De jeugd moet in beweging

advertisement
Het RIVM/Centrum Jeugdgezondheid, het
Kenniscentrum van het Nederlands Jeugdinsituut en ZonMw werken samen binnen
het Kennisprogramma Jeugd van het programmaministerie voor Jeugd en Gezin, om
professionals in de zorg voor jeugd te voorzien van kennis over richtlijnen, instrumenten en interventies.
De jeugd moet in beweging
Het belang van bewegen door de jeugd
ligt niet alleen in de preventie van overgewicht en daaraan gerelateerde aandoeningen als hart- en vaatziekten en
diabetes mellitus. Uit literatuuronderzoek blijkt dat sport en bewegen op
school kan bijdragen aan de algemene
opvoeding en ontwikkeling van kinderen en jongeren, bijvoorbeeld de ontwikkeling van de leefstijl en de cognitieve, affectieve en sociale ontwikkeling.
Er is een positieve relatie gevonden tussen sport en bewegen, en welbevinden
en gevoel van eigenwaarde. Ook kan fysieke activiteit de schoolprestaties positief beı̈nvloeden, via verhoogde concentratie en aandacht (Stegeman, 2007).
BSL - JEC - 0000_JEC
| Kennis
Daarnaast ontwikkelen kinderen door
sport en bewegen ook andere talenten,
zoals leiderschap, organisatievermogen
en verantwoordelijkheidsgevoel. Sport
heeft een gunstige invloed op sociale
vaardigheden, stelt de publicatie 30 beweegredenen om te investeren in bewegen.
Kinderen leren omgaan met regels, met
winst en verlies en met normen en
waarden.
Een groot deel van de Nederlandse
jeugd beweegt echter te weinig. De
overheid steekt veel geld en energie in
beweegstimulering voor de jeugd. De
jeugdgezondheidszorg (jgz) kan daaraan een grote bijdrage leveren met haar
specifieke deskundigheid, die ligt in de
relatie tussen de groei en ontwikkeling
van kinderen en beweging. Onder meer
door aan te haken bij lopende initiatieven. Daarover gaat het standpunt Beweegstimulering door de jeugdgezondheidszorg, onlangs gepubliceerd door het
RIVM/Centrum Jeugdgezondheid.
Het stimuleren van sport en bewegen
is een belangrijk speerpunt van het
overheidsbeleid, waar de jgz en de
jeugdzorg op kunnen inhaken. Sinds
2008 bestaat het Nationaal Actieplan
Sport en Bewegen (NASB), een regeling
om gemeenten te ondersteunen bij het
implementeren van min of meer effec-
59
JeugdenCo |
‘Als kinderen vaker en regelmatiger
bewegen, zouden er heel wat minder
psychosociale en gedragsproblemen
zijn.’ Dat is althans de mening van een
jeugdarts. Onderzoek bevestigt dat
bewegen niet alleen lichamelijke maar
ook psychische en sociale baten heeft.
De jeugdgezondheidszorg kan een
belangrijke bijdrage leveren aan het
stimuleren van bewegen, samen met
andere jeugdsectoren. Dat staat in het
recente standpunt Beweegstimulering
door de jeugdgezondheidszorg van het
RIVM/Centrum Jeugdgezondheid.
03 | 2009
Door Joke van Wieringen
059
03 | 2009
| Kennis
JeugdenCo |
60
tieve en laagdrempelige methodieken
voor sport- en beweegstimulering in de
wijk en de woon- en schoolomgeving.
Het Beleidskader Sport, Bewegen en
Onderwijs beoogt het percentage
schoolgaande jeugd dat voldoet aan de
beweegnorm flink te verhogen, onder
meer door een forse sportimpuls aan
het vmbo en mbo. Het project ‘Meedoen allochtone jeugd door sport’ ondersteunt vijfhonderd sportverenigingen en sportscholen bij de begeleiding
van allochtone jeugd. Tussen 2006 en
2010 is er extra geld om vijftig sportverenigingen en sportscholen in te zetten als ondersteuning van jeugdzorg,
jeugdhulpverlening en re-integratie,
via de zogenaamde sport-zorgtrajecten.
Een volledig overzicht van het huidige
sportstimuleringsbeleid staat in het
RIVM-standpunt Beweegstimulering door
de jeugdgezondheidszorg.
viteitenniveau of een motorische achterstand. Verder kan de jgz via voorlichting tijdens ouderavonden en op
peuterspeelzalen en kinderdagverblijven het belang van bewegen onder de
aandacht brengen.
Jgz-organisaties moeten op lokaal niveau zoeken naar mogelijkheden tot samenwerking, en naar eventuele financiering van extra activiteiten. Te denken
valt aan samenwerkingsverbanden met
het onderwijs, sportverenigingen en organisaties voor gezondheidsbevordering. De jgz kan ook beweegstimulering
aanbieden binnen het zogenaamde
maatwerkdeel van het Basistakenpakket
Jeugdgezondheidszorg. Met vereende
krachten moet het mogelijk zijn de
jeugd in beweging te krijgen.
30 beweegredenen om te investeren in
bewegen (2008). Ondertekend door dertig
organisaties op gebied van sport, onder-
Jgz-bijdrage
wijs, zorg, welzijn en wetenschap. Te
downloaden via www.nisb.nl > Kennis-
De jgz ziet alle kinderen op vaste contactmomenten. Het RIVM-standpunt
pleit voor structurele aandacht voor het
beweeggedrag van het kind tijdens die
contactmomenten, ook als het geen
overgewicht heeft. Dat kan door het
beweegpatroon op een gestandaardiseerde manier na te vragen en vast te
leggen, door te signaleren wanneer
sprake is van te weinig lichamelijke activiteit en door het kind in dat geval te
verwijzen naar een passende vorm van
beweging. Regelmatig contact met de
vakleerkracht voor lichamelijke opvoeding of de gewone leerkracht kan ook
bijdragen aan het vroegtijdig signaleren van kinderen met een te laag acti-
BSL - JEC - 0000_JEC
plein > Dossiers > Beweegrede.
Stegeman, H. (2007). Effecten van sport
en bewegen op school. Een literatuuronderzoek naar de relatie van fysieke activiteit
met de cognitieve, affectieve en sociale
ontwikkeling. Den Bosch, W.J.H. Mulier
Instituut. Te downloaden via
www.mulierinstituut.nl > Publicaties >
Publicatielijst > 2007.
Wieringen, J.C.M. van (2009). Standpunt
Beweegstimulering door de jeugdgezondheidszorg. Bilthoven, RIVM/Centrum
Jeugdgezondheid. Het standpunt is
beschikbaar via
www.rivm.nl/jeugdgezondheid.
060
Download