Dossier: Kinderen en levenseinde Euthanasie bij kinderen naar

advertisement
277
Dossier: Kinderen en levenseinde
Euthanasie bij kinderen naar Belgisch recht
Herman Nys
Gewoon hoogleraar medisch recht, K.U.Leuven
Directeur van het Centrum voor Biomedische Ethiek en Recht
ABSTRACT
Deze bijdrage bespreekt de juridische problemen die euthanasie bij kinderen oproept. In het eerste deel wordt
het bestaande wettelijke kader in België geschetst. Dit wordt bepaald door enerzijds de Euthanasiewet van
28 mei 2002 (die niet-ontvoogde minderjarigen uitsluit uit haar toepassingsgebied) en anderzijds de strafrechtelijke rechtvaardigingsgrond “noodtoestand”. Er zal ook kort worden vergeleken met Nederland en
Luxemburg, de twee andere landen in de wereld waar een euthanasiewet van kracht is. Vervolgens zullen de
parlementaire initiatieven die thans in Kamer en Senaat voorliggen en die beogen om onder bepaalde voorwaarden euthanasie bij niet-ontvoogde minderjarigen wettelijk mogelijk te maken, kritisch worden besproken. In een laatste deel worden dan enkele besluiten getrokken. Voor alle duidelijkheid: het artikel behandelt
enkel euthanasie bij kinderen. Levensbeëindiging toegepast bij kinderen die zelf geen verzoek kunnen doen,
blijft buiten beschouwing omdat dit zowel in medisch, ethisch als juridisch opzicht geheel andere vragen oproept dan levensbeëindiging toegepast op een kind dat zelf in staat is een euthanasieverzoek te uiten.
1. EUTHANASIE BIJ KINDEREN NAAR BELGISCH RECHT
§ 1. DE WETTELIJKE DEFINITIE VAN “EUTHANASIE”
Artikel 2 van de wet van 28 mei 2002 betreffende de
euthanasie1 (hierna Euthanasiewet) definieert euthanasie als “het opzettelijk levensbeëindigend handelen door een
ander dan de betrokkene, op diens verzoek”. Fundamenteel
in deze omschrijving is dat het verzoek tot levensbeëindiging van de betrokkene zelf moet uitgaan. Indien de
levensbeëindiging gebeurt zonder verzoek van de
betrokkene zelf of op verzoek van een andere dan de
betrokkene kan juridisch niet van euthanasie worden
gesproken. Het is niet juist om hieruit meteen te besluiten dat euthanasie bij een minderjarige niet zou kunnen. In de mate dat een minderjarige zelf een geldig verzoek kan uiten, is aan de wettelijke definitie voldaan.
Daar ligt dus het probleem niet. Wel volgt hieruit dat
van “euthanasie bij kinderen” – het voorwerp van deze
bijdrage – in de juridische betekenis van het woord niet
kan worden gesproken indien de levensbeëindiging van
een kind is gebeurd zonder dat het daar zelf om heeft
verzocht. We komen dan terecht in een heel andere
problematiek met eigen medische, ethische en ook juri-
1.
§ 2. HET VERZOEK TOT EUTHANASIE GAAT UIT VAN EEN
MINDERJARIGE
Uitgangspunt van de Euthanasiewet is dat levensbeëindiging een misdrijf is. Wanneer evenwel alle voorwaarden die de Euthanasiewet voorschrijft, worden nageleefd, pleegt de arts die euthanasie toepast “geen misdrijf ”, aldus artikel 3 § 1, eerste lid. Eén van deze voorwaarden is dat “de patiënt een meerderjarige of een
ontvoogde minderjarige is die handelingsbekwaam en bewust is
op het ogenblik van zijn verzoek”. Door deze bepaling heeft
de wetgever de overgrote meerderheid van de minderjarigen, namelijk zij die niet ontvoogd zijn, uit het toepassingsgebied van de wet gesloten. Dit is geen vergissing noch een vergetelheid in hoofde van die wetgever.
Integendeel, uit de wetsvoorbereiding blijkt zeer duidelijk de wil van de wetgever om (niet-ontvoogde) minderjarigen uit het toepassingsgebied van de wet te sluiten. Amendementen om het toepassingsgebied te verruimen tot oudere minderjarigen werden allemaal verworpen. Evenmin werd rekening gehouden met het
BS 22 juni 2002, gewijzigd door art. 2 wet 10 november 2005, BS 13 december 2005 (toevoeging van art. 3bis).
LARCIER
this jurisquare copy is licenced to Universiteit Antwerpen
d0c101a50930141f0109b69440430302
dische kenmerken, waarop hier verder niet wordt ingegaan.
TJK 2009/4-5 – 277
DOSSIER: KINDEREN EN LEVENSEINDE
278
advies van de Kamercommissie voor Volksgezondheid
die “zich vragen stelt over het onderscheid dat de tekst maakt
tussen meerderjarige en minderjarige patiënten die zich in
dezelfde terminale situatie zouden bevinden”2.
Wel was de wetgever zich ervan bewust dat ook kinderen kunnen worden geconfronteerd met ongeneeslijk
en ondraaglijk lijden. Klaarblijkelijk bestond er tijdens
de parlementaire voorbereiding van de Euthanasiewet
geen voldoende groot draagvlak om ook de niet-ontvoogde minderjarigen in te sluiten in het toepassingsgebied van de wet. Vanuit “opportuniteitsoverwegingen”3 werden de niet-ontvoogde minderjarigen buiten
het debat en de wet gehouden: gevreesd werd namelijk
dat een discussie hierover ten gronde gevolgen zou
kunnen hebben voor de politieke haalbaarheid van een
wettelijke regeling van euthanasie bij meerderjarigen.
Uit de parlementaire voorbereiding blijkt niet duidelijk
waarom de ontvoogde minderjarigen wél onder het
toepassingsgebied van de wet werden gebracht. Wellicht hebben de voor- en tegenstanders van de wettelijke mogelijkheid van euthanasie bij minderjarigen
elkaar hier gevonden in een politiek compromis, in
afwachting van een latere regeling ten gronde. Zoals
vaak is ook dit compromis niet zonder problemen.
Hierdoor maakt de wet immers niet alleen een onderscheid tussen meerderjarigen en minderjarigen waar
men zich vragen bij kan stellen (zie verder), maar
bovendien ook nog eens tussen de minderjarigen
onderling, nl. tussen zij die ontvoogd zijn en zij die dat
niet zijn. Nu zou men kunnen opwerpen dat een minderjarige die euthanasie wenst, zich zou kunnen laten
ontvoogden. De voorzitter van de Kamercommissie
voor Justitie, Fred Erdman, meende evenwel dat de
rechter die moet beslissen over een dergelijk ontvoogdingsverzoek moet nagaan “of de door de wet geëiste finaliteit voorhanden is en zo zal kunnen verhinderen dat een persoon wordt ontvoogd om andere redenen” 4. Op die manier
zou wat werd genoemd het “oneigenlijk gebruik” van
de rechtsfiguur van de ontvoogding kunnen worden
verhinderd.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
In Nederland is euthanasie sinds 12 april 2001 wettelijk geregeld6. Anders dan in België laat deze wet euthanasie wel toe bij minderjarigen onder de volgende voorwaarden. De minimumleeftijd om een geldig verzoek te
uiten is 12 jaar. Bovendien moet de minderjarige in
staat zijn “tot een redelijke waardering van zijn belangen ter
zake”. Is de minderjarige jonger dan 16 jaar oud, dan is
naast zijn verzoek, de instemming nodig van zijn
ouders of zijn voogd7. De minderjarige die 16 of 17 jaar
oud is, kan zelfstandig een geldig verzoek doen, maar
zijn ouders moeten wel bij de besluitvorming worden
betrokken en kunnen een (niet bindend) advies geven8.
Hierbij moet nog worden opgemerkt dat bij een minderjarige van 16 of 17 jaar oud ook euthanasie kan
worden toegepast wanneer deze op dat ogenblik niet
meer in staat is een verzoek tot uitdrukking te brengen
(bij ons meestal een “actueel verzoek” genoemd), maar
hij een voorafgaand verzoek heeft gedaan op een ogenblik dat hij daar nog toe in staat was.
De Nederlandse wet stelt ten aanzien van minderjarigen geen andere (strengere) voorwaarden dan voor
meerderjarigen, hetgeen vanuit een oogpunt van grotere beschermingswaardigheid van minderjarigen zou
kunnen worden betwist. Onder meer daarom is er in
het verleden reeds tweemaal kritiek geuit op de Nederlandse Euthanasiewet door het Human Rights Committee van de Verenigde Naties9.
Ook het Groothertogdom Luxemburg heeft een euthanasiewet, die op dit punt strenger is dan de Belgische:
Parl.St. Kamer 2001-2002, nr. 1488/379.
In die zin het advies van het Kinderrechtencommissariaat, Parl.St. Kamer 2001-2002, nr. 1488/8.
Parl.St. Kamer 2001-2002, nr. 1488/9, 210.
K. KHORRAMI, “Die Euthanasie-Gesetze im Vergleich. Eine Darstellung der Aktuellen Rechtslage in de Niederlanden und Belgiën”, MedizinRecht 2003, 22:
“Nach Euthanasie kann jeder Volljährige under jeder verstandsreife Minderjärighe verlangen”; R.COHEN-ALMAGOR, “Belgian euthanasia law: a critical analyis”,
Journal of Medical Ethics 2009, 437: “Section 3 of the law speaks of patients who are adults or emancipated minors. Emancipated minors is meant to refer to
an autonomous person capable of making decisions (…).” Deze auteur beroept zich op persoonlijke mededelingen door Belgische (niet juridisch geschoolde)
bronnen volgens welke “emancipated minors relates to boundary cases of 16-17 year old patients” en volgens welke “the legislators made the phrase vague
on purpose, as a matter of principle, in order to defend the autonomy of young patients”. “Ontvoogde minderjarige” is evenwel een zeer strak afgelijnde
rechtsfiguur.
Wet 12 april 2001 houdende toetsing van levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding en wijziging van het Wetboek van Strafrecht en van de Wet
Lijkbezorging, BS 2001, 194.
Zie art. 2 § 4 van deze wet.
Zie art. 2 § 3 van deze wet.
Concluding observations of the Human Rights Committee: Netherlands, 22 august 2001: “The Committee is seriously concerned that the new law is also
applicable to minors who have reached the age of 12 years (…) The Committee considers it difficult to reconcile a reasoned decision to terminate life with the
evolving and maturing capacities of minors. In view of the irreversibility of euthanasia, the Committee wishes to underline its conviction that minors are in
particular need of protection”, www.unhchr.ch. In augustus 2009 werd deze kritiek opnieuw geformuleerd, zie www.worldrtd.net.
278 – TJK 2009/4-5
this jurisquare copy is licenced to Universiteit Antwerpen
d0c101a50930141f0109b69440430302
Het aanwenden van de techniek van de ontvoogding
om euthanasie bij een minderjarige wettelijk mogelijk
te maken, is nog problematisch om een heel andere
reden. Buitenlandse auteurs die niet vertrouwd zijn met
deze rechtsfiguur en vaak omwille van een gebrek aan
kennis van het Nederlands en het Frans blindelings vertrouwen op niet-officiële Engelse of andere vertalingen,
menen dat de Euthanasiewet euthanasie mogelijk
maakt bij mondige (“oordeelkundige”) minderjarigen,
hetgeen uiteraard niet juist is5.
LARCIER
EUTHANASIE BIJ KINDEREN NAAR BELGISCH RECHT
enkel een bekwame meerderjarige (“majeur capable”)
kan een geldig euthanasieverzoek uiten10.
§ 3. NOODTOESTAND ALS RECHTVAARDIGING VAN
EUTHANASIE BIJ EEN KIND
Euthanasie uitgevoerd op een niet-ontvoogde minderjarige is dus niet gerechtvaardigd door de wettelijke
toelating van de Euthanasiewet. Een beroep op de
noodtoestand in een concreet geval is niet uitgesloten11. Hiervan zijn geen voorbeelden bekend.
2. WETSVOORSTELLEN DIE BEOGEN EUTHANASIE BIJ
KINDEREN MOGELIJK TE MAKEN
§ 1. KORT OVERZICHT
In augustus 2009 lagen er in de Senaat drie wetsvoorstellen die beogen euthanasie bij kinderen wettelijk
mogelijk te maken, te wachten op bespreking12. In de
Kamer lag slechts één wetsvoorstel ter bespreking13.
Op te merken valt dat bij geen van deze voorstellen een
Franstalig politicus betrokken is, hetgeen wel wat zegt
over het verschil in waarde dat in beide landsgedeelten
wordt gehecht aan het maatschappelijk belang van
deze problematiek.
§ 2. MOTIEVEN VOOR EEN WETSWIJZIGING
Wat de motieven voor een wetswijziging betreft, zijn er
geen noemenswaardige verschillen tussen de drie voorstellen. Kort samengevat komen deze motieven hier op
neer. Vooreerst wordt er gewezen op het arbitraire
karakter van de huidige leeftijdsgrens, namelijk 18 jaar:
“Het trekken van een leeftijdsgrens is een absoluut arbitraire
aangelegenheid. Iemand die juist onder de leeftijdsgrens zit, zou
evengoed euthanasie moeten kunnen vragen als de voorwaarden daartoe vervuld zijn.”14 Voorts wordt verwezen naar
de wet betreffende de rechten van de patiënt van
22 augustus 2002 die aan “oordeelkundige” minderjarigen het recht geeft om zelfstandig beslissingen te
nemen inzake hun gezondheidzorg: “Meer in het alge-
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
§ 3. INHOUDELIJKE BESPREKING VAN DE
WETSVOORSTELLEN
Tussen het voorstel Vanlerberghe enerzijds en de voorstellen De Gucht en Vankrunkelsven anderzijds bestaan
fundamentele verschillen. Het voorstel Vanlerberghe
bepaalt dat “een arts evenmin een misdrijf pleegt wanneer het
verzoek uitgaat van een minderjarige, die over het vereiste
onderscheidingsvermogen beschikt”. Een nieuwe, lagere
leeftijdsgrens dan 18 jaar wordt afgewezen omdat die
even arbitrair zou zijn. Wel wordt in de toelichting verduidelijkt dat het “al dan niet beschikken over een zelfstandig oordeel in de buurt van 12 jaar gesitueerd (kan) worden”18.
De minderjarige kan zijn verzoek mondeling formuleren, daar waar artikel 3 § 4 van de Euthanasiewet
steeds een schriftelijk verzoek vereist. Of dit een
afzwakking inhoudt van de rechtsbescherming van de
minderjarige, is betwistbaar, temeer omdat de Controle- en Evaluatiecommissie voor Euthanasie niet
strikt vast lijkt te houden aan de vereiste van een
geschrift19. Voorts bepaalt het voorstel dat als het verzoek uitgaat van een minderjarige er “een medisch team
wordt samengesteld dat bestaat uit de behandelende geneesheer, de behandelende verpleegkundige, een kinderpsycholoog
of psychiater en een maatschappelijk assistent”. De uiteinde-
Art. 2 § 1, 1) Loi du 16 mars 2009 sur l’euthanasie et l’assistance au suicide, Mémorial, 16 mars 2009.
Parl.St. Senaat 2000-2001, nr. 2-244/22, 253, 284, 695, 885.
In chronologische volgorde: wetsvoorstel 28 november 2007 tot aanvulling van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, wat minderjarigen
betreft (ingediend door Myriam Vanlerberghe – SP-a, hierna voorstel Vanlerberghe), 2007-2008, 4-431/1; wetsvoorstel 26 mei 2008 tot aanvulling van de
wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, wat minderjarigen betreft (ingediend door Patrik Vankrunkelsven – Open VLD, hierna voorstel Vankrunkelsven) 2007-2008, 4-785/1 en wetsvoorstel 16 september 2008 tot wijziging van art. 3 van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, inzake
euthanasie bij minderjarigen (ingediend door Jean-Jacques De Gucht – Open VLD, hierna voorstel De Gucht), 2007-2008, 4-920/1. Opmerkenswaard is dat
laatst vermeld voorstel mede werd ingediend door Patrik Vankrunkelsven maar dat het inhoudelijk wel verschilt van het door hem alleen ingediende
voorstel dat bij mijn weten niet werd ingetrokken.
Wetsvoorstel 19 december 2007 tot aanvulling van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, wat minderjarigen betreft (ingediend door Maya
Detiège, SP-a), 2007-2008, nr. 611/1. Dit voorstel stemt nagenoeg overeen met het wetsvoorstel van haar partijgenote Vanlerberghe en blijft daarom verder
buiten beschouwing.
Toelichting bij voorstel De Gucht, 2.
Toelichting bij voorstel Vankrunkelsven, 2.
Toelichting bij voorstel Vankrunkelsven, 2.
Toelichting bij voorstel Vanlerberghe, 2.
Toelichting bij voorstel Vanlerberghe, 3.
Dit kan worden afgeleid uit de feiten die ten grondslag lagen aan de beslissing van een arbitraal college, T.Gez. 2005-2006, 104-105.
LARCIER
this jurisquare copy is licenced to Universiteit Antwerpen
d0c101a50930141f0109b69440430302
meen is het in heel wat wetgeving zo dat er een onderscheid
wordt gemaakt tussen de wettelijke meerderjarigheid en meerderjarigheid om beslissingen te kunnen nemen op het medisch
vlak. Dit komt tot uiting in wetten op de patiëntenrechten in ons
eigen land en in het buitenland.”15 Naast beide juridisch
getinte argumenten wordt ook verwezen naar de medische praktijk die leert dat kinderen die ondraaglijk lijden op een zeer mature en serene wijze hun diepste
overtuiging kunnen verwoorden16. In het voorstel Vanlerberghe wordt nog verwezen naar een enquête van
TNS Dinarso in opdracht van de vzw Recht op Waardig
Sterven waaruit bleek dat ruim 8 op 10 Vlamingen
(86%) vinden dat minderjarigen, die ongeneeslijk ziek
zijn en ondraaglijk lijden, zelf of mits goedkeuring van
de ouders mogen beslissen om euthanasie te laten uitvoeren17.
TJK 2009/4-5 – 279
279
DOSSIER: KINDEREN EN LEVENSEINDE
280
lijke beslissing wordt “in consensus genomen tussen het kind
zelf en het medisch team”. De toelichting bevat hierover
het volgende: “De verantwoordelijkheid van de behandelende
arts wordt verlegd naar een medisch team dat bestaat uit personen, die zowel op medisch vlak als op vlak van de begeleiding
van ouders en kinderen, beslagen zijn. Op die manier kunnen
alle aspecten inzake zorgvuldig handelen bij deze moeilijke
situaties opgevangen worden.”20 Zonder dat dit met zoveel
woorden wordt gezegd, lijkt het voorstel een grotere
rechtsbescherming te willen bieden aan minderjarige
patiënten. Voor meerderjarige patiënten is geen beslissing in consensus vereist tussen de patiënt en een
medisch team: de beslissing wordt genomen tussen de
patiënt die om euthanasie verzoekt en de arts die
ingaat op dit verzoek21. Anders dan in de Nederlandse
wet, is er geen verplichting voorzien om de ouders te
betrekken bij de besluitvorming over een euthanasieverzoek van een minderjarige met het vereiste onderscheidingsvermogen. Ten slotte wordt opgemerkt dat
niet geraakt wordt aan artikel 4 van de Euthanasiewet
wat concreet betekent dat geen euthanasie kan worden
toegepast op een minderjarige die niet zijn wil kan uitdrukken en een voorafgaand euthanasieverzoek zou
hebben opgesteld. Het opstellen van zo’n verzoek blijft
voorbehouden aan meerderjarigen en ontvoogde minderjarigen.
Het voorstel Vankrunkelsven heeft met het voorstel
Vanlerberghe gemeen dat er geen leeftijdsgrens wordt
gebruikt: “De arts pleegt evenmin een misdrijf wanneer
het verzoek tot euthanasie uitgaat van een minderjarige
die tot een redelijke waardering van zijn belangen ter
zake in staat kan worden geacht.” Het belangrijkste
verschil tussen de beide voorstellen is dat in het voorstel Vankrunkelsven slechts tot euthanasie kan worden
beslist “indien een ouder of de ouders die het gezag uitoefenen over het kind dan wel zijn voogd zich met de
levensbeëindiging kunnen verenigen”. Met andere
woorden, zonder de instemming van de ouder(s) of
voogd van de minderjarige kan geen euthanasie worden toegepast op een minderjarige. Op die manier
beoogt dit voorstel tegemoet te komen aan de nood
aan bescherming van de minderjarige. Van een beslissing in consensus met een medisch team is hier geen
sprake. Ook dit voorstel raakt niet aan artikel 4 Euthanasiewet en stelt euthanasie op basis van een voorafgaand euthanasieverzoek niet open voor (niet-ontvoogde) minderjarigen.
Tot slot het voorstel De Gucht dat het meest aanleunt
bij de Nederlandse wet. Zoals in het voorstel Vanlerberghe en Vankrunkelsven wordt niet gewerkt met een
leeftijdsgrens: euthanasie is geen misdrijf indien toege-
20.
21.
3. DISCUSSIE EN BESLUITEN
Anders dan de Nederlandse Euthanasiewet laat de Belgische Euthanasiewet geen euthanasie toe bij minderjarigen. Het onderscheid dat hierdoor wordt gemaakt
met meerderjarigen wordt nog scherper aangevoeld
doordat minderjarigen die werden ontvoogd wel om
euthanasie kunnen verzoeken.
Al tijdens de parlementaire voorbereiding van de
Euthanasiewet werden vergeefse pogingen ondernomen om dit onderscheid onder bepaalde voorwaarden
ongedaan te maken. Dat uiteindelijk werd beslist om
de minderjarigen uit het toepassingsgebied van de wet
te houden is niet geheel onbegrijpelijk. De discussie
over euthanasie bij kinderen dreigde te leiden tot een
politieke impasse over euthanasie bij volwassenen: niet
(alleen) het kind, maar ook de volwassene zou dan met
het badwater zijn weggespoeld. Dat de Nederlandse
wet wél reeds voorzag in een regeling voor minderjarigen moet in zijn context worden geplaatst: in Nederland was de euthanasiediscussie jaren vroeger dan in
België gestart waardoor euthanasie bij minderjarigen
er geen (of althans in mindere mate) splijtzwam was
die het wetgevend proces dreigde te blokkeren.
Vooral (en wellicht zelfs, enkel) aan Nederlandstalige
kant leeft het besef dat de discussie nog lang niet is
afgerond en worden er regelmatig wetsvoorstellen ingediend om euthanasie onder bepaalde voorwaarden
ook toe te laten bij minderjarigen. Hierbij kunnen de
volgende vaststellingen en kanttekeningen worden
gemaakt.
Geen enkel voorstel gaat zover om euthanasie bij een
minderjarige mogelijk te maken onder identiek dezelfde
voorwaarden als bij een meerderjarige. De parlementsleden lijken er zich terdege van bewust te zijn dat euthanasie bij een minderjarige bij wijze van spreken nog
meer onomkeerbaar is dan bij een meerderjarige door-
Toelichting bij voorstel Vanlerberghe, 3.
Wat nog niet betekent dat euthanasie bij een meerderjarige of een ontvoogde minderjarige zich volledig voltrekt binnen het colloque singulier tussen de
patiënt en de arts, aangezien het advies van een andere arts (soms zelfs van twee artsen) noodzakelijk is, naast een bespreking in het verpleegkundig team
en een toetsing achteraf, zie hierover H. NYS, “Juridische krijtlijnen voor het euthanasiedebat”, Ethische Perspectieven 2008, 163-165.
280 – TJK 2009/4-5
this jurisquare copy is licenced to Universiteit Antwerpen
d0c101a50930141f0109b69440430302
past “op een minderjarige die tot een redelijke waardering van zijn belangen in staat wordt geacht”. Wat de
betrokkenheid van de ouders bij de besluitvorming
betreft, wordt wel rekening gehouden met de leeftijd
van de minderjarige. Is de minderjarige nog geen 16
jaar oud dan “worden de ouders of de ouder die het
gezag over de minderjarige uitoefent dan wel de voogd,
om toestemming gevraagd, naast de vereiste toestemming van de minderjarige zelf ”. Dit stemt overeen met
het voorstel Vankrunkelsven, maar wel beperkt tot de
minder dan 16-jarigen. Is de minderjarige ouder dan 16
dan blijft de betrokkenheid van de ouder(s) of de
voogde beperkt tot het geven van een niet-bindend
advies. Ook het voorstel De Gucht raakt niet aan artikel 4 van de Euthanasiewet.
LARCIER
EUTHANASIE BIJ KINDEREN NAAR BELGISCH RECHT
dat de levensbeëindiging niet alleen het wezen van de
minderjarige zelf raakt maar ook het juridische en feitelijke netwerk rondom hem heen op een onherroepelijke
wijze aantast. Daarmee is niet gezegd dat euthanasie
bij een meerderjarige zich volledig in de individuele
sfeer zou afspelen, maar de bijkomende waarborgen
die de parlementsleden voorstellen voor het toepassen
van euthanasie bij een minderjarige vinden hierin zeker
een rechtvaardiging.
Een ander gemeenschappelijk kenmerk is dat geen van
de voorstellen met een leeftijdsgrens werkt. Ook dit is
zeker verdedigbaar in het licht van het willekeurig
karakter van iedere leeftijdsgrens in zo een hoogstpersoonlijke en delicate aangelegenheid als levensbeëindiging. Een “hoge” leeftijdsgrens keert zich tegen sommige oordeelkundige minderjarigen die daar net onderblijven. Een “lage” leeftijdsgrens ontneemt de noodzakelijke bescherming aan minderjarigen die daar boven
zitten en door hun omgeving onder druk zouden worden gezet om euthanasie te vragen.
Nog een ander ander belangrijk punt van overeenstemming betreft het uitvoeren van euthanasie bij een
wilsonkwame patiënt die daar zelf door middel van een
voorafgaand euthanasieverzoek heeft om gevraagd. De
Euthanasiewet regelt deze mogelijkheid in artikel 4.
Daar waar de voorstellen euthanasie voor minderjarigen willen mogelijk maken op basis van een actueel verzoek op basis van artikel 3 Euthanasiewet, zwijgen zij in
alle talen over de uitbreiding op basis van artikel 4.
Ook de toelichting bij de voorstellen maakt ons niets
wijzer. Toch moeten de indieners, zeker zij die behoren
tot Open VLD, op de hoogte zijn geweest van het probleem aangezien zij zich hebben laten inspireren door
de Nederlandse wet, die in de mogelijkheid wel heeft
voorzien (zie hoger). De aarzeling om deze problematiek nu reeds te regelen valt wel te begrijpen: euthanasie
bij een meerderjarige op basis van een voorafgaand verzoek is op zich al een juridisch mijnenveld; bij een minderjarige stellen de problemen zich in het kwadraat.
Een woord van uitleg in de toelichting over de reden
waarom deze problematiek wordt omzeild, zou nochtans verhelderend zijn.
LARCIER
Op de vraag welke bijkomende waarborgen aan minderjarigen moeten worden geboden bij het behandelen
van hun euthanasieverzoek lopen de voorstellen wel
sterk uit elkaar. Enigszins zwart-wit gesteld, komt het
onderscheid hierop neer dat het voorstel Vanlerberghe
deze waarborg zoekt bij de professionele hulpverleners
daar waar de beide Open-VLD’ers voorstellen de
betrokkenheid van de ouders of de voogd van de minderjarige in de besluitvorming als een waarborg te zien.
Dit onderscheid lijkt me geen toeval. Van ouds zijn
sociaaldemocraten meer geneigd zwakkeren in
bescherming te nemen via de overheid of door de overheid gelegitimeerde personen, zoals in casu de leden
van een medisch team. Liberalen zijn dan weer minder
geneigd een beroep te doen op de overheid en stellen
een groter vertrouwen in zelfregulering en eigen verantwoordelijkheid, in casu de verantwoordelijkheid van de
ouders. Voor beide benaderingen valt er ongetwijfeld
wat te zeggen. Door de beslissing, behalve bij de minderjarige zelf, te leggen bij het medisch team wordt
benadrukt hoe belangrijk het is om de gezondheidstoestand en de duurzaamheid van de beslissing van de
minderjarige correct in te schatten, vermits het gaat
om een onomkeerbare beslissing bij een nog jong
iemand. De door artikel 2 EVRM opgelegde verplichting aan de Staat om het leven te beschermen verantwoordt naar mijn mening een dergelijke voorwaarde.
Toch mag men niet blind zijn voor de grote problemen
die zich kunnen voordoen mocht binnen het team geen
consensus kunnen worden bekomen. Het voorstel De
Gucht geeft aan de ouders of de voogd van de minderjarige een medebeslissingsrecht, althans voor zover de
minderjarige geen 16 of 17 jaar oud is. Zoals reeds
aangegeven, heeft de levensbeëindiging van een minderjarige een dramatische impact op het gezinsleven
en een dergelijk medebeslissingsrecht voor de ouders is
dan ook gerechtvaardigd. Mocht de wetgever ervoor
opteren om euthanasie uit te breiden tot minderjarigen, dan lijkt mij een combinatie van beide waarborgen (een of andere vorm van zwaardere medische toetsing dan bij meerderjarigen en medebeslissingsrecht
van de ouders of de voogd, zeker in geval van minderjarigen die nog geen 16 jaar oud zijn) zeer goed verdedigbaar.
TJK 2009/4-5 – 281
281
Download