1 De levenscyclus van een plant - SG Zuid

advertisement
1
1 vmbo-t | havo | vwo
BASISSTOF
thema 2 Planten
De levenscyclus van een plant
opdracht1
Beantwoord de volgende vragen.
1 Jos van Mil is één van de tomatentelers die Tommies is gaan kweken. Welke drie redenen om
Tommies te gaan kweken noemt Jos van Mil in de tekst in afbeelding 2 van je handboek?
–
–
–
Ste e d s m e e r k i n d e re n h e bbe n ov e rge w i c h t e n gezon d sn oe p e n k a n h e l p e n
d a t te v oork om e n .
Tom m i es zi jn ge m a k k e l i jk te p a k k e n .
Ze zi jn zoe t v a n sm a a k .
2 Hoe worden de zaden van tomaten meestal genoemd?
De pitjes.
3 Hoe heten de blaadjes waarin voedingsstoffen zitten die gebruikt worden bij de kieming van een
plant?
De zaadlobben.
4 Welke twee fasen uit de levenscyclus van een plant kun je op het bedrijf van Jos van Mil
tegenkomen?
De kiemplant en de volwassen plant. ( Jos van Mil koopt kiemplantjes, dus de
kieming gebeur t niet op zijn bedrij f ).
opdracht2
De levenscyclus van een plant kun je in drie fasen verdelen: de kieming, de kiemplant en de
volwassen plant. In afbeelding 3 van je handboek zijn deze drie fasen bij een tomatenplant
getekend.
Maak de zinnen af. Gebruik hierbij afbeelding 3 van je handboek.
2, 3 e n 4.
In afbeelding 3 van je handboek is de kiemplant weergegeven in de tekeningen 5 e n 6.
1 In afbeelding 3 van je handboek is de kieming weergegeven in de tekeningen
2
3 In afbeelding 3 van je handboek is de volwassen plant (of delen hiervan) weergegeven in de
tekeningen
(1) 7, 8 e n 9.
HB HET DOEN VAN ONDERZOEK BLZ. 40
opdracht3 practicum
HET KIEMEN VAN ZAADJES
In het handboek staat de veronderstelling dat zaadjes niet kiemen doordat ze geen water
krijgen. Om deze veronderstelling te testen ga je een proef uitvoeren.
WAT HEB JE NODIG?
– 2 schaaltjes (of schoteltjes)
– watten
– 20 zaadjes (bijvoorbeeld tuinkerszaadjes)
– water
WAT MOET JE DOEN?
– Leg in beide schaaltjes een laagje watten (zie afbeelding 1.1).
– Leg in ieder schaaltje tien zaadjes op de watten (zie afbeelding 1.2).
– Maak in één van beide schaaltjes de watten vochtig met wat water (zie afbeelding 1.3).
34
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 2 Planten
–Zet beide schaaltjes naast elkaar weg, zodat ze allebei evenveel licht, lucht en warmte
krijgen. Zorg ervoor dat de vochtige watten steeds vochtig blijven.
–Bekijk na een aantal dagen of er zaadjes gekiemd zijn. (Je kunt foto’s maken en deze bij het
verslag van de volgende opdracht plakken.)
– Ruim je materiaal op.
▼▼Afb. 1 Onderzoek naar de invloed van water op het kiemen van zaadjes.
1 in twee schaaltjes wordt een bodem
van watten gelegd
2 in beide schaaltjes worden zaden
gelegd (in ieder schaaltje tien)
3 in één van beide schaaltjes worden
de watten vochtig gemaakt
opdracht4
Nadat je de proef hebt uitgevoerd, maak je een verslag van het onderzoek. Het verslag maak je
op een apart blaadje. Dit kun je op een computer doen, maar je kunt het ook met de hand
schrijven.
–Geef je verslag een titel en schrijf jouw naam erbij. Schrijf ook de namen op van leerlingen
waarmee je samengewerkt hebt.
– Neem onderstaande zinnen over en vul ze aan.
1 Wat wil ik onderzoeken?
Hoe komt het
d a t z a a d jes i n e e n z a k je n i e t k i e m e n?
2 Wat veronderstel ik?
Zaadjes in een zakje kiemen niet, doordat
d e z a a d jes ge e n w a te r k ri jge n .
3 Wat heb ik nodig?
–
–
–
–
2 sc h a a l tjes (of sc h ote l tjes)
w a t te n
20 z a a d jes (bi jv oorbe e l d tu i n k e rsz a a d jes)
w a te r
4 Wat ga ik doen?
Ik l e g i n be i d e sc h a a l tjes e e n l a a g je w a t te n .
– Ik l e g i n i e d e r sc h a a l tje ti e n z a a d jes op d e w a t te n .
– In één v a n be i d e sc h a a l tjes m a a k i k d e w a t te n v oc h ti g m e t w a t w a te r.
–
B e i d e sc h a a l tjes ze t i k n a ast e l k a a r w e g, e n i k zorg e rv oor d a t d e w a t te n ste e d s v oc h ti g bl i jv e n .
– Na e e n a a n ta l d a ge n be k i jk i k of e r z a a d jes ge k i e m d zi jn .
–
5 Wat neem ik waar?
Op de vochtige watten zijn
Op de droge watten zijn
zaden ontkiemd en
zaden ontkiemd en
zaden niet.
zaden niet.
6 Welke conclusie kan ik trekken?
Schrijf in je eigen woorden op welke conclusie je uit deze proef kunt trekken.
35
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 2 Planten
opdracht5
Beantwoord de volgende vragen.
1 Waarom moet je op elk schoteltje meerdere zaadjes leggen? Waarom niet op elk schoteltje één
zaadje?
Er is altijd een kans dat een zaadje niet ‘goed’ is en niet meer kan kiemen.
2 Waarom moeten de zaadjes op beide schoteltjes evenveel licht, lucht en warmte krijgen?
Omdat je anders nooit zeker weet dat het verschil dat je waarneemt wordt
veroorzaakt door het verschil in vocht.
keuzeopdracht 6 practicum
DE INVLOED VAN DE TEMPERATUUR OP HET KIEMEN VAN ZAADJES
In de opdracht 3 en 4 heb je de invloed van water op de kieming onderzocht. In deze opdracht
onderzoek je of de temperatuur ook invloed heeft op het kiemen van zaadjes.
WAT HEB JE NODIG?
– 2 margarinekuipjes (of andere bakjes)
–watten
– 40 tuinkerszaadjes
– 2 dekseltjes (of kartonnetjes die het bakje bedekken)
– een koelkast
– een thermometer
WAT MOET JE DOEN?
–Leg in beide kuipjes vochtige watten en daarop twintig tuinkerszaadjes. Doe de dekseltjes op
de kuipjes.
–Zet het ene kuipje op een warme plaats. Zet het andere kuipje in de koelkast (op school of
thuis). In de koelkast is het donker, daarom moet het op de andere plaats ook donker zijn,
bijvoorbeeld in een kast.
– Laat de kuipjes drie dagen staan. Zorg ervoor dat de watten vochtig blijven.
–Neem met de thermometer de temperatuur op van de beide plaatsen. Noteer deze
temperatuur in het schema.
WAT NEEM JE WAAR?
– Tel na één dag het aantal zaadjes dat gekiemd is in beide kuipjes.
– Noteer de aantallen in het schema.
–Tel ook na twee dagen en na drie dagen het aantal zaadjes dat gekiemd is in beide kuipjes.
Noteer de aantallen in het schema.
Plaats
Temperatuur
Aantal gekiemde zaadjes
na 1 dag
Warm
°C
Koud
°C
na 2 dagen
na 3 dagen
– Ruim je materiaal op.
–Maak een verslag van je onderzoek. Doe dit op dezelfde manier als je in opdracht 4 hebt
gedaan.
HB BASISSTOF 2 BLZ. 42
36
© Uitgeverij Malmberg
2
1 vmbo-t | havo | vwo
BASISSTOF
Wortels
opdracht7 practicum
WORTELHAREN
Je docent heeft zaadjes te kiemen gelegd op vochtig filtreerpapier. Uit deze zaadjes zijn
kiemplantjes gegroeid. Bij veel kiemplantjes kun je aan de wortel een ‘pluizig’ gedeelte zien.
Dit ga je bekijken en je gaat er een tekening van maken.
WAT HEB JE NODIG?
– kiemplantjes van tuinkers
– een loep
– tekenmateriaal
WAT MOET JE DOEN?
– Maak de wortel van een kiemplantje voorzichtig los van het filtreerpapier. Probeer het
‘pluizige’ gedeelte zo min mogelijk te beschadigen.
– Bekijk met de loep het ‘pluizige’ gedeelte van de wortel. Je ziet dan wortelharen.
– Maak in het vak een natuurgetrouwe tekening van de wortel met de wortelharen.
Geef de volgende delen aan: wortel – wortelharen.
Denk aan de tekenregels!
– Ruim je materiaal op.
LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN.
De wor tel van een kiemplantje.
37
© Uitgeverij Malmberg
thema 2 Planten
BASISSTOF thema 2 Planten
opdracht8
In afbeelding 2 zie je een wortelstelsel zonder wortelharen.
–Noteer deze namen bij de afbeelding: hoofdwortel – zijwortel.
–Noteer onder de afbeelding bij welk gedeelte van de wortel de wortelharen zitten.
–Teken in de afbeelding een aantal wortelharen op de juiste plaats.
Schrijf erbij: wortelharen.
▼▼Afb. 2
hoofdwortel
zijwortel
wortelharen
De wortelharen zitten
v l a k bi j d e u i te i n d e n v a n d e w or te l s.
HB DE FUNCTIE VAN WORTELS BLZ. 43
opdracht9
Beantwoord de volgende vragen.
1 In verschillende winkels kun je kamerplantenmest kopen. Als je kamerplanten water geeft, kun je
tegelijk een beetje mest toevoegen.
Waarmee nemen de wortels van een plant de voedingsstoffen uit de mest vooral op?
Met de wor telharen.
2 Als je planten verspeent, moet je de kiemplantjes voorzichtig uit de grond halen. Dit is vooral om
te voorkomen dat bepaalde delen van de wortels niet beschadigen.
Welke delen van de wortels beschadigen makkelijk tijdens het verspenen?
De wor telharen.
38
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 2 Planten
3 Niet alle planten kunnen even gemakkelijk met hun wortels
water opnemen. Sommige planten groeien in een vochtig
milieu (omgeving), andere planten in een droog milieu.
In afbeelding 3 zie je twee planten. De wortelstelsels
verschillen.
Welke van deze planten groeit in een droog milieu? Leg je
antwoord uit.
▼▼Afb. 3
Plant 2, want de wor tels van deze plant
groeien diep de grond in. In een
droog milieu zit het grondwater diep.
4 In afbeelding 4 zie je een foto van een suikerbiet.
Suikerbieten vormen grote knollen die in de herfst worden
geoogst. Van de suikerbieten wordt suiker gemaakt.
Tijdens het oogsten blijft aan de rand van de akker weleens
een suikerbiet staan. Al gauw sterft het blad af en kun je niet
meer zien dat de suikerbiet nog leeft. Vroeg in de lente loopt
zo’n suikerbiet dan uit en vormt nieuwe bladeren.
Waardoor kan deze plant weer snel nieuwe bladeren maken
na de winter?
1
2
▼▼Afb. 4
Deze plant kan snel weer nieuwe
bladeren maken, doordat de biet
reservestoffen uit de wor tels kan
gebruiken.
5 Als je in een tuincentrum een jonge boom koopt, zit er een
kluit aan. De kluit bestaat uit de wortels met de aarde er
nog omheen (zie afbeelding 5).
Het zou voor tuincentra makkelijker zijn om bomen zonder
kluit te verkopen.
Leg uit waarom tuincentra de bomen toch verkopen met
een kluit eraan.
Dankzij de kluit worden de
wor telharen niet beschadigd,
waardoor de kans groter is dat
de boom na het inplanten in leven
blij f t.
▼▼Afb. 5
6 Noem drie functies van wortels.
–
–
–
Worte l s n e m e n w a te r m e t v oe d i n gsstof fe n op.
Worte l s zorge n e rv oor d a t d e p l a n t ste v i g i n d e gron d bl i jf t sta a n .
Worte l s sl a a n rese rv estof fe n op.
HB BASISSTOF 3 BLZ. 45
39
© Uitgeverij Malmberg
3
1 vmbo-t | havo | vwo
BASISSTOF
thema 2 Planten
Stengels
opdracht10 practicum
DE BOUW VAN EEN STENGEL
WAT HEB JE NODIG?
– een stukje stengel met bladeren van een liguster (of van een andere plant)
– tekenmateriaal
WAT MOET JE DOEN?
– Maak in het vak een natuurgetrouwe tekening van het stukje stengel met bladeren.
Geef de volgende delen aan: knoop – lid – bladoksel – okselknop – eindknop.
– Ruim je materiaal op.
LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN.
Stukje stengel met bladeren van een …
HB DE FUNCTIES VAN STENGELS BLZ. 46
40
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 2 Planten
opdracht11
Beantwoord de volgende vragen.
In afbeelding 16 van je handboek is een proefopstelling weergegeven. De reageerbuis met de
witte anjer bevat water waarin een rode kleurstof is opgelost.
1 Is het vloeistofniveau in de reageerbuis na enkele dagen gedaald of gestegen?
Het vloeistofniveau is gedaald.
2 Hoe weet je dat het water niet uit de reageerbuis is verdampt?
Uit de reageerbuis zonder anjer blijkt dat het water niet uit de reageerbuis is
verdampt. (Dit komt doordat er een laag je olie op het water ligt.)
3 Welke functie van stengels kun je uit deze proef afleiden?
Stengels vervoeren water met opgeloste stoffen.
4 Waaraan kun je zien dat de stengel van afbeelding 16 van je handboek opgeloste stoffen
vervoert?
De bloem van de witte anjer is door de rode kleurstof uit de reageerbuis rood
gekleurd. De opgeloste kleurstof is dus door de stengel vervoerd.
5 Waarvoor dienen de vaten in een vaatbundel?
De vaten in een vaatbundel zorgen voor het transpor t (vervoer) van water
en voedingsstoffen in de plant.
opdracht12 practicum
VAATBUNDELS
WAT HEB JE NODIG?
–een stukje stengel dat enige tijd in inkt heeft gestaan (bijvoorbeeld een stukje stengel van
selderij)
– een mes
– een loep
–tekenmateriaal
WAT MOET JE DOEN?
– Maak met het mes een horizontale doorsnede van de stengel.
–Bekijk de dwarsdoorsnede met de loep. Maak in het vak een natuurgetrouwe tekening van de
dwarsdoorsnede van de stengel.
Geef in de tekening de vaatbundels aan.
Denk aan de tekenregels!
– Ruim je materiaal op.
LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN.
Stukje stengel met vaatbundels.
41
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 2 Planten
opdracht13 Hieronder staan zeven omschrijvingen van woorden.
Noteer de antwoorden in het kruiswoordraadsel van afbeelding 6.
In de grijze vakjes ontstaat een woord dat te maken heeft met deze basisstof.
1 Een groep planten waarvan de stengels veel hout bevatten.
2 De dikste stengel van een boom.
3Hieruit kan volgend jaar een nieuw stuk stengel met bladeren groeien. Aan deze stengel
kunnen ook bloemen zitten.
4 De plaats waar een blad aan de stengel vastzit.
5 Van deze groep planten bevatten de stengels vrijwel geen hout.
6 Hieruit kan het volgende jaar een zijstengel met bladeren groeien.
7 Een stuk stengel tussen twee knopen.
▼▼Afb. 6
1
s
t
r
s
t
a
m
3
e
i
4
k
n
2
5
k
r
u
i
d
a
u
i
k
e
n
n
d
k
n
o
p
o
o
p
t
e
c
h
t
i
g
e
p
l
a
n
6
o
k
s
e
l
k
n
o
p
7
l
i
d
n
HB BASISSTOF 4 BLZ. 47
42
© Uitgeverij Malmberg
4
1 vmbo-t | havo | vwo
BASISSTOF
thema 2 Planten
Bladeren
opdracht14
Vul het schema in. Gebruik de woorden op de briefjes van afbeelding 7.
▼▼Afb. 7
vaatbundels
bladmoes
bladskelet
bl a d sc h ij f
bladsteel
ner v en
Omschrijving
Delen van het blad
Hiermee zit het blad aan de stengel vast.
Dit ligt tussen de nerven in een blad.
Dit deel van een blad bestaat uit nerven en bladmoes.
Als in de herfst het bladmoes is weggerot, blijft dit van een blad over.
Deze delen zorgen voor de stevigheid in bladeren.
Deze delen liggen in de nerven van een blad.
43
© Uitgeverij Malmberg
bladsteel
bladmoes
bladschij f
bladskelet
nerven
vaatbundels
BASISSTOF thema 2 Planten
opdracht15 practicum
DE BOUW VAN BLADEREN
WAT HEB JE NODIG?
– een volledig blad van een berk, een beuk of een eik
–tekenmateriaal
WAT MOET JE DOEN?
–Maak in het vak een natuurgetrouwe tekening van het blad. Als je het blad tegen het licht
houdt, zie je de nerven beter. Geef de volgende delen aan: bladsteel – bladschijf –
hoofdnerf – zijnerf – bladmoes.
– Ruim je materiaal op.
LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN.
Blad van een …
HB DE FUNCTIE VAN BLADEREN BLZ. 47
44
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 2 Planten
opdracht16
Hieronder staan zinnen. Vul de ontbrekende woorden in. Gebruik hierbij afbeelding 8.
bl a d e re n
1 Fotosynthese vindt vooral plaats in de
van een plant.
gl u c ose
2 Bij fotosynthese wordt in het blad de voedingsstof
zu u rstof
3 Bij fotosynthese ontstaat ook het gas
dat de plant afgeeft aan de lucht.
p l a n te n .
4 Als je vlees eet van een koe, is dit uiteindelijk afkomstig van
5 Het gas
zu u rstof
hebben wij nodig om in leven te blijven.
w a te r
6 Voor de fotosynthese heeft de plant
k oolstofd i oxi d e
gemaakt.
uit de bodem nodig en
uit de lucht.
7 Fotosynthese vindt alleen in het
licht
plaats.
▼▼Afb. 8
zuurstof
p la n te n
bladeren
zuurstof
licht
k o o l s t o f­
d i ox i d e
water
g l u c o se
opdracht17
In afbeelding 9 staat een rebus. Los de rebus op.
▼▼Afb. 9
k = pl
v+
–t
v=d
h= m
–p
Planten maken voedsel voor dieren en mensen.
45
© Uitgeverij Malmberg
h= v
b =s
h =m
d =s
BASISSTOF thema 2 Planten
opdracht18
▼▼Afb. 10
Beantwoord de volgende vragen.
1 Kunnen planten in het donker hun eigen voedsel maken? Leg je antwoord
uit.
Nee, ’s nachts is er geen licht, en planten hebben
licht nodig om hun eigen voedsel te maken (voor
fotosynthese is licht nodig).
2 Een witte dovenetel (zie afbeelding 10) heeft groene stengels en witte
bloemen.
Kan bij een witte dovenetel in de stengel fotosynthese plaatsvinden? En
in de witte bloemen?
In de stengel kan wel fotosynthese plaatsvinden,
maar in de bloemen niet.
3 Fotosynthese is belangrijk voor mensen en dieren.
Om welke twee redenen is fotosynthese belangrijk voor mensen en
dieren?
Door fotosynthese ontstaat voedsel voor mensen
en dieren.
– Door fotosyn th ese on tsta a t zu u rstof.
–
In afbeelding 11 zie je een verslag van een onderzoek. De vragen 4 en 5
gaan over dit verslag.
4 In het verslag lees je dat uit de waterplant belletjes opstijgen.
Uit welk gas bestaan deze belletjes vooral?
Uit zuurstof.
5 De resultaten van het onderzoek leverden een duidelijke conclusie op. In het verslag ontbreekt
een aantal resultaten. Het aantal belletjes per minuut is alleen ingevuld bij ‘half bewolkt’.
Noteer in het verslag de ontbrekende resultaten die passen bij de conclusie. Gebruik deze
getallen: 10 – 4 – 15.
6 In het volgende schema van de fotosynthese ontbreken twee woorden.
water + koolstofdioxide + 1  glucose + 2
Wat moet op de plaatsen 1 en 2 worden ingevuld?
l i c h t.
Bij 2: zu u rstof.
Bij 1:
HB BASISSTOF 5 BLZ. 50
46
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 2 Planten
▼▼Afb. 11
ONDERZOEK
INVLOED VAN DE LICHTSTERKTE OP DE FOTOSYNTHESE VAN WATERPLANTEN
Wat wil ik
onderzoeken?
Geeft een waterplant meer zuurstof af als er meer licht is?
Wat heb ik nodig?
–reageerbuis
– een takje van een waterplant (bijvoorbeeld waterpest)
–water
Wat ga ik doen?
– Vul de reageerbuis met water en doe er de waterplant met het steeltje omhoog in.
– Plaats de proefopstelling voor het raam.
–Meet iedere dag op hetzelfde tijdstip het aantal belletjes dat per minuut uit
het steeltje opstijgt. Houd de temperatuur constant.
Wat neem ik waar?
Weersomstandigheden
Zwaar bewolkt
Half bewolkt
Licht bewolkt
Zonnig
Welke conclusie
kan ik trekken?
Aantal belletjes per minuut
4
7
10
15
De fotosyntheseactiviteit in een waterplant neemt toe als er meer licht is.
47
© Uitgeverij Malmberg
5
1 vmbo-t | havo | vwo
BASISSTOF
thema 2 Planten
Eetbare wortels, stengels en bladeren
opdracht19
In afbeelding 12 zie je enkele planten waarvan de wortels, stengels of bladeren eetbaar zijn.
– Kleur de eetbare delen van de planten rood.
– Vul in welk deel van de plant je eet. Gebruik daarbij: bladeren – stengels – wortel.
▼▼Afb. 12
1 bij andijvie eet je de
2 bij asperges eet je de
3 bij koolrabi eet je de
4 bij prei eet je de
5 bij radijs eet je de
6 bij rode biet eet je de
7 bij rodekool eet je de
8 bij sla eet je de
9 bij spinazie eet je de
10 bij waspeentjes eet je de 11 bij winterpeen eet je de 12 bij witlof eet je de
bladeren
wortel
bladeren
stengels
wortel
stengels
bladeren
wortel
wortel
bladeren
bladeren
bladeren
48
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 2 Planten
keuzeopdracht20
Kwekers zijn steeds op zoek naar nog betere gewassen.
In deze opdracht kies je een gewas en bedenk je wat je aan dat gewas wilt verbeteren. Je kunt
daarbij bijvoorbeeld denken aan de smaak, de vorm, de kleur, de grootte, of aan een
combinatie van deze eigenschappen.
Maak een affiche voor jouw nieuwe gewas, waarop je jouw gewas aanprijst. Op je affiche moet in
ieder geval de naam van het nieuwe gewas staan, een afbeelding van het gewas, en wat er zo
bijzonder aan is.
▼▼Afb. 13 Vierkante watermeloenen bestaan al.
Je hebt nu de basisstof van dit thema doorgewerkt.
– Controleer met het antwoordenboek of je de basisstofopdrachten goed hebt uitgevoerd.
Je hoort van je docent of je de extra basisstof moet maken.
– Als je de extra basisstof moet maken, ga je verder op bladzijde 51 van je handboek.
–Als je de extra basisstof niet hoeft te maken, bestudeer je de samenvatting op bladzijde 55 van je
handboek. Daarin staat in doelstellingen weergegeven wat je moet ‘kennen en kunnen’. Hiermee
kun je je voorbereiden op de diagnostische toets.
49
© Uitgeverij Malmberg
6
1 vmbo-t | havo | vwo
EXTRA BASISSTOF
thema 2 Planten
Een experiment ontwerpen
opdracht21
Je gaat de invloed van water op de stevigheid van (kruidachtige en houtachtige) stengels
onderzoeken.
– Bedenk met wat voor experiment je dit gaat doen.
– Gebruik daarvoor vier reageerbuizen en een reageerbuisrek. Je krijgt stengels van een
kruidachtige plant (bijv. witte dovenetel) en de stengels van een houtachtige plant (bijv.
liguster).
– Maak met behulp van de vragen 1 tot en met 8 een werkplan voor het experiment dat hoort bij
dit onderzoek.
Werkplan voor een experiment
WAT GA IK DOEN?
1 Waarvan wil je de invloed onderzoeken?
De invloed van water op de stevigheid van stengels.
2 Met welke soorten organismen voer je het experiment uit?
Met een kruidachtige plant (bijv. een witte dovenetel).
Met een houtachtige plant (bijv. een liguster).
Waarom met deze soorten organisme?
Een dovenetel is een kruidachtige plant. Een liguster is een houtachtige
plant.
3 Hoeveel organismen neem je om betrouwbare resultaten te verkrijgen?
Twee stengels van houtachtige planten en twee stengels van kruidachtige
planten.
▼▼Afb. 14
1
stengel van een
kruidachtige plant
met water
2
stengel van een
kruidachtige plant
zonder water
3
stengel van een
houtachtige plant
met water
4
stengel van een
houtachtige plant
zonder water
50
© Uitgeverij Malmberg
EXTRA BASISSTOF thema 2 Planten
4 In afbeelding 14 zijn vier reageerbuizen getekend. Elke buis geeft een groep weer (een
proefgroep of een controlegroep).
– Teken in de buizen wat je erin gaat doen. (Eén stengel per buis is voldoende.)
–Noteer onder de buizen wat er in de buis van elke groep zit. Noteer ook uit hoeveel planten je
elke groep wilt laten bestaan.
AANTAL PLANTEN PER GROEP TER BEOORDELING AAN DE DOCENT.
5 Aan welke omstandigheden stel je de proefgroep en de controlegroep bloot?
Aantal planten per groep ter beoordeling aan de docent.
6 Hoe zorg je ervoor dat andere factoren niet van invloed zijn?
Door andere factoren (temperatuur, de hoeveelheid licht en water) gelijk te
houden.
WAT HEB IK NODIG?
7 Wat heb je nodig om het experiment te kunnen uitvoeren?
–
–
–
–
ste n ge l s v a n e e n k ru i d a c h ti ge p l a n t (bi jv. w i t te d ov e n e te l)
ste n ge l s v a n e e n h ou ta c h ti ge p l a n t (bi jv. l i gu ste r)
4 re a ge e rbu ize n
e e n re a ge e rbu i sre k
WAT NEEM IK WAAR?
8 Op welke manier ga je de resultaten van het experiment meten?
Ik kijk of de stengels slap zijn geworden.
9 Op welke manier ga je de resultaten weergeven, bijvoorbeeld in een tekening, in een schema, in
een lijngrafiek of in een staafdiagram?
Bijvoorbeeld in een schema of een tekening.
– Laat je docent de proefopstelling van vraag 4 controleren.
–Voer het experiment uit en maak de proefopstelling met de stengels. Je moet deze
proefopstelling enkele dagen laten staan.
opdracht22
Maak een verslag van het onderzoek in opdracht 21. Maak je verslag op dezelfde manier als je
in opdracht 4 hebt gedaan.
JE VERSLAG IS TER BEOORDELING AAN JE DOCENT.
HB EXTRA BASISSTOF 7 BLZ. 53
51
© Uitgeverij Malmberg
7
1 vmbo-t | havo | vwo
EXTRA BASISSTOF
thema 2 Planten
Verschillende bladeren
opdracht23
In afbeelding 15 staan namen van planten of bomen.
Noteer ze op de juiste plaats in het schema.
Gebruik hierbij naslagwerken of internet.
▼▼Afb. 15
bo sa a rd be i
beuk
hazelaar
k li m op
v og el w ik k e
Enkelvoudige bladeren
beuk
hazelaar
klimop
hulst
lij st er be s
hulst
pa ar de nk as ta nj e
z il v er sc h oo n
br em
rode klaver
Veervormig samengestelde bladeren
f luitenkruid
vogelwikke
lijsterbes
zilverschoon
f lu ite nk ru id
Handvormig samengestelde bladeren
bosaardbei
brem
rode klaver
paardenkastanje
HB NERVATUUR EN BLADRAND BLZ. 56
opdracht24
In afbeelding 16 is een gekartelde bladrand schematisch getekend.
Teken op dezelfde manier drie andere typen bladrand met insnijdingen.
▼▼Afb. 16
gekarteld
gezaagd
getand
gelobd
52
© Uitgeverij Malmberg
EXTRA BASISSTOF thema 2 Planten
opdracht25 practicum
▼ Afb. 17
BLADEREN VERZAMELEN EN DROGEN
WAT HEB JE NODIG?
– een plantenpers met krantenpapier (eventueel)
Waar is Tom?
Ik heb hem al een tijd niet gezien.
Hij is met een opdracht voor
biologie bezig.
WAT MOET JE DOEN?
–Verzamel ten minste tien verschillende typen
bladeren. Zoek bladeren die niet al te groot zijn.
–Droog de bladeren. Je kunt hierbij het beste een
plantenpers gebruiken. Als je geen plantenpers
hebt, kun je de bladeren ook drogen tussen de
bladzijden van een dik boek. Let erop dat je de
bladeren mooi uitspreidt, anders kunnen ze
kreuken.
–De bladeren moeten de tijd hebben om te drogen.
Ververs regelmatig het krantenpapier.
– Ruim je materiaal op.
opdracht26 practicum
DE KENMERKEN VAN BLADEREN
WAT HEB JE NODIG?
–de verzameling gedroogde bladeren van
opdracht 25
– plakband (of zelfklevend doorzichtig plastic)
– een computer met internetverbinding
WAT MOET JE DOEN?
–Plak de gedroogde bladeren op vellen papier. Zorg
voor voldoende schrijfruimte naast elk blad (zie
afbeelding 18).
–Noteer bij elk blad van je verzameling de
bladvorm en het type bladrand.
– Noteer de nervatuur bij de bladeren.
–Noteer ook de naam van de plant, als je die weet.
Je kunt hierbij internet of naslagwerken
gebruiken.
–Maak een leuk titelblad voor je verzameling
gedroogde bladeren.
– Bundel de losse vellen papier tot één geheel.
– Ruim je materiaal op.
▼ Afb. 18
– Bladrand
: gaaf
– Bladvorm
: enkelvoudig
– Nervatuu
r: kro
– Naam van mnervig
de p
Lelietje-der-d lant:
ale
(Convallaria n
majalis L.)
Je hebt nu de extra basisstof van dit thema
doorgewerkt.
–Controleer met het antwoordenboek of je de
extra-basisstofopdrachten goed hebt uitgevoerd.
–Bestudeer de samenvatting op bladzijde 55 van je
handboek. Daarin staat in doelstellingen
weergegeven wat je moet ‘kennen en kunnen’.
Hiermee kun je je voorbereiden op de
diagnostische toets.
– Bladrand
: gez
– Bladvorm aagd
: enkelvoudig
– Nervatuu
r: vee
– Naam van rnervig
de plant:
Braam
(Rubus fruti
cosis L.)
53
© Uitgeverij Malmberg
DIAGNOSTISCHE TOETS
1 vmbo-t | havo | vwo
doelstelling4
2 SCOREBLAD DIAGNOSTISCHE TOETS
doelstelling1
A
Juist
B
C
2
X
7
doelstelling5
Probl e e mste l l i n g
1
2
3
Hyp oth ese
4
Zaadjes in een zakje kiemen niet, doordat de
zaadjes geen water krijgen.
4
5
Be n od i gd h e d e n
–
–
–
–
6
A
3
C
X
X
X
2
3
4
X
X
5
doelstelling7
Resu l ta te n
Op de vochtige watten zijn tien zaden
ontkiemd.
Op de droge watten zijn nul zaden ontkiemd.
1
Con c l u si e
3
2
4
5
Bl a d sc h i jf.
Bl a d m oes.
Zi jn e rf.
Hoofd n e rf.
Bl a d ste e l.
doelstelling8
doelstelling3
2
B
1
Exp e ri m e n t
Dat zaadjes in een zakje niet kiemen, komt
niet doordat de zaadjes geen water krijgen.
1
Ei n d k n op.
Kn oop.
Okse l k n op.
Bl a d okse l.
Li d .
doelstelling6
2 schaaltjes
watten
20 zaadjes
water
– Leg
in beide schaaltjes een laagje watten,
en op de watten tien zaadjes.
– Maak in één van beide schaaltjes de
watten vochtig met wat water.
– Zet beide schaaltjes naast elkaar weg.
Houd de watten vochtig.
– Bekijk na vijf dagen of er zaadjes gekiemd
zijn.
5
X
X
6
Hoe komt het dat zaadjes in een zakje niet
kiemen?
3
X
5
Kiemen van zaadjes
Naam: Sophie
2
X
4
X
doelstelling2
1
X
X
3
3
4
X
1
D
Onjuist
2
X
X
1
thema 2 Planten
Hoofd w orte l.
Zi jw orte l.
Wor te l h a re n .
A
1
B
C
X
X
2
3
X
4
5
D
X
X
54
© Uitgeverij Malmberg
DIAGNOSTISCHE TOETS thema 2 Planten
doelstelling9
Wortels
3
Bladeren
X
1
2
Stengels
X
X
X
X
4
5
6
X
X
7
extra doelstelling 10
A
1
2
X
3
4
X
B
X
X
extra doelstelling 11
Juist
1
2
X
Onjuist
X
Controleer met het antwoordenboek of
je de diagnostische-toetsvragen goed
hebt gemaakt.
–Heb je geen fouten gemaakt? Begin dan aan de
verrijkingsstof.
–Heb je fouten gemaakt bij een of meer
doelstellingen? Bestudeer dan eerst deze
doelstelling(en) in de samenvatting. Ga na wat je
precies fout hebt gedaan. Begin daarna aan de
verrijkingsstof.
55
© Uitgeverij Malmberg
1
VERRIJKINGSSTOF
1 vmbo-t | havo | vwo
thema 2 Planten
Spruitgroenten
opdracht1 practicum
▼▼Afb. 19 Kweeksetje (glazen bowl).
HET KWEKEN VAN SPRUITGROENTEN
WAT HEB JE NODIG?
– een zakje met zaden van spruitgroenten
– kweeksetje (zie afbeelding 19), een petrischaaltje met watten of een
plastic bakje met watten
WAT MOET JE DOEN?
– Strooi het zaad in een dun laagje op het zaairooster of op de watten.
– Vul het bakje met water en plaats dit in het licht bij een normale
kamertemperatuur (20 °C).
– Vul zo nodig (dagelijks) water bij. Na ongeveer een week zijn de
meeste spruitgroenten gekiemd.
– Maak in het vak een natuurgetrouwe tekening van een kiemplantje.
Zet deze namen erbij: stengel – wortel – wortelharen – zaadlobben.
– De spruitgroenten kun je nu afknippen en eten. Kiemspruiten kun je
meestal een week in de koelkast bewaren zonder dat de kwaliteit
minder wordt.
LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN.
Een kiemplantje van …
56
© Uitgeverij Malmberg
2
VERRIJKINGSSTOF
1 vmbo-t | havo | vwo
thema 2 Planten
Jaarringen
▼▼Afb. 20
opdracht1
Beantwoord de volgende vragen.
In afbeelding 20 is een dwarsdoorsnede van een stam van een boom
getekend.
De vragen 1 en 2 gaan over deze afbeelding.
p
1 Hoe oud is deze boom minstens geworden?
Minstens 18 jaar.
2 Wat zou de oorzaak kunnen zijn geweest van het zwarte deel dat met P is aangegeven?
Dit zou door een bosbrand gekomen kunnen zijn.
3 In sommige jaren valt er weinig regen, en in andere juist veel.
Verwacht je dat een jaarring in een regenachtig jaar breed of juist smal zal zijn? Leg je antwoord
uit.
In een regenachtig jaar zal een jaarring breed zijn. Als het veel regent, kan
een boom veel water vervoeren en groeit een boom goed.
4 Lees het artikel over dendrochronologie (afbeelding 21). Vroeger schilderde men vaak op houten
panelen. Leg uit hoe met behulp van dendrochronologie vervalste schilderijen kunnen worden
ontdekt.
Met behulp van dendrochronologie kan de ouderdom worden achterhaald
van het stuk hout waarop is geschilderd. Als het stuk hout jonger is dan het
ster f jaar van de schilder, kan een vervalsing aan het licht komen.
▼▼Afb. 21
Dendrochronologie
Bij bomen van dezelfde soort uit
hetzelfde gebied lijken de jaarringen
uit overeenkomstige jaren sterk op
elkaar. In de afbeelding is te zien dat
bij blokjes hout van verschillende
bomen uit dezelfde tijdsperiode de
dikte van de jaarringen vrijwel gelijk
is. Samen vormen deze jaarringen een
soort tijdbalk.
Dendrochronologie is een wetenschap
waarbij men met behulp van jaarringen
de ouderdom van houten voorwerpen
onderzoekt. Door heel veel stukjes oud
hout te verzamelen en uit te zoeken
wanneer dat hout is gevormd, zijn er
jaarringkaarten gemaakt. Een serie
jaarringen uit een blokje hout kun je
daarom vergelijken met een stukje van
een grote streepjescode, waardoor
je precies kunt achterhalen in welke
tijdsperiode dit blokje hout is gevormd.
stukjes gevonden hout
tijdbalk
900
1100
57
© Uitgeverij Malmberg
1300
1500
1700
1900
3
VERRIJKINGSSTOF
1 vmbo-t | havo | vwo
thema 2 Planten
Takken
opdracht1
Beantwoord de volgende vragen.
1 Als een blad afvalt, ontstaat er een wondje in de boom. Bacteriën en schimmels kunnen hierdoor
gemakkelijk een boom binnendringen. Hoe beschermt de boom zich hiertegen?
Door de vorming van een kurklaag je (bladlitteken) dat de wond afdekt.
2 Noem drie bomen die in de herfst hun bladeren niet laten vallen.
Den – spar – taxus. Heb je andere antwoorden? Laat je docent deze dan
controleren.
3 Hoe ontstaat een ringlitteken?
Een ringlitteken ontstaat doordat de knopschubben afvallen als een eindknop
in het voorjaar uitloopt.
opdracht2 practicum
EEN TAK VAN EEN BOOM
WAT HEB JE NODIG?
– een tak met duidelijke ringlittekens en bladlittekens
– tekenmateriaal
WAT MOET JE DOEN?
– Maak in het vak een natuurgetrouwe tekening van de tak. Geef de volgende delen aan:
eindknop – knopschubben – okselknop – bladlitteken – slapende knop – ringlitteken.
LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN.
Tak van een …
Controleer met het antwoordenboek of je de verrijkingsstofopdrachten goed hebt uitgevoerd.
58
© Uitgeverij Malmberg
Download