Kostprijs woonzorgcentrum wordt lokaal bepaald

advertisement
Layla aerts
Kostprijs woonzorgcentrum
wordt lokaal bepaald
Lokale woonzorgcentra, tot vóór de jaarwisseling nog bekend als ‘rusthuizen’, krijgen
nogal eens het verwijt dat ze te duur zijn. Niet zozeer voor de bewoner, maar wel voor
het bestuur dat ze uitbaat en dat uiteindelijk de rekening betaalt. Uit een VVSG-analyse
blijkt dat die kostprijs vooral wordt bepaald door opname-, dagprijs- en personeelsbeleid. En ligt het bepalen van dit beleid nu niet in lokale handen? Elke Vastiau
Z
o’n 40 procent van de woongelegenheden in de woonzorgcentra wordt
uitgebaat door een lokaal bestuur. Lokale besturen doen dit vanuit hun wettelijke opdracht, omdat OCMW’s iedereen
in staat moeten stellen een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke
waardigheid. Deze wettelijke opdracht
kan ook anders geformuleerd worden:
lokale besturen garanderen dat ook de
30 LOKAAL 16 februari 2010
meest kwetsbaren toegang hebben tot de
zorg die ze nodig hebben. De zorg moet
daarom de toegankelijkheidstoets doorstaan: ze moet voldoende kwalitatief beschikbaar zijn, betaalbaar, begrijpbaar
enzovoort. Verschillende besturen baten
een rusthuis daarenboven uit als middel
om lokale tewerkstelling te waarborgen
en benadrukken ook het pluralisme: de
gebruiker moet immers voldoende keu-
zevrijheid hebben om een thuis te kiezen
die het best bij hem past.
Een wettelijke opdracht om de toegankelijkheid van de zorg te garanderen betekent uiteraard niet dat de uitbating van
een dergelijke voorziening zonder financieel kader gebeurt. Dit artikel gaat er uiteraard van uit dat lokale woonzorgcentra de
principes van goed beheer toepassen: de
bezettingsgraad wordt gemaximaliseerd,
de Riziv-financiering is geoptimaliseerd,
het aankoopbeleid is doordacht. Toch
hebben statuut en uitgangspunt van een
lokaal woonzorgcentrum enkele eigenheden, met daaraan verbonden een prijs. Eigenlijk gaat het grosso modo om vier dingen: de spelregels van het lokale bestuur,
de rechtspositieregeling (het personeelsstatuut), de dagprijs en het opnamebeleid.
WERKVELD OUDERENBELEID
De lokale rechtspositieregeling voor het personeel
is niet aangepast aan de continudienst van
een woonzorgcentrum.
Een sociaal of financieel opnamebeleid?
In Lokaal 1 van 2009 publiceerden we
een artikel over opnamebeleid in lokale
woonzorgcentra. De conclusie was toen
dat het financiële belang van een opnamebeleid wel was doorgedrongen maar
dat er nog steeds ruimte was voor sociale
correcties. De federale financiering via de
ziekteverzekering (de zogenaamde Rizivfinanciering) gaat er immers van uit dat
de financiering voor zwaar zorgafhankelijke bewoners beter moet zijn dan voor
de bewoners die niet zorgafhankelijk zijn.
Een logische keuze eigenlijk, ware het niet
dat het Riziv een wel erg bot instrument
kiest om deze zorgafhankelijkheid te bepalen. Een vermoeide 93-jarige vrouw met
hartproblemen en een verhoogd valrisico,
van wie de kinderen en alle vrienden al gestorven zijn en die dus sterk vereenzaamd
is, wordt immers als niet-zorgafhankelijk
gescoord. Hetzelfde geldt voor personen
met beginnende dementie of met psychiatrische problemen. Het hoeft dan ook niet
te verbazen dat deze groep oververtegenwoordigd is in de openbare woonzorgsector, waar het financiële resultaat – gelukkig voor de betrokken zorgvragers – minder doorslaggevend is dan bij de andere
initiatiefnemers in deze markt. Het bestuur moet echter wel de afweging maken
tussen zijn sociale taak en de financiële
optimalisatie van het woonzorgcentrum.
Een valabel alternatief is het ontwikkelen
en ter beschikking stellen van alternatieve
woonzorgvormen. Met dien verstande natuurlijk, dat ook deze alternatieven voor
de lokale begroting zijn. Zorgalternatieven kunnen immers slechts een zeer beperkt beroep doen op alternatieve (project-)subsidiëringen.
Boeken op sociale dienst of
woonzorgcentrum?
De woon- en leefkosten krijgt de bewoner
doorgerekend in de dagprijs. In principe
is dit voor onderdak en voeding, maar
door de onderfinanciering van de sector
wordt in de praktijk ook een deel van de
zorgkosten doorgefactureerd. De dagprijs is de prijs die een bewoner per dag
betaalt, daarbovenop komen ook nog
eens ‘extra vergoedingen’, zoals extra
drank, persoonlijke was en ‘voorschotten
aan derden’, zoals medicatie en doktersbezoek. De factuur die de bewoner aan
het einde van de maand moet betalen,
loopt daardoor nogal eens op. Omdat dit
voor sommigen een reden is om de opname uit te stellen, trachten OCMW’s hun
dagprijs laag te houden: ze voorzien zo
in de toegankelijkheid van de zorg. Hoe
groter echter het verschil tussen de werkelijke kostprijs van het rusthuis en wat
de bewoner betaalt, hoe groter het bedrag dat de lokale gemeenschap oplegt.
In vele lokale besturen wordt daarom nu
de discussie gevoerd of de dagprijs niet
moet worden verhoogd. Zo betalen de
mensen die het kunnen gewoon zelf, de
anderen worden geholpen door de sociale dienst van het OCMW, dat het geld al
dan niet terugvordert van de kinderen.
Tegenstanders zeggen dan weer dat een
woonzorgcentrum nu al zo duur is voor
de bewoners, en dat het vooral de meest
kwetsbaren zijn die hun verhuizing om
financiële redenen zullen uitstellen en de
gespecialiseerde zorg die zij nodig hebben dus niet zullen krijgen. Financiële
in grote lijnen vergelijkbaar met bijvoorbeeld het personeel dat in een vzw-woonzorgcentrum werkt. Het grote verschil is
te vinden in de beschikbaarheid van het
personeel. Een personeelslid kan in theorie maximaal 1976 uur per jaar werken (38
uur maal 52 weken). Iemand met bijvoorbeeld 24 vakantiedagen, is dan gemiddeld
1576 uur beschikbaar op de werkvloer,
iemand met 30 vakantiedagen 1528. Het
verschil tussen beide systemen is dat de
theoretische verpleegkundige met 24 vakantiedagen zo’n 31 euro per uur kost, en
diezelfde theoretische verpleegkundige
met 30 vakantiedagen 1,7 euro per uur
meer. (Dit is een theoretische berekening
op basis van een raming van de beschikbaarheid én op basis van de gemiddelde
loonkosten die het Riziv hanteert bij het
berekenen van de subsidie voor verpleegkundigen.) Om de RVT-erkenningsnorm
van 24-urenpermanentie te behalen moet
een woonzorgcentrum met 24 vakantiedagen 5,5 VTE verpleegkundigen ter be-
Het Riziv gaat ervan uit dat de financiering voor zwaar
zorgafhankelijke bewoners beter moet zijn dan voor de anderen.
Een logische keuze, maar het kiest een wel erg bot instrument
om deze zorgafhankelijkheid te bepalen.
hulp van het OCMW vragen dat daarna de
kinderen benadert, is voor vele trotse ouderen immers een stap te ver. Misschien
ook wel belangrijk om in het achterhoofd
te houden bij deze beslissing: OCMW’s
zijn met hun 40 procent marktaandeel
een belangrijke speler en beïnvloeden de
marktprijs dus wel degelijk. Wanneer alle
OCMW’s hun dagprijs verhogen, zullen
ook de andere marktspelers dit waarschijnlijk doen. De gehele sector wordt
dan duurder en meer mensen zullen hun
rusthuisfactuur niet meer zelf kunnen
betalen en bij de sociale dienst van het
OCMW aankloppen voor financiële hulp.
De kosten betalen waar ze thuishoren of
een potentieel boemerangeffect?
Beschikbaarheid van het personeel
De belangrijkste kostenverhogende factor
is ongetwijfeld de rechtspositieregeling
van de openbare sector. Als algemene regel volgt het rusthuispersoneel het statuut van de gemeente. Financieel is dat
schikking hebben, een woonzorgcentrum
met 30 vakantiedagen 5,7. Door meer vrije
dagen toe te kennen aan personeelsleden
in een continudienst hebben lokale besturen dus meer personeel nodig om de continuïteit te verzekeren. En dit staat nog los
van de dienstverlening en de kwaliteit die
men wil bieden. Misschien toch ook niet
vergeten dat zwangere en zieke statutaire
personeelsleden volledig worden doorbetaald door de werkgever, terwijl ze ook
nog eens vervangen moeten worden. De
dienstverlening moet immers gegarandeerd worden. De (oudere) statutaire personeelsleden voor wie het werk te zwaar
is geworden en die noodgedwongen niet
meer aan de slag zijn, worden na uitputting van hun ziektekrediet vaak in disponibiliteit wegens ziekte gesteld, eventueel
in afwachting van een vervroegde pensionering. Wie in disponibiliteit is gesteld,
ontvangt bij de lokale overheid een wachtgeld gelijk aan 60 procent van het laatste
salaris. Bij een private werkgever wordt
16 februari 2010 LOKAAL 31
WERKVELD ouderenbeleid
dit ten laste genomen door de ziekteverzekering.
We kunnen dus eigenlijk wel concluderen dat de lokale rechtspositieregeling
onaangepast is aan de noodwendigheden van een continudienst. Het federale
gezondheidsakkoord en het Rechtspositiebesluit gemeentepersoneel hebben dit nog verscherpt. Nochtans hebben OCMW’s eigenlijk al sinds 1976 de
en arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de hele zorgsector, ongeacht het
statuut van de inrichtende macht, zouden
een stap vooruit zijn.
Katholieker dan de paus
Maar vergelijken doet men toch. En daarbij worden financiële verschillen geconstateerd, meestal in het nadeel van de
lokale besturen. Een oorzaak wordt vaak
Wanneer alle OCMW’s hun dagprijs verhogen, zullen ook de
andere marktspelers dit waarschijnlijk doen. Meer mensen
zullen hun rusthuisfactuur niet meer zelf kunnen betalen en
bij de sociale dienst van het OCMW aankloppen.
mogelijkheid om voor hun specifieke
functies van de plaatselijke gemeentelijke rechtspositieregeling af te wijken.
Besturen die dit doen, zijn zeldzaam. In
de eerste plaats gebeurt dit niet omdat
het net de knelpuntberoepen zijn die je
dan een minder gunstig statuut zou geven. Besturen doen dit ook niet omdat ze
geen spanningen willen creëren tussen
de personeelsleden onderling. Wat doe je
bijvoorbeeld met vergelijkbare functies:
de onthaalbediende aan de balie van het
gemeentehuis en de onthaalbediende in
het woonzorgcentrum? Anderzijds hebben lokale besturen er blijkbaar geen
probleem mee te aanvaarden dat onderwijspersoneel of politie wel een apart
personeelsstatuut heeft. En als je wilt
vergelijken met de rest van de sector is
het belangrijk dat je dezelfde dingen vergelijkt. Nu is het bijzonder moeilijk om
zelfs maar het beschikbare personeel met
elkaar te vergelijken, net omwille van dit
verschillende statuut. Vergelijkbare loon-
gezocht in de procedures die eigen zijn
aan het lokale bestuur. Procedures voor
aanwerving, procedures voor overheidsopdrachten, procedures... Dit zijn eigenlijk drogredenen. Deze regels zijn er inderdaad, maar iedere beheersvorm heeft
zo zijn eigen regels. We merken echter dat
Kostenveroorzakende elementen, eigen
aan de sociale opdracht, zijn er soms wel
degelijk. Zo kiezen sommige besturen
ervoor om mensen met een licht ‘rendementsverlies’ werk te geven in hun
voorzieningen en erbij te nemen dat deze
personen net iets minder presteren. Vergeet dit echter niet in rekening te brengen wanneer je je woonzorgcentrum qua
(kosten)efficiëntie zou vergelijken met
andere voorzieningen.
Van appelen en citroenen naar beslissingen
Vergelijken is dus moeilijk. Cijfers zijn
niet altijd zo objectief als ze lijken. Maar
cijfers zijn wel onmisbaar om het beleid te
evalueren en zinnige uitspraken te doen
over de – maatschappelijke – kostprijs van
het lokale woonzorgcentrum. En wanneer deze kostprijs berekend wordt, is het
onvermijdelijk te bekijken welke invloed
de lokale beslissingen erop hebben. Een
lokaal woonzorgcentrum hoeft immers
geen (groot) financieel verlies te lijden.
Beslissingen omtrent opnamebeleid, dagprijs, personeelsstatuut beïnvloeden dat
financiële resultaat duidelijk. Daarom
moet het financiële resultaat ook afgewogen worden aan de maatschappelijke
Vergelijkbare loon- en arbeidsvoorwaarden voor het personeel
van de hele zorgsector, ongeacht het statuut van de inrichtende
macht, zouden een hele stap vooruit zijn.
we ons vaak een nog strengere versie van
deze regels opleggen, omdat we absoluut
geen regeltjes willen overtreden. We zijn
met andere woorden soms katholieker
dan de paus en minder flexibel, snel en
efficiënt dan we zouden kunnen zijn. Dat
hebben we echt wel zelf in handen.
doelstellingen, rekening houdend met de
behoeften van de bewoners, het personeel
en de lokale gemeenschap. Moeilijke oefening? Misschien. Maar zeker boeiend.
Elke Vastiau is VVSG-stafmedewerker
ouderenzorg
Innovatie en creativiteit in de praktijk staan centraal op de Trefdag 2010.
Neem zelf actief deel: laat zien wat u in huis hebt en presenteer uw
sterke projecten en praktijken. Stuur uw beste cases in op www.trefdag.be
en deel zo uw ervaringen met alle lokale besturen.
32 LOKAAL 16 februari 2010
Download