Niertransplantatie

advertisement
Dialyse
Patiënteninformatie
Niertransplantatie
U ontvangt deze informatie, omdat u van uw nefroloog heeft gehoord dat niertransplantatie een
mogelijke behandeling is voor uw nierziekte. Wij informeren u graag over de gang van zaken rond
deze ingreep, wat hieraan voorafgaat en de tijd daarna. Hiermee willen wij u en uw familie helpen
om u goed voor te bereiden op de ingrijpende gebeurtenis die een niertransplantatie is.
Inhoud
Achtergronden en meer informatie
Nieren en transplantatie
De nierfunctie overnemen
Dialyse
Transplantatie
Donoren
Meer informatie
Het resultaat van de transplantatie
Wachten op transplantatie
Uw eigen nieren behouden of verwijderen
De wachtlijst
Eurotransplant
U wordt opgeroepen voor een transplantatie
Naar het ziekenhuis
Niet vergeten
Opname op de transplantatieafdeling
De operatie
Na de operatie
Mogelijke problemen tijdens en na de operatie
Afstoting
Behandeling
Mogelijke complicaties op korte termijn
Complicaties op langere termijn
Leven met een nieuwe nier
Medicatie
Voeding na de transplantatie
Aandachtspunten
Maatschappelijk werk
Naar huis
Seksualiteit en zwangerschap
Zonvoorschriften
Anonimiteit van de donor
Belangrijke telefoonnummers
2
2
2
2
3
3
4
4
4
6
6
7
7
8
8
8
9
10
11
11
11
12
12
13
13
13
14
14
14
15
16
16
17
Pagina 1/17
Achtergronden en meer informatie
Deze patiënteninformatie geeft u de nodige achtergronden van de niertransplantatie en wat
daaraan voorafgaat. Ook leest u over de opname, de operatie en de tijd daarna.
Aanvullende informatie over de niertransplantatie kunt u lezen in de folder van de Nierstichting en
in het ‘Zorgboek’. Jaarlijks organiseert Reinier de Graaf in samenwerking met het MCH Westeinde
en het LUMC een informatieavond over transplantaties.
Heeft u na het lezen van deze informatie nog vragen? Dan kunt u deze uiteraard voorleggen aan
uw arts, verpleegkundige, nurse practitioner of maatschappelijk werker. Alles wat wij in deze
informatie vermelden, geldt als algemene regel. Hier kunnen wij altijd van afwijken.
Nieren en transplantatie
De taken van de nieren zijn:

de zout- en waterhuishouding van het lichaam in stand houden;

afvalstoffen verwijderen;

hormonen aanmaken.
De nieren zorgen mede voor de aanmaak van de rode bloedcellen. Ook
spelen ze een rol bij de botstofwisseling en de bloeddrukregulatie. Wanneer de nieren onvoldoende
of niet werken, worden al deze taken slecht of niet uitgevoerd. Afvalstoffen worden dan
onvoldoende of niet uit het lichaam verwijderd, waardoor verschijnselen als vermoeidheid, jeuk,
misselijkheid en braken kunnen ontstaan. Door een verminderde urineproductie kunnen dikke
voeten, hoge bloeddruk en kortademigheid ontstaan. Stoornissen in de hormoonaanmaak door de
nieren kunnen leiden tot bloedarmoede of zwakke botten.
De nierfunctie overnemen
De taken van de falende nieren kunnen op verschillende manieren worden overgenomen.
Dialyse
Een manier van nierfunctievervangende therapie is het bloed te zuiveren via een membraan. Dit
membraan kan kunstmatig zijn of van uzelf. Bij een kunstmatig membraan zuivert een kunstnier het
bloed; we spreken dan van hemodialyse of HD. In het tweede geval wordt uw buikvlies gebruikt als
membraan; we spreken dan van buikspoeling, peritoneaaldialyse of PD.
Dialyse kan alleen de filterfunctie van de nieren overnemen, niet de falende hormoonaanmaak.
Hiervoor zijn medicijnen nodig.
Pagina 2/17
Transplantatie
Een andere manier om de functies van de nieren over te nemen, is door een nier van een donor te
transplanteren. Na een succesvolle niertransplantatie zijn de levensverwachting en kwaliteit van
leven aanzienlijk beter dan bij het continueren van dialyse. De levensverwachting verbetert,
doordat de factoren die hart- en vaatziekten veroorzaken, minder snel toenemen. De kwaliteit van
leven verbetert, bijvoorbeeld doordat dieetmaatregelen en vochtbeperking in veel mindere mate
meer nodig zijn. Uw algemene conditie neemt toe en dikwijls ontstaan meer mogelijkheden voor
activiteiten op het gebied van werk en vrije tijd.
Een nadeel van transplantatie is dat u blijvend medicatie moet innemen om afstoting van de nier te
voorkomen. Daarnaast bestaat een groter risico op infecties en kwaadaardige aandoeningen dan
bij dialyse. Als de werking van de transplantatienier vermindert, kan het zijn dat u weer met dialyse
moet starten. U kunt dan wel in aanmerking komen voor een nieuwe transplantatie als u weer op
de transplantatielijst staat.
Donoren
Er zijn twee manieren om een nier voor transplantatie te verkrijgen: van een overleden donor
(postmortale transplantatie) of van een levende donor (relatie- of crossovertransplantatie).
Postmortale transplantatie
Bij een postmortale transplantatie maken we onderscheid in heartbeating- en nonheartbeatingdonoren. Bij de heartbeatingdonor was de bloedcirculatie ten tijde van de donatie
intact. Bij de non-heartbeatingdonor was dit niet het geval, omdat er sprake was van een
hartstilstand.
Relatietransplantatie
Als iemand in de familie of kennissenkring een nier wil afstaan is dit mogelijk. Uiteraard moet
degene die een nier afstaat goed gezond zijn. Relatietransplantatie realiseren wij zo mogelijk
voordat dialyse noodzakelijk is.
Crossovertransplantatie
Als een levende donor niet de passende bloedgroep heeft of als de ontvanger antistoffen bij zich
draagt tegen de bloedgroep van de donor, kan het crossoverprogramma uitkomst bieden. Bij
deelname aan dit programma komt u op een landelijke wachtlijst van donor-ontvanger-paren te
staan. Ontvangers op deze wachtlijst ruilen met elkaar van donor om de kans op een (snelle)
transplantatie te verhogen.
Pagina 3/17
Old for old
Voor donatie op hogere leeftijd bestaat het donatieprogramma ‘Old for old’. Dit houdt in dat ook de
donornier afkomstig is van een oudere donor. De gemiddelde wachttijd wordt door dit programma
iets verkort.
ABO-incompatibele niertransplantatie
Als de bloedgroep van een levende donor niet klopt met de bloedgroep van de ontvanger, kan er
toch een transplantatie plaatsvinden. Door de huidige anti-afstotingmedicatie en door
immuunadsorptie kunnen we de anti-A- en/of anti-B-lichamen uit het bloed van de ontvanger
verwijderen.
Meer informatie
U kunt informatieboekjes over de verschillende soorten donatie verkrijgen. Als u graag meer
informatie over het nierdonatieprogramma met een levende donor wilt, kunt u contact opnemen met
de coördinator van het donatieprogramma in het LUMC in Leiden. Dit ziekenhuis voert de
transplantaties uit. Het telefoonnummer vindt u aan het eind van deze patiënteninformatie.
Het resultaat van de transplantatie
Een aantal factoren bepalen het uiteindelijke resultaat van de transplantatie op korte en lange
termijn:

het type donor;

de leeftijd van de donor;

de weefselkenmerkovereenkomsten (match);

de tijd waarin geen bloedcirculatie in de nier heeft plaatsgevonden;

een goed of minder goed verloop van de verwijdering/implantatie;

de aanwezigheid van antistoffen.
De levensduur van een transplantatienier kan erg variëren: gemiddeld acht tot tien jaar voor een
nier van een overleden donor en gemiddeld vijftien jaar voor een levende donornier. Voor
transplantatie geldt in principe geen leeftijdsgrens. De algemene conditie van de patiënt is
doorslaggevend.
Wachten op transplantatie
Pre-transplantatieonderzoek
Wanneer u in aanmerking wilt komen voor een niertransplantatie, moeten wij u onderzoeken. Het
doel van dit onderzoek is om te beoordelen of uw algehele conditie goed genoeg is om een
ingrijpende operatie als een niertransplantatie goed te doorstaan. Ook kijken wij naar eventuele
infectiebronnen, zoals galstenen of gebitsinfecties. Na een niertransplantatie krijgt u namelijk
Pagina 4/17
medicijnen om afstoting te voorkomen; die verminderen ook uw afweer tegen infecties. Het grootste
gedeelte van de onderzoeken is standaard en voeren wij bij elke pre-transplantatiepatiënt uit. Een
aantal onderzoeken is echter op indicatie, afhankelijk van uw specifieke gezondheidssituatie en uw
medische voorgeschiedenis.
De standaardonderzoeken zijn

een röntgenfoto van uw hart en longen;

een röntgenfoto van uw kaak en gebit in verband met mogelijke infectiebronnen in kaak en
gebit;

een elektrocardiografie(ECG, hartfilmpje) tijdens een consult bij de cardioloog;

een echografie van de buik (de aanwezigheid van galstenen, nierafwijkingen);

een echo van de duplex iliacale vaten (waar de donornier op gezet wordt) om eventuele
stenoses op te sporen;

een CT-scan zonder contrastvloeistof, om een eventuele verkalking op te sporen;

een consult bij de oogarts (bij diabetes mellitus en hoge bloeddruk);

een uitstrijkje bij vrouwen (via uw huisarts); dit is niet nodig als een baarmoederverwijdering
heeft plaatsgevonden;

een gebitssanering (bij uw eigen tandarts);

een Mantouxtest: via een onderhuidse inspuiting beoordelen wij of u ooit in contact bent
geweest met tuberculose;

een bloedonderzoek: om aan te tonen of uit te sluiten dat u bepaalde virusinfecties heeft gehad.
Dit doen wij, omdat het gebruik van afweerremmers ervoor kan zorgen dat virussen na een
transplantatie ziekteverschijnselen geven;

een bloedonderzoek voor weefseltypering (HLA-typering), waarbij wij voor u specifieke
eigenschappen vaststellen. Specifieke eigenschappen zijn erfelijke eigenschappen die iedereen
voor de helft van zijn vader en voor de helft van zijn moeder heeft gekregen;

tot slot kijken wij ook naar antistoffen; deze kunnen ontstaan door bloedtransfusies,
zwangerschappen en eventuele eerdere transplantaties.
De HCA-typering
Dit onderzoek is van belang om te bepalen of een donornier geschikt is voor u als ontvanger. De
HCA-typering herhalen wij na ongeveer een maand. Na de weefseltypering nemen wij eens in de
drie maanden bloed af om de meest actuele stand van zaken rondom de antistoffen te bepalen.
Onderzoeken op indicatie
Op indicatie kunnen meerdere onderzoeken plaatsvinden. Welke dit zijn, hangt af van uw
voorgeschiedenis, maar ook van onze bevindingen tijdens de standaardonderzoeken.
Pagina 5/17
Na afronding van deze onderzoeken krijgt u een poliklinische afspraak bij de nefroloog en
transplantatiechirurg in het LUMC. Het is mogelijk dat wij naar aanleiding van dit bezoek nog een
aantal aanvullende onderzoeken moeten uitvoeren.
Als de uitslag, na afronding van alle onderzoeken, bevredigend is, bent u ‘transplantabel’. Dit wil
zeggen dat wij u kunnen oproepen als een geschikte nier voor u beschikbaar is.
Gezien de wachttijden voor een niertransplantatie is het vaak noodzakelijk een aantal onderzoeken
na enige tijd te herhalen. Zo weten wij zeker dat zich tijdens de wachttijd geen belangrijke
veranderingen in uw situatie hebben voorgedaan. Dit geldt uiteraard in het bijzonder bij het
optreden van nieuwe klachten. Vrijwel alle onderzoeken vinden plaats in ons eigen centrum.
Uw eigen nieren behouden of verwijderen
De eigen nieren blijven meestal zitten. Een eventuele verwijdering van uw eigen nieren beoordelen
wij tijdens de pre-transplantatiefase.
Redenen om de eigen nieren te verwijderen kunnen zijn:

infectie;

niet te behandelen hoge bloeddruk;

veel pijnklachten;

bloedverlies via urine;

te grote nieren (bij cystennieren).
De wachtlijst
Tijdens uw bezoek aan uw nefroloog en transplantatiechirurg in het LUMC beoordelen zij of
verdere onderzoeken of ingrepen nodig zijn. Als deze niet nodig zijn, komt u in aanmerking voor
een transplantatie en komt u op de wachtlijst met ‘urgentie T’. T is één van de urgentiecodes
waarmee u op de wachtlijst kunt staan. We kennen de volgende urgentiecodes:

Urgentie T (transplantabel): dit is de normale code voor een patiënt die is aangemeld. Dit
betekent dat u getransplanteerd kunt worden zodra een geschikte nier voor u beschikbaar is.

Urgentie NT (niet-transplantabel): dit betekent dat u niet-transplantabel bent, bijvoorbeeld
wegens ziekte of omdat de vooronderzoeken nog niet klaar zijn.

Urgentie I (immunised): deze urgentie krijgt u wanneer u tegen 6 tot 85 procent van alle
voorkomende weefseleigenschappen

antistoffen heeft. Dit betekent een zekere voorrang, maar het zoeken naar een geschikte donor
is moeilijker en de kans op een positieve kruisproef (zie bij ‘Kruisproef’ verderop) groter.
Praktisch gezien betekent dit niet dat u met code I eerder een nier krijgt.

Urgentie HI (high immunised): deze code is bedoeld voor patiënten die 86 tot 100 procent
antistoffen hebben. Dit stelt speciale eisen aan een zo goed mogelijke en praktisch volledige
overeenkomst. De laatste jaren is het met een zeer bewerkelijk laboratoriumonderzoek mogelijk
Pagina 6/17
te bepalen tegen welke HLA-antigenen deze patiënten antistoffen hebben. Vaak kunnen we
toch nog een geschikte donor selecteren.

De urgentieklassen dienen ertoe om optimaal in kaart te brengen hoe een patiënt ervoor staat.
Dit is nodig om vooral een verantwoord beleid voor transplantaties te kunnen uitvoeren.
Eurotransplant
Dat u ‘op de wachtlijst staat’ betekent dat u ingeschreven staat bij Eurotransplant. Dit is de
organisatie van transplantatiecentra die internationaal nauw samenwerken om voor
niertransplantatie de meest gepaste donornieren te vinden. Van Eurotransplant maken de
transplantatiecentra van Nederland, België, Luxemburg, Duitsland, Slovenië en Oostenrijk deel uit.
Een centraal computerbestand in Leiden bevat van elke kandidaat een aantal gegevens:
bloedgroep, HLA-typering en antistoffen.
De plaats op de wachtlijst van Europtransplant wordt bepaald door een puntensysteem. Er worden
punten toegekend voor de urgentie, voor de wachttijd en voor de meeste overeenkomende
weefselkenmerken van de donornier en de mogelijke ontvanger. Als een nier beschikbaar komt,
selecteert de computer van Eurotransplant de patiënt, rekening houdend met het aantal
verzamelde punten.
De wachttijd
U krijgt punten voor de wachttijd zodra u begint met dialyseren. Het is onmogelijk om de juiste
wachttijd voor niertransplantatie te voorspellen. Een nier kiezen voor een bepaalde persoon
gebeurt op basis van de weefselovereenkomst met de donor. Het is dus mogelijk dat voor iemand
die nog maar pas op de wachtlijst staat toevallig vlug een nier wordt gevonden, terwijl iemand die al
lang op de wachtlijst staat nog moet wachten. Bij dezelfde overeenkomst gaat degene met de
langste wachttijd voor. Hier komt nog bij dat hoe meer HLA-antistoffen u heeft, hoe kleiner de kans
op een snelle transplantatie is.
U kunt tijdelijk non-actief (urgentie NT) op de wachtlijst staan, bijvoorbeeld door ziekte of een
operatie. Dit betekent niet dat u na herstel weer helemaal onderaan de wachtlijst komt. Bij
reactivering telt de totale dialysetijd als wachttijd. De puntentelling gaat gewoon door.
U wordt opgeroepen voor een transplantatie
Wanneer u op de wachtlijst staat, kunt u dag en nacht worden opgeroepen voor transplantatie.
Geef daarom uw adres en telefoonnummer(s), plus dat van familieleden of buren, door aan de
dialyseverpleegkundige. Zorg ervoor dat u ’s nachts bereikbaar bent. Een smartphone verschaft u
de meeste bewegingsvrijheid.
Pagina 7/17
Wanneer u voor langere tijd van huis gaat, geeft u dit door aan de dialyseverpleegkundige. Zorg
ervoor dat u in het geval van een oproep wel tijdig kunt terugkomen.
De oproep omdat een nier beschikbaar is, komt altijd onverwacht. De arts van uw dialyseafdeling
stelt u hiervan telefonisch op de hoogte. Omdat er maar korte tijd mag verstrijken tussen de
uitname van de nier bij de donor en de transplantatie, moet de transplantatie op korte termijn
plaatsvinden.
Naar het ziekenhuis
Zodra uw nefroloog u heeft opgeroepen, blijft u nuchter (niet eten, drinken of roken). De arts in uw
eigen centrum laat u eventueel nog dialyseren. U gaat met de taxi naar het LUMC in Leiden. Daar
aangekomen gaat u via de hoofdingang het ziekenhuis binnen en meldt u zich aan de balie van de
portier. Die zal u doorverwijzen naar verpleegafdeling C10q (nierziekten/niertransplantatie).
Niet vergeten
Vergeet u niet mee te nemen naar het ziekenhuis:

nachtkleding, een kamerjas, pantoffels/slippers;

toiletartikelen, eventueel scheerspullen;

uw thuismedicatie en medicatielijst;

als u peritoneaaldialyse doet: CAPD-vloeistof en toebehoren voor twee spoelingen.
Opname op de transplantatieafdeling
Bij aankomst in het transplantatiecentrum worden voorbereidingen voor uw operatie getroffen. Het
duurt enige tijd vanaf het moment van uw aankomst in het ziekenhuis tot aan het tijdstip van
opereren, meestal vier tot zes uur, soms langer, soms ook korter.
Opnamegesprek
Een transplantatieverpleegkundige voert een opnamegesprek met u. Zij neemt de temperatuur bij u
op; koorts kan immers infectie betekenen en in dat geval gaat de operatie niet door. De
verpleegkundige meet ook uw bloeddruk en telt uw pols. Vervolgens vinden er nog een aantal
onderzoeken plaats, zoals een longfoto maken, een hartfilmpje maken en bloed afnemen voor
onderzoek. De onderzoeken zijn bedoeld om een indruk te krijgen van het functioneren van uw
organen en te bepalen of u nog moet dialyseren (als dat nog niet in uw eigen centrum is gebeurd).
Buikspoeling (PD)
Als u buikspoelingen doet, gaat u hiermee gewoon door totdat u naar de operatiekamer gaat. Let
wel: voordat u naar de operatiekamer gaat, moet u de laatste spoelvloeistof laten uitlopen. Het is
de bedoeling dat u met een ‘lege buik’ naar de operatiekamer gaat.
Pagina 8/17
Uw arts onderzoekt u. Eventueel vraagt de arts uw toestemming om aan een onderzoek of studie
mee te doen.
Om uw shuntarm brengen wij een verband aan met de mededeling dat die arm niet gebruikt mag
worden voor bloedafname of bloeddruk meten. Dit vermelden wij ook op uw bed.
Kruisproef
Verder ondergaat u een zogeheten kruisproef. Bloed van u en de donor wordt gekruist om te zien
of u antistoffen in het bloed heeft die gericht zijn tegen het weefsel van de donor. Zo’n proef kan
een aantal uren duren. Een positieve kruisproef heeft tot gevolg dat de transplantatie niet kan
doorgaan. Het kan dus gebeuren dat ondanks de voorbereidingen de transplantatie op het laatste
moment niet doorgaat.
Als de nier in het LUMC is aangekomen, inspecteert de transplantatiechirurg deze nog. Als de
chirurg onverhoopt afwijkingen vindt, kan ook dit een reden zijn om van de transplantatie af te zien.
Ook griep of andere infecties kunnen redenen zijn om u onverrichter zake naar huis te laten gaan.
Kortom, onzekerheid blijft bestaan, totdat u op de operatiekamer bent aangekomen.
Verdere voorbereidingen
U krijgt een laxerend middel toegediend via de anus om uw darmen te legen. Om infectiegevaar te
beperken en genezing van de operatiewond te bevorderen, bereiden wij uw huid voor. De
verpleegkundige scheert eventueel de haren van tepelhoogte tot aan de knie, waarna u een
douche met een desinfecterende zeep neemt. U krijgt een operatiehemd aan en een armbandje
met uw naam om.
Kort voor de transplantatie krijgt u al medicijnen die het afweersysteem onderdrukken
(immunosuppressiva).
De operatie
Alles is nu klaar voor de operatie. Deze vindt plaats onder algehele narcose. De operatie duurt
normaal gesproken ongeveer twee tot 2,5 uur. Dit is een richttijd; de operatie bij u kan korter of
langer duren.
De arts plaatst de donornier niet op de plaats van uw eigen nieren, maar laag in de onderbuik, net
boven de lies. Dat is technisch beter uitvoerbaar. De ader en slagader van de donornier sluit hij aan
op de bloedvoorziening van de bekkenvaten en de urineleider op de blaas. De nier blijft aan de
buitenkant goed voelbaar. Wanneer u een CAPD-katheter heeft, kan deze blijven zitten. Soms is de
katheter nog tijdelijk nodig na de operatie. Wij verwijderen de katheder pas zodra de
Pagina 9/17
transplantatienier goed werkt. Uw eigen nieren blijven zitten, tenzij dit om redenen zoals vermeld bij
de pre-transplantatieonderzoeken niet mogelijk is.
Tijdens de operatie brengt de arts vlakbij de getransplanteerde nier wonddrains (slangetjes) aan
om het wondvocht op te vangen. Wij brengen een blaaskatheter in om de urine onmiddellijk af te
voeren. Zo vermijden wij uitrekken van de bij de operatie geopende blaas. Wij brengen een
‘centrale lijn’ in een ader in uw hals in om de vullingstoestand van uw bloedvaten rond de operatie
te kunnen beoordelen.
Na de operatie
Na de operatie verblijft u een nacht op de Post Anesthesia Care Unit of op de Intensive Care. U
voelt zich nog erg moe en slaperig. De arts en de verpleegkundigen houden nauwkeurig toezicht
op uw toestand en op alle sondes, drains en infusen. De eerste tijd bewaken wij uw bloeddruk, pols
en temperatuur met een monitor.
Na de operatie heeft u:

een zuurstofslangetje om zuurstof toe te dienen;

een infuus dat medicijnen en vocht toedient;

twee of drie slangetjes (redondrain of wonddrain) die tijdens de ingreep rond de nieuwe nier zijn
aangebracht om na de operatie het overtollige bloed en vocht te laten aflopen. Deze worden
afhankelijk van de productie van wondvocht meestal de derde dag verwijderd;

een blaaskatheter die de urine afvoert uit de blaas en ervoor zorgt dat de plaats waar de
urineleider van de nieuwe nier in de blaas is vastgehecht, niet onder spanning komt te staan en
rustig kan genezen. Ook zorgt de katheter ervoor dat de verpleging de hoeveelheid
geproduceerde urine in de gaten kan houden. Het moment om de blaaskatheter te verwijderen,
hangt af van verschillende factoren;

een maaghevel/sonde. Tijdens de operatie hebben de darmen stilgelegen en zij komen daarna
weer langzaam op gang. De maagsonde dient ervoor om alle overtollige maagsappen te
verwijderen, zodat u hier geen last van heeft. De maagsonde verwijderen wij meestal de dag na
de operatie;

meestal een apparaatje voor pijnbestrijding. Dit houdt u in uw hand, zodat u uzelf pijnstilling
kunt toedienen als dit nodig is.
Uw bloeddruk, pols en vochthuishouding meten wij de eerste twee dagen elk uur om het
functioneren van de geïmplanteerde nier te kunnen volgen. Wanneer u terug bent op de
niertransplantatieafdeling brengen wij dit terug tot driemaal per dag.
Iedere morgen prikken wij bloed en verzamelen urine om te zien hoe de nier functioneert. Een
donornier werkt niet altijd onmiddellijk. U hoeft zich niet ongerust te maken als de eerste tijd na de
Pagina 10/17
operatie nog dialyse nodig is. Dat hoeft helemaal niet te betekenen dat de transplantatie niet gelukt
is. Soms moet u een paar weken of soms langer geduld hebben voordat de nier goed gaat
functioneren.
Mogelijke problemen tijdens en na de operatie
Er zijn grofweg drie redenen waarom een niertransplantatie niet het beoogde resultaat geeft.
Technische redenen, een beschadigde nier en/of slechte kwaliteit van de donornier en een
afstoting kunnen ervoor zorgen dat een transplantatie niet goed lukt. Dit kan definitief zijn,
bijvoorbeeld een trombose in de nier, waardoor deze verloren gaat. Het kan ook tijdelijk zijn, wat
zich kan uiten in een langzamer op gang komen van de nierfunctie. Bijvoorbeeld als gevolg van
beschadigingen van bepaalde structuren in de nier die wel kunnen herstellen.
Afstoting
Ondanks de medicijnen die u krijgt om afstoting te voorkomen, kan zich soms toch een afstoting
voordoen. Dit gebeurt dan meestal in de eerste drie maanden na de transplantatie. Een
afstotingsreactie is een reactie van het lichaam op het vreemde weefsel van de donornier. De
afstoting gaat soms gepaard met verminderde urineproductie en verhoogde bloeddruk en soms
met koorts en pijn op de plaats van de nieuwe nier.
Doet een van deze klachten zich voor, dan hoeft dat niet te betekenen dat er van een afstoting
sprake is. Vaak merkt u juist geen tekenen van afstoting, maar geven bloeduitslagen aan dat de
nier minder goed werkt. Daarom wordt er ook zo vaak bloed geprikt na de transplantatie.
Wanneer een afstoting vermoed wordt, neemt men een biopsie uit de transplantatienier om een
stukje nierweefsel onder de microscoop te bekijken. Zo is te zien of het inderdaad een afstoting is
of dat er een andere oorzaak voor de verslechtering van de nierfunctie is.
Om afstoting te voorkomen, is het van belang dat u de medicatie precies inneemt zoals u is
uitgelegd. Helaas kan desondanks toch een afstoting optreden.
Behandeling
Als eerste behandeling kiezen wij meestal voor een driedaagse kuur met een hoge dosering
prednison, die u via een infuus in uw arm krijgt toegediend. Een dergelijke behandeling is helaas in
een aantal gevallen niet afdoende en wordt dan gevolgd door een behandeling met Antithymocytenglobuline(ATG). Dit zijn antilichamen die gericht zijn tegen de witte bloedcellen die
verantwoordelijk zijn voor de afstoting. Wanneer deze antilichamen zich aan deze witte bloedcellen
binden, gaan deze cellen kapot. ATG krijgt u gedurende tien dagen een aantal malen per infuus
toegediend. Het kan vooral bij de eerste gift hevige bijwerkingen geven, zoals koorts, koude
rillingen, braken en diarree.
Pagina 11/17
Over het algemeen is de afstotingsreactie hiermee onder controle. Als dit niet zo is, kunt u
nogmaals prednison krijgen of een op ATG-gelijkend middel.
Mogelijke complicaties op korte termijn

De oorspronkelijke eigen nierziekte kan in sommige gevallen terugkeren in de
transplantatienier. De kans hierop en het tijdstip waarop dit optreedt, zijn afhankelijk van de
betreffende aandoening. Meestal heeft dit niet veel invloed op de transplantaatoverleving.

Hoge bloeddruk komt vaker voor na een transplantatie en kan doorgaans met medicatie
gereguleerd worden. Hier is een natrium(zout)beperking bij de voeding van belang. De hoge
bloeddruk is vaak een gevolg van afwijkingen in de eigen nieren.

Cytomegalievirus(CMV). Als u voorheen deze virusinfectie nooit heeft doorgemaakt, heeft u
hiertegen ook geen afweer opgebouwd en kan dit de oorzaak zijn dat u zo’n infectie ontwikkelt.
Daarom krijgt u in veel gevallen uit voorzorg medicijnen die moeten voorkomen dat u de infectie
alsnog krijgt. Zelfs als u deze infectie wel heeft doorgemaakt, kan door gebruik van de antiafstotingsmedicijnen een opflakkering van de infectie optreden. Als u onverhoopt toch een
infectie ontwikkelt, staan u verschillende medicijnen ter beschikking om deze infectie te
behandelen.

Soms lekt er urine uit de urineleider waar deze op de blaas is gehecht. Of er ontstaat een
vernauwing of zelfs een volledige verstopping van de urineleider. Deze complicatie komt bij
ongeveer 10 procent van de transplantaties voor. Een operatie is vaak nodig om dit te
herstellen. Tot aan deze operatie wordt doorgaans een nefrostomiekatheter ingebracht. Dit is
een dun slangetje dat onder plaatselijke verdoving via de huid in de transplantatienier wordt
ingebracht. Dit bewerkstelligd een goede afvoer van urine, zodat er geen urinelekkage meer
plaatsvindt.

Urineweginfecties na transplantatie komen regelmatig voor en kunnen wij behandelen met
antibiotica.

Zeer zelden treedt er een vernauwing op van de nierslagader. Dit betekent dat er dan te weinig
bloedtoevoer naar de nier is. Als vermoed wordt dat dit de reden is waarom de nier slechter
functioneert, kan men met contrastfoto’s of een MRA (een magneetscan van de bloedvaten)
kijken of er inderdaad een vernauwing is. Deze kan mogelijk verholpen worden door te
dotteren, waarbij met behulp van een ballonnetje geprobeerd wordt de slagader wijder te
maken.
Complicaties op langere termijn
In het algemeen liggen de meest voorkomende gezondheidsrisico’s voor de gehele bevolking op
het gebied van hart -en vaatziekten en kanker. Helaas komen hart- en vaatziekte meer voor bij
dialysepatiënten dan bij anderen. Een niertransplantatie ondergaan vermindert dit risico in
vergelijking met dialyse, maar resulteert nog altijd in een verhoogd risico in vergelijking met
Pagina 12/17
gezonde mensen. Daarom is het verstandig om niet te roken. De bloeddruk en het
cholesterolgehalte goed reguleren; gezonde voeding en beweging zijn ook erg belangrijk.
Kanker, vooral huidkanker, komt meer voor na een niertransplantatie, omdat alle medicijnen die
afstoting proberen te voorkomen, ook de afweer verminderen tegen kankercellen. Wij adviseren
dan ook om uw huid te beschermen tegen overmatige blootstelling aan ultraviolette straling (zon),
omdat gebleken is dat dit de belangrijkste oorzaak van huidkanker is.
Leven met een nieuwe nier
Tijdens uw ziekenhuisverblijf krijgt u uitvoerig informatie over medicatie en dieet. U hoort hoe u zelf
een beginnende afstoting kunt herkennen, hoe verdere polikliniekbezoeken en onderzoeken
verlopen en welke activiteiten vanaf welk tijdstip toegelaten zijn en welke niet. Een aantal aspecten
hiervan lichten wij hieronder toe.
Medicatie
U moet nogal wat medicijnen gaan gebruiken. Sommige daarvan zult u uw hele leven moeten
blijven innemen. Deze medicijnen onderdrukken de afweerreactie van uw lichaam. De dosering
wordt regelmatig gecontroleerd via bloedafname en zo nodig aangepast. Er moet continu een
bepaalde hoeveelheid van deze medicijnen in uw bloed aanwezig zijn. Vlak na de transplantatie
kan de hoeveelheid dagelijks wisselen. Later kunnen aanpassingen van de medicatie ook nodig
blijven.
Het is goed mogelijk dat wij uw deelname vragen aan een onderzoek naar medicatie. Deze
onderzoeken zijn van groot belang om de afstotingsmedicatie optimaal af te stemmen en de
medische zorg optimaal te maken, niet alleen voor u maar ook voor patiënten na u.
Voeding na de transplantatie
Na een niertransplantatie speelt goede voeding een belangrijke rol. Deze rol is duidelijk anders dan
voor de transplantatie. Voor herstel na de operatie heeft uw lichaam extra eiwit en energie nodig.
Daarom is het belangrijk dat u goed en voldoende eet. Mogelijk heeft u vocht- en dieetbeperkingen
gehad, die nu aangepast kunnen worden. De diëtist komt in ieder geval eenmaal na de
transplantatie bij u langs.
Op langere termijn, te beginnen na ontslag uit het ziekenhuis, is het belangrijk dat u eet volgens de
richtlijnen goede voeding. Hierover zal de diëtist uitleg geven en de folder Goed van eten en
drinken verstrekken. De diëtist schenkt vooral aandacht aan het voorkómen van voedselinfecties
en medicijngerelateerde bijwerkingen van onder andere prednison en Neoral. Met goede voeding
kunt u dit gunstig beïnvloeden. Na twee maanden heeft u een vervolggesprek met de diëtist op de
transplantatiepolikliniek van het LUMC.
Pagina 13/17
Aandachtspunten

Om uw nieuwe nier (mits de functie goed is) optimaal te laten werken, moet u 2,5 liter vocht per
dag drinken.

De eerste dagen na de transplantatie is een zoutbeperking nog noodzakelijk. Dit zorgt ervoor
dat de vochtbalans en de bloeddruk zo goed mogelijk zijn.

Door het gebruik van prednison zijn sommige mensen geneigd meer te eten dan nodig is.
Sommigen komen daardoor te veel aan (dit kan oplopen tot 10 à 15 kilogram in het eerste jaar).

Prednison kan op termijn leiden tot botverlies en geeft daardoor een verhoogde kans op
botbreuken. Voldoende kalk, regelmatige lichaamsbeweging en voldoende vitamine D zijn van
belang. Wij adviseren om vijfmaal per dag melk of melkproducten (150 milliliter) en/of kaas te
gebruiken.

Na de transplantatie is door de verminderde afweer en het gebruik van immunosuppressiva
(medicatie om de afstotingsreactie te onderdrukken) de kans op een voedselinfectie vergroot.
Helaas is een besmet product niet altijd te herkennen. Voedsel dat er op het oog goed uitziet,
goed ruikt en uitstekend smaakt, kan toch zo veel bacteriën bevatten dat u er ziek van wordt.
Maatschappelijk werk
Tijdens uw opname in ons ziekenhuis krijgt u te maken met veel nieuwe informatie, veel
onderzoeken, contacten met verschillende disciplines en veranderingen in uw
privéomstandigheden. Voor de opname heeft u zich misschien niet gerealiseerd welke
veranderingen deze ingreep teweeg zou kunnen brengen bij uzelf en bij mensen in uw omgeving. U
zult merken dat het team op de transplantatieafdeling aandacht heeft voor deze voor u belangrijke
gebeurtenissen. Toch kan het zijn dat uw omstandigheden specifieke begeleiding vragen. U kunt
dan denken aan:

hulp in de thuissituatie na ontslag;

begeleiding van u en uw familie bij emotionele problemen als gevolg van de opname;

vragen over uw werksituatie, opleiding of de financiële gevolgen.
De maatschappelijk werker komt tijdens de opname met u kennismaken. U kunt deze kwesties dan
meteen bespreken.
Naar huis
Als alles goed gaat, gaan transplantatiepatiënten na ongeveer twee weken naar huis. Als er
complicaties optreden, kan de opnameduur uiteraard langer worden. Van tevoren bespreken wij
uitvoerig met u alle punten die met het ontslag en de tijd erna samenhangen. De eerste tijd is
intensieve controle noodzakelijk. Na een aantal maanden, als er geen bijkomende medische
redenen zijn, krijgt u waarschijnlijk met ruime tussenpozen een controle. Daarvoor komt u eerst op
de polikliniek nefrologie in het LUMC en na een jaar in Reinier de Graaf.
Pagina 14/17
Geleidelijke terugkeer naar een ‘normaal’ leven verloopt voor iedere patiënt anders. Na verloop van
tijd voelt u zelf het beste aan wat uw mogelijkheden en beperkingen zijn.
Wij bevelen een actieve levensstijl aan. Uw nefroloog zorgt voor de nabehandeling op de
polikliniek. Zo nodig betrekt hij hierbij, in overleg met u, ook andere ziekenhuismedewerkers, zoals
de chirurg, maatschappelijk werker of diëtist.
Werkhervatting
Over dit onderwerp kunnen wij moeilijk uitspraken doen. Sommige patiënten voelen zich snel in
staat om te werken. Anderen hebben hiervoor meer tijd nodig. Natuurlijk hangt het ook af van de
aard van uw werkzaamheden. Wanneer u zich goed voelt en de behoefte heeft weer aan het werk
te gaan, bestaat hiertegen meestal geen bezwaar. Wel is het raadzaam dit met uw arts te
bespreken.
Sport
Sporten na de transplantatie kan heel goed. Het spreekt vanzelf dat sporten met een verhoogd
risico (bijvoorbeeld rugby en motorcross) niet de voorkeur verdienen. Dit omdat de
transplantatienier in het kleine bekken minder beschermd is tegen stomp geweld.
Seksualiteit en zwangerschap
Al voor de niertransplantatie kunnen seksuele problemen ontstaan door de nierziekte of
bijvoorbeeld medicijngebruik. Bij mannen zijn dit meestal een verminderd libido en
erectiestoornissen, bij vrouwen kunnen menstruatiestoornissen optreden. Ook bepaalde medicijnen
tegen bijvoorbeeld hoge bloeddruk kunnen verantwoordelijk zijn voor seksuele problemen.
Na een niertransplantatie kan de seksualiteit verbeteren. De seksuele beleving kan verbeteren.
Mannen kunnen minder problemen hebben om een erectie te krijgen en te behouden, vrouwen
kunnen weer een normaal menstruatiepatroon krijgen. Hierdoor kunnen zij weer zwanger worden.
Wij raden echter af om binnen een jaar na de transplantatie zwanger te worden. Het is dus
belangrijk dat u adequate anticonceptie gebruikt.
Zwangerschapswens
Ook als u na een jaar een zwangerschapswens heeft, dient u dit te bespreken met uw nefroloog.
Bepaalde medicijnen kunnen namelijk een negatief effect hebben op de ongeboren vrucht. Verder
hangt de kans op een ongecompliceerde zwangerschap voor moeder en kind onder meer af van de
nierfunctie, eiwitverlies en bloeddruk van de moeder. Bijwerkingen van medicijnen (bijvoorbeeld
een vollemaansgezicht of acne bij prednisongebruik en overmatige haargroei bij Neoral) kunnen
psychische problemen geven die de seksualiteit mogelijk negatief beïnvloeden.
Pagina 15/17
Als de seksualiteit niet verbetert
Het is ook mogelijk dat de seksualiteit niet verbetert na de transplantatie. De oorzaak kan liggen in
vaatafwijkingen die al voor de transplantatie bestonden. Bij erectiestoornissen kan de nefroloog u
doorverwijzen naar de uroloog, die een behandeling met medicatie of hulpmiddelen kan
voorschrijven. De lichamelijke oorzaak bij vrouwen kan mogelijk met medicijnen behandeld worden.
Angst voor seksueel contact niet nodig
Wij verwachten dat u na de transplantatie het normale leven oppakt. Uw behoefte aan seksueel
contact kan toenemen. Het is begrijpelijk dat u na een transplantatie angstig bent voor seksueel
contact, omdat u bang bent voor beschadigingen van de getransplanteerde nier. Dit is niet nodig,
omdat de nier op een beschermde plaats geïmplanteerd is.
Vrouwen die immunosuppressiva gebruiken, hebben een grotere kans om door
geslachtsgemeenschap een urineweginfectie te krijgen. Zij kunnen dit voorkomen door voor en na
de geslachtsgemeenschap te urineren en veel te drinken.
Mocht u geen vaste relatie hebben, dan is het raadzaam om bij seksueel contact condooms te
gebruiken (zowel mannen als vrouwen) om seksueel overdraagbare ziektes te voorkomen. Door
gebruik van immunosuppressiva bent u vatbaar.
Zonvoorschriften
De medicijnen die u gebruikt om een afstoting te voorkomen, zorgen ervoor dat de huid inwerking
van zonlicht niet goed verdraagt. Hierdoor heeft u meer kans op huidziekten of huidkanker.
Hieronder leest u enkele tips onder het motto ‘voorkomen is beter dan genezen’:

Neem zo min mogelijk uitgebreide zonnebaden, bij voorkeur niet tussen 12.00 en 15.00 uur.

Zorg bij zonnig weer voor een goede bescherming van de huid door kleding en zonnecrèmes.
Deze crèmes moet u bij zonnig weer ook in de schaduw gebruiken, omdat er ook in
schaduwgebied nog veel ultraviolette stralen komen.

Maak weinig gebruik van hoogtezon, solaria of ‘bruinbaden’.

Raadpleeg bij twijfel, groei, verandering in aspect, bloeden en/of jeuken van huidafwijkingen, zo
spoedig mogelijk een huidarts.
Anonimiteit van de donor
De anonimiteit van de donor wordt te allen tijde gewaarborgd. Wel is het mogelijk de nabestaanden
van de donor te bedanken met een brief of kaart. Dit moet volledig anoniem. De
transplantatiecoördinator van het LUMC draagt er zorg voor dat uw brief of kaart de nabestaanden
bereikt.
Pagina 16/17
Belangrijke telefoonnummers
Reinier de Graaf Delft
Algemeen nummer: (015) 260 30 60
Dialyseafdeling:
(015) 260 46 35 (secretaresse)
Levende donatie LUMC
Wanneer u nierdonatie overweegt, neemt u dan contact op met (071) 526 34 88
Algemeen nummer LUMC: (071) 526 91 11
Nierstichting Nederland
Groot Hertoginnelaan 34
Postbus 2020
1400 DA Bussum
Telefoon: (035) 697 80 00/697 80 08
www.nierstichting.nl
[email protected]
Nierpatiënten Vereniging Nederland: www.nvn.nl
Bron: Leids Universitair Medisch Centrum - Nierstichting Nederland
Versie: augustus 2015
Pagina 17/17
Download