Practicum: vrijdag 23 april De dierenarts heeft vaak hematologisch bloedonderzoek nodig om tot een diagnose te komen. Hierbij kan o.a. gekeken worden naar de aanwezigheid van een ontsteking en/of bloedarmoede en mogelijke oorzaken hiervan. Elk laboratorium dat in huisdieren gespecialiseerd is biedt uitgebreide mogelijkheden om onderzoek te doen aan bloedcellen, een deel hiervan kan al in de praktijk plaatsvinden. Of het nu gaat om rode en witte bloedcellen of om bloedplaatjes, het is belangrijk dat er voldoende zijn en dat ze goed functioneren. Het bepalen van een hematocriet en het handmatig tellen van reticulocyten geeft veel informatie over het rode bloedbeeld. Er zijn verschillende hematologie analyzers op de markt, die het automatisch tellen van cellen mogelijk maken. Echter, het is vaak noodzakelijk om daarnaast microscopisch onderzoek van een bloeduitstrijkje uit te voeren. Tijdens de workshop krijgt u uitleg over het gebruik van een microscoop, maakt u kennis met het beoordelen van een bloeduitstrijkje, waarbij u let op alle cellijnen. Aan de hand van enkele praktijkgevallen voert u verschillende handelingen zelfstandig uit. Het belang van een bloeduitstrijkje Wanneer de dierenarts hematologisch onderzoek van een patiënt aanvraagt, is het belangrijk dat het laboratorium naast EDTA-bloed over een goed bloeduitstrijkje beschikt (Fig 1). Voor goed microscopisch onderzoek is een bloeduitstrijkje nodig, waarbij het bloed zo is uitgestreken dat alle cellijnen individueel te beoordelen zijn. In het laboratorium wordt weliswaar van het opgestuurde bloed uitstrijkjes gemaakt, maar dit bloed is al enige tijd onderweg, waardoor de kwaliteit van de bloedcellen in min of (meestal) meerdere mate achteruit is gegaan. Dit bemoeilijkt de beoordeling van de cellen sterk en u zult begrijpen dat dit de betrouwbaarheid van de uitslag niet ten goede Abstracts European Veterinary Conference Voorjaarsdagen 2010 komt. In de workshop leert u waar u op moet letten tijdens het uitvoeren van een bloeduitstrijkje, ervaart u wat mis kan gaan en leert u zelf beoordelen of de kwaliteit goed is. Het is dan ook in ieders belang dat er al in de praktijk van uw dierenarts een uitstrijkje gemaakt wordt van vers afgenomen bloed. De kwaliteit van het bloeduitstrijkje bepaalt de kwaliteit van de uitslag. Fig.1: Het uitvoeren van een bloeduitstrijkje. De kleuring van het bloeduitstrijkje Na het drogen wordt een bloeduitstrijkje gekleurd om alle cellijnen zichtbaar te maken voor microscopisch onderzoek. Hiervoor zijn verschillende kleuringen beschikbaar. De klassieke hematologische kleuringen voor bloeduitstrijkjes zijn Romanowsky kleuringen, zoals Wright’s en Giemsa. Deze kleuringen bestaan uit eosinofiele en basofiele kleurstoffen opgelost in alcohol. Een nadeel van deze kleuring is de tijdsduur van kleuren (ongeveer 30 minuten). Snelkleuringen zijn gemodificeerde Romanowsky kleuringen zoals Diff-Quik® en Haemacolor®, die uit wateroplosbare kleurstoffen bestaan. Met een snelkleuring kan een droog (!) bloeduitstrijkje binnen een minuut gekleurd worden. Daarom worden deze kleuringen in veel praktijken toegepast. Een nadeel is dat structuren in het cytoplasma en de kernstructuur minder duidelijk aankleuren dan met Romanowsky kleuringen. Voor de beoordeling van een bloeduitstrijkje is deze kleuring toereikend. Het bekijken van het gekleurde bloeduitstrijkje Tijdens de workshop bekijkt u verschillende gekleurde uitstrijkjes van praktijkgevallen onder de microscoop (Fig.2) en leert u hierbij de microscoop te gebruiken. Algemeen geldt voor de instelling van de microscoop bij hematologisch onderzoek dat de condensor helemaal omhoog wordt gedraaid, het diafragma helemaal wordt opengezet en dat er geen blauwfilter wordt gebruikt. U kijkt eerst met het 10x objectief globaal naar het hele preparaat. Met de macroschroef probeert u eerst beeld te krijgen om vervolgens met de microschroef scherp te stellen. Vervolgens wordt met het 1 CHAPTER 4 D A N S w o r k s h o p h e m ato lo g i e Drs Marrit Prins Veterinair Klinisch Patholoog i.o. Universitair Veterinair Diagnostisch Laboratorium, Universiteit Utrecht Dr Christine J. Piek, specialist interne geneeskunde gezelschapsdieren, ECVIM-CA Departement Geneeskunde van Gezelschapsdieren, Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht 40x objectief een gebied gezocht waar de rode bloedcellen zoveel mogelijk dicht naast elkaar, maar niet óver elkaar heen liggen. In dit gebied zijn de cellen niet vervormd en dus het beste te beoordelen. Met een druppeltje immersieolie op het glaasje onder het 100x/olie objectief kan naar meer celdetail gekeken worden. Fig.4: Met een 10x objectief is een hartworm larve al duidelijk te zien. Fig.2: Microscopisch onderzoek van een bloeduitstrijkje uitgevoerd door een analist in het Universitair Veterinair Diagnostisch Laboratorium (UVDL). Rode bloedcellen (erytrocyten) Rode bloedcellen worden gemaakt in het beenmerg en transporteren zuurstof door het lichaam door middel van hemoglobine. Het is belangrijk dat hiervan voldoende aanwezig is en dat er voldoende aantal normaal functionerende rode bloedcellen zijn. Rode bloedcellen worden daarom beoordeeld op zowel hun aantal als hun grootte, vorm en kleur, wat bepaald wordt door de hoeveelheid hemoglobine. Bij een gezond dier zullen de rode bloedcellen allemaal ongeveer even groot zijn, hebben allemaal dezelfde rood/roze kleur met slechts een kleine witte vlek in het midden. Deze witte vlek wordt veroorzaakt door de vorm van de cel: een platte schijf met een ingedrukt centrum (Fig.5). Rode bloedcellen Tijdens het microscopisch onderzoek van een bloeduitstrijkje wordt gekeken naar alle cellijnen. De rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes worden beoordeeld. Tevens wordt er in en tussen de cellen gekeken naar afwijkende insluitsels en parasieten. Een voorbeeld van parasieten die u in een bloeduitstrijkje van de hond kan tegen komen is de Babesia canis in de rode bloedcel (Fig.3), of een larve van hartworm tussen de cellen (Fig.4). Het voorkomen van kleurstofneerslag, kapotte cellen en andere artefacten kan het microscopisch onderzoek bemoeilijken. Fig.3: Babesia canis 2 Fig.5: Rode bloedcel Tijdens de hematologie workshop van de DANS leert u een aantal praktische handelingen: het bepalen van een hematocriet, het uitvoeren van een reticulocyten telling en het uitvoeren van microscopisch onderzoek van het rode bloedbeeld in een aantal bloeduit­strijkjes. Bloedarmoede (anemie) Er is sprake van bloedarmoede, wanneer er te weinig rode bloedcellen óf te weinig hemoglobine (Hb) in de bloedcirculatie aanwezig is. Als gevolg hiervan is de zuurstofopnamecapaciteit van de rode bloedcellen verminderd. Een anemie kan het gevolg zijn van een verstoring van de bloedaanmaak, versnelde afbraak van de erytrocyten, bloedverlies of door een combinatie van deze oorzaken. In geval van bloedarmoede kunnen we in het bloeduitstrijkje verschillende afwijkingen van de rode bloedcellen herkennen. Abstracts European Veterinary Conference Voorjaarsdagen 2010 Practicum: vrijdag 23 april Jonge rode bloedcellen (reticulocyten) Reticulocyten zijn jonge rode bloedcellen die nog kernmateriaal (RNA) bevatten. Wanneer een patiënt bloedarmoede heeft is het om een beenmergprobleem als oorzaak uit te sluiten nodig om te weten of er nog wel nieuwe rode bloedcellen gemaakt worden. Het aantal reticulocyten in het bloed is dan een indicatie voor de activiteit van het beenmerg dat voor nieuwe rode bloedcellen zorgt. Bij een versnelde aanmaak zullen er meer jonge ery’s in het bloed te vinden zijn als normaal. In Romanowsky of gemodificeerde Romanowsky kleuringen vallen reticulocyten op doordat ze wat blauwer (polychromasie) en groter (macrocyten) zijn door de aanwezigheid van RNA (Fig.6). Om een reticulocytentelling uit te voeren dient een preparaat gemaakt te worden met Brillant Cresyl Blauw kleuring (BCB) (Fig 7). Tijdens de workshop ziet u dat hierbij het netwerk van RNA duidelijk zichtbaar gemaakt wordt. Abstracts European Veterinary Conference Voorjaarsdagen 2010 Fig.6: Reticulocyten van een hond zijn met een May-GrünwaldGiemsa kleuring zichtbaar als polychrome macrocyten. Fig.7: Met een BCB kleuring zijn reticulocyten van de hond van Fig.6 duidelijk herkenbaar door blauwe stippeling. Witte bloedcellen (leukocyten). Witte bloedcellen worden net als rode bloedcellen gemaakt in het beenmerg. De meest voorkomende leukocyt is de segmentkernige neutrofiele granulocyt (Fig.8). Fig.8: Een segmentkernige neutrofiele granulocyt bij een kat. Daarnaast vinden we in volgorde van voorkomen (bij hond en kat) de lymfocyt (Fig.9), de monocyt (Fig.!0), de eosinofiele (Fig.11 en 12) en basofiele granulocyt. Fig.9: Rechts een lymfocyt en links een neutrofiele granulocyt. 3 CHAPTER 4 • Anisocytose betekent dat de erys verschillend van grootte zijn, er zijn zowel kleine als grote erytrocyten aanwezig. Deze worden respectievelijk microcyten (micros = klein) en macrocyten (macros = groot) genoemd. De macrocyten zijn meestal ook blauwer (polychromasie) van kleur dan de rest van de rode cellen. • Polychromasie betekent dat deze rode bloedcellen wat blauwer van kleur zijn als gebruikelijk. Deze blauwe ery’s zijn jonge onrijpe cellen die nog kernmateriaal (R.N.A.) bevatten wat de blauwe kleur veroorzaakt. Deze jonge rode bloedcellen zijn ook met behulp van de Briljant Cresyl Blauw kleuring te herkennen als z.g. “reticulocyten”. Het RNA zien we in deze kleuring als blauwe stippeltjes in de rode bloedcel. Wanneer het aantal jonge rode bloedcellen in de bloedbaan duidelijk is toegenomen, spreken we van een “regeneratief rood bloedbeeld”. • Hypochromasie betekent dat het randje hemoglobine dat zichtbaar is in de cel smaller is dan normaal. • Normoblasten zijn kernhoudende rode bloedcellen en komen normaal niet in de bloedbaan voor. Alleen bij een sterk versnelde aanmaak van rode cellen, zullen wij normoblasten in het uitstrijkje tegenkomen. • Sferocyten zijn kleine kogelronde geheel gevulde rode bloedcellen. De witte vlek die is niet meer zichtbaar in de ery. Deze ery komt voor bij immuungemedieerde bloedafbraak. Fig.10: Een monocyt bij de kat. Fig.11: Rechtsboven een eosinofiele granulocyt en links een neutrofiele granulocyt van een kat. Fig.13: Aantallen witte bloedcellen, rode bloedcellen en bloedplaatjes worden nauwkeurig gemeten op het UVDL met de Advia 120, een hematologie analyzer. Fig.14: “Scannen” van een bloeduitstrijkje volgens de kanteel methode voor de leukocytendifferentiatie. Fig.12: Eosinofiele granulocyt bij de hond. Het totaal aantal witte bloedcellen wordt geteld met een hematologie analyzer (Fig.13). Daarbij vaak ook een leukocytendifferentiatie uitgevoerd. Echter een instrument kan niet zoals het menselijk oog alle cellen onderscheiden. Daarom is het van belang ook een handmatige leukocytendifferentiatie uit te voeren (Fig.2). Hierbij wordt onder de microscoop bepaald hoeveel procent van elk celtype aanwezig is én of er afwijkende cellen voorkomen. Bij ontstekingen kunnen deze cellen sterk in aantal toenemen en zijn ook jongere neutrofielen met een staafvormige kern in het bloed te zien. Dit wordt een linksverschuiving genoemd. Geen enkel type hematologie analyzer kan de staafkernige neutrofielen granulocyten herkennen. Het vaststellen van linksverschuiving moet altijd door microscopisch onderzoek gebeuren. Tijdens de workshop maakt u kennis met alle witte bloedcellen en voert u zelf een leukocytendifferentiatie uit waarbij u 100 cellen classificeert terwijl u met de kanteelmethode door het uitstrijkje beweegt (Fig.14). Samen met de telling van het totaal aantal witte bloedcellen kunnen we dan berekenen wat de absolute waarde is van de verschillende witte bloedcellen. 4 Bloedplaatjes (trombocyten) Bloedplaatjes zijn kleine afgesnoerde celdelen afkomstig van de megakaryocyten in het beenmerg. Zij spelen een belangrijke rol bij de bloedstolling en zijn o.a. betrokken bij de eerste wond afdichting na een beschadiging. Een tekort aan bloedplaatjes zal dan ook leiden tot kleine bloedinkjes. Bloedplaatjes (Fig.15) zijn, in een uitstrijkje dat gekleurd is volgens de May-Grünwald Giemsa methode, te herkennen als kleine blauw grijs gekleurde celfragmenten met rood violet gekleurde korrels. Normaal gesproken zijn ze kleiner dan de rode bloedcellen. Bij sommige ziekte beelden komen grotere bloedplaatjes voor, we spreken dan van reuzenthrombo’s. Soms worden lage bloedplaatjes gemeten omdat in het bloedmonster kleine klontjes van bloedplaatjes in het monster aanwezig zijn. Deze zogenaamde trombocytenaggregaten worden door het telapparaat niet meegeteld. Als trombocytenaggregaten de oorzaak zijn van een te laag aantal trombocyten kunnen ze in het bloeduitstrijkje gezien worden. Daarom moet altijd het gehele bloeduitstrijkje bekeken worden op de aanwezigheid van trombocytenaggregaten. Fig.15: Meerdere bloedplaatjes (trombocyten) zijn zichtbaar als kleine roze/paarse fragmentjes tussen de erytrocyten. Abstracts European Veterinary Conference Voorjaarsdagen 2010