SOCIAAL ONDERNEMEN IN DE ZORG Inleiding Het thema “sociaal ondernemen in de zorg” is een interessante keuze en bevat in zich zowel een aantal vragen als een aantal uitdagingen. Kan een welzijnsvoorziening wel sociaal ondernemen? Moet geen halt geroepen worden tegen het ondernemen in de zorg door de profit sector? Kan sociaal ondernemen in de zorg de not for profit sector helpen om een aantal uitdagingen aan te gaan (het nijpend tekort aan opvangplaatsen, onvoldoende aangepaste huisvesting, de toenemende commercialisering van zorg, Europese regelgeving, …). Ik ben er mij wel van bewust dat de antwoorden hierop verdeeld kunnen zijn. Niet iedereen zal dezelfde invulling geven aan het begrip sociaal ondernemen. Niet iedereen zal pleitbezorger zijn voor meer ondernemen in de zorg om te kunnen inspelen op nieuwe trends en ontwikkelingen. Niet iedereen zal akkoord gaan met ondernemen in de zorg binnen de profit sector. Als initiatiefnemers zijn we m.i. verplicht t.a.v. al onze stakeholders (cliënten, gebruikersgroepen, medewerkers, syndicale organisaties, overheden, financiers, …) voldoende duidelijkheid te creëren rond dit thema. Van welzijnsvoorzieningen wordt verwacht dat ze op een actieve en bij voorkeur op een proactieve manier inspelen op maatschappelijke vragen, noden, behoeften tot ondersteuning van personen met een zorgvraag. Met mijn betoog wil ik onder meer aantonen dat een aantal trends en ontwikkelingen de initiatiefnemers in de zorgsector in het algemeen en in de welzijnssector in het bijzonder ertoe moeten aanzetten tot het verder ontwikkelen van een visie over sociaal ondernemerschap en de implementatie ervan. Een zo politiek neutraal mogelijke opstelling lijkt me aangewezen, zeker op het vlak van visievorming. 1. Verschilpunten tussen ondernemen in de zorg pur sang en sociaal ondernemen in de zorg Het valt op dat in het laatste decennium de for profit sector en de not for of social profitsector naar elkaar toe groeien. Beide sectoren vertonen vandaag veel meer overeenkomsten dan verschillen. Deze evolutie is het gevolg van een tweerichtingsverkeer: de social profit sector heeft bepaalde principes van de profit sector overgenomen. Het omgekeerde doet zich ook voor. De profit sector heeft zich namelijk een aantal principes van de social profit eigen gemaakt. Beide sectoren zijn er zich van bewust dat ze van elkaar kunnen leren. De leiders van de profit sector evolueren van pure ondernemers naar ondernemers met een sociale dimensie en de leiders van de not for profit sector hebben zich stilaan omgevormd van sociale initiatiefnemers naar sociale ondernemers. In de profit sector treedt het bijvoeglijk naamwoord “sociaal” meer en meer op de voorgrond. In de not for profit sector komt de focus ook meer te liggen op het zelfstandig naamwoord “ondernemer”, zonder de sociale dimensie te overschaduwen. Hoe kan ondernemen in de zorg gedefinieerd worden? Zijn er fundamentele verschillen met ondernemen in het bedrijfsleven? De term ondernemen in de zorg duikt meer en meer op in visieteksten, artikelen, toespraken, … waarin hij te pas en te onpas wordt gebruikt. We kunnen gewag maken van een containerbegrip. Verschillende definities zijn mogelijk. Voor sommigen kun je maar deze term hanteren als je met je eigen geld onderneemt en het bijgevolg ook kunt verliezen. Dit is een vrij stringente invulling van het begrip die we zeker niet willen hanteren. Van ondernemers verwachten we de volgende zaken die eigenlijk fundamenteel niet verschillen met hetgeen wordt verwacht van ondernemers in de bedrijfswereld: - Ze leggen een sterke gedrevenheid, passie, …aan de dag ; Ze durven verantwoorde risico’s nemen; Ze zetten creatieve ideeën om in innoverende projecten; Ze inspireren en begeleiden hun medewerkers binnen een lerende organisatie; Ze benutten marktmogelijkheden via marktonderzoek, marketing, SWOT-analyses, … … Innovatie kan tot uiting komen op verschillende domeinen: inhoudelijke innovaties (product of dienst en proces- en service innovatie), innovaties m.b.t. identiteit, ethische standpunten, organisatorische innovaties, logistieke innovaties (bouwkundig-technisch, ICT, …), innovaties met het oog op efficiëntiewinsten, … Innoveren betekent niet alleen “out of the box” denken en handelen, maar op zoek gaan naar “new boxes”. Eén van de grote uitdagingen binnen de social profit is het aangaan van strategisch allianties met andere actoren en partners. Echte ondernemers doen niet alleen aan het zogenaamde “netwerken” (contacten leggen via formele en informele gelegenheden), maar bouwen ook netwerken. Het samen denken en werken zal leiden tot innovatieve projecten binnen de eigen sector, maar tevens over voorzieningen en sectoren heen. Niet elke voorziening kan continu een broedplaats of labo zijn waar gewerkt wordt aan nieuwe ideeën. Vanuit doelmatigheids- en doeltreffendheidsredenen moeten de krachten gebundeld worden. Zolang de financiële situatie het toelaat, zullen gemakkelijker innovatieve projecten ingang vinden. Ingeval van een minder gunstige financiële situatie zullen we veel minder geneigd zijn om risico’s te nemen en zullen innovaties eerder gericht zijn op besparingen of het behalen van efficiëntiewinsten. Ondernemer kun je niet vergelijken met een baan in een organisatie. Het gaat in wezen over een gedrag dat zich uit in een leiderschapsstijl die de voornoemde verwachtingen omzet in realiteit. Af en toe hoort men de term “intrapreneurship”. Dit is een visie die erin bestaat het ondernemend potentieel van een welzijnsvoorziening in te schakelen om de bestaande werking en organisatie continu in vraag te stellen en te veranderen (vernieuwen of verbeteren) door het opsporen, creëren en inspelen op nieuwe opportuniteiten of kansen. Intrapreneurship verwijst naar dat gedrag, naar de houding die vereist is om dingen aan te pakken en te veranderen. In principe kan je zowel ondernemen in de zorg binnen de not for profit of social profit sector als binnen de for profit sector. Zijn er dan geen verschillen tussen ondernemen in de zorg tussen deze 2 sectoren? Ja zeker, en wel van fundamentele aard ook al is het niet de bedoeling binnen de profit sector een welzijnsvoorziening te managen zoals een bedrijf waar auto’s geassembleerd worden. 317492359 2 Ondernemers in de profit sector of bedrijfswereld worden hoofdzakelijk gedreven door financiële resultaten als gevolg van de grote druk door de aandeelhouders. Winstmaximalisatie met uitkering van de winst of een deel ervan aan de aandeelhouders blijft in combinatie met maatschappelijk verantwoord ondernemen de doelstelling. Dit is ook het geval wanneer het ondernemerschap betrekking heeft op zorg, op ondersteuning van personen met een beperking. Ondernemers in de zorg binnen de not for profit sector worden op de eerste plaats gedreven door maatschappelijke resultaten conform de verwachtingen van een aantal stakeholders (cliënten, samenleving, overheden, …). Winstmaximalisatie mag nooit de drijfveer zijn van deze ondernemers. Winst als doelstelling naar voren schuiven kan überhaupt niet wanneer de core business erin bestaat ondersteuning te bieden aan mensen met zorgnoden. Welzijnsvoorzieningen pogen tegemoet te komen aan welbepaalde zorgnoden van individuen of groepen die zich situeren op het terrein van welzijn. Het realiseren van deze doelstelling houdt bij de initiatiefnemers een engagement in dat steunt op andere waarden dan deze waarop bedrijven zich baseren. Mogelijke overschotten worden in tegenstelling tot de bedrijfswereld niet uitgekeerd, maar opnieuw geïnvesteerd in de voorziening. Veel meer dan in het verleden wordt de welzijnssector geconfronteerd met een quasi verplichting tot het generen van overschotten omdat met de cash-flow vanuit afschrijvingen we niet langer in staat zullen zijn om de infrastructuur op peil te houden gelet op de nieuwe technologieën en grotere eisen inzake milieu, veiligheid, … Overschotten zijn vaak ook nodig om zorgvernieuwingsprojecten te kunnen opstarten in afwachting van een mogelijke reguliere erkenning en volwaardige subsidiëring door de overheid. Voorts kunnen en mogen welzijnsvoorzieningen niet het voorwerp vormen van marktwerking. Dit begrip wordt vaak in één adem genoemd met commercialisering. Het zijn nochtans twee verschillende begrippen. Marktwerking kan in verband gebracht worden met de mate waarin marktkrachten verantwoordelijk zijn voor de prijsvorming, hetgeen in principe maar mogelijk is wanneer er geen toetredingsbelemmeringen tot de markt en geen asymmetrieën inzake relevante informatie voor de cliënten bestaan. In de welzijnssector zijn net zoals in de gezondheidssector deze voorwaarden niet vervuld en kan er bezwaarlijk sprake zijn van marktwerking. De aangeboden diensten vallen onder de noemer van publieke of collectieve diensten waarvan de verdeling en de financiering niet zomaar aan het vrije spel van koopkrachtige consumenten en winstzoekende producenten mogen overgelaten worden. Het vrije marktsysteem kan zelfs nooit ten volle gelden ingeval van overheidstussenkomst. Commercialisering kunnen we omschrijven als de toename van op winst gerichte activiteiten. Commercialisering wordt wel eens verward met privatisering. Deze laatste term betekent de stijging van het individueel aandeel van de cliënt in de zorgkosten alsook de toename van het privaat initiatief t.o.v. het initiatief van de publieke sector of van overheidswege, inclusief de lokale besturen (bijvoorbeeld OCMW-ziekenhuizen, intercommunales, autonome verzorgingsinstellingen, …). Uit hetgeen voorafgaat mag niet afgeleid worden dat we te allen tijde een dam moeten opwerpen tegen ondernemen in de zorg binnen de not for profit sector. De Europese wetgeving zal ons dit trouwens ook beletten. Je kan hier een parallellisme maken met de globalisering van onze samenleving: het heeft weinig zin ervoor of ertegen te zijn. De vragen die resten zijn: Hoe kunnen we er kritisch mee omgaan? Wat is de meerwaarde? Waar liggen de ethische grenzen? Welke overheidsrol verwachten we? … Van de overheid verwachten we een kader met een gereguleerde zorgmarkt waarin de beide sectoren (not for profit en 317492359 3 profit) kunnen opereren met dezelfde normen voor planning, erkenning, financiering, kwaliteit en toegankelijkheid. De zogenaamde “cherry picking” waarbij initiatiefnemers zich richten naar cliënten met de laagste zorgzwaardte of naar de meest vermogende cliënten kan hierdoor voorkomen worden. De prijsbepaling en de regiefunctie blijft de verantwoordelijkheid van de overheid. De not for profit sector mag geen schrik hebben van concurrentie vanuit de profit sector in de mate dat het voornoemd overheidskader er komt. Een zekere concurrentie kan zelfs bevorderlijk werken in het kader van kwaliteitsverbetering. Een niet te versmaden comparatief voordeel van de not for profit sector is de inzet op occasionele of meer continue basis van de vele vrijwilligers op diverse niveau’s (bestuur, zorg, logistieke diensten, …). Alhoewel we het effect van het vrijwilligerswerk moeilijk kunnen kwantificeren, is de meerwaarde ervan voor de cliënten van groot belang. In de praktijk treffen we in de welzijnssector al bepaalde zorgvormen aan die in de richting gaan van ondernemen binnen een meer profit georiënteerde context zoals het PAB (persoonlijk assistentiebudget) en het PGB (persoonsgebonden budget). Het concept van de zogenaamde Thomashuizen sluit heel dicht aan bij het ondernemen in de profit sector. De sector van de zelfstandige kinderopvang situeert zich dan volledig binnen de profit sector. 2. Sociaal ondernemerschap in de praktijk Sociaal ondernemerschap is nooit ver weg geweest. Als we teruggaan in de tijd waarin de filantropische en vooral de caritatieve pioniers in de zorg actief waren, dan kunnen we niet anders dan vaststellen dat deze pioniers eigenlijk al de sociale ondernemers waren “avant la lettre”. Hun innovatief gedrag, de inzet van quasi uitsluitend eigen middelen, de risicovolle initiatieven, … zijn typische kenmerken van sociale ondernemers. Wel beschikten deze pioniers in hun tijd nog niet over de hedendaagse mogelijkheden om op basis van managemenstools allerlei strategische analyses uit te voeren. Hoe ver staan we nu in de praktijk met sociaal ondernemerschap in de zorg? Het valt me steeds op hoeveel gedreven mensen actief zijn binnen de social profit sector en dit zowel op alle niveaus (bestuur, management, middenkader, basis, …). Het gaat over een gedrevenheid die gevoed worden door allerlei waarden en waar zeker niet persoonlijke motieven van financiële aard primeren. Het is deze gedrevenheid die zich vertaalt in een gedrag dat overeenstemt met de kenmerken van sociale ondernemers. De tijd dat zorg en management haaks op elkaar stonden en in de praktijk ervaren werden als water en vuur ligt al een tijdje achter ons. Uit het vorig punt blijkt duidelijk dat ondernemen in de zorg veel meer inhoudt dan zich als manager gedragen. Ondernemerschap gaat veel verder dan enkele managementstools hanteren om de efficiëntie van de zorg te verhogen. De integratie van zorg en management wil evenwel nog niet zeggen dat ook ondernemerschap in alle welzijnsvoorzieningen hoog in het vaandel wordt gedragen. Het ontbreken van een duidelijke visie op ondernemen in de zorg, het principieel afwijzen van ondernemerschap, het verkeerd invullen ervan (bijvoorbeeld ondernemen in de zorg gelijk stellen met commercialisering van de zorg), de schrik dat ondernemerschap de waarden van de organisatie op de helling zal plaatsen, … zijn enkele voorbeelden van verklarende factoren waarom vandaag sociaal ondernemerschap nog niet een algemeen aanvaard en toegepast begrip is binnen de not for profit sector. We hoeven helemaal geen schrik te hebben dat de 317492359 4 evolutie naar meer ondernemerschap het waardegebonden kader zal ondermijnen. Welzijnsvoorzieningen hoeven hun identiteit helemaal niet aan de kant te schuiven. Sociaal ondernemerschap is en kan een mooie opportuniteit vormen om het waardepatroon van de voorziening te verdiepen en te verbreden. 3. Doelstellingen van het sociaal ondernemerschap We moeten niet alleen ondernemen in de zorg, we moeten ook zorgen dat de sociale dimensie niet ontbreekt zodat we van volwaardig sociaal ondernemen kunnen gewag maken. De sociale dimensie houdt in dat voldoende ruimte wordt gelaten aan elke zorgverlener om elke zorgvrager als medemens ondersteuning te bieden. Welzijnsvoorzieningen behoren tot de meest arbeidsintensieve sectoren en ze ondersteunen het meest ingewikkelde wezen, namelijk de mens. Sociaal ondernemerschap moet algemeen gezien bijdragen tot meer effectiviteit en meer efficiëntie in de zorg, tot het nog beter realiseren van cliëntgerichte doelen (levenskwaliteit, inclusie, zelfredzaamheid, verbondenheid, …). Indien sociaal ondernemerschap tot geen meerwaarde leidt voor de cliënt, hoeven we er ook geen inspanningen rond te leveren. Vanzelfsprekend mag ook de kwaliteit van de zorg en de cliëntveiligheid er niet op achteruit gaan. Van groot belang is ook nog de financiële toegankelijkheid. Ondernemen in de zorg kan en mag de betaalbaarheid van de zorg niet in het gedrang brengen. We moeten ons hoeden voor een toekomstige welzijnszorg met verschillende snelheden waar een aantal meer vermogende cliënten het zich kunnen veroorloven om beroep te doen op kwalitatief hoogstaande zorgondersteuning en waar andere in de kou zullen blijven staan of maar kunnen terugvallen op een zorgondersteuning van tweede rang. De uitbating van welzijnsvoorzieningen zonder winstoogmerk biedt nog altijd de beste garanties op het vlak van betaalbaarheid. Enerzijds moeten we de mogelijke voordelen van sociaal ondernemerschap goed voor ogen houden, maar anderzijds mogen we ons ook niet blindstaren op deze voordelen. Ondernemerschap mag geenszins gezien worden als een wondermiddel voor het zorgbeleid. Laten we ook van de bedrijfswereld inzake effectiviteit en efficiëntie geen mythe maken vanuit de vaststelling dat geregeld bedrijven over kop gaan die dan zeker geen toonbeeld zijn van doeltreffendheid en doelmatigheid. Als laatste beschouwing bij dit punt wil ik de aandacht vragen voor de complexe omgeving waarbinnen het sociaal ondernemerschap zich afspeelt binnen de not for profit organisaties. Welzijnsvoorzieningen zijn typische voorbeelden van kennisorganisaties, d.w.z. arbeidsintensieve organisaties met relatief veel hoog gekwalificeerd personeel die over een vrij grote professionele autonomie beschikken. Als gevolg hiervan ontstaan er in tegenstelling tot de profit sector spanningsvelden die remmend kunnen werken op het sociaal ondernemerschap. 4. Mogelijkheden tot concretisering van sociaal ondernemerschap 317492359 5 Het volstaat uiteraard niet om aan visievorming te doen. De vlag van sociaal ondernemerschap dient ook de lading te dekken. Hierna volgen enkele voorbeelden op welke wijze meer aan ondernemerschap kan gedaan worden. - Uitbesteding aan de profit sector van bepaalde logistieke activiteiten (loonadministratie, boekhouding, wasserij, voeding, technisch onderhoud, …) - Alternatieve financieringsbronnen combineren met overheidssubsidies. De steeds maar groeiende sector en behoefte aan vernieuwing en uitbreiding van infrastructuur zorgt er nu al voor dat de budgettaire ruimte binnen bijvoorbeeld het VIPA substantieel ontoereikend is en dat de welzijnssector op een creatieve wijze moet zoeken naar andere financieringsbronnen en actoren die kunnen instaan voor het ter beschikking stellen van gebouwen. Concreet denken we dan ook de oprichting van coöperatieve vennootschappen al dan niet met sociaal oogmerk naast de bestaande uitbatings-vzw, de samenwerking met sociale huisvestingsmaatschappijen, PPSconstructies (publiek private samenwerking),… Via coöperatieve vennootschapen kunnen financiële middelen gegenereerd worden om ze te investeren in collectieve en individuele infrastructuur die tegen een voor de cliënten haalbare prijs ter beschikking worden gesteld. Ingeval van samenwerking met sociale huisvestingsmaatschappijen moeten voorrangsregels gelden voor personen met een handicap. - Wetenschap en technologie van de bedrijfswereld aanwenden in de welzijnssector. Flanders Care (voorheen Vlaanderen Medisch Centrum) biedt een interessant platform dat innovatie en kruisbestuiving nastreeft tussen de zorgactoren, kenniscentra en de bedrijfswereld. Vlaanderen beschikt over belangrijke competenties die op een veel intensievere wijze in de welzijnssector kunnen aangewend worden. - Inzet van professionelen uit de academische en bedrijfswereld als externe bestuurders in de raden van bestuur zal het ondernemerschap stimuleren. Het aantrekken van externe bestuurders is niet alleen een stap vooruit in het kader van corporate governance, maar zal de kritische geest van het bestuur aanscherpen op het vlak van innovatie, verantwoorde risico’s nemen, … 5. (Rand)voorwaarden voor excellent sociaal ondernemerschap Excellent sociaal ondernemerschap zal niet zoals het manna uit de hemel komen vallen. De omzetting in de dagdagelijkse praktijk van welzijnsvoorzieningen impliceert een coherent beleid tussen de raad van bestuur, directie en middenkader. Naast de inspanningen van het bestuur en het management van de welzijnsvoorzieningen, moeten externe instanties, in het bijzonder de verantwoordelijke overheden een kader creëren waarbinnen sociaal ondernemerschap ten volle kan ontplooid worden. Welzijnsvoorzieningen worden gefnuikt in deze ontplooiing als gevolg van een veel te vergaande regelgeving van verschillende overheden waar bovendien nauwelijks een vorm van afstemming of coördinatie bestaat. De drang naar meer ondernemerschap en de stringente en beperkende wetgeving en reglementering voelt aan als een spagaat. De overheidsreglementering moet eenvoudig, duurzaam, flexibel en coherent zijn. De uitdaging bestaat erin een goed evenwicht te vinden tussen overheidsoptreden en ondernemen 317492359 6 zodat ieder zijn rol kan spelen. In de praktijk betekent dit dat welzijnsvoorzieningen verschillende rollen moeten kunnen combineren: de ene keer zullen ze zich moeten gedragen als uitvoeringsorganen van de overheid, de andere keer moeten ze zich profileren als echte ondernemers op de markt. Overheid en ondernemers in de zorg kunnen elkaar positief beïnvloeden door beiden de krachten te bundelen. Er bestaan een gans reeks van motieven waarom de overheid een welzijnsbeleid voert. Ze hebben in essentie te maken met de finaliteit van welzijnszorg, meer bepaald is overheidsinterventie erop gericht een evenwichtige, betaalbare en kwaliteitsvolle zorg te verzekeren opdat eenieder die nood heeft aan zorgondersteuning deze ook zou kunnen bekomen. Door de financiële steun garandeert de overheid de leefbaarheid van de voorzieningen. Van de overheid verwachten we dat de creativiteit, het innovatief gedrag, de deskundigheid, het goed beheer, … binnen de welzijnsvoorzieningen wordt aangemoedigd en beloond. Het is kwestie van het ondernemerschap binnen de voorzieningen te faciliteren. De overheid moet ook de rechten van de cliënten beschermen. Laten we bij dit alles niet vergeten dat de overheid zich vandaag meer en meer gedraagt als manager en ondernemer. Voldoende professionalisering van het bestuur en de toepassing van moderne managementconcepten en –modellen door het management zijn cruciale voorwaarden om sociaal ondernemerschap kansen te bieden. In de praktijk zal dit onder meer inhouden dat de interne analyse van sterke en zwakke punten moet gecombineerd worden met de kansen en bedreigingen. De focus komt meer en meer te liggen op de omgevingsanalyse. Een andere randvoorwaarde heeft te maken met voldoende dialoog en communicatie met de verschillende stakeholders over de visie en de implementatie van sociaal ondernemerschap. Hoe groter het draagvlak, hoe groter de kans is op een succesrijke toepassing ervan. Conclusie Uit wat voorafgaat komt duidelijk naar voor dat we in de welzijnssector het sociaal ondernemerschap moeten promoten en verder uitbouwen. Voorts moeten we ons niet blijven kanten tegen ondernemen in de zorg vanuit de profit sector voor zover de overheid een regulerend kader schept. We blijven evenwel voorstander van sociaal ondernemerschap vanuit de not for profit sector omdat deze sector de beste garanties biedt om via dit ondernemerschap een meerwaarde te realiseren op het vlak van kwaliteit, betaalbaarheid, toegankelijkheid en solidariteit. De lakmoesproef voor het evalueren van het sociaal ondernemerschap bestaat erin te peilen naar deze meerwaarde. In die zin blijft sociaal ondernemen niet alleen een vraag, maar ook een belangrijke uitdaging binnen de welzijnssector. Raf De Rycke, gedelegeerd bestuurder organisatie Broeders van Liefde. 317492359 7