuli
b) worden preganglionaire vezels genoemd
c) bestaan uitsluitend uit efferente banen vanuit de thoracale sympaticus
d) geleiden de orthosympatische impulsen vanuit de lumbale autonome ganglia
15. De bronchus van de lingula van de long...
a) heeft een stam die hij deelt met de bronchus naar de linker bovenkwab
b) geeft de apicale bronchus voor de linker onderkwab af
c) deelt een truncus met de linker basale bronchus
d) is het equivalent van de bronchus van de rechter middenkwab
16. De nervus vagus heeft volgend effect op de maag...
a) de maagperistaltiek vertraagt
b) de pylorus wordt gesloten
c) de zuurproductie wordt gestimuleerd
d) de pylorus wordt geopend
17. De bijnier:
a) de rechter vena suprarenalis mondt uit in de vena cava
b) de linker vena suprarenalis mondt uit in de vena renalis
c) de linker bijnier wordt deels bevloeid door en tak van de linker a. phrenica inferior
d) de medulla secreteert o.a. glucocorticoïden
18. De ductus thoracicus:
a) vertrekt vanuit de cysternae chyli en gaat doorheen het foramen venae cavae
b) is dubbelzijdig
c) mondt uit in de angulus venosus van de v. subclavia sinistra
d) draineert ook de volledige thorax
19. Het anaal kanaal:
a) is volledig bekleed met een meerlagig epitheel
b) heeft een arteriële bevloeiing o.a. door de a. pudenda interna
c) heeft een sphincter bestaande uit uistluitend gladde spiervezels
d) de lymfevaten draineren naar oppervlakkige lymfevaten van de lies
20. De ramus interventricularis posterior is meestal:
a) een tak van de a. coronaria dextra
b) een tak van de a. coronaria sinistra
c) een tak van de ramus circumflexus
d) loopt in de rechter atrio-ventriculaire groeve
21. De v. mesenterica inferior mondt meestal rechtstreeks uit in...
a) de v. cava inferior
b) de v. porta
c) de v. lienalis
d) de linker v. renalis
22. De lever:
a) is volledig bekleed met het kapsel van Glisson
b) de lobus caudatus grenst aan de v. cava inferior
c) de lobus hepatis sinistra is duidelijk kleiner dan de lobus hepatis dextra
d) draineert zijn bloed naar de v. cava inferior via het portale systeem
23. Het divertikel van Meckel:
a) bevindt zich aan de anti-mesenteriale zijde van het ileum
b) is meestal aanwezig
c) bevat maagepitheel
d) ligt op ongeveer 50 cm van de ileosecale streek indien aanwezig
24. De urethra bij de man loopt...
a) door het corpus cavernosum
b) door het corpus spongiosum
c) door a) en b)
d) door de voorstanderklier
25. De aortaboog:
a) bevindt zich in het mediastinum superius
b) geeft rechtstreeks oorsprong aan de a. carotis dextra
c) staat in nauwe relatie met de oesophagus
d) staat in nauwe relatie met de n. recurrens
26. Het omentum minus is in nauwe relatie met:
a) de vena porta
b) de extrahepatische galweg
c) de a. gastro-epiploïca dextra
d) de bursa omentalis
27. De bronchus principalis dexter:
a) bevindt zich dorsaal van de aorta ascendens
b) is minstens 6 cm lang
c) de oorsprong ligt ter hoogte van de 3de thoracale wervel
d) verloopt meer verticaal dan de linker
28. Het trigonum van de blaas...
a) is het meest mobiele deel van de blaas
b) de beide ostie ureteres maken hiervan deel uit
c) bevindt zich tussen de urachus en de ostia ureteres
d) maakt deel uit van de blaashals
29. De oesophagus:
a) begint geliddeld op 25 cm van de tandenrij
b) ligt boven het diafragma ventraal van de aorta thoracica
c) heeft een sphincter ter hoogte van het pars abdominalis
d) verloopt doorheen het centrum tendineum van het diafragma
30. De nervus vagus:
a) wanneer gestimuleerd, vertraagt het hartritme
b) bevat efferente of sensiebele vezels van de long
c) gestimuleerd, relaxeert de longitudinale spiervezels van de slokdarm
d) bevat motorische vezels voor de spierrok van het colon descendens
Download