Richtlijnen voor Milieu Effecten Analyse Deel 6: Plantageprojecten NIMOS Versie V-September 2010 Office of Environmental and Social Assessments Afkortingen BOD (Eng.) COD (Eng.) DO (Eng.) LVV MEA MER MMP MMS NIMOS RGB TSS (Eng.) Biochemisch Zuurstof Verbruik Chemisch Zuurstof Verbruik Opgeloste Zuurstof Ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij Milieu Effecten Analyse Milieu Effecten Rapport Milieu Management Plan Milieu Management Systeem Nationaal Instituut voor Milieu en Ontwikkeling in Suriname Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Grond- en Bosbeheer Totaal Gesuspendeerde Vaste Stoffen 1 Inhoudsopgave 1 2 3 4 Inleiding ...................................................................................................................... 3 Screening..................................................................................................................... 4 Scoping ....................................................................................................................... 6 Analyse van de Milieu Effecten .................................................................................. 9 4.1 Aanbevolen structuur voor het op te stellen MER ............................................... 9 4.2 Projectbeschrijving ............................................................................................. 11 4.3 Bestaand milieu .................................................................................................. 12 4.4 Milieueffecten .................................................................................................... 13 4.4.1 Ecologische Effecten Analyse ......................................................................... 16 4.5 Projectalternatieven ............................................................................................ 16 4.6 Mitigatie van de effecten .................................................................................... 16 4.7 Milieu Management Plan ................................................................................... 17 4.8 Milieumonitoring ............................................................................................... 19 4.8.1 Inleiding ...................................................................................................... 19 4.8.2 Milieunormen ............................................................................................. 19 4.8.3 Te monitoren parameters en monitoringsperiode ...................................... 20 5 Beoordeling ............................................................................................................... 21 5.1 Participatie bij de beoordeling ............................................................................... 21 5.3 Officiële beoordeling.......................................................................................... 21 5.3 Checklist voor MER-beoordeling ...................................................................... 22 6 Besluitvorming.......................................................................................................... 23 7 Publieke Consultatie en Participatie ......................................................................... 24 7.1 Publieke Consultatie en Participatie in het MEA proces ........................................ 24 7.1.1 Publieke Consultatie in de Scopingsfase ......................................................... 24 7.1.2 Publieke Participatie in de Analyse fase .......................................................... 24 7.1.3 Publieke Consultatie tijdens de Beoordelingsfase ........................................... 25 7.2 Vormen van Publieke Consultatie .......................................................................... 25 Referenties ........................................................................................................................ 27 Bijlage 1: Richtlijn voor het Screenen van Plantageprojecten.......................................... 28 Bijlage 2: Richtlijn voor het vaststellen van de Scope van de Milieu Effecten Analyse.. 33 2 1 Inleiding Plantages zijn fundamenteel bekeken grote stukken land, vooral in de tropen en subtropen , waar katoen, tabak, koffie, suikerriet en hout wordt gekweekt, vooral door daar gevestigde arbeiders. In de koloniale tijd waren plantages en slavernij begrippen die niet los van elkaar gezien konden worden. Tegenwoordig kan het begrip plantage enigszins ruimer worden bekeken, namelijk dat het betrekking heeft op het grootschalig planten van een gewas, gewoonlijk voor andere gebruiken dan graanproductie of voor graslanden. Het heeft nu meer betrekking op beplanten voor economische doeleinden, bijvoorbeeld: - Oliepalmaanplanten voor de productie van palmolie - Suikerrietaanplanten voor de productie van biodiesel - Het planten van bomen voor de productie van hout Het opzetten van plantages kan milieueffecten met zich meebrengen, onder andere: - in de meeste gevallen moeten gebieden ontbost worden voor het opzetten van de plantages. Dit brengt verlies van habitat voor flora en fauna met zich mee. Het kan ook erosie veroorzaken als de grond voor een bepaalde tijd braak komt te liggen. - De ruwe producten van de plantages (suikerriet, palmolievruchten, hout etc) moeten worden verwerkt en afhankelijk van het verwerkingsproces moeten industriële faciliteiten worden opgezet. Één van de uitdagingen bij industriële faciliteiten is hoe om te gaan met afval, onder ander afvalwater. - Als gevolg van het branden van biomassa kan er ook luchtverontreiniging optreden. Er moet rekening mee worden gehouden dat de effecten complexer kunnen zijn afhankelijk van de grootte en de duur van de activiteit. Het NIMOS heeft Algemene Richtlijnen ontworpen voor Milieu Effecten Analyses. Maar vanuit de overheid en particuliere sector kunnen er ideeën zijn voor het opzetten van plantageactiviteiten en gerelateerde industriële activiteiten. Om de projectontwikkelaars een leidraad te geven komt het NIMOS met deze specifieke Milieu Effecten Analyse Richtlijnen voor Plantages. De Richtlijn is onder te verdelen in: - De Screeningsfase - De Scopingsfase - De Analysefase - De Beoordelingsfase - De Besluitvormingsfase - Publieke Participatie 3 2 Screening De bedoeling van Screening binnen het Milieu Effecten Analyseproces is om vast te stellen of er wel of geen Milieu Effecten Studie nodig is, en ook welke type studie gedaan moet worden (Milieu Effecten Analyse Richtlijnen Deel 1: Algemene Richtlijnen). In eerste instantie dient de projectontwikkelaar een aanvraag voor zijn activiteit in bij de vergunningverlenende instantie. De volgende instanties zijn van belang voor het verstrekken van een vergunning: - Ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij (LVV): Als verantwoordelijke voor het beleid ten aanzien van de landbouw en het toezicht op het juist gebruik van de ten behoeve van de agrarische sector uitgegeven gronden en de wateren; - Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Grond- en Bosbeheer (RGB): Voor het aanvragen van grond; - Ministerie van Handel en Industrie, Afdeling Bedrijfsvergunningen: voor het verkrijgen van een Bedrijfsvergunning; - Het Districtscommissariaat: voor het verkrijgen van een Hinderwet vergunning. De vergunningverlenende instantie stuurt vervolgens informatie over het project naar het NIMOS voor advies. De informatie moet minstens het volgende bevatten: • Naam, adres en contactpersoon van de projectindiener; • Locatie, locatiekarakteristieken, ontwerp, omvang en duur van het project; • Een niet-technische uitleg van het project, inclusief het doel; • Aantonen van behoefte en rechtvaardigheid; • Gedetailleerd locatieplan, inclusief een kaart; • Mogelijke effecten op het milieu; • Op verzoek andere informatie. De aanvraag zal grondig worden gescreend aan de hand van de screeningsrichtlijnen van het NIMOS voor plantageprojecten (Bijlage 1). Om een goede screening mogelijk te maken, is het noodzakelijk dat er adequate en volledige informatie wordt verschaft over het projectvoorstel en zijn alternatieven. Voor screening van projecten maakt het NIMOS gebruik van drie categorieën: Categorie A: ·Er is een volledige Milieu Effecten Studie vereist. Deze categorie omvat projecten die nadelige effecten hebben welke milieugevoelig, onomkeerbaar en uiteenlopend van aard kunnen zijn. De omvang en de schaal van de milieueffecten kunnen slechts worden vastgesteld door een gedetailleerde MEA. Mitigerende maatregelen kunnen alleen genomen worden nadat de resultaten van de analyse bekend zijn. Categorie B: Dit kan varieren tussen een volledige Milieu Effecten Studie of geen studie. Deze categorie omvat projecten waarvan de effecten afhangen van de gevoeligheid van de locatie, de schaal en de voorspelbaarheid. De 4 projecten moeten aan een checklist worden onderworpen, waarna de beslissing kan worden genomen of er nu al dan niet een standaard- MEA of een mindere vorm hiervan (bijvoorbeeld slechts een Milieu Management Plan) vereist is. Categorie C: ·Er is geen Milieu Effecten Studie vereist. Deze categorie omvat projecten waarvan de effecten goed bekend en voorspelbaar zijn, gering van invloed op het milieu, alsook te mitigeren zijn. Onderstaande tabel 2.1 is een extract uit de “Milieu Effecten Analyse Richtlijnen Deel 1: Algemene Richtlijnen”: Tabel 2.1: Gedeelte uit de Screeningschecklist in de Algemene Richtlijnen Project type Categorie A plantageontwikkelingen/herbebossing; Categorie B allemaal Landbouwprojecten Beneden de 10 ha Behandeling en Opslag Industriële faciliteiten onontwikkelde gebieden Boven de 10 ha in Verwerking Categorie C Bij het bovenstaande is het volgende van belang: - Dat het uitgangspunt voor de plantageontwikkelingen/herbebossing reeds gebruikte gronden (ontwikkelde gebieden) betreft; - Dat bij landbouwprojecten het gebruik van landbouwchemicaliën en water een belangrijke rol speelt bij de analyse; - Dat industriële faciliteiten afval en emissies genereren. Afhankelijk van de grondstof kan het meer of minder zijn. Op basis van de bovengenoemde projecttypen zijn voor plantageprojecten de volgende screeningscategorieën vastgesteld in tabel 2.2: Tabel 2.2: Screeningscategorieen voor Plantageprojecten Plantage Project type herbebossingsprojecten Categorie A Categorie B allemaal Plantageprojecten met industriële verwerkingsfaciliteiten In onontwikkelde gebieden In ontwikkelde gebieden beneden de 10 ha Plantageprojecten zonder industriële verwerkingsfaciliteiten In ontwikkelde gebieden boven de 10 ha Boven de 10 ha Beneden de 10 ha 5 Categorie C 3 Scoping De vaststelling van de aard en omvang van potentiele milieu effecten van plantage projecten wordt gedaan door middel van scoping. Deze scoping wordt door de projectindiener uitgevoerd om zodoende het NIMOS een Scoping rapport te kunnen verstrekken waar een initiele beschrijving van het voorgesteld project en haar effecten wordt gegeven. Onderdeel van het scoping rapport is een gedetailleerde Terms of Reference waarin het volgende wordt aangegeven: - de stappen die zullen worden genomen om de milieueffecten te identificeren en te analyseren - stappen om alternatieven in overweging te nemen. Alternatieven zoals de manier van aanpak, locaties, procedures, technologieen etc. De scopingfase moet ook een gelegenheid zijn voor publieke consultatie om zodoende meer input te krijgen voor het project. Het is noodzakelijk publieke consultaties uit te voeren aan de hand van een concept Scoping rapport en relevante feedback te integreren in het Finaal Scoping rapport. Het NIMOS zal een besluit nemen over de goedkeuring van het Finaal Scoping Rapport. Op basis van de goedkeuring kan de uitvoering van de MEA plaatsvinden. De stappen die voor het Scopingsproces dienen te worden genomen zijn dezelfde zoals beschreven in de Milieu Effecten Analyse Richtlijnen Deel I (Algemene Richtlijnen) en dus de volgende: - Stap 1: het verkrijgen van relevante documentatie van het NIMOS Dit kan variëren van specifieke scopingsrichtlijnen tot richtlijnen van andere instanties en sectoren. - Stap 2: het identificeren van potentiele effecten • Een lijst van alle projectcomponenten en –activiteiten die tijdens elke fase van het project plaats zullen vinden moet worden opgesteld. • Maak een opsomming van de mogelijke milieuaspecten die eventueel zullen worden beïnvloed door het project. Bijlage 2 kan worden gebruikt als hulpmiddel bij het opsommen van alle mogelijke milieuaspecten • Andere activiteiten die extra input kunnen meebrengen zijn: a. Het bezoeken van de locatie(s) b. Het consulteren van experts c. Het bestuderen van andere soortgelijke projecten of andere ontwikkelingen in hetzelfde gebied en indien mogelijk, het bezoeken van deze projecten/ontwikkelingen. In Bijlage 2 is een tabel te vinden met enkele projectcomponenten en de potentiële milieu effecten die zij kunnen veroorzaken op de milieuaspecten. 6 - Stap 3: het nagaan van alternatieven Het is nodig om na te gaan welke alternatieven in overweging genomen moeten worden bij het opstellen van het MER. Hierbij kan verwezen worden naar bijlage 6.2 van de Richtlijnen voor Milieu Effecten Analyse, Deel I (Algemene Richtlijnen). - Stap 4: het verkrijgen van de visie van stakeholders Hier zal in het hoofdstuk van Publieke Participatie op in worden gegaan. Als naslag kan ook bijlage 6.3 van de Richtlijnen voor Milieu Effecten Analyse, Deel I (Algemene Richtlijnen) worden gebruikt. - Stap 5: het evalueren van mogelijke significantie van de effecten Er dient een aantal factoren in overweging te worden genomen bij de besluitvorming over de omvang van het onderzoek dat nodig is voor elke effect dat tijdens de scopingsfase wordt geïdentificeerd. De eerste vraag die gesteld moet worden is hoe belangrijk het vraagstuk is voor de besluitvorming. Sommige vraagstukken die belangrijk zijn, kunnen erg snel en gemakkelijk worden aangepakt. Het is daarom ook belangrijk om de omvang van de studie in overweging te nemen, die nodig is om VOLDOENDE informatie te verschaffen over de effecten ingeval er onzekerheid bestaat over hun grootte of hun significantie. Onderstaande Tabel I, die is afgeleid van bijlage 6.4 van de Richtlijnen voor Milieu Effecten Analyse, Deel I (Algemene Richtlijnen) identificeert een reeks van factoren die in overweging genomen dient te worden. 7 Tabel 3.1: Criteria voor het evalueren van de mogelijke significantie van effecten Aspect Criteria Is het effect van lange duur? Is het effect onomkeerbaar? Is het effect omvangrijk? Zal mitigatie onmogelijk of moeilijk zijn? Effecten Wordt een groot gebied aangetast? Wordt een groot aantal mensen getroffen? Is de kans dat het effect zich voordoet groot? Bestaat de kans dat de effecten grensoverschrijdend zijn? Is het beïnvloede gebied waardevol? Is het beïnvloede gebied gevoelig voor effecten? Beïnvloed Milieu Zijn de mensen die worden beïnvloed gevoelig voor de effecten? Zijn er al veel bestaande effecten? Is het waarschijnlijk dat milieustandaarden zullen worden overtreden? Is het waarschijnlijk dat er een conflict zal ontstaan tussen aan de ene Juridische en kant het beleid betreffende landgebruik en aan de andere kant het beleidsaspecten beleid betreffende ruimtelijke ordening? Is het waarschijnlijk dat de activiteiten zullen conflicteren met het milieubeleid? Is er veel bezorgdheid vanuit het algemene publiek? Publiek Is er veel politieke bezorgdheid? bewustzijn Is er veel bezorgdheid vanuit direct beïnvloede gemeenschappen? Is de omvang of de significantie van de effecten niet duidelijk vanwege een gebrek aan informatie? Onzekerheden Zijn er methodes beschikbaar om de onduidelijke effecten waarover er onzekerheid bestaat vaster te omlijnen en te evalueren? Kunnen er geschikte methoden worden ontwikkeld? 8 4 Analyse van de Milieu Effecten In deze fase wordt van de projectindiener verwacht dat zowel de milieu als sociale effecten worden geanalyseerd, zowel de positie als de negatieve en ook hoe significant deze effecten zijn. Dit dient uiteraard te gebeuren volgens de goedgekeurde Terms of Reference die tijdens de scopingsfase is opgesteld. Indien er additionele kwesties in overweging genomen dienen te worden tijdens de MEA, zullen deze besproken worden met de projectindiener. Het eindproduct van de analyse is een Milieu Effecten Rapport, waarvan in paragraaf 4.1 van dit hoofdstuk een aanbevolen structuur te vinden is. De paragrafen 4.2 t/m 4.8 behandelen de criteria die nodig zijn om tot een goed Milieu Effecten Rapport te komen. 4.1 Aanbevolen structuur voor het op te stellen MER Het MER heeft tot doel aan te geven hoe zowel potentiële negatieve milieueffecten als de bezorgdheden van de betrokken stakeholders op dusdanige wijze worden aangepakt dat de verantwoordelijke autoriteit (het NIMOS) kan beslissen of de overblijvende gevolgen acceptabel zijn. Het rapport dient beknopt te zijn en slechts informatie te bevatten die van belang is voor het project. De volgende structuur wordt voorgesteld ter ondersteuning van de opzet van het rapport: 1. Niet/technische Samenvatting Een korte samenvatting waarin vervat de aard en omvang van het project en het verslag. De samenvatting dient belangrijke bevindingen en aanbevolen activiteiten aan te geven. 2. Juridisch en Institutioneel Raamwerk (m.a.w. waarom wordt er een MEA verricht) Dit hoofdstuk neemt de belangrijke sectorale juridische vraagstukken en vereisten in overweging, alsook de regelgevende instituten die van belang zijn voor de sector en het project. Het identificeert tevens terzake internationale milieuovereenkomsten waarvan ons land partij is. 3. Projectbeschrijving (waaronder locatie- en terreinplannen) Het proces betreffende de milieueffectanalyse hangt af van het volledige inzicht in het projectvoorstel en de nauwkeurige identificatie van de projectactiviteiten in alle fasen. Indien de activiteiten onduidelijk zijn of niet voldoende gedetailleerd, kunnen de effecten niet nauwkeurig en specifiek genoeg worden geïdentificeerd om de ontwikkeling van de juiste mitigerende maatregelen mogelijk te maken. 4. De noodzaak van het Project De doelen van het project dienen te worden beschreven, waarbij de noodzaak van het project wordt gerechtvaardigd. Er moet ook een identificatie van bestaande plannen betreffende landgebruik en andere geplande activiteiten, plannen of programma’s van de overheid/particulieren in het gebied in relatie tot de noodzaak van het project, worden beschreven. 9 5. Evaluatie van Alternatieven voor het Project De analyse van goede alternatieven is noodzakelijk om het MEA-proces geldig te doen zijn. Daarom moeten er redelijke alternatieven volledig en uitgebreid in overweging worden genomen. 6. Beschrijving van het Bestaande Milieu (Baseline) a. Fysisch Milieu (bijv. geologie, topografie, oppervlaktewater, hydrogeologie/grondwater) b. Atmosferisch Milieu (bijv. luchtkwaliteit, geluid, klimatologische condities; c. Natuurlijk Milieu (b.v. habitats en species die op het land en in het water voorkomen) d. Sociaal en Economisch Milieu (b.v. werkgelegenheid, gemeenschapsstructuur, landgebruik, inheemse en boslandcreoolse gemeenschappen, bevolking, huisvesting, culturele hulpbronnen, gezondheid en veiligheid, openbare diensten, transport, lokale economie, gendergelijkheid) Indien van toepassing, geef ook een beschrijving van de effecten van bestaande operaties. 7. Milieueffecten (positieve en negatieve) a. Directe effecten (de directe effecten van het project op het milieu) b. Cumulatieve effecten (analyse van gecombineerde effecten die belangrijker zijn dan geringe individuele effecten) c. Effecten alsgevolg van potentiële ongevallen en defecten 8. Milieumanagement Plan (MMP). Specificeert mitigerende maatregelen om verlies of schade te voorkomen, te minimaliseren, te neutraliseren of anderszins te vergoeden. Het MMP zal de voorgestelde mitigerende maatregelen voor directe en cumulatieve effecten inhouden, alsook voor effecten die blijven nadat er mitigerende maatregelen zijn getroffen, de zogenaamde residuele effecten. 9. Significantie van Residuele Effecten. Wat is de betekenis van de emissies en effluenten van de projectalternatieven nadat de juiste alternatieve of mitigerende maatregelen zijn getroffen? 10. Publieke Consultatie • Lijst van stakeholders • Methodologie voor de consultaties • Bezorgdheid van het publiek en de reacties daarop 11. Monitoringsplan Het doel van een monitoringplan is informatie te verschaffen dat de voorspelde effecten van een project binnen de limieten blijven van wat technisch en qua milieu acceptabel is, en om vroegtijdige waarschuwing te geven over onacceptabele 10 milieucondities. De projectindiener is gehouden de verplichte monitoring te verrichten, waarbij rekening wordt gehouden met de implementatie van het MMP. 12. Sluiting en Rehabilitatieplan 13. Beknopte tabel met managementsactiviteiten Dit is een waardevol instrument voor besluitvormers en het algemene publiek en is een ondersteuning voor het opstellen van het beoordelingsrapport Project acties Potentiële effecten Voorgestelde Mitigerende maatregelen Voorgesteld Additionele monitoringsplan aanbevelingen 14. Referenties. 4.2 Projectbeschrijving Het is van belang dat de verschillende componenten of activiteiten van het project worden beschreven. De projectbeschrijving van een plantageproject moet minimaal de volgende onderdelen bevatten: • Constructieplan voor de verschillende faciliteiten, ook inbegrepen de manier van ontbossen • Operationeel plan, waaronder o Grondbewerking o Inrichting van het plantveld o Manier van beplanten o Manier van oogsten o Verwerkingsplan (inbegrepen Procesbeschrijving) • Opslag en management van effluenten • Transport en toegankelijkheid • Energiefaciliteiten • Waterzuivering • Luchtemissies, afvalwater en afvalstoffen • Risicoanalyse • Projectkosten • Projectschema • Sluiting en potentieel gebruik van de locaties na sluiting 11 4.3 Bestaand milieu De beschrijving van het bestaande omringende milieu moet de belangrijkste milieuelementen van de regio, die onderzocht worden, identificeren en de redenen voor de afbakening van de studie uiteenzetten (Tabel 4.1). De beschrijving moet de fysieke, biologische en sociale kenmerken van het milieu identificeren, waaronder inbegrepen: o Belangrijke fysische kenmerken, dynamieken en patronen; o Biologische eigenschappen zoals ecologische processen, de aanwezigheid van bepaalde plant- en diersoorten, seizoensgevoeligheid, verhoudingen en habitat; o Sociale eigenschappen zoals de wijze van land- en hulpbrongebruik; o Huidig landgebruik; o Vormen van andere door de mens veroorzaakte verstoringen. In onderstaande tabel zijn enkele componenten van het bestaande milieu aangegeven die zeker moeten worden meegenomen tijdens het uitvoeren van de studie. Tabel 4.1 Het beschrijven van het bestaand milieu voor MEA bij plantageprojecten Milieucomponenten Atmosfeer Water Land Bodem, landschap en vegetatie Wilde dieren Aquatisch leven Gemeenschap en infrastructuur Erfgoed Belangrijke factoren om te overwegen Klimaat, microklimaat, meteorologie, luchtkwaliteit, neerslag Hydrologie, hydrogeologie, waterkwantiteit en kwaliteit (oppervlakte- en grondwater), analyse van stroomsedimenten, historische vloeddata Landgebruik (b.v. toerisme, bosbouw, landbouw, jacht, mijnbouw, etc), beschermde gebieden Geomorfologie en geologie van het aardoppervlak, landschapstypen, bodemtypen, vegetatietypen, erosiepotentieel Soortenhabitat en –rijkdom, beschermde soorten Habitats van vissen en ongewervelden Demografie, gezondheid en sociale zorg, huisvesting, gemeenschapsfaciliteiten, bereikbaarheid en infrastructuur, lokale economie, werkgelegenheid, geschiedenis Archeologische plekken en overblijfselen 12 4.4 Milieueffecten Milieueffecten treden op alsgevolg van interacties tussen het project en milieu. Deze interacties kunnen in vele gevallen negatief, maar soms ook positief zijn. De analyse moet vaststellen hoe, waar en wanneer het milieueffect kan plaatsvinden. Bij het vaststellen van de milieueffecten moet ook rekening worden gehouden met de locatie, gevoeligheid, seizoensgevoeligheid en dichtheid van de milieucomponenten. Het vaststellen van de milieueffecten kan afhankelijk van het type project met verschillende methoden gebeuren, bijvoorbeeld overlays, numerieke modellen, matrixtabellen, checklisten etc. Onderstaande tabel geeft een selectie van enkele MEA methoden en activiteiten die kunnen worden gebruikt bij het vaststellen en analyseren van milieueffecten. MEA-beoefenaars dienen rekening te houden dat er los van de hieronder genoemden nog veel methoden zijn die toepasbaar zijn afhankelijk van het type project en de situatie. 13 Tabel 4.2 Overzicht van MEA methoden en studie activiteiten voor de effecten analyse (afgeleid van Canter & Sadler, 1997) Types van methoden in MEA Analogieën Beschrijving Betreft informatie van bestaande projecten in soortgelijke situaties Een groep van systematische methodes voor het vergelijken en evalueren van alternatieven. Deze checklisten betreffen vaak methodes voor inschalen, inschatten, rangschikking en wegen van opties Milieu kosten-batenanalyse Heeft betrekking op milieuhulpbronnen (bossen, fauna, water etc) en hun economische waarde Expert opinies (professionele Betreft professionele kennis en opinies van experts op specififieke inzichten, Delphi, adaptieve werkgebieden. Bij deze aanpak identificeren experts toepasselijke milieu analyse, simulaties) informatie en creeren kwalitatieve/kwantitatieve modellen voor de voorspelling/simulatie van effecten Expert systemen (effect Dit gaat verder dan expert opinies in het gegeven dat het vaste aan regels identificatie, voorspelling, gebonden syetemen zijn, vaak middels een standaardmodel analyse, besluitvorming) Indexen of indicatoren betreft numerieke of gecategoriseerd informatie (statistieken) van verschillende milieu media en bronnen. Labtesten en schaalmodellen Deze methoden kunnen worden gebruikt om kwalitatieve/kwantitatieve informatie over de verwachte effecten te krijgen over bepaalde typen projecten in bepaalde geografische locaties Landschapsevaluatie Deze methoden worden vooral gebruikt voor de analyses van esthetische en visuele effecten Literatuur beoordeling Betreft het verzamelen van bestaande informatie over specifieke projecttypes en hun effecten Massa-balans calculaties Is primair gebaseerd op inventarisatie van bestaande condities ter (inventarissen) vergelijking met veranderingen die kunnen resulteren vanwege een voorgesteld project. Wordt vooral gebruikt voor emissies naar lucht en water en het genereren van vast en gevaarlijk afval Matrixen (simpel, stapsgewijs, Betreft interacties tussen verschillende componenten, bijvoordeeld tussen effectoverschrijdend, score) projectactiviteiten en milieufactoren Monitoring (baseline) Het systematisch verzamelen van data om de bestaande situatie vast te Handig voor effectenvoorspelling effectenanalyse Besluitgerichte checklisten 14 effectenanalyse effectvoorspelling effectenanalyse effectvoorspelling effectenanalyse effectvoorspelling effectenanalyse effectvoorspelling effectenanalyse effectvoorspelling effectvoorspelling effectenanalyse effectvoorspelling effectenanalyse effectvoorspelling effectenanalyse effectvoorspelling effectenanalyse effectenanalyse Tabel 4.2 Overzicht van MEA methoden en studie activiteiten voor de effecten analyse (afgeleid van Canter & Sadler, 1997) Types van methoden in MEA Beschrijving Handig voor leggen Monitoring (veldstudies van receptoren nabij de analogieën) Netwerken (effect boomdiagram/ketting, oorzaak/effect van consequentie diagrammen) Overlappende kartering door middel van GIS Het verzamelen van data nabij bestaande projecten in soortgelijke situaties effectvoorspelling effectenanalyse Methoden die connecties/relaties tussen projectacties en de resulterende effecten aangeven. Goed voor het beschrijven van primaire, secondaire en effectvoorspelling tertiaire effectrelaties Het over elkaar leggen van verschillende kaarten door middel van effectvoorspelling Geografische Informatie Systemen kan gebruikt worden om mogelijke effectenanalyse veranderingen alsgevolg van een projectactie aan te geven Foto’s/ fotomontages (historisch Bruikbaar om de visuele kwaliteit van de situatie aan te geven en recent) Kwalitatieve modellering Betreft een groep methoden waarin beschrijvende informatie wordt gebruikt (conceptueel) om de verbindingen tussen verschillende acties en resulterende veranderingen in milieucomponenten aan te geven Kwantitatieve modellering Betreft mathematische methoden die geanticipeerde veranderingen in (media, ecosystemen, visueel, milieusituaties als gevolg van voorgestelde acties behandelen. als voorbeeld archeologisch, sociokunnen luchtverspreidingsmodellen worden genoemd economisch en simulatie) Risico analyse (relatief of Betreft het identificeren van risico’s, zowel voor de mens als ecologisch kwantitatief en probabilistisch) Ontwikkelen van scenario’s Betreft het in overweging nemen van alternatieve toekomstscenario’s als resultaat van verschillende aanvangsassumpties. Heeft vooral te maken met planning en is een handige methode bij Strategische Milieu Analyses Extrapolatie van trends Betreft extrapolatie van historische trends naar toekomstige situaties gebaseerd op aannames van zowel voortgaande als veranderende condities 15 effectvoorspelling effectvoorspelling effectvoorspelling effectvoorspelling effectenanalyse effectvoorspelling effectvoorspelling 4.4.1 Ecologische Effecten Analyse In tegenstelling tot mijnbouwprojecten en duurzame bosbouwprojecten worden bij plantageprojecten hele gebieden van hun vegetatie ontdaan. Dit zal meestal onherstelbare schade aan de plaatselijke ecosystemen met zich meebrengen en kan ook gevolgen hebben voor omliggende ecosystemen. Een ecologische effecten analyse (Petts, 1999), als onderdeel van de milieu effecten studie, kan hierop inspelen en moet zeker een onderdeel zijn van plantageprojecten die plaatsvinden in gebieden waar er overheersend primaire vegetatietypen voorkomen. Dit omdat gebieden met primaire vegetatietypen over het algemeen een hogere biodiversiteit vertonen dan gebieden met secundaire vegetatietypen. 4.5 Projectalternatieven De belangrijkste project-alternatieven en hun effecten op het milieu dienen in overweging te worden genomen en te worden vastgelegd, alvorens het Milieu Management Plan (MMP) wordt samengesteld. Dergelijke alternatieven hebben eventueel betrekking op: o De productiemethode; o De verwerkingsmethode; o Routes voor transport, stroom- en watertoelevering; o Waterbronnen; o Locaties van infrastructuur; o Locaties voor opslag en/of verwerking van effluenten; o Stortplaatsen voor huishoudelijk en industrieel afval; o Huisvesting locaties; o Mogelijkheden voor landgebruik na stopzetting van het project; o De mogelijkheid om het project “niet-uitvoerbaar” te verklaren. 4.6 Mitigatie van de effecten Onder mitigatie wordt verstaan de eliminatie, vermindering of controle van de negatieve milieueffecten van een project, inbegrepen schadeloosstelling voor welke schade dan ook toegebracht aan het milieu door dergelijke effecten, middels vervanging, herstel, compensatie of enig ander middel. In de praktijk dient de ontwikkeling van mitigerende maatregelen niet na de analyse van de milieueffecten te beginnen. Mitigerende maatregelen vormen eerder een typisch onderdeel van het projectontwerp die tijdens de haalbaarheidsstudie van het project worden ontwikkeld, worden gedefinieerd in het projectplan en worden geherdefinieerd naarmate de evaluatie vordert en de milieueffecten die waarschijnlijk uit het project zullen voortvloeien, duidelijk worden. Mitigatie vereist strategieën en beleidsmaatregelen voor milieuvormgeving en milieubescherming, en moet technisch en economisch haalbaar zijn. Teneinde een effectieve implementatie van de geïdentificeerde mitigerende maatregelen te garanderen, moet de projectprojectindiener een Milieu Management Plan (MMP) opstellen. 16 4.7 Milieu Management Plan Milieu managementplannen dienen haalbare en efficiënte maatregelen te identificeren die potentiële significante milieueffecten naar acceptabele niveaus kunnen terugbrengen. Het MMP dient ook operationele procedures te omvatten die noodzakelijk zijn om milieurisico’s tijdens de dagelijkse werkzaamheden en het regulier onderhoud te vermijden, en waar van toepassing, een noodplan ingeval van calamiteiten. Een MMP dient duidelijk de betrokkenheid en het beleid van het bedrijf betreffende het milieu vast te stellen. Er moet een duidelijke verklaring zijn, waarbij het bedrijf zich committeert om milieumanagement en specifiek een MMP in zijn werkzaamheden te integreren. Een op de juiste wijze uitgevoerd MMP kan ook een bijdrage leveren aan het bewerkstelligen van een aantal andere doelstellingen, zoals: o Naleving van de milieuvoorschriften; o Het voldoen aan interne normen en doelen; o Grotere tevredenheid van de investeerder en/of klant; o Verbetering publieke imago van het bedrijf; o Verbetering betrekkingen met regelgevende autoriteiten; o Vermindering van korte – en lange termijn aansprakelijkheid. Het NIMOS heeft Richtlijnen voor Milieu Management Systemen en Milieu Management Plannen opgesteld. Deze zijn vervat in Bijlage 12 van de Richtlijnen voor Milieu Effecten Analyse, Deel I: Algemene Richtlijnen. Bij het opstellen van een Milieu Management Plan voor een Plantageproject moet minstens met de volgende factoren rekening worden gehouden: - Constructie en Operationele fase: o Topografie – plan vereist van de verwachte topografie na de activiteiten.; o Bodem – geef ook de diepte van de bodem aan die gebruikt zal worden en hoe vruchtbaarheid en erosie zullen worden gemanaged; o Landpotenties – plan vereist van verwachte landpotentie na activiteiten; o Landgebruik – ook aan te geven welk soort landgebruik is gepland; o Natuurlijke vegetatie/flora – belangrijk in verband met het lozen van effluenten; o Fauna – belangrijk in verband met het lozen van effluenten; o Oppervlaktewater – geef de strategieën aan om het volgende te managen: o Waterbalans; o Regenwater; o Rehabilitatie van het bodemoppervlak (in zoverre dit het oppervlaktewater aantast); o De legitieme vereiste van gebruikers van het oppervlaktewater m.b.t. de aangetaste waterloop; o Grondwater – geef de strategieën m.b.t. het volgende aan: o Planmatig beheer van het bodemoppervlak om negatieve effecten op het grondwater te minimaliseren; 17 - o voldoen aan de vereisten van legitieme gebruikers van grondwater in het aangetaste gebied; o Luchtkwaliteit – inclusief een luchtkwaliteitsplan indien de analyse significante potentiele effecten op de luchtkwaliteit op bepaalde locaties voorspelt; o Geluid – inclusief een geluidshinderplan indien de analyse significante potentiele effecten alsgevolg van geluid op bepaalde locaties voorspelt o Gevoelige landschappen; o Visuele aspecten; o Regionale socio-economische structuur; o Belanghebbende en beinvloede partijen; o Informatieverstrekking – de projectindiener zal moeten vaststellen in welke mate informatie moet worden ingediend over maatregelen die genomen worden, om te voldoen aan de wettelijke vereisten; o Onderhoud – sommige van de hier beschreven maatregelen zullen onderhoud vereisen nadat ze geïmplementeerd zijn en wel totdat er een begin wordt gemaakt met het afbouwen van de bedrijfsactiviteiten. Ook in dit geval is dit plaatsgebonden, maar de projectindiener moet waar van toepassing, overwegen om tenminste het volgende te onderhouden: o gerehabiliteerde locaties; o structuren ter bestrijding van waterverontreiniging. Sluitingsfase: o infrastructuur – slopen of opruimen van structuren en gebouwen, verwijdering van fundamenten en rehabilitatie van het bodemoppervlak; o effluentlocaties; o afvoerfaciliteiten (leidingen, greppels, waterkeringsdammen, etc.); o Informatieverstrekking– de verplichting van de projectindiener in dit opzicht, voor de periode nadat de activiteiten m.b.t. afbouw zijn stopgezet, totdat de sluiting is goedgekeurd; o onderhoud – indien aspecten van de buiten werking gestelde locatie onderhoud vereisen totdat de sluiting is goedgekeurd, moeten deze aspecten worden beschreven. Verder moeten gekoppeld aan het Milieu Management Plan de volgende plannen ook mee worden genomen: - Een sluitings- en rehabilitatieplan, waarin opgenomen fysische rehabilitatie en socio-economische stabiliteit; - Een Preventie- en Rampenplan: Een preventieplan beoordeelt de kans op ongevallen en creëert procedures om hun effecten te voorkomen of te minimaliseren. Een rampenplan legt procedures vast, ingeval er zich een ongeval voordoet. Deze plannen zijn noodzakelijk om mogelijke ongevallen te voorkomen en alle milieueffecten of abnormale omstandigheden die zich kunnen voordoen, aan te pakken. 18 4.8 Milieumonitoring 4.8.1 Inleiding Om een effectief en efficiënt monitoringplan te ontwerpen, moeten de voornaamste parameters die gemeten moeten worden, tijdens de analyse van de milieueffecten en volgende onderzoeken worden geïdentificeerd en betrekking hebben op afspraken die gemaakt zijn in het milieubeheerplan. Normaliter hebben deze parameters betrekking op: o Land; o Klimaat; o Biologische systemen; o Water; o Lucht; o Geluid; o Effluenten en afvalstoffen van bedrijfsprocessen. Evenzo van belang zijn de concepten m.b.t. wat gemeten moet worden, waar en wanneer het meten moet geschieden, hoe te meten en welke evaluatiemethoden gebruikt dienen te worden na het verzamelen van de gegevens. Het verzamelen van monsters, de analyse daarvan en de verwerking van de gegevens, moeten allemaal volgens de standaardprocedures worden uitgevoerd. Daarom is, daar waar het van toepassing is, een van de eerste stappen in het milieumonitoringplan, een beoordeling van de interne en externe capaciteit om monsters te verzamelen en te analyseren en de analytische gegevens te evalueren. Ingeval er een tekort in de capaciteit bestaat, kan er gebruik worden gemaakt van training, rekrutering of het gebruik van externe bronnen of expertise om deze tekorten op te heffen alvorens door te gaan met de ontwikkeling van het milieumonitoringplan. 4.8.2 Milieunormen Er zijn geen milieunormen die wereldwijd van toepassing zijn. Elk land kent zijn eigen behoeften en omstandigheden en dient zijn eigen normen dienovereenkomstig vast te stellen. Tijdens dit proces, dient het opzetten van effluent afvoernormen en emissienormen, specifieke milieukwaliteitsdoelen te omvatten. In het algemeen zijn milieunormen niet goed aangepast aan de verschillende werkzaamheden en in vele gevallen is het nodig of wenselijk om specifieke normen voor deze activiteiten te hebben. Teneinde specifieke richtlijnen voor landbouww- em/of plantageprojecten vast te stellen, hebben sommige internationale organisaties (zoals de Wereldbank en de UNEP) hun eigen milieunormen ontwikkeld voor het aanplanten en verwerken van gewassen in plantageculturen. De IFC/Wereldbank heeft bijvoorbeeld in 2007 nieuwe Milieu-, Gezondheids- en Veiligheidsrichtlijnen uitgebracht op het gebied van plantaardige olieen, suikerverwerking en het kweken van gewassen. Met het NIMOS moet worden afgestemd in hoeverre deze richtlijnen toepasbaar zijn voor de specifieke situatie. 19 4.8.3 Te monitoren parameters en monitoringsperiode Het onderstaande raamwerk voor een milieumonitoringsplan dient slechts als leiddraad en dient te worden aangepast aan de kenmerken van de locaties en het type project Tabel 4.3 Effect Monitoring Monitoring Ecologie Bodemerosie Waterkwaliteit Luchtkwaliteit Item Monitoring van effecten op te beschermen soorten in en rondom het gebied Monitoring van de toename van TSS en turbiditeit en de waterwegen TSS, pesticiden, meststoffen, DO, pH, BOD, COD, Oil and Grease Raffinageproces en transport Ecologie Indien uit de MEA blijkt dat bepaalde soorten een conservatiewaarde hebben, dient er uiteraard monitoring van deze populaties in de aangewezen gebieden plaats te vinden. Het is gebruikelijk dat er naar variaties in de populatie dichtheid wordt gekeken. Bodemerosie Indien uit de MEA blijkt dat de plantage erosie met zich mee zal brengen moet er periodieke monitoring plaatsvinden om kenmerken van bodemerosie ter plekke en achteruitgang in waterkwaliteit te kunnen waarnemen. Enkele methoden zijn visuele inspectie van bodemerosie in het gebied en variaties in het niveau van bodemerosie indicatoren, vooral TSS en Turbiditeit in waterkwaliteit. Waterkwaliteit Zaken als bodemerosie, procesafvalwater en het gebruik van landbouwchemicalien kunnen bij gebrek aan adequate mitigerende maatregelen zeker resulteren in achteruitgang van de waterkwaliteit in het gebied. Het is van belang dat waterkwaliteit wordt gemonitoord. Het referentiepunt is natuurlijk de baseline. Belangrijke parameters die zeker niet mogen worden vergeten zijn TSS, turbiditeit, DO, pH, BOD, COD, Oil and Grease en Landbouwchemicalien. Luchtkwaliteit Het opzetten van een raffinaderij, het vernietigen (verbranden) van biomassa-afval en het introduceren van meer voertuigen in het gebied zorgen voor toename van emissies. De MEA zal uitwijzen of dit significant of niet significant is. Afhankelijk van de significantie moet de luchtkwaliteit ook in het monitoringsplan worden opgenomen. Belangrijke parameters zijn kooldioxide (CO2), zwaveldioxide (SO2) stikstofoxide(SOx) en kleine stofdeeltjes (PM) 20 5 Beoordeling De beoordeling van het MER is bedoeld om overeenstemming te bereiken over de resultaten van het analyseproces – in termen van hun representativiteit en nauwkeurigheid van de voorgestelde ontwikkelingsactiviteiten, de effecten en hun milieumanagement. De definitieve voorwaarden in het MER-advies van het NIMOS zullen milieumanagementdoelen, plannen en resultaten omvatten waaraan de projectontwikkelaar zich moet houden. 5.1 Participatie bij de beoordeling De verantwoordelijkheid voor de MER-beoordelingsfase ligt bij het NIMOS – hoewel de participatie in deze fase breed is. Vanwege de complexiteit van de plantageontwikkelingen – zowel agrarisch als industrieel – vereist de beoordelingsfase een multidisciplinaire benadering en multidisciplinaire participanten. De directe participatie in de MER-beoordelingsfase is gewoonlijk beperkt tot het MERbeoordelingsteam dat is ingesteld door het NIMOS. Het beoordelingsteam is gewoonlijk bemenst door vertegenwoordigers van: - het NIMOS - deskundig personeel en specialisten van het Ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij - de Vergunningverlener/Bevoegde Instantie, experts van andere betrokken sectoren - aangetrokken externe deskundigen Publieke Participatie is een heel belangrijke factor in het proeces. Hiervoor wordt verwezen naar hoofdstuk 6 van dit document. 5.3 Officiële beoordeling Voor het NIMOS is het van het allergrootste belang dat het voldoet aan zijn verantwoordelijkheid die bij wet is vastgelegd voor het uitvoeren van de analyse van de duurzaamheid van de projectaanvragen op milieu en sociaal gebied binnen de verschillende sectoren. Tijdens al de MEA-procedures onderwerpt het NIMOS zijn onderzoeksprocessen en de resultaten daarvan aan kritische analyses om een hoge mate van geloofwaardigheid te garanderen en de uiteindelijke standpunten en aanbevelingen die eventueel daaruit voortvloeien, te rechtvaardigen. De beoordeling wordt normaliter uitgevoerd door het deskundige personeel van het NIMOS zelf, deskundigen van de desbetreffende vergunning verlenende instanties en aangetrokken deskundigen op vakgebieden die tijdens het analyseproces speciale aandacht vereisen. De kwaliteit van de besluiten van het NIMOS over voorstellen voor ontwikkelingen binnen de sector hangt veelal af van de kwaliteit van het MER dat door de projectindiener 21 wordt ingediend. De stukken die door de projectindieners worden ingediend staan qua kwaliteit meestal in verhouding tot de deskundigheid die zij toepassen bij de voorbereiding hiervan. De kwaliteit van de ingediende stukken is ook hoger naarmate de juistheid en representativiteit van data, analyse en besluiten groter is. Projectindieners dienen ervan bewust te zijn dat het “water in de wijn doen” in deze gebieden kan leiden tot problemen en vertragingen bij het analyseren van de ingediende stukken tot verzoeken om nadere informatie, tot het terugsturen van ingediende stukken die eenvoudigweg “onvolledig” worden bevonden hetgeen uiteindelijk de goedkeuring van een potentieel uitvoerbaar ontwikkelingsvoorstel in gevaar kan brengen. Met het oog hierop worden projectindieners ten zeerste aangemoedigd om in een zo vroeg mogelijk stadium van het opstellen van hun ontwikkelingsmodel het NIMOS te consulteren, zodat de uiteindelijke goedkeuring van het project beter gegarandeerd is. In dit verband wordt nogmaals erop gewezen dat het NIMOS (in de praktijk) beschikbaar is om uitleg te geven over het proces van goedkeuring van ontwikkelingsvoorstellen en deze te vergemakkelijken vanaf de fase waarin het project uitgedacht en ontworpen wordt. 5.3 Checklist voor MER-beoordeling De volgende checklisten uit de Richtlijnen voor Milieu Effecten Analyse, Deel I: Algemene Richtlijjnen, zijn hier van toepassing voor de beoordeling door het NIMOS: - Bijlage 8: ·MEA Beoordelingsproces - Bijlage 9: ·Controle Checklist voor Milieu Effecten Rapporten - Bijlage 10: ·Checklist voor de beoordeling van Milieu Effecten Analyses - Bijlage 11: ·Richtlijnen en criteria voor MEA-Beoordeling Voor diepgaandere informatie over de bovengenoemde checklisten, wordt verwezen naar de Algemene Richtlijnen. 22 6 Besluitvorming Na beoordeling van het MER zal het NIMOS milieu advies over de voortgangv van het project naar de vergunning-verlenende instantie(s) sturen. Het ad vies kan de volgemde strekking hebben: - Advies om het project geen voortgang te laten vinden. Dit in geval dat de effecten van het project zodanig zijn voor mens/milieu dat er vrijwel geen mitigatie mogelijk is; - Advies om het project voortgang te laten vinden onder additionele voorwaarden. Dit gebeurt wanneer de effecten van het project gemitigeerd kunnen worden, maar het NIMOS toch aangeeft dat er additionele maatregelen genomen moeten worden voor een milieuvriendelijk verloop van het proces; - Advies om het project voortgang te laten vinden zonder additionele voorwaarden. De effecten kunnen gemitigeerd worden en de methoden hiervoor zijn voldoende en gedetailleerd beschreven in het MER. 23 7 Publieke Consultatie en Participatie Behalve milieu effecten spelen sociale effecten ook een belangrijke rol bij plantageprojecten. Verandering in landgebruik kan, significant of niet, van invloed zijn op leefgemeenschappen in de omgeving. Daarom is Publieke Consultatie en Participatie van belang. De Wereldbank geeft in haar Environmental Assessment Sourcebook (1993) de volgende definities): - Publieke Consultatie heeft betrekking op het vragen naar de zienswijze van mensen als het gaat om voorgestelde acties, en hun betrekken in het dialoog. - Publieke Participatie is het vrijwillig proces waarbij mensen, inbegrepen marginale groepen (armen, vrouwen, inheemsen, etnische minderheden) samen komen met projectautoriteiten om het besluitvormingsproces betreffende projectontwerp en –beheer te bespreken, erover te onderhandelen en controleren. 7.1 Publieke Consultatie en Participatie in het MEA proces In het MEA-proces in Suriname is Publieke Consultatie en Participatie cruciaal tijdens de drie volgende fasen van het MEA-proces: - de Scopingsfase; - de Analyse fase; - de Beoordelingsfase. 7.1.1 Publieke Consultatie in de Scopingsfase Het scopingsdocument (Terms of Reference) die voor de MEA wordt geproduceerd, moet beschikbaar zijn voor het publiek. Deze beschikbaarheid brengt de volgende voordelen met zich mee: - het publiek is op de hoogte van wat zal gedaan worden voor de uitvoer van de studie; - het publiek kan nuttige informatie geven die kan worden meegenomen bij de uitvoer van de studie; - op basis van commentaren van het publiek kan de projectindiener verbeteringen laten aanbrengen in het scopingsdocument, alvorens de MEA zal plaatsvinden. 7.1.2 Publieke Participatie in de Analyse fase Tijdens de analyses die worden uitgevoerd kunnen lokale gemeenschappen nuttige informatie op milieu en sociaal gebied verstrekken aan de onderzoekers die belast zijn met de analyses. 24 7.1.3 Publieke Consultatie tijdens de Beoordelingsfase In deze fase moet het concept MER beschikbaar zijn voor het publiek voor becommentariëring. Significante commentaren zullen door het NIMOS meegenomen worden bij de beoordeling van het project. 7.2 Vormen van Publieke Consultatie Er zijn verschillende vormen van Publieke Consultatie. Voor het NIMOS is van belang dat tijdens het MEA-proces minimaal aan het volgende voldaan wordt: - Tijdens de Scopinsfase: o Consultatie van Overheidsinstanties (verplicht); o Consultatie van gemeenschappen en belanghebbenden (afhankelijk van aanwezigheid); o Consultatie van NGO’s (afhankelijk van betrokkenheid); o Het plaatsen van de bevindingen van de consultaties in het Finaal Scopingsrapport voor goedkeuring; - Tijdens de Beoordelings- en Besluitvormingsfase: o Het Concept MER beschikbaar maken voor stakeholders; o Consultatie van Overheidsinstanties (verplicht); o Consultatie van gemeenschappen en belanghebbenden (afhankelijk van aanwezigheid); o Consultatie van NGO’s (afhankelijk van betrokkenheid); o Het plaatsen van de bevindingen van de consultaties in het Finaal MER voor goedkeuring; Afhankelijk van het type project kan het NIMOS additionele werkwijzen aangeven voor Publieke Consultatie. Het NIMOS kan dit aangeven: - onder de projectspecifieke richtlijnen voor het uitvoeren van de MEA; - bij de Screening van de projectinformatie; - bij de aanbevelingen voor het scopingsrapport, om mee te nemen tijdens de beoordelingsfase. Zoals eerder aangegeven zijn er verschillende vormen van publieke consultatie. Alvorens de consultaties plaatsvinden is het verstrekken van informatie van belang. Hoe eerder, hoe beter voor de Participatie van het Publiek. Onderstaand zijn enkele vormen van informatieverstrekking genoemd: - het plaatsen van informatie in openbare bibliotheken. De praktijk wijst wel uit dat in dit geval het grootste deel van de stakeholders niet wordt bereikt; - de media. Televisie, radio, kranten en brochures, waarbij de informatie in de plaatselijke taal wordt verstrekt is van belang om de beïnvloede groepen te bereiken; - informatiesessies. Dit is een nuttige tool voor gemeenschappen, waar er weinig of geen media ter beschikking is. Door het houden van deze informatiesessies alvorens de consultaties plaatsvinden dringt de informatie beter tot de gemeenschappen door. Deze methode is in 2008 door het MEA-team, aangetrokken door de BHP Billiton Maatschappij Suriname NV, toegepast bij de 25 - Milieu en Sociale Effecten Studies voor het Bakhuis Bauxiet Mijnbouw en Transport Project; lokale overheden en leiders. In bepaalde gevallen helpt het als informatie door lokale overheden en leiders wordt overgebracht alvorens de consultaties plaatsvinden. Dit kan in gevallen waarbij de taal een grote barrière is. Met de lokale overheden en leiders moeten er wel vooraf afspraken worden gemaakt over hetgeen wordt overgebracht; Publieke Participatie is en blijft een belangrijk onderdeel in de voorbereiding van een project aangezien het misconcepties bij de gemeenschap kan wegnemen en het project sociaal acceptabel kan maken. Dit is van belang aangezien er een goede verstandhouding met de gemeenschap moet zijn tijdens uitvoering van het proejct (bedrijfsvoering). 26 Referenties Canter, L., and B. Sadler (1997), “A tool kit for effective EIA practice-Review of methods and perspectives on their application”, International Association for impact Assessment pp 6. International Finance Coorporation (IFC) / World Bank (2007), “General Environmental, Health and Safety Guidelines 2007”. NIMOS (2009), “Richtlijnen voor Milieu Effecten Analyse Deel I: Algemene Richtlijnen” Petts, J. (ed.) (1999), “Handbook of Environmental Impact Assessment, Volume I Environmental Impact Assessment: Process, Methods and Potential”, Blackwell Science ltd, pp 327-346. World Bank (1993), “Environmental Assessment Sourcebook”. 27 Bijlage 1: Richtlijn voor het Screenen van Plantageprojecten De screeningsrichtlijn voor plantageprojecten worden gepresenteerd in de vorm van een checklist van zaken die in overweging genomen moeten worden bij het besluiten of de vraag wel of niet relevant is voor het project. Deel 1. Karakteristieken van het ontvangend milieu. 1.1 Ligt het voorgestelde gebied in een beschermd gebied, of wordt het waarschijnlijk deel daarvan of is het onderworpen aan een verdrag? Dit is van toepassing op beschermde- en erfgoedgebieden waarmee er rekening moet worden gehouden bij het beantwoorden van de vraag (o.a. nationale parken, beschermde parken, natuurreservaten, wildernisgebieden, zeeparken, erfgoed/historische gebieden, wereld-erfgoedlijst) 1.2 Is het voorstel voor een gebied dat thans milieugevoelig is of milieugevoelig zou kunnen worden? Bij het beantwoorden van deze vraag moeten er twee milieusystemen worden geanalyseerd: - het geomorfologisch systeem (zoals zwampen, meren, kusten, duinen, rivieren of riviermondingen, hoogvlakten, eilanden) - de ecologische systemen (zoals flora en fauna die zeldzaam of bedreigd zijn, milieugevoelige zeeplaatsen, bossen, wildernis, trekroutes van dieren in het wild) 1.3 Is het voorstel gevoelig voor ingrijpende natuurlijke of daarvan afgeleide gevaren? Erosie, steile hellingen, wateronttrekkingen, oppervlaktewaterbronnen, aardbevingen, overstromingen, bosbranden en tropische wervelstormen worden in dezen onder gevaren verstaan. 1.4 Ligt het voorstel in een speciaal bestemmingsgebied? Met speciaal bestemmingsgebieden worden bedoeld gebieden met een duidelijk omschreven landgebruik, toeristische gebieden, gebieden gericht op groei-, defensie- of telecommunicatiedoeleinden. 1.5 Ligt het voorstel in een gebied met kwetsbare menselijke gemeenschappen? Deze vraag heeft betrekking op eerdere verontreiniging of besmetting, sociale, culturele en economische factoren en het vermogen om veranderingen op te vangen. 1.6 Ligt het voorstel in een verarmd of potentieel verontreinigd gebied, onderhevig aan significante risico niveaus? Dit heeft te maken met een reeks van overwegingen betreffende lucht-, water- en bodemverontreiniging die betrekking hebben op de bestaande kwaliteit, het risico niveau 28 en het vermogen van het gebied tot rehabilitatie. In plaats van een negatief aspect te zijn, kan de nieuwe activiteit een gelegenheid bieden voor rehabilitatie van het gebied. Deel 2 Potentiële effecten van het voorgesteld project 2.1 Zullen de constructiewerkzaamheden, de bedrijfsoperaties of sluiting significante veranderingen in het ontvangend milieu kunnen veroorzaken? a. Fysieke factoren De belangrijkste fysieke factoren omvatten: duidelijk zichtbare verstoring van het land; erosie, bodemverzakking en instabiliteit; verandering van waterlopen en drainagepatronen; effecten voor kwantiteit en kwaliteit van het water; verandering van moerasgebieden, meren of riviermonden; afgraving van grond, opvulling of landaanwinning; effecten op kustprocessen; en microklimatologische effecten. b. Biologische factoren De significante biologische factoren omvatten: bedreigingen voor de biodiversiteit, voor ecologische processen of voor systemen die het leven in stand houden; verwijdering vegetatie; verdringing van fauna of het opwerpen van barrières voor hun beweging; brand; gebruik van chemicaliën die bioaccumuleren; en veranderingen in de hydrologie. c. Landgebruik Dit onderwerp verwijst naar de grote veranderingen van landgebruik; gebruik dat niet overeenkomt met de planning- of ontwikkelingsdoelstellingen; reservering, verandering of vervreemding van Domeingrond. Er is compensatie verschuldigd indien de rechten van anderen bedreigd worden of eigendommen beschadigd raken, minder productief worden of hun waarde verliezen. d. Gebruik van hulpbronnen Het gebruik van hulpbronnen voor de ontwikkeling van het project. De potentiële effecten op bestaand landgebruik en het gebruik van rivierwater benedenstrooms, met inbegrip van hengelen, zou een diepgaandere analyse noodzakelijk kunnen maken. e. Gemeenschap Dit onderwerp heeft te maken met het verplaatsen (transplanteren) van gemeenschappen; aangetoonde veranderingen in de economische stabiliteit of de aanwezigheid van de openbare diensten; gezondheid, veiligheid, welzijn en kwaliteit van het leven van individuen of gemeenschappen; ontwrichting van gemeenschappen en sociale organisatievormen; en veranderingen voor wat betreft de culturele en economische hulpbronnen van de gemeenschap. Er zijn triggers die betrekking hebben op de werkgelegenheid, de nabijheid van steden en de schaal van het project. f. Infrastructuur Infrastructurele factoren hebben betrekking op een verhoogde vraag naar transport, elektriciteit, water, huisvesting, medische diensten, onderwijs en sociale diensten. 29 g. Erfgoed Dit onderwerp verwijst naar de negatieve gevolgen voor de inheemse en marron gemeenschappen, waaronder beperkte toegang tot land, verstoorde heilige plaatsen of archeologische voorwerpen, veranderingen in de levensstijl en negatieve effecten op historische plekken. 2.2 Zijn er implicaties voor gezondheid en veiligheid? a. Lucht Factoren m.b.t. de lucht hebben betrekking op stof, rook, geur, giftige, radioactieve, broeikas en ozonaantastende emissies in de atmosfeer. b. Water Factoren m.b.t. water omvatten veranderingen in de kwaliteit en de kwantiteit van het water m.b.t. het zoutgehalte, de kleur, de geur, de troebelheid, de temperatuur, BOD, COD, nutriënten, de pH of verontreinigende elementen en de schade aan het maritieme milieu, olielekkages, brandstof, afvalstoffen of rioolwater. Ingeval er sprake is van het lozen van gevaarlijke stoffen, is er een diepgaande analyse vereist. c. Afval Afvalfactoren omvatten het afvoeren van rioolwater, industrieel, huishoudelijk en procesafval. d. Gevaren Dit onderwerp verwijst naar de opslag, het gebruik, het transport en de afvoer van gevaarlijke chemicaliën; elektromagnetische en andere vormen van straling; en verkeersgevaren. e. Geluid Geluid verwijst naar het toegenomen lawaai en de trillingen veroorzaakt door het verkeer, de vaste installaties en de werkzaamheden ter plekke tijdens de constructie en operaties. Geluidsvraagstukken zullen in overweging worden genomen indien het voorstel betrekking heeft op een bewoond gebied. f. Overige Additionele factoren hebben betrekking op het risico van her per ongeluk vrijkomen van giftige stoffen en op cumulatieve effecten die in combinatie met andere factoren in overweging genomen moeten worden. Deel 3. Veerkracht van het milieu om veranderingen aan te kunnen 3.1 Kan het landgebruik op en rondom de plaats duurzaam zijn? Deze factor heeft betrekking op de levensvatbaarheid en de concurrerende invloed op ontwikkelingen in de omgeving. Hoge mate van wateronttrekking, lokale effecten op 30 watertoevoer en uitstotingen van stoffen in de atmosfeer dienen, waar nodig, in overweging te worden genomen. 3.2 Kan duurzaam gebruik van de locatie worden bewerkstelligd ook nadat het project is afgelopen? Vraagstukken betreffende toekomstig landgebruik en billijkheid naar de volgende generaties toe worden gedeeltelijk aangepakt door de rehabilitatieplannen en financiële kwesties. 3.3 Zullen er eventualiteits- en rampenplannen zijn om ongelukken die zich voordoen tijdens de constructie, operatie en het buiten werking stellen van het project, aan te pakken? De belangrijkste geïdentificeerde factoren zijn reactie-mechanismen en de gevolgen die emissies die hoger dan normaal zijn, met zich meebrengen op kort en lang termijn. MMS vereist planning voor noodgevallen. Deel 4. Confidentie van voorspellingen van de effecten 4.1 Hoe groot is onze kennis over de veerkracht van een bepaald significant ecosysteem? Deze vraag heeft te maken met hoe toereikend de baseline gegevens zijn, de mate van zekerheid die wordt gehecht aan welk management- of rehabilitatieprogramma dan ook en het belang van vergelijkbare situaties. De kosten om dergelijke gegevens te verkrijgen, kunnen slechts worden gerechtvaardigd voor een groot plantageproject in een ecologisch gevoelig gebied. Ervaring van soortgelijke plantageactiviteiten in een soortelijke omgeving kan de mate van onzekerheid verminderen. 4.2 Is het projectontwerp en de technologie in voldoende mate gespecificeerd en begrepen om de effecten te kunnen vaststellen? Deze factor heeft betrekking op eerdere ervaring met het ontwerp, de relevante modellen en de gewenste en haalbare nauwkeurigheid. 4.3 Is het praktisch haalbaar om voorspelde effecten te controleren? Dit onderwerp heeft betrekking op de frequentie en de duur van de controle, op de milieumanagementplannen en op de betrokkenheid van de gemeenschap. Controle is een typische voorwaarde die alles met goedkeuring te maken heeft als deze vereist is voor een mijnbouwproject. Deel 5. 5.1 Aanwezigheid van een plannings- of beleidsraamwerk Welke wetgeving, standaardcodes of richtlijnen zijn er beschikbaar om de werkzaamheden op de plaats op richtige wijze te controleren, alsook het type van de effecten en de mate waarin ze voorkomen. 31 Deze vraag heeft te maken met wetgevende bevoegdheden om onveilige situaties terstond te kunnen corrigeren en verder met aansprakelijkheden van de voorsteller (d.w.z. de Milieuwet, de MEA-richtlijnen, de Mijnwet, de Boswet, etc.). 5.2 Is het voorstel in overeenstemming met bestaande landplanning of het langetermijnbeleid m.b.t. het gebied? Deze vraag heeft te maken met de specifieke gebieden die in het planningsbeleid van de Regering voorkomen en het landgebruik dat ingevolge de wet is toegestaan (i.e. concept Mijnwet). Deel 6. Mate van publiek belang 6.1 Is het voorstel controversieel of zou het tot controverses of bezorgdheid binnen de gemeenschap kunnen leiden? Dit zou kunnen omvatten het aantonen van een bestaand algemeen belang, waargenomen milieuwaarden en risico’s, belangengroepen, voorstellen die controversieel zouden kunnen worden, voorstellen die controversieel materiaal omvatten (b.v. gevaarlijke afvalstoffen) en transportkwesties. 6.2 Zal de prettige leefsfeer, de waarden of de levensstijl van de gemeenschap op negatieve wijze beinvloedt worden? Zal het voorstel de onrechtvaardigheid binnen de gemeenschap verminderen, handhaven of nieuwe vormen hiervan met zich meebrengen? Hoe groter het algemene belang, hoe grondiger de analyse zou kunnen zijn. 32 Bijlage 2: Richtlijn voor het vaststellen van de Scope van de Milieu Effecten Analyse Het doel van deze richtlijn is om de aard en de omvang vast te stellen van de kwesties die in overweging genomen moeten worden bij een MEA. Tijdens de levenscyclus van het project, kunnen de projectactiviteiten duidelijke veranderingen veroorzaken in de omgeving waar het project wordt uitgevoerd. De volgende activiteiten dienen overwogen te worden om de potentiële effecten van een plantageproject op het ontvangende milieu te identificeren, alsook interacties tussen activiteiten en milieu. 1. Voorbereidende fase Activiteit Milieu aspect Potentiële milieueffecten Het in bezit nemen van de locatie en haar grenzen Hulpbronnen op het land Veranderingen in landgebruik Verandering in landgebruikplanning Grondeigendomkwesties Destructie of in bezit nemen van eigendommen Gemeenschap en infrastructuur Vernietiging van eigendom Verlies van eigendom Luchtkwaliteitkwesties Atmosfeer Sluiting, omleiding of verplaatsing van bestaande wegen, nutsvoorzieningen, waterlichamen, etc. Land Water Aquatisch leven Gemeenschap en infrastructuur Bodems, landschap en vegetatie wild 33 Verandering in landgebruik Verandering in stroming Verlies van habitat Bezorgdheden van de gemeenschap Verlies van eigendom Landschapsveranderingen Bodemverlies Verlies van habitat 2. Constructie fase Activiteit Bouwklaar maken van de fabriekslocatie Milieu aspect Atmosfeer, bodems, landschap en vegetatie Broeikasgasemissies van krachtcentrales, voertuigen en materieel Atmosfeer Potentiële milieueffecten Microklimatologische veranderingen, landschapsdegradatie, verlies van bodem en vegetatie, bodemerosie Klimaatsveranderingen Algemene constructie Atmosfeer Luchtkwaliteitverandering Materiaalgebruik Atmosfeer Luchtkwaliteitverandering Het branden van vegetatie Bodems, landschap en vegetatie Bodemverlies, erosie Sedimentbelasting naar lokale riviersystemen Aquatisch leven Verlies van habitat Ontbossing Bodems, landschap en vegetatie Wild Verlies van vegetatie, bodemerosie Verlies van habitat Verhoogde aanwezigheid van mensen (wat kan resulteren in toename van jacht en visvangst) Wild Aquatisch leven Verlies van wild Verlies van aquatisch leven Verlegging van oppervlaktewaterstromen rondom effluentbehandelingsbassins, fabrieken en kampen Water Verandering van waterstroming Verhoogde sedimentatie Habitatverlies Afzetting van stof afkomstig van het constructieproces Water Verhoogde sedimentatie Verandering in de chemische compositie van het water Constructie van effluentbehandelings- en oppervlaktewaterbassins, baggeren Verwijdering van afval ( huishoudelijk, proces- en gevaarlijk afval) Aquatisch leven habitatverlies Bodems, landschap en vegetatie Bodemverlies Bodem- en grondwatercontaminatie Verwijdering van effluenten en stormwater Water Verandering in waterstroming en chemie Werkgelegenheid ten behoeve van constructie Gemeenschap en infrastructuur Verandering in de locale en socio-economische condities Constructiewerken Erfgoed Verlies van artefacten en locatieintegriteit Aquatisch leven 34 3. Operationele fase Activiteit Bouwrijp maken Milieu factor Atmosfeer, bodems, landschap en vegetatie Broeikasgasemissies van krachtcentrales, voertuigen en materieel Atmosfeer Potentiële milieueffecten Microklimatologische veranderingen, landschapsdegradatie, verlies van bodem en vegetatie, bodemerosie Klimaatsveranderingen Materiaalgebruik Atmosfeer Luchtkwaliteitverandering Krachtcentrale Atmosfeer Luchtkwaliteitverandering Emissies van voertuigen, zwaar materieel en verwerkingsfabrieken Atmosfeer Luchtkwaliteitverandering en stofemissies Ontbossing Bodems, landschap en vegetatie Landschapsdegradatie Bodemverlies, erosie Vegetatieverlies Habitatverlies Het branden van Savannes Bodems, landschap en vegetatie Landschapsdegradatie, bodemverlies, erosie Het verwijderen van afval (stortplaatsen, effluentbehandelingsbassins, gevaarlijk afval) Bodems, landschap en vegetatie Water Bodemverlies Bodemcontaminatie Grondwatercontaminatie als gevolg van doorsijpelen Breuk in de omlijning van effluentbehandelingsbassins Gezondheid en veiligheid Bodems, landschap en vegetatie Water Aquatisch leven Doden, gezondheidseffecten Verontreiniging van bodems en gewassen Waterverontreiniging Verlies van aquatisch leven Gebruik van bestrijdingsmiddelen Gezondheid en veiligheid Bodems en vegetatie Doden, gezondheidseffecten Verontreiniging van bodems en gewassen Waterverontreiniging Verlies van wild Verlies van aquatisch leven Verlies van wild Verlies van aquatisch leven Verhoogde aanwezigheid van mensen (wat kan resulteren in toename van jacht en visvangst) Water Wild Aquatisch leven Wild Aquatisch leven Onttrekken van oppervlaktewater voor de operatie Water Verandering in oppervlaktewaterstroming Opvang en omleiding van stormwater van afvalstortplaatsen op de locatie Water Verandering in oppervlaktewaterstroming Verandering in de chemische 35 Activiteit Milieu factor Potentiële milieueffecten compositie van het water Lozen van overtollig water in riviersystemen Water Verandering in oppervlaktewaterstroming Verandering in de chemische compositie van het water Verlies van habitat Verwijdering van oppervlaktewater voor procesoperaties Water Verandering in oppervlaktewaterstroming Doorsijpeling vanuit de effluentbehandelingsbassins Water Verandering in de chemische compositie van het water Lozen van behandeld rioolwater Water Verandering in de chemische compositie van het water Gebruik van gevaarlijke stoffen (opslag, transport en omgang) Gezondheid en veiligheid Bodems, landschap en vegetatie Water Aquatisch leven Accidentele spills: verlies van levens, bodem- en waterbroncontaminatie, ecosysteemschade, gezondheidseffecten op de lokale gemeenschappen Water omleiding voor het in operatie houden van de fabriek en de effluentbehandeling Aquatisch leven Verlies van habitat Sedimentbelasting naar lokale riviersystemen Aquatisch leven Verlies van habitat Permanente werkgelegenheid en huisvesting Gemeenschap en infrastructuur Verandering in de lokale socioeconomische condities Operationele werken Erfgoed Verlies van artefacten en locatieintegriteit 36 4. Sluitingsfase Activiteit Graafwerkzaamheden, hercontouren en re-vegetatie Milieu aspect Atmosfeer Bodems, landschap en vegetatie Potentiële milieueffecten Microklimatologische verandering Landschapsverandering Bodemverlies, erosie Broeikasgasemissies van krachtcentrales, voertuigen en materieel Atmosfeer Klimaatsveranderingen Algemene constructie (verwijdering van gebouwen) Atmosfeer Luchtkwaliteitverandering Emissies van voertuigen en zwaar materieel Atmosfeer Luchtkwaliteitverandering Stofemissies Geluid van materieel en constructie Atmosfeer geluid Verwijderen van de cultuuraanplant Bodems, landschap en vegetatie Landschapsdegradatie bodemverlies Behandeling en transport van gevaarlijke stoffen Gezondheid en veiligheid Bodems, landschap en vegetatie Water Aquatisch leven Accidentele spills: verlies van levens, bodem- en waterbroncontaminatie, ecosysteemschade, gezondheidseffecten op de lokale gemeenschappen Toename in voertuigenverkeer Bodems, landschap en vegetatie Landschapsdegradatie Bodemverlies Vermindering in jacht en visvangst na sluiting Wild Aquatisch leven Verandering in wild Verandering in aquatisch leven Herstel van bosbedekking Wild Verandering in habitat Voortijdige stopzetting van effluentbehandeling Water Aquatisch leven Rehabilitatie ven effluentbehandelingsbassins Water Verandering in de chemische compositie van het water Verlies van aquatisch leven Verbetering in de chemische compositie van het water Verandering in aquatisch leven Herstel van de originele bodem en grondwaterkarakteristieken Opschoning van de bodemlocatie en grondwater Aquatisch leven Bodems, landschap en vegetatie Water Vervolgactiviteiten (monitoring, mitigerende maatregelen) Allemaal Lange termijn rehabilitatie van de locatie Werkloosheid Gemeenschap en infrastructuur Verandering in de locale socioeconomische condities 37 Activiteit Sluitings werken Milieu aspect Erfgoed Potentiële milieueffecten Verlies van artefacten en locatieintegriteit 38