Preek over Heid. Catechismus zondag 32 (vr/ antw. 86 en 87) Liturgie 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Votum Groet Psalm:145:2 Apost. Gel. Psalm 116:7 Schriftlezing: Ef.5:1-21 Gebed Te behandelen stof Zondag 32, vraag en antwoord 86 en 87 Vraag .86. Aangezien wij uit onze ellendigheid, zonder enige verdienste onzerzijds, alleen uit genade door Christus verlost zijn, waarom moeten wij dan nog goede werken doen? Antwoord Daarom, dat Christus, nadat Hij ons met Zijn bloed gekocht en vrijgemaakt heeft, ons ook door Zijn Heiligen Geest tot Zijn evenbeeld vernieuwt, opdat wij ons met ons ganse leven Gode dankbaar voor Zijn weldaden bewijzen a, en Hij door ons geprezen worde b. Daarna ook, dat elk bij zichzelven van zijn geloof uit de vruchten verzekerd zij c, en dat door onzen godzaligen wandel onze naasten ook voor Christus gewonnen worden d. a. Rom. 6:13 en 12:1,2; 1 Petr. 2:5, 9, 10; 1 Kor 6:20; b. Matth.5:16; 1 Petr.2:12; c. 2 Petr. 1:10; Matth. 7:17; Gal. 5:6,22v; d. 1 Petr.3:1,2; Rom 14:19 Vr.87. Kunnen dan die niet zalig worden, die, in hun goddeloos ondankbaar leven voortvarende, zich tot God niet bekeren? Antw. In generlei wijze; want de Schrift zegt dat geen onkuise, afgodendienaar, echtbreker, dief, gierigaard, dronkaard, lasteraar, noch rover, noch dergelijke, het Koninkrijk Gods beërven zal a. a. 1 Kor 6:9,10; Ef. 5:5,6; 1 Joh 3:14 9. Inzameling der gaven 10. Psalm:119:1, 88 11. Prediking 12. Psalm: 86:6 13. Dankgebed 14. Psalm: 19: 5, 7 15 Zegenbede. ellende verlossing dankbaarbeid X geloof (12 artikelen) X gebod (10 geboden) X gebed (onze Vader) Dit is een schematische verdeling van de Heidelbergse Catechismus. Er zijn drie hoofdstukken (ellende, verlossing, dankbaarheid). Er zijn ook – wat ik bij mijn catechisanten altijd noemde - drie ge’s: geloof, gebod en gebed. 1 Over het geloof wordt gesproken in het hoofdstuk van de verlossing; behandeld wordt dan de Apostolische Geloofsbelijdenis (12 artikelen).. Over het gebod wordt gesproken in het hoofdstuk van de dankbaarheid; behandeld worden dan de tien geboden. Over het gebed wordt ook gesproken in het hoofdstuk van de dankbaarheid; behandeld wordt daar het Onze Vader. Preek ‘Alles hoe schoon ook, ’t zal eenmaal vergaan’. Ik hoor het mijn moeder nog zingen. ‘Maar wat gedaan werd uit liefde tot Jezus, dat houdt zijn waarde, ’t zal blijven bestaan.’ Mijn moeder is al geruime tijd niet meer in het land der levenden. Maar wat zij deed uit liefde tot Jezus, dat bestaat nog steeds. Mijn lieve moeder laat een spoor na, al was het alleen in mijn leven. Al was het alleen, omdat wat zij zong uit haar hart kwam. Ook zeg ik nog vaak: Dat zei mijn moeder altijd (gezegdes en uitspraken die ik vaak citeer). Alle schepselen in deze wereld laten een spoor na. In het ene geval is dat een spoor van ellende; soms een ellendige nasleep van de ene zonde na de andere. Maar ook wel – gelukkig – soms een zegenrijke nalatenschap: in geld en goederen, maar ook in geschriften, in liederen, in beeldmateriaal (foto’s of/en c.v = curriculum vitae). Soms lijkt het zelfs, alsof de mens in dit alles zichzelf enigszins overleven kan. Elk mens is een spoortrekker. Maar van een christenmens geldt dat zeker. Een christen moet van zichzelf zeggen, dat hij vaak onvruchtbaar bezig is en zijn tijd nutteloos besteedt. Van huis uit is hij een mens die de duisternis liever heeft dan het licht. Dan is hij op zijn best als Narcissus van wie de Griekse mythologie ons vertelt, dat hij een beeldschone jongeling was. Hij had alleen de ellendige gewoonte om zichzelf bovenmate te bewonderen. Toen hij op een dag bij een helder water kwam, boog hij zich voorover om te drinken. Maar de gedaante die hij in het water zag (Narcissus zelf), imponeerde hem zo, dat hij die probeerde te omhelzen. En toen hij dat deed, verdronk hij. Wij spreken vandaag nog van narcisme als over een zelfliefde en bewondering die uiteindelijk de mens verteert. Gelukkig zijn er in het rijk van de natuur ook de ‘narcisjes’ die Gods glorie uitschitteren. Narcisten in de zin van mensen die vol zitten met eigenroem, zijn we van huis uit allemaal. Dan leven we een leven ‘ad majorem gloriam…’ (vul uw naam in). Dat verandert alleen, als Gods wederbarende genade ons bestaan vernieuwt. Dan passeert er iets zoals in antwoord 86 HC beschreven. Christus koopt ons met Zijn bloed/ maakt ons vrij van slaafse gebondenheden aan de zonde en vernieuwt ons naar Zijn evenbeeld door Zijn heilige Geest. Wat er dan gebeurt is eigenlijk met geen pen te 2 beschrijven. We worden van een liefhebber die bezeten is door eigen eer en roem, een mens die op Christus gaat gelijken, een lofzanger die Gods eer gaat bedoelen; een mens zoals Psalm 1 zegt, die als een boom is, aan waterbeken geplant, die op zijn tijd met vruchten is beladen. Of om en ander beeld te gebruiken: een kaars die wel eens treurig druipt, maar toch ook vrolijk licht verspreidt. Een christenmens is, als het goed is, een reflector; hij weerspiegelt het Licht der wereld. Doet u dat ook? Vgl. Ps. 17:5; 23:3; Spr. 2:15; 4:11. Over deze dingen gaat het in zondag 32 HC. Als wij eenmaal uit onze ellende, zonder verdiensten onzerzijds, enkel uit genade door Christus verlost zijn, moeten wij dan nog goede werken doen? Nee, niet omdat die verlossing door het bloed van Christus niet voldoende zou zijn om ons voor eeuwig zalig te maken. Maar omdat de Heere geen half werk doet. Als Hij ons vrijspreekt van zondeschuld, vernieuwt Hij ons ook door Zijn Geest tot Zijn evenbeeld. Daardoor licht er in ons iets op van de oorspronkelijke glans en heerlijkheid die Adam had in de staat der rechtheid. Wij worden getransfigureerd naar het beeld van Christus. Getransfigureerd (dat is meer dan getransformeerd), tot zelfs in de kleding die wij gaan dragen en onze vrijetijdsbesteding. Wij gaan goede werken doen. ‘Niet’ – om een woord van Calvijn te gebruiken – ‘als slaven die niet voor het aanschijn van hun heren durven verschijnen, als zij niet de hun gestelde taak hebben volbracht. Maar als kinderen die niet aarzelen hun werken aan God aan te bieden, hoewel die pas begonnen zijn en half af en hoewel ze zelfs enig gebrek vertonen.’ ‘Het geloof komt nooit alleen’. ‘Het geloof is niet als het schuim op water of bier, maar een levend, wezenlijk ding, dat de mens geheel nieuw maakt, zijn gemoed verandert en hem geheel omkeert.’ Aldus Luther. Als het geloof geen dood geloof is, werkt het door de liefde. Op de graftombes van adellijke personen ziet men soms de overledene afgebeeld met aan zijn voeten een leeuw en een hond. Symbolen van moed en trouw. Adeldom verplicht. Zeg nu maar nooit, dat een christenmens een pessimist is ‘pur sang’, een zwartkijker die door de wereld loopt met en uiterst negatief zelfbeeld. Genade levert integendeel een positief mensbeeld op. Nee, ik bedoel niet, dat een christen zichzelf ontplooit tot een perfect mens. Dat is de oude en verkeerde theorie van mannen als de Griekse filosoof Socrates die de vader is van moderne filosofieën waarin wij voortdurend opgeroepen worden het beste uit onszelf te halen. Ik heb veeleer het oog op wat wij door de vernieuwende kracht van Gods Geest mogen worden: Mensen, tot alle goed werk toebereid. Godlovers, liefhebbers van God en hun naasten. Met veel vallen en opstaan. Maar bezield met een heilige hartstocht om goede werken te doen. Goede werken hebben een drievoudig doel. 3 1. In de eerste plaats zijn ze er een bewijs van, dat wij met ons ganse leven Gode dankbaar zijn voor Zijn weldaden en dat wij Hem daarvoor prijzen. Ursinus, een van de opsteller van de catechismus schrijft in zijn verklaring van de Heidelberger: ‘Het voornaamste doel, waartoe wij verlost zijn, is, opdat wij mogen dankbaar zijn, dat is, opdat wij de weldaden van Christus mogen erkennen en grootmaken.’ Goede werken zijn er dus Gode tot eer. God verheerlijken is het hoogste doel van ons leven. U mag dagelijks vragen om u vrede en geluk in Gods gemeenschap te doen ervaren. Maar vraag vooral ook, of u God in alles op het oog mag hebben en of uw werken gericht mogen zijn op Zijn eer. Hij is het zo waard, dat u Hem de eer geeft die Hem eeuwig toekomt. Dat God verheerlijkende hebben de Engelsen wellicht in hun erediensten meer dan wij. Vgl. Rom. 6:13 en 12:1,2; 1 Petr. 2:5, 9, 10; 1 Kor 6:20. Vindt u de zonnebloem ook zo mooi? Alles wat die bloem in zich heeft, heeft zij van de zon. Zo is het met u, als u een oprechte christen bent. U en ik, wij kunnen mensen zijn die van zichzelf durven zeggen, dat ze iedereen het zijne geven, actief zijn in de christelijke hulpverlening en geen enkele collectant die aanbelt voor een liefdadigheidsdoel met een lege collectebus wegsturen. Maar daarmee hebben wij nog geen goede werken gedaan. Het hoogste doel van een goed werk is, dat het is tot glorie van God. Vgl. Matth.5:16; 1 Petr.2:12. 2. In de tweede plaats hebben goede werken tot doel, dat u bij uzelf van uw geloof uit de vruchten verzekerd mag zijn.1 Laat ons dit vooral niet vergeten. De zekerheid van het geloof rust niet in iets van uzelf (niet in uw bevindingen, niet in uw werken van barmhartigheid). Maar als u iets doen mag uit liefde tot Jezus, wordt u er innerlijk warm door. Het vrolijkt u op. Het is er een bewijs van, dat de Heere in u werkt door Zijn Geest. Een slordig en geesteloos leven geeft veel onzekerheid, tot op het sterfbed. Zie ook De Dordtse Leerregels, 5: 9-10, 12 en 13. Maar Gods liefdedienst verdriet niet; het verheugt het hart. 2 Maak, gemeente, ook door uw goede werken ‘uw roeping en verkiezing vast’ (2 Petr.1:10).. Zie ook Matth. 7:17; Gal. 5:6,22v. 3. In de derde plaats hebben goede werken tot doel, dat door onze godzalige wandel onze naasten ook voor Christus gewonnen worden. Het mag bij u De latijnse tekst heeft: Deinde ut nos quoque ex fructibus de sua quisque fide certi sumus. 2 In artikel 5.12 van de Dordtse Leerregels lezen we, dat de zekerheid van de volharding de ware gelovigen niet hoogmoedig en vleselijk zorgeloos maakt, maar dat zij is: een ware wortel van nederigheid, kinderlijke vrees, ware godzaligheid, lijdzaamheid in alle strijd, vurige gebeden, standvastigheid in het kruis en in de belijdenis der waarheid, alsook van vaste blijdschap in God; en dat de overdenking van die weldaad hun een prikkel is tot ernstige en gedurige beoefening van dankbaarheid en goede werken..’ 1 4 toch niet zijn: Mijn rechterbuurman is vannacht gestorven; en ik heb nooit een woord tot zijn behoud gezegd. Wie een medereiziger naar de eeuwigheid ‘van de dwaling van zijn weg bekeert, zal een ziel van de dood behouden en menigte der zonden bedekken’ (Jak.5:20). 1 Petr. 3:1,2; Rom 14:19. Waarom gaan wij toch vaak zo zwijgzaam over de aarde? Waarom zijn we vaak door mensenvrees meer een sta in de weg dan een wegwijzer voor onze naaste? Zijn wij missionair bewogen? Is de redding van onze naasten ons op het hart gebonden? Is Christus ons een kwaad woord van een medemens om ons getuigenis waard? Ik hoorde eens van een vader die zijn zoon bestrafte, omdat hij vloekte. ‘Bedenk, jongen, dat God alles hoort.’ De jongen antwoordde: ‘Kan de Heere ook alles zien, vader?’ Vader antwoordde: ‘Ja, jongen.’ ‘Wel, vader, dan heeft God het vast gisteravond ook gezien, dat u boos was op moeder.’ Onze goede werken zullen alleen anderen voor Christus winnen, als onze woorden gepaard gaan met zegenrijke werken. Het komt aan op godzaligheid in de praktijk. Zendeling ds. van Dijk vertelde mij eens, dat er in Toradjaland christenen bereid waren om te sterven voor de Heiland en dat dit de mensen jaloers maakte, zodat zij gingen vragen: Vertel ons van dat geloof meer; want als men zo kan sterven, dan moet die God toch wel een zalige God zijn.’ Nog een enkel woord tot slot over vraag en antwoord 87: Kunnen dan die niet zalig worden, die, in hun goddeloos ondankbaar leven voortvarende, zich tot God niet bekeren? Antwoord: In generlei wijze; want de Schrift zegt dat geen onkuise, afgodendienaar, echtbreker, dief, gierigaard, dronkaard, lasteraar, noch rover, noch dergelijke, het Koninkrijk Gods beërven zal. Zie 1 Kor 6:9,10; Ef. 5:5,6; 1 Joh 3:14. Kijk ieder van de zondaars die in antwoord 87 genoemd worden, even goed aan. Mag ik u vragen, of u in een of meerderen van hen uw beeld ziet. Ik wil u zeggen: ‘Als u de Heere in uw leven niet hebt leren bedoelen, houdt God u voor een goddeloze en ondankbare, hoe net en vroom uw leven er uiterlijk ook uitziet.’ Maarten Luther zei soms van iemand, dat hij hem niet graag zijn echtgenote Catharina of zijn dochter zou toevertrouwen. U zegt wellicht, dat al de zondaars die genoemd worden in antwoord 87 ook kunnen zalig worden. U hebt gelijk. Maar dat is bepaald niet waar, als u een goddeloos en ondankbaar leven leidt tot in het uur van uw dood. Als u dat doet, wil ik echt met u niet ruilen. Geef uzelf maar nooit enig armslag in het zondigen. Er ligt een feestkleed voor u klaar bij de ingang van Gods feestzaal. Maar dat houdt wel in, dat u uw oude leven in de zonde hebt ingeruild voor een leven naar Gods welbehagen. U bent niet langer meer de onkuise, afgodendienaar…die u tevoren was. U hebt dat leven voorgoed vaarwel gezegd. Zo bent u welkom in Gods Vaderhuis. Zie Matth. 22:11vv. Mag ik u raad geven? Als u de grootste der zondaren zou zijn, zou u evengoed als Paulus behouden kunnen worden. Als u een moordenaar zou 5 zijn net als die twee gekruisigden naast Jezus, zou u behouden kunnen worden. Maar roep dan wel tijdig om genade. Ga voor Jezus’ kruispaal op Golgotha staan, steek uw handen omhoog en bid: het gebed van de moordenaar: ‘Heere, gedenk mijner, nu U in Uw koninkrijk gekomen bent.’ Vgl. Luk.22:42. En weet dan, dat de Heere geen lust heeft in uw dood, maar daarin dat u zich bekeert en leeft.’ Amen. 6