Kennisagenda Aardbevingen en Duurzame Ontwikkeling Inleiding Aanvankelijk overheerste de euforie. Na de vondst ruim vijftig jaar geleden van het zogenoemde Slochterveld werd geheel Nederland in rap tempo voorzien van aardgasleidingen. De opbrengsten voor de Rijksoverheid, tot en met nu geschat op 265 miljard euro, vormen tot op de dag van vandaag een belangrijke inkomstenbron voor de Nederlandse schatkist. Ze waren een van de pijlers voor de vooruitgang van de Nederlandse economie en welvaartsstaat. Ogenschijnlijk leverde de aardgaswinning enkel voordelen op. Zeker, er waren vanaf het begin sommigen die verder keken dan economische baten op korte termijn. Het ARP Kamerlid Biewenga verwachtte bijvoorbeeld dat de bodem wellicht zou dalen. De minister verzekerde hem dat dit waarschijnlijk niet het geval zou zijn en ‘zou er toch schade ontstaan dan zouden de maatschappijen op grond van de Mijnwet hiervoor verantwoordelijk zijn.’ Daarmee leek de kous af: het wettelijk kader om de geringe materiële schade te vergoeden was in orde. De gaswinning nam grote hoogte. Toen gaandeweg duidelijk werd dat gaswinning wel degelijk aanzienlijke problemen voor de regio veroorzaakte reageerde de Rijksoverheid volgens een vast stramien: eerst keek men weg, dan reageerde men traag en zuinig. Zo werd het probleem van bodemdaling laat erkend, en pas in 1983 kwam er een schaderegeling voor de bodemdaling. Eerste kerstdag 1986 kreeg het gaswinningsgebied te maken met een nieuw fenomeen: aardschokken. De toenmalige minister Kroes ontkende een oorzakelijk verband met de gaswinning. Het aantal bevingen liep op in aantal en intensiteit. Tussen 1991 en 2002 vonden per jaar vier aardbevingen plaats met een kracht van minimaal 1,5 op de schaal van Richter, in 2011 werden er 28 geteld. De zwaarste beving met kracht 3,6 op de schaal van Richter vond plaats op 12 augustus 2012 in Huizinge. Het was onontkoombaar: de aardgaswinning zorgde voor aardbevingen en de schade die het toebracht aan het Groninger gaswinningsgebied was vele malen groter dan men onder ogen had willen zien. 3 De nationale euforie uit de jaren zestig is inmiddels omgeslagen in een voor het gaswinningsgebied fnuikend proces. De aardbevingen en de effecten daarvan zijn meer dan alleen een ‘technisch’ vraagstuk, ze zijn ook een sociaal en maatschappelijk vraagstuk. Want inmiddels is de veiligheid ervan omstreden, is het juridisch en moreel steeds moeilijker te rechtvaardigen en raken mensen in nood. Er zijn 70.000 aangemelde schades, waarvan een kwart meervoudig. De lusten en lasten van gaswinning zijn zeer ongelijk verdeeld en de winning treft een specifieke groep disproportioneel hard. Bestaande bestuurlijke structuren en wetgeving voldoen niet om dit probleem te beheersen. Gaswinning schept daarmee problemen van financiële, juridische, bestuurlijke, morele en menselijke aard, deze problemen maken dat dit één van de grootste maatschappelijke en bestuurlijke uitdagingen van dit moment in Nederland is. Niet alleen voor de korte termijn, maar vooral ook voor de lange termijn. Vanuit het ministerie van Economische Zaken gaat de meeste aandacht uit naar rationeeltechnische vragen over ondergrond (hoe ontwikkelen deze bevingen zich in de toekomst, hoe groot is het risico?) en bebouwing (wat moeten de nieuwe bouwnormen worden, hoeveel huizen moeten verstevigd?). Antwoord op deze vragen zou moeten helpen om de veiligheid van burgers te borgen; als Groningers veilig zijn dan kan gaswinning op de huidige manier en onder de huidige voorwaarden voortduren. Vanuit het oogpunt van de regio is dit volstrekt onvoldoende. De gaswinningsproblematiek is verknoopt met al langer lopende ontwikkelingen in het gaswinningsgebied zoals bevolkingskrimp, vergrijzing en (in bepaalde delen) een scherpe sociaaleconomische problematiek. De gevolgen van de aardbevingen, zoals op de woningmarkt of bedrijfsinvesteringen, zijn een blok aan het been voor het gaswinningsgebied. Het gebied ondervindt grote sociaal-economische zorgen. Hoe deze trends te keren? Met andere woorden: hoe komen we tot een duurzaam toekomstperspectief voor de gaswinningsregio? Dat is de hoofdvraag van deze kennisagenda. 4 KADO – Kenniscentrum Aardbevingen en Duurzame Ontwikkeling Opzet kennisagenda Deze kennisagenda is een initiatief van het Kenniscentrum Aardbevingen en Duurzame Ontwikkeling (KADO) van de Rijksuniversiteit Groningen. Een kennisagenda is erop gericht om gaten in onze kennis op te kunnen vullen. Waar hebben we nog extra kennis nodig? Dit doen we omdat we door de onafhankelijke kennisagenda uiteindelijk inspiratie willen bieden voor een duurzaam toekomstperspectief van het gaswinningsgebied. Wetenschappelijke kennis kan daarin op vele manieren behulpzaam zijn, van kennis rondom risico’s van verdere gasboringen c.q. kansen op aardbevingen tot en met manieren om de woningmarkt uit het slop te halen. De complexiteit van het vraagstuk vraagt er om dat we kennis van meerdere wetenschappelijke disciplines (alfa, beta en gamma wetenschappen) waar mogelijk onderling verbinden. En daarnaast willen we dit in samenwerking met burgers, bedrijven en beleidsmakers opzetten en uitvoeren. We hebben de vraagstukken in deze kennisagenda ontwikkeld op basis van inbreng van inwoners van het gebied (30 januari 2016) en diverse organisaties (17 februari 2016). In de fase daarna heeft een groot aantal wetenschappers vanuit diverse wetenschappelijke disciplines input gegeven. De kennisagenda moet er uiteindelijk toe leiden dat relevante kennis wordt gebundeld en breed toegankelijk wordt gemaakt. Dit doen we door enerzijds bestaande kennis te verbinden en beschikbaar te maken. Daarnaast willen we vanuit KADO nieuwe kennisontwikkeling en –verbinding stimuleren. Daarbij betrekken we zoveel mogelijk disciplines vanuit de Rijksuniversiteit Groningen (hierna RUG) en andere kennisinstellingen. Daar waar de kennis niet in Noord Nederland aanwezig is zoeken we verbinding met experts elders in Nederland of in het buitenland. 5 Wetenschap met impact KADO heeft deze uitdaging opgepakt omdat wij menen dat de RUG met haar diepe wortels in de regio en met haar brede expertise voor dit vraagstuk het nodige te bieden kan hebben: onafhankelijke, wetenschappelijke kennis. We streven naar wetenschap met impact. Het gaat om ‘overdraagbare kennis’. Dat wil zeggen dat onze kennisontwikkeling er op is gericht om burgers, bedrijven/organisaties en beleidsmakers meer mogelijkheden te bieden c.q. nieuwe perspectieven aan te reiken. Nog verder dan kennisoverdracht, streven we ernaar dat de op onderzoek gefundeerde kennis wordt meegenomen in allerhande beleidsontwikkeling en bij bestuurlijke overwegingen. We verwachten hiermee een verantwoordelijke rol te kunnen spelen en onafhankelijke inzichten te bieden in dit debat. Wij willen graag meedenken en wij streven er dus naar zoveel mogelijk relevante kennis te leveren. Hierbij hoort ook de kanttekening dat de rol van de universiteit het best tot z’n recht komt als het onafhankelijk opereert. Wij zijn geen politiek instituut of een ‘politieke speler’ en willen ook niet op die stoel belanden. Wel biedt de kennisagenda inzichten en andere invalshoeken die kunnen worden meegenomen bij beleidsoverwegingen. De politieke besluitvorming is niet aan ons. De kennisagenda bevat daarmee een overzicht van type vraagstukken waar KADO een rol in wil spelen. Deze kennisagenda is ontwikkeld onder het universitaire speerpunt Sustainable Society, waarin het leveren van wetenschappelijke kennis gericht op het creëren van maatschappelijke impact vanuit de Rijksuniversiteit Groningen centraal staat. Gezien de vele deelaspecten blijft deze agenda niet beperkt tot één wetenschappelijke discipline. Het snijdt dwars door alle disciplines heen. Een verdere uitwerking zal via deelterreinen gebeuren. Om de effecten van de bevingen op de regionale ontwikkeling te kunnen weergeven, is het belangrijk om lijnen naar het verleden te trekken, zo kan beter worden bezien welke ontwikkelingen al gaande waren voor de aardbevingen en/ of dat bepaalde ontwikkelingen door de aardbevingen zijn versterkt. De ontwikkelingen worden als het ware in context/perspectief geplaatst. Deze kennisagenda is een eerste versie. We willen met betrokkenen een voortschrijdende kennis agenda ervan maken, sommige zaken zullen van de kennisagenda verdwijnen, nieuwe thema’s kunnen opdoemen. Dit doen we in een voortdurende interactie en samenspraak. 7 Domeinen kennisagenda Tijdens de bijeenkomsten op 30 januari 2016 en 17 februari 2016 die wij met inwoners en organisaties in het gaswinningsgebied hebben gehad werden bijzonder veel onderwerpen en vragen benoemd. De daarop volgende gesprekken met wetenschappers voegden hier veel vragen aan toe. Om al deze kennisvragen overzichtelijk weer te geven hebben we ze in een aantal domeinen gebundeld. a. Borging (veiligheid, gezondheid); b. Manier van samenleven (relaties, sociale cohesie); c. Aangezicht (ruimtelijke kwaliteiten, cultuurhistorie); d. Duurzaam perspectief (economisch toekomstperspectief, energietransitie); e. Bestuur en rechtvaardigheid (relatie overheid-burger, verhouding Den Haag-regio, belangenafweging en rechtvaardigheid). Het doel van deze indeling is het bieden van een om een overzicht, niet het loskoppelen van vraagstukken. De genoemde domeinen zijn onderling sterk verbonden. Individuele vraagstukken zullen enkel goed benaderd kunnen worden door de verbinding met de andere domeinen te maken. 8 KADO – Kenniscentrum Aardbevingen en Duurzame Ontwikkeling Borging: veiligheid en gezondheid De gevolgen van gaswinning treffen niet alleen de bakstenen waaruit de Groninger woningen zijn opgetrokken: ze treffen vooral ook de Groningers zelf. Voor hen liggen de meest acute zorgen op het gebied van de veiligheid en gezondheid. Dit wordt mede in de hand gewerkt door de materiële schade aan huizen en bedrijven. Deze grootschalige schade door aardbevingen (in 2015 alleen betrof het meer dan 15.000 erkende schadegevallen) vormt een directe aanslag op de ervaren veiligheid. Ook is er grote onzekerheid over de effecten van mogelijk nieuwe aardbevingen. Recent onderzoek van bij KADO betrokken onderzoekers heeft aangetoond dat bewoners van het gaswinningsgebied vaker last hebben van psychische klachten en dat hun gezondheid onder de schade lijdt. De onrechtvaardigheid van de gaswinning en allerhande klachten over de afhandeling van schade dragen bij aan deze negatieve uitkomsten. KADO blijft dit de komende periode nauwkeurig volgen en analyseren. De gehele problematiek roept een groot aantal vervolgvragen op. Kennisvragen De overkoepelende vraag is: hoe kan de kans op mijnbouw-schade (= schade, bijvoorbeeld in de vorm van aardbevingen of bodemdaling, als gevolg van delven van grondstoffen) worden verminderd en de veiligheid worden vergroot? Deze vraag valt uiteen in een aantal thema’s en deelvragen: 1.Risico a. Wat zijn de mogelijkheden om gaswinning-gerelateerde aardbevingen in Groningen beter te voorspellen? Hoe kan daarin objectief worden gemeten? Hoe kan de optelsom van vele relatief kleine bevingen in beeld worden gebracht? b. Wat zijn de risico’s op “domino-effecten” door beschadiging van industrie of Groninger dijken? c. Kunnen nieuwe benaderingen voor risicoberekening worden ontwikkeld (of methoden zoals ze in de VS zijn ontwikkeld worden toegepast), waarbij de kans op cumulatieve schade en de kans op domino-effecten wordt meegewogen? d. Wat zijn de mogelijkheden om bij risicoberekeningen gebruik te maken van 9 niet-geologische waarnemingen die de impact van bevingen registreren aan het aardoppervlak? e. Wat zijn de effecten in termen van risico’s bij het verder terugdraaien c.q. dicht- draaien van de gaskraan? 2. Preventie, compensatie a. Wat zijn de preventieve maatregelen die het gebied weerbaarder maken tegen de risico’s van heftige bevingen en welke compensatiemaatregelen zijn het meest geschikt de schade door mijnbouw te vergoeden? b. Wat zijn mogelijkheden om bevolking, organisaties en instanties directer te c. In hoeverre is de situatie in Groningen te vergelijken met andere mijnbouw- betrekken bij preventie en het ontwikkelen van nieuwe preventie-maatregelen? gebieden in het buitenland? d. Welke extra mogelijkheden zijn er om burgers te compenseren? Wanneer is er bij de vergoeding van de schade en compensatie voor waardedaling en overlast voldoende genoegdoening bereikt? e. Hoe kan het vermogen van de samenleving in de Groninger dorpen worden vergroot om veerkrachtig met mogelijke nieuwe aardbevingen om te gaan? f. Op welke manieren kan de aanpak van problemen worden benut als kans voor de regio? Welke mogelijkheden zijn er om een waardegarantie te bieden aan bestaande en potentiële nieuwe woningbezitters? 3. Gezond en veilig leven a. Hoe kunnen mensen met (meervoudige) schade het beste worden ‘ontzorgd’? 10 En door wie? b. Wat is daar voor nodig? Wat is nodig om gevoelens van veiligheid te herstellen? KADO – Kenniscentrum Aardbevingen en Duurzame Ontwikkeling Samen leven De aardbevingen vormen geen breuk in de gehechtheid van mensen aan eigen dorp en streek. In het gaswinningsgebied voelt men zich sterk met eigen dorp/streek verbonden. Bevragingen maken echter wel duidelijk dat er wel degelijk andere effecten zijn op het sociale leven. Men ziet sommige mensen vertrekken. Anderen willen wel weg maar zien daartoe slechts beperkte mogelijkheden. En tegen de achtergrond van een grote hechting aan het gebied heeft een min of meer onvrijwillig vertrek ook de nodige consequenties. Anderen hebben het idee ‘achter te blijven.’ Daarnaast speelt dat een deel van de dorpen, voordat de aardbevingen in aard en omvang toenamen, al te maken hadden met bevolkingskrimp. Er bestaat ook een bepaalde vrees voor verlies aan aantrekkingskracht als woon- en leefgebied (sociale kaalslag). Een bepaalde imagoschade c.q. verlies aan trots zijn hieraan annex. Op de achtergrond speelt een belangrijke rol dat het wantrouwen ten opzichte van informatie, onderzoek en uitvoerende instanties bijzonder hoog is opgelopen. Kortom er zijn tal van aan de gaswinning gerelateerde factoren die inwerken op de manier van samen leven. Kennisvragen De hoofdvraag is: wat is het effect van gaswinningsproblematiek op de onderlinge betrokkenheid en het sociaal vertrouwen in het gebied. 4.Samenhang a. Zorgen de aardbevingen voor vormen van spontane ‘lotsverbondheid’ en solidariteit met slachtoffers? b. Wat is het effect op het actief burgerschap (deelname aan verenigingsleven, politiek etc) en op de gemeenschapszin? c. Wat is de invloed van onderlinge verbondenheid op de inzet van lokale gemeenschappen (dorpen, wijken) om samen te werken aan het verbeteren van toekomstperspectief, zorg, veiligheid en/of preventie. 11 5.Oorzaak a. In hoeverre speelt het voor onderling vertrouwen een rol dat de aardbevingen niet door natuurgeweld maar door menselijke beslissingen worden veroorzaakt? b. Welke instanties en organisaties zijn in staat om lokaal en in onderling vertrouwen met gemeenschappen samen te werken aan een duurzame toekomst? 6.Veerkracht a. In welke mate hebben de aardbevingen verschillende sociale gevolgen in zowel de krimp als de groeigebieden van de provincie Groningen? Op welke manier verandert de sociale samenstelling en wat betekent dit voor de sociale samenhang en de kansen voor zelforganisatie? b. Op welke wijze kan de veerkracht van lokale gemeenschappen (dorpen, wijken) worden versterkt? c. Hoe succesvol waren de diverse initiatieven die de afgelopen drie jaar door bewoners, ondernemers en instanties zijn genomen om leefbaarheid te verbeteren? Zijn er best practices voor de uitvoering of ondersteunen van dit soort initiatieven? 12 KADO – Kenniscentrum Aardbevingen en Duurzame Ontwikkeling Aangezicht ‘t Binnen de meulens en de moaren ‘t Binnen de kerken en de beurgen ‘t Is ‘t laand woar ik as kind Nog niks begreep van pien of zurgen Ede Staal Mien Hoogeland Het aardbevingsgebied vormt één van de oudste cultuurlandschappen in Europa. Van vroegmiddeleeuwse kerken tot en met negentiende- en twintigste eeuwse karakteristieke boerderijen drukken onder meer een stempel op het gebied. Ze geven niet alleen kleur aan het gebied, ze vertegenwoordigen een rijk cultuurhistorisch erfgoed, waar veel Groningers trots op zijn. Het merendeel van de monumenten (in de gemeente Slochteren zelfs 91%) heeft schade van de aardbevingen ondervonden. Dit staat symbool voor ‘de krassen op het aangezicht’ van de ruimtelijke inrichting van het Groninger gaswinningsgebied. Voor een aantrekkelijk woon- en leefklimaat zijn karakteristieke, beeldbepalende gebouwen uitermate belangrijk. Hoe worden, mede in relatie tot, de reconstructieopgave de toekomstige ruimtelijke kwaliteiten ingevuld? Kennisvragen Uit deze hoofdvraag vloeien de volgende deelvragen voort. 7.Reconstructie a. Hoe kan het cultureel erfgoed het beste worden verbonden aan de economie en b. Welke beeldbepalende elementen kunnen, naast de monumenten, het beste ecologie? Kortom: hoe kan tot een samenhangende aanpak worden gekomen? worden bewaard en wie bepaalt dat? c. Hoe kan hier een prioritering worden aangebracht (op korte termijn zowel als lange termijn)? 13 8.Alternatieven a. Hoe kunnen deze unieke gebouwen worden gebruikt voor de dorps- En zo ja, hoe? c. In hoeverre kan bij de reconstructie het beste rekening worden gehouden met gemeenschappen en/of andere bestemmingen zoals toerisme? b. Kan er sprake zijn van verplaatsing vanuit bestaande minder unieke gebouwen? de wensen en acceptatie van de inwoners van het bevingsgebied? d. Hoe kan de reconstructie worden gebruikt van innovatieve bouwwijzen en technieken die vervolgens ook elders kunnen worden toegepast? 9.Betrokkenheid a. Wat zijn de mogelijkheden om bewoners en andere belanghebbenden te betrekken bij de ontwikkeling van een integrale visie en aanpak voor ontwikkelingen in het gebied? b. Zijn er vergelijkbare situatie waarin zo’n gezamenlijke integrale visie tot stand is gekomen? Zijn er best practices voor de uitvoering of ondersteunen van dit soort initiatieven? 14 KADO – Kenniscentrum Aardbevingen en Duurzame Ontwikkeling Duurzaam perspectief Vanuit de bewonersbijeenkomsten bleek een grote behoefte aan een ‘Deltaplan’ gericht op ‘sociale, economische, creatieve en ecologische vernieuwing van het gebied, waarbij kracht en kansen worden benut.’ Met andere woorden: een nieuw toekomstperspectief voor het gaswinningsgebied. Op dit moment zijn de Stad Groningen en de Eemshaven/haven van Delfzijl de gebieden waar de meeste mensen uit het aardbevingsgebied werken. De specifieke uitdaging hiervoor wordt door de Internationale Architectuur Biennale Rotterdam uitgewerkt. Er liggen, gezien de (inter-)nationale duurzaamheidsambities (drastisch minder CO2 uitstoot), nut en noodzaak voor alternatieven voor aardgas en in combinatie met de verstevigingsaanpak (c.q. risico en schade vermindering), specifieke kansen voor een energietransitie. Hier liggen mogelijkheden voor Groningen op energiegebied, zie inleiding, opnieuw voorop te lopen. Hoe kan dit op een slimme manier worden opgepakt waarbij het mes aan meerdere kanten kan snijden (duurzaamheid, landschap, recreatie)? Hoe gaat Groningen van ‘gedupeerde naar koploper’. Daarnaast is het aannemelijk dat er sprake is een negatieve economische invloed. Dit geldt bijvoorbeeld voor de woningmarkt. Recente berekeningen houden rekening met een waardeverlies van woningen tussen 200 en 950 miljoen. Tegelijkertijd wordt ook geconstateerd dat er meer gegevens nodig zijn om een betere inschatting te kunnen maken. Met de woningmarkt alleen hebben we nog niet de gevolgen voor de gehele economie in beeld. Kennisvragen 10.Economie a. Welke gegevens zijn er nog extra nodig om een goede inschatting te kunnen maken van de negatieve effecten op de Groningse economie? Hoe kan, rekening houdend met de specifieke kenmerken van het gebied, de economie en de bedrijvigheid (bijvoorbeeld in het toerisme) het beste worden gestimuleerd? 15 b. Wat zijn de kansen voor de oude dragers in het gebied, zoals de landbouw? c. Wat zijn de kansen voor vernieuwend ondernemerschap in het gebied? d. In welke mate is er sprake van het gebruik maken van regionale ondernemers en arbeidskrachten bij de versterkingsopgave? 11.‘Groninger energiewende’ a. Waar liggen kansen en mogelijkheden voor een koploperschap in een nieuwe energietransitie en een duurzaam toekomstperspectief voor het gebied als geheel? b. Hoe kunnen we daarin slim ‘omdenken’ (bijvoorbeeld een koppeling met aardwarmte) en ‘combineren’? Hoe kunnen lokale energietransitieprojecten in het aardbevingsgebied gestimuleerd, ondersteund en gefaciliteerd worden? c. Hoe ziet een economisch scenario voor Groningen er uit als de gaskraan wordt dichtgedraaid? 12.Stad en Wad a. Hoe kan meer samenhang in wonen, werken, leven worden gecreëerd tussen de krimpgebieden in Groningen en de gebieden die sterk in opkomst zijn? 16 KADO – Kenniscentrum Aardbevingen en Duurzame Ontwikkeling Bestuur en rechtvaardigheid Sinds 1963 bedraagt volgens de Algemene Rekenkamer de totale opbrengst van het Gronings gas voor de Rijksoverheid: 265 miljard euro. ‘In de besluitvorming stond het belang van winning op de eerste plaats: een maximale opbrengst, optimaal gebruik van de Nederlandse bodemschatten en continuïteit in de gasvoorziening. Risico’s voor inwoners werden niet onderkend’, aldus de Onderzoeksraad voor de Veiligheid. Dit heeft voor een breuk in het vertrouwen van de burgers uit het gaswinningsgebied in de (Rijks) overheid gezorgd. Burgers geven aan een vorm van rechtsongelijkheid te ervaren die mogelijk belemmerd werkt voor de gang naar de rechter (‘David tegen Goliath idee’). Om de vertrouwensrelatie te kunnen herstellen heeft de Onderzoeksraad in 2015 een aantal aanbevelingen gedaan: • geef in de afwegingen, onzekerheden en risico’s rondom de winning het burger perspectief een duidelijke plek, de communicatie met inwoners moet worden verbeterd; • er moeten meer ministeries dan Economische Zaken bij de gaswinning worden betrokken; • de toezichthouder SodM moet een onafhankelijke positie krijgen. Het kabinet heeft deze aanbevelingen overgenomen. Er zijn schadevergoedingsregelingen in het leven geroepen (via het Centrum Veilig Wonen). Op 1 januari 2016 is de Nationaal Coördinator Groningen van start gegaan. Deze geeft vorm en inhoud aan zowel de totstandkoming als de uitvoering van het Programma Aardbevingsbestendig en Kansrijk Groningen. Het zal blijken of deze maatregelen het vertrouwen kunnen herstellen. Bij de verschillende organisaties die in het aardbevingsgebied zijn opgericht en bij de instrumenten die zijn ontwikkeld zijn tal van vragen over hun juridische status, hun legitimatie en de relatie met de inwoners en het gebied te stellen. Enkele daarvan worden hierna geformuleerd. 17 Kennisvragen 13.Vertrouwen overheid, ‘morele schade’ a. Hoe is het gesteld met het vertrouwen van de burger in de overheid en instituties in het gebied? b. Hoe kan vertrouwen worden hersteld? c. In hoeverre loopt de rijksoverheid en het bedrijfsleven “morele schade” op door de gang van zaken (bijvoorbeeld omdat draagvlak voor gaswinning uit kleine velden verdampt)? Hoe kan verdere toename van eventueel morele schade worden voorkomen? 14.Governance (bestuur) a. In hoeverre wordt uitvoering gegeven aan de aanbevelingen van onder meer de Onderzoeksraad (zie hierboven) over de bestuursstructuur rondom de gaswinning en de compensatie rondom de aardbevingen? En waar van toepassing: hoe zou dit kunnen worden verbeterd? b. In welke mate is er sprake van een democratisch tekort in het gaswinningsdebat? 15.Burgers en belangen a. Hoe kan een evenwichtige en rechtvaardige afweging gemaakt worden tussen b. Hoe kan het burgerbelang een meer prominente plek krijgen in de afwegingen gekeerd? d. Welke acties ondernemen bewoners en bedrijven om hun recht te herstellen en rondom de aardbevingen en risico-inschattingen? c. Hoe kan een mogelijk wantrouwen van burgers in de instituties het beste worden de belangen van burgers en die van andere betrokken partijen? welke ondernemen ze niet? Wat zijn de redenen hiervoor? e. In welke mate is sprake van individuele en/of collectieve rechtsgang? Hoe kunnen mogelijke drempels voor een rechtsgang worden verlaagd? 18 KADO – Kenniscentrum Aardbevingen en Duurzame Ontwikkeling Bevingslinq Om de vraagtekens, de kennislacunes om te kunnen zetten naar een actieve bundeling van kennis die voortdurend wordt geactualiseerd willen we de kennisagenda allereerst omzetten in een ‘virtuele kennishub’, genoemd ‘bevingslinq’. Hiermee komt het streven tot uitdrukking naar het inzichtelijk maken van reeds bestaande kennis, het delen van vernieuwende inzichten, en het verzamelen van nieuwe kennisvragen rondom mijnbouw, gaswinning, aardbevingen en duurzame ontwikkeling van de regio Dit valt te vergelijken met een initiatief als het Groene Brein waarin onafhankelijke, wetenschappelijke kennis wordt samengebracht, ontsloten en voor individuen, organisaties en bedrijven beschikbaar gemaakt. Het gaat hierbij om kennis die al beschikbaar als om nog te ontwikkelen onderzoek die vanaf het prilste begin tot in uiteindelijke vorm hierop z’n plek krijgt. Via Bevingslinq wordt ook duidelijk gemaakt wanneer de Nederlandse onderzoekers zich bezig houden met aardbevingen en wat de aard en inhoud van dit onderzoek is geweest. 19 Vervolg: naar een kennisprogramma De kennisagenda met vijftien kennisvragen willen we omzetten naar een kennisprogramma. Hierin zal KADO de activiteiten organiseren om in de kennisvragen te voorzien. Voor de uitvoering van deze activiteiten verkennen we actief de mogelijkheden in de regio (lokale overheden/provincie/NCG/Economic Board Groningen), Den Haag (o.a. Tweede Kamer en Ministeries) en “Brussel” (met name de Europese Commissie). Verder willen we in hoeverre de in deze kennisagenda opgenomen vragen aansluiten bij de vraag en behoefte van de bij de gaswinning en aardbevingen betrokken partijen. Behalve voor de vormgeving van het Bevingslinq is een verdere uitwerking en vormgeving afhankelijk van draagvlak en ondersteuning door derden. Dit bepaalt in hoge mate hoe we de kennisvragen de komende tijd verder kunnen invullen. We blijven daarin op zoek naar partners, draagvlak en middelen. De Rijksoverheid heeft voor de hersteloperatie in Groningen een zogenoemde Nationaal Coördinator Groningen (NCG) aangesteld. Deze organisatie is een uitvoeringsorgaan van het Rijk (met name het ministerie van Economische Zaken). Vanuit zijn Meerjarenprogramma wil de NCG ook komen tot een kennisagenda. Vanuit onafhankelijk KADO willen we hieraan een actieve bijdrage leveren. In alle gevallen hechten we eraan dat het, met respect voor de wederzijdse positie, telkens vanuit een onafhankelijke, wetenschappelijke houding gebeurt. (Contra-) expertise, vanuit wetenschappelijk onderzoek, is soms nodig om een tunnelblik bij beleidsmakers, bestuurders en uitvoerders te voorkomen. 21 Uniek Alternatieven Aantasting Veerkracht BORGING Herstel Veiligheid Welzijn Leefbaarheid Waardedaling Samenwerken Monumenten Cohesie Gezondheid Vertrouwen Risico Zorgen Imago AANGEZICHT Kwaliteit Cultuurhistorie Betrokkenheid Deltaplan Koploper Impuls Combineren Visie Vertrouwen Samenhang Zelfstandigheid Krimp Samen SAMENLEVEN Imago Sterk Verbondenheid Dorp Burgerschap Gemeenschap Veerkracht Kop der veur DUURZAAM PERSPECTIEF Kansrijk Groningen Energiewende Omdenken Stad Creatief Wad Onafhankelijkheid Rechten Genoegdoening Serieus Vertrouwen BESTUUR EN RECHTVAARDIGHEID Rechtvaardigheid Urgentie Democratie Zelfstandig Balans Stem 23 www.kado-groningen.nl