Plant tech Refle lling van ction ntoonste te n e ld e e b Harbers Willem ekker D Karin kker a B Wim Otto Martina Cleeff Ike van ek Hulsenb l u a Jan P g jzin Ellen Kli 4 juni tot 23 oktober Botanische Tuin TU Delft botanischetuin.tudelft.nl Willem Harbers ‘Het hele programma’ en ‘Het hele programma Eco’ Een knalrode keramische container bedekt met schematische procestekeningen in wit. De vorm van de container is niet logisch, althans niet op de manier die wij kennen, als een vat voor wijn, voor olie of water. Dat komt omdat de vorm niet symmetrisch is, zoals die van een fles of een kom. Het lijkt meer op een leren waterzak, die uitgezakt op de grond rust. Klaar om opgepakt en leegschonken te worden. Alleen is hij daarvoor veel te groot, te zwaar en te stijf. Eigenlijk is de vorm vooral organisch, daarmee bedoel ik ‘gegroeid’, zoals de vreemde vormen die je tegenkomt in de natuur. Maar ik herken geen levend materiaal. Zou hij ergens van zijn afgegoten? Misschien wijzen op de buitenkant de witte lijnen, die een proces lijken aan te duiden zoals wordt weergegeven in een stroomdiagram, op de bedoeling van het vat. Dat kan natuurlijk van alles zijn: wat er in opgevangen of bewaard moet worden, maar misschien ook waar het opgesteld moet worden in een of ander proces. Zowel de vorm van de container als de tekeningen die hij draagt wijzen naar een systeem dat ik niet ken. Het zou een voorwerp kunnen zijn uit een andere beschaving, of uit een fabricageproces dat ik nog nooit gezien heb. Toch twijfel ik daaraan, want het ding lijkt ongebruikt, zo nieuw als maar kan zijn, met zijn glanzende oppervlak. Gemaakt voor een doel dat ik niet ken. Het is een raadsel. Dan is er de tweede, knalgroene container, ook bedekt met schematische procestekeningen in wit. Een groot keramisch vat. Nu valt me iets anders op. De schenktuit, of wat het ook wezen mag, bestaat niet uit één, maar uit twee ingangen. Dat wil zeggen dat er twee verschillende stoffen in gescheiden kamers terecht kunnen komen, bijvoorbeeld, ik noem maar wat, water in de ene en meel in de andere. Alleen, dit vat heeft geen bodem. Het is een doorstroom vorm. Dus zou door het grote kanaal iets gepompt kunnen worden, terwijl zich in het kleine kanaal iets anders bevindt. Koelvloeistof misschien. Ook hier kom ik er niet uit. Net als de vorige is deze vorm ook al organisch. Misschien denk ik teveel in doelgerichtheid. Dat het toch ergens voor moet dienen. Dat het ontstaan is, of gemaakt, om een zeker proces mogelijk te maken. Zoals de stam van een boom het mogelijk maakt dat er takken groeien en aan die takken blaadjes. Omdat de stam bestaat uit een kern en een bast. Misschien kom ik op die gedachte omdat deze vorm ook iets op een paddenstoel lijkt. Die zijn er ook in allerlei vormen en maten. En daarvan weet ik ook niet precies waarom ze nou net díe vorm hebben. Maar de wetenschap heeft al vaker aangetoond, dat er onvermoede principes verscholen zitten, in de bouw en vorm van natuurlijke lichamen. Misschien is dit wel een ontwerp dat voortkomt uit de bestudering van planten en gewassen. Het maakt me wel nieuwsgierig. Karin Dekker | ‘DIY Science’ Een laboratorium. Dat kan niet missen. Je ziet het meteen aan de vorm van de stalen retorten, ook al hebben ze elk een andere kleur. Die eigen kleuren wijzen vooral op een ordenende geest: de inhoud van de verschillende vaten moet nauwkeurig onderscheiden blijven. Er zijn ook aanwijzingen in de vorm van afbeeldingen toegevoegd, zoals die van chromosomen en scheikundige verbindingen. Karin zelf zegt: “Voor allerlei hedendaagse en toekomstige problemen kunnen in het lab oplossingen gevonden worden: we kunnen groenten verbouwen in de ruimte door anaerobe bacteriën te kruisen met spinazie, misschien kunnen mensen endosporen vormen voor overleving na moeilijke tijden, bloedvergieten wordt voorkomen door wereldwijd kleine hoeveelheden MDMA aan drinkwater toe te voegen, worden er teveel zwetende mensen geboren? Een mix met rozengenen ligt voor de hand en kijk dan meteen eens waarom er zoveel zaden er in een zonnebloem passen! Soms moet je misschien een gokje wagen om te zien wat voor vruchten er kunnen ontstaan.” In deze regels proef ik de wens van de beeldhouwer dat er toch vooral iets nieuws mag ontstaan, zelfs als het niet helemaal de bedoeling is. Het kan niet anders dan goed aflopen, want dit laboratorium staat niet voor niets opgesteld in een botanische tuin: alle grondstoffen komen voort uit de natuur. Dat is ook een waarschuwing: dat we iets uit de natuur kunnen halen, zonder in de natuur zelf in te grijpen. Het is al gevaarlijk genoeg om een nieuw systeem te ontwikkelen, laat staan om zo iets ingewikkelds als de natuur zelf aan te tasten. detail van ‘DIY Science’ Wim Bakker | ‘Framed’ Abrupte omslagen in complexe systemen, zoals veranderingen in het klimaat of afwijkende groeiwijzen in de plantenwereld, worden ‘tipping points’ genoemd. Ook wel kantelpunten genoemd. Het zijn feitelijk verstoringen in bestaande evenwichten. Dat kan grote en langdurige gevolgen hebben, zoals tropische bossen die door aanhoudende hitte afsterven en dan langdurige savannes vormen. Kantelpunten zijn moeilijk te voorspellen. Dat lukt nog het beste als de waarnemer zich niet in het systeem bevindt, waar de kanteling zich gaat voordoen. Zo kan het dat een beeldend kunstenaar eerder iets vreemds ziet in een ecologisch systeem, dan de natuuronderzoeker die er midden in zit. Een mogelijke uitkomst is dat de beeldend kunstenaar, die niet getraind is in verbale communicatie en al helemaal niet in het jargon van de natuurwetenschapper, dan een beeldend antwoord formuleert. Zoiets gebeurt hier, in dit wankele evenwicht van de takken die naar beide zijden uit het roestvrijstalen frame steken. Het frame, geometrisch als een wiskundig systeem is geconstrueerd om het organisch leven in evenwicht te houden. Dit doet het beeld niet door in te grijpen in de natuurlijke onderdelen zelf, maar door een omgeving te creëren, die bedoeld is om het kantelpunt te signaleren of vermijden. Martina Otto | ‘Groep’ Biologische cellen zijn voor Martina Otto de oervormen van architectuur, die volgens haar in alles zit dat bestaat in de tastbare wereld als gemeenschappelijke basisstructuur. Voor de architectonische objecten en installaties heeft Martina Otto zich vaak laten inspireren door microscopisch kleine biologische cellen. De enkele objecten in haar installatie die zij tijdens de expositie in de Botanische Tuin in Delft gaat tonen, geven ieder een menselijk individu weer. Door de wijze waarop Martina de installatie als serie toont neemt zij geen selectieve houding aan. Op een onderzoekende wijze heeft zij de objecten gelijkgerechtigd en zonder begrenzing naast elkaar geplaatst. Allerlei aspecten van het intermenselijke contact zijn het grote thema van Martina. In die zin ervaart zij biologische cellen als een representatie van sociale structuur. Ike van Cleeff | ‘Intens’ Dit zou zo maar een vliegend organisme kunnen zijn, deze mengeling van ET, vliegende schotels en een libelle-achtig lijf. Het is net rechtstandig opgestegen van een bergtop en dankzij de snelle wentelingen van de magnetische cirkels rond het lijf, schiet het nu omhoog op weg naar zijn eigen hemellichaam. Hoe groot zou het zijn? Gemeten aan de schaal van de bergtop tamelijk reusachtig (als het een bergtop is). Of misschien is het juist superklein, als een amoebe die zich door celdeling net heeft losgemaakt en nu op reis gaat door het chaotische heelal, gedragen door het lichtste zuchtje wind. De beeldhouwer zelf zegt: “Hoewel (nog) niet zichtbaar, wil dat nog niet zeggen dat iets niet bestaat. Het zou kunnen zijn dat de vorm te ijl is om waar te nemen op dit moment. Onderaan heeft het beeld een witte vlek. Het suggereert een radarsysteem. Ik kan me voorstellen dat een dergelijk organisme ook bestaat in een wereld ergens in de ruimte. Maar dan met grotere afmetingen.” Dit is een pleidooi voor de vrijheid van de fantasie. Tegelijk is duidelijk dat de fantasie zelf een inspiratiebron nodig heeft. Die bron is vooral en overal in de natuur voorhanden. Bijna onmogelijk voor de botanicus, is het voor de kunstenaar een kleine stap, van de plantenwereld naar de sterren. Jan Paul Hulsenbek | ‘Tipping Point’ Deze verzameling dozen met tekeningen kregen van de kunstenaar het volgende citaat mee: “With the capacity to represent the world in signs and symbols comes the capacity to change it, which as it happens, is also the capacity to destroy it.” (The Sixth Extinction Elizabeth Kolbert). In de dozen liggen tekeningen van fragmenten van bedreigde levensvormen. Het is een soort depot, waar “je terug kunt vinden hoe het ooit is geweest, waar reconstructies gemaakt kunnen worden, maar waar de werkelijkheid van toen vervlogen is.” Uit het aanleggen van een verzameling spreekt de behoefte om iets te behoeden voor het verdwijnen. Hier blijken levensvormen bewaard te worden die misschien al verdwenen zijn of nu aan het verdwijnen zijn, en waarvan niet duidelijk is of dat gebeurt door een natuurlijke oorzaak of door de invloed die de mens uitoefent op de natuur. Maar de sculptuur heet ‘Tipping Point’ (kantelpunt) en niet ‘evolutie’. Dat maakt de titel onheilspellend en wijst eerder naar destructie door de mens, dan dat een natuurlijke selectie de oorzaak zou zijn. Wat er dan overblijft is het depot of zoals de kunstenaar zegt: “Het heeft enerzijds te maken met hoe wij dingen die verdwijnen proberen vast te houden, via de afbeelding, en hoe dat gedoemd is te mislukken. Tegelijkertijd ontstaat er uit de fragmenten waaruit het beeld is opgebouwd een nieuw geheel, een soort stromend wezen.” Ellen Klijzing | ‘White Cuban’ De spiraal komt in veel groeiwijzen in de natuur voor. Wanneer het om bladstanden gaat, spreekt men wel van phyllotaxis. Onderzoek wijst uit dat de spiraalvorm, mits georganiseerd volgens de rij van Fibonacci, zorgt voor optimale lichtontvangst van de bladeren. Daar is natuurlijk elke plant op uit. Deze spiraal is niet volgens die rij opgebouwd, maar volgens een muzikaal ritme, waarbij gelet is op een onderlinge gelijke afstand van de takken, die ook nog eens allemaal bijna even lang zijn. Daarom doet deze spiraal niet alleen plantaardig aan, maar verwijst tevens naar de structuur van een dennenboom, die wij kennen als kerstboom. Ook komt door de bladloosheid van het beeld de wervelkolom in gedachten, als een soort draaiende drager van de ribben. Al deze woorden maken duidelijk dat het beeld niet een boom is, niet een plant en niet een wervelkolom, maar een sculptuur die zich baseert op een natuurlijk ritme. Een sculptuur die weliswaar doet denken aan groei en optimale vorm en functie, maar tegelijkertijd de kwetsbaarheid toont van het leven. De natuur is duidelijk de bron, de uitwerking is die van de beeldhouwer, die alle afwijkingen toelaat ten opzichte van de perfectie in de natuur. Over deze tentoonstelling De Botanische Tuin TU Delft is beroemd om de technische toepassingen die zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek van planten en gewassen. Planten blijken breed inzetbaar voor het behoud en de verbetering van onze leefwereld. In de tentoonstelling gaat het om het verbeelden van de wetenschappelijke, zeg maar ‘technische’ kennis van botanisch onderzoek. Beeldende kunst vult de wetenschap aan, enerzijds door op een speelse manier de onderzoeksresultaten te verbeelden, anderzijds door eigen gevolgtrekkingen te maken die leiden tot geheel nieuwe vormen. Kunstenaars staan niet in het botanische laboratorium, botanici lopen niet rond in ateliers van beeldhouwers. Dat heeft het voordeel, dat de één onbevooroordeeld kan kijken naar de producten van de ander. Beiden kunnen over en weer voorstellen bedenken die de ander vooruithelpt, maar ook kunnen zij elkaar zo wijzen op ongedachte mogelijkheden. Hoe meer dat gebeurt in zichtbare en tastbare beelden, des te beter kunnen er antwoorden op de vraagstelling gefundeerd worden. botanischetuin.tudelft.nl lay-out: Daan Hallewas, Luuk Stalenhoef druk: Druk. Tan Heck Delft tekst: Jeroen Damen organisatie: Karin Dekker, Ellen Klijzing, Bob Ursem Botanische Tuin