Verloskunde schaap De normale geboorte De voorbereiding van het lammerseizoen Ruimte, binnen of buiten, bijvoorkeur een ruimte waar men droog en schoon kan werken. • Binnenruimte moet voorzien zijn van schoon en droog stro en voldoende licht, • Eventueel enkele aflammerhokjes, waar ooien met lammeren gedurende korte tijd in opgevangen kunnen worden: • Mogelijkheid om, indien nodig, een warmtelamp op te hangen, bijvoorkeur met instelbare hoogte zodat de temperatuur op de grond/lammeren goed te regelen is.(Goede temperatuur: de lammeren liggen verspreid onder de lamp. Te koud: lammeren liggen op en tegen elkaar onder de lamp. Te warm: de lammeren liggen buiten het schijnsel van de lamp.) • Een baal stro om een ooi op te leggen bij het verlossen. Is niet gewenst maar met stramme knieën wel handig. • In geval van een keizersnee vinden sommigen dierenartsen het prettig om met 4-6 balen stro een operatietafel te maken. Zorg dan ook voor pakkentouwtjes om de ooi uit te kunnen binden, een goede lamp boven de “tafel” (bijv. een kleine bouwlamp), 2 schone emmers lauwwarm water, zeep en voldoende schone handdoeken en een tafeltje voor het instrumentarium. Verder is nodig: • • • • • • een schone emmer met lauwwarm water, wat zeep om je handen te wassen en eventueel het achterste van de ooi te kunnen reinigen. (Eigenlijk hoort de ooi schoon te zijn voordat de geboorte begint, knip aangekoekte mest en teveel wol weg). Een stapel schone oude handdoeken. Gooi handoeken na de verlossing in de was. Een fles glijmiddel. Begin het aflamseizoen met een nieuwe fles glijmiddel. Het oude glijmiddel is zeker niet meer schoon na een jaar in de stal. Probeer de fles schoon te houden, raak de uitstroomopening van de fles niet aan, spoel na de verlossing de fles schoon onder de kraan. Een flesje jodiumtinctuur om navels te ontsmetten. Liefst meerdere verlostouwtjes (4-6mm dik gevlochten nylonkoord van 1,5 meter lang) om een stropje mee te kunnen maken. Gooi het touwtje na de verlossing in de was. Een verlosbakje met de verlosspulletjes daarin. De voorbereiding van de geboorte Een schapenverlossing is succesvol als de volgende dag alle geboren lammeren zonder verdere hulp bij de ooi drinken. Vermijdt angst en onrust; zij verstoren het aflammeren in ernstige mate. Verplaats de ooien vanaf 5 dagen voor het aflammeren niet meer, laat de ooien bijvoorkeur in de koppel aflammeren en werk in alle rust. Geef de ooi de kans om zelf af te lammeren. Het normale verloop van de geboorte Na een dracht van 144 (141-148) dagen begint de geboorte. Hieraan voorafgaand ontstaat achtereenvolgens: 1. De voorbereidingsfase: Vanaf 6 weken voor de geboorte groeit en zwelt het uier. Bij het volschieten van het uier (glanzend gespannen, roze met gespannen tepels) volgt de geboorte vaak binnen 36 uur. De kling (vulva) zwelt en wordt roder met een sterke zwelling en roodheid in de laatste dag. Vooral het uier heeft voorspellende waarde. 2. Ontsluitingsfase: Duidelijk te herkennen van afstand: onrust, afzonderen, liggen en staan, ronddraaien. Met name krabben met de voorpoten zien we vanaf 2-4 uur voor de geboorte. In deze fase ontspant en opent (ontsluit) de weke geboorteweg (baarmoedermond en vagina). 3. De uitdrijvingsfase, de eigenlijke geboorte: Deze fase begint als de vruchtblaas wordt uitgedreven. De vruchtblaas komt in de vagina en oefent druk uit op de vaginawand. Hierdoor wordt de buikpers opgewekt. De buikpers is het heftigst en het vaakst als de kop van het lam door de vagina geperst wordt (grootste druk), daarna neemt de buikpers snel af terwijl het lam meestal vlot geboren wordt. Slechts 5-6% zijn stuitliggingen. Het volgende lam wordt meestal (80%) binnen 1 uur na het eerste lam geboren. De uitdrijving begint in ieder geval binnen één uur opnieuw. 4. Bindingsfase, het ontstaan van de schaap-lam-binding: weinig of geen buikpers meer, vruchtwater is zeer aantrekkelijk voor de aflammende ooi, lam wordt droog gelikt. Na 3-5 uur neemt de aantrekkelijkheid van vruchtwater voor de ooi af en zal het overwennen van andere lammeren na die tijd ook moeilijker gaan. De abnormale geboorte Ingrijpen bij een abnormale geboorte De totale duur van de geboorte is variabel en afhankelijk van hoeveelste worp van de ooi, hoeveel lammeren en hoe groot ze zijn. Voor ieder ingrijpen geldt: werk schoon en bereidt het beiden van hulp voldoende voor. Gebruik voldoende glijmiddel. Grijp niet te vroeg in. Zeker bij een eerste-worps ooi kan de geboorte meer tijd nemen. Bekijk per fase (zie hierboven)of ingrijpen nodig is. 1. De ontsluitingsfase (voordat de vruchtblaas wordt uitgedreven) duurt langer dan 3 uur: Onderzoek de ooi vaginaal naar de oorzaak. 2. De uitdrijvingsfase (als de vruchtblaas is uitgedreven): er binnen 1 uur onvoldoende buikpers of ondanks voldoende buikpers niets van het lam te zien: onderzoek de ooi vaginaal naar de oorzaak. 3. Als de uitdrijving van het lam in een normale houding (2 klauwtjes met het snoetje erop) bij voldoende buikpers langer dan 1,5 uur duurt, biedt men hulp. 4. Bij een afwijkende kopligging (bijv. kop en één poot) dient het lam binnen een half uur geboren te worden anders bieden we hulp. 5. Alleen een kop buiten de vulva zichtbaar moet binnen een kwartier geboren worden anders bieden we hulp. 6. Als alleen voorpootjes zichtbaar worden moet de ligging van de kop gecontroleerd worden. Een teruggeslagen kop wordt nooit spontaan geboren. 7. Uitdrijving in normale stuitligging moet vlot gaan anders moeten we helpen (niet verwarren met teruggeslagen kop). Lammeren sterven door afklemming van de navelstreng op de bekkenrand als de uitdrijving te lang duurt. Help met beleid (trekken bij buikpers) om de ribjes of de rug niet te breken. 8. Uitdrijving in afwijkende stuitligging (één of geen achterpootjes zichtbaar) kan eigenlijk niet zonder hulp. Hulp bij afwijkende liggingen Herkennen en benoemen van afwijkende liggingen De basis voor hulp bij afwijkende liggingen is onderzoeken wat er afwijkt en je voorstellen hoe het lam ligt. Als je de afwijkende ligging kunt benoemen kun je hem ook herkennen. We benoemen een ligging naar eerste belangrijke (of afwijkende) wat we van het lam tegenkomen. Bijvoorbeeld een normale ligging heet een kopligging, bij een stuitligging is de stuit het eerste belangrijke wat je tegenkomt. Bij liggingen maken we onderscheid tussen wel of niet ingetreden, d.w.z. de kop of de heupen zijn de bekken ingang gepasseerd = de kop ( of het bekken) ligt in het bekken van de ooi. Van voor naar achter zijn de opeenvolgende belangrijke afwijkende kopliggingen (zie bijgaande foto’s): 1. Carpaal (pols-) ligging, één- of beiderzijds: De ondervoet ligt gebogen in plaats van gestrekt. 2. Schouder-elleboogligging, één- of beiderzijds: De poot ligt opgevouwen onder de kop. Dit is bij schapen een veel voorkomende (normale) geboortehouding, en soms de enige houding waarbij het mogelijk is een te grote kop van het lam te laten intreden. Van buiten zie je dan twee klauwtjes onder het snoetje liggen. 3. Schouderligging, één- of beiderzijds: de voorpoot ligt gestrekt naast het lichaam in plaats van gestrekt onder de kop. 4. Kruinligging: de kop ligt naar beneden gebogen tussen de voorpoten. 5. Teruggeslagen kop: de kop ligt naast het lichaam. Van achter naar voren zijn de opeenvolgende belangrijke afwijkende stuitliggingen: 6. Tarsaal (hak-) ligging, één- of beiderzijds: het achterbeen ligt in de hak gebogen. 7. Heupligging, één- of beiderzijds: het achterbeen ligt gestrekt naast het lichaam. Naast deze liggingen komen ook nog zij– en rug-ligging voor (lam op zijn zij en op zijn rug, met een goede oriëntatie wel te herstellen) en buik- en dwarsligging (niet zelf doen) voor Om een afwijkende ligging terug te kunnen leggen moet aan vier belangrijke voorwaarden voldaan worden. Je hebt ruimte nodig dus moet je ruimte creëren. Het mag niet stroef worden dus gebruik voldoende glijmiddel. De baarmoederwand van een schaap is maar dun, dus scherm uitstekende klauwtjes bij het terugleggen af. Je hebt maar weinig kracht nodig dus forceer niet. a. Laat de ooi staan. Door de zwaartekracht zakt het lam naar beneden zodat boven het lam wat ruimte ontstaat om te manoeuvreren. b. Een ingetreden ligging moet terug de baarmoeder in. Leg je hand op de kop (of kont) van het lam en druk rustig de kop (kont) terug naar binnen. Geef tegendruk bij persen, win terrein bij niet-persen. Zodra de kop uit het bekken is en de geboorteweg leeg is stopt de ooi met persen. c. Controleer of kop en poten wel bij elkaar horen. (Volg een poot naar de kop en terug via de andere poot.) d. Draai de afwijkende kant van het lam naar boven (rugzijde van de ooi), daar is dan de meeste ruimte om te kunnen werken. Bij tweezijdig afwijkend doe je eerst de bovenste kant en draai je daarna de andere kant boven. e. Maak van moeilijke afwijkingen eerst makkelijk; maak van een schouderligging een carpaalligging en herstel dan de carpaalligging. Terugleggen van afwijkingen 1. Carpaal (pols-)ligging Maak een niet-ingetreden kopligging bij de staande ooi, draai de afwijkende kant van het lam boven. Leg je hand om het teruggeslagen onderpootje, draai het naar boven (ruimte) en haal met je vingers het klauwtje in je hand (afgeschermd) naar voren. Doe zo nodig ook de andere kant. Strekt de pootjes, laat de kop en daarna ellebogen intreden. Bij goed strekken voel je een snapje omdat de elleboog intreedt. Verlos het schaap. 2. Schouder-elleboogligging Dit is voor schapen een normale houding waarop de kop intreedt. Kleine lammeren kunnen zo geboren worden, bij grotere lammeren moet eerst de poten gestrekt worden. Strek de poten één voor één. Bij goed strekken voel je een snap omdat de elleboog intreedt. Bij een te groot hoofd is dit een houding waarbij je met een verlostouwtje de kop vaak kunt laten intreden. Leg de klauwtjes op de bekkenrand en trek de kop met het touwtje voorzichtig in het bekken. Strek daarna de pootjes. Het gebruik van het verlostouwtje 4-6mm dik gevlochten nylonkoord van 1,5 meter lang. Leg in één uiteinde van het touwtje een knoopje. Leg in het midden van het touwtje een schuiflus. Kijk aan welk uiteinde (wel of geen knoopje) je moet trekken om de lus dicht te schuiven. Schuif de lus ruim open en houdt de ronding van de lus op de toppen van je vingers. Neem de lus zo mee over de kop van het lam en leg de lus om het achterhoofd van het lam. Haal met je wijsvinger een oor van het lam onder de lus uit en leg het oor weer over de lus heen naar achteren. Doe ook zo aan de andere kant. De oren houden het touwtje nu op zijn plaats. Trek van buiten voorzichtig de lus aan totdat de schuifknoop in de bek van het lam ligt. Nu kun je met beide uiteinden samen de kop sturen en laten intreden. 3. Schouderligging Hier is veel ruimte voor nodig. Hangt de kop van een levend lam buiten de vulva dan moet die terug geduwd worden tot voorbij de bekkeningang. Gebruik hierbij voldoende glijmiddel en werk rustig. Druk het lam bij het staande schaap naar binnen en draai de afwijkende kant naar boven. Pak de onderarm beet en druk de elleboog naar boven naar de rug van het lam. Haal met pink en wijsvinger de pols van het lam naar je toe. Nu heb je een carpaalligging gemaakt. Herstel de carpaalligging (scherm klauwtje af), draai nu eventueel de andere schouder boven en doe daar hetzelfde. Verlos aansluitend het lam. 4. Kruinligging Druk het lam verder terug om ruimte te maken, leg je hand op de kop en haal met pink en ringvinger de snuit naar boven. Dit is een ligging die voorkomt bij slappe (of dode) lammeren. Bij het verlossen van het lam zakt dan vaak de kop weer tussen de pootjes. Hiervoor is een verlostouwtje een handig middel. 5. Teruggeslagen kop Terugleggen hiervan kost moeite, omdat de lammeren vaak slap of dood zijn en zelf niet meewerken. De kop met nek is groot dus ruimte maken is zeer belangrijk. Als je het niet vertrouwt is dit echt een ligging voor een dierenarts. Druk het lam zo ver mogelijk naar binnen. Trek de kop van het lam aan een oor naar je toe tot je de snuit kunt omvatten. Druk met de snuit de kop naar boven (ruimte) en haal nu de snuit in je hand voorzichtig naar je toe. Strek dan de nek van het lam. Leg eventueel een verlostouwtje aan en verlos rustig het lam. 6. Tarsaal (hak-) ligging Druk de kont van het lam terug de baarmoeder in tot de hak helemaal uit het bekken in de baarmoeder terug is. Draai de afwijkende kant van het lam boven. Haak met je wijsvinger om de hak en druk met je duim de hak verder naar boven en van je af terwijl je met je pink en ringvinger het gebogen (en afgeschermde) klauwtje naar je toe haalt. Strek het been. Draai indien nodig de andere zijde van het lam naar boven en herhaal de handeling. Doe aansluitend een stuitverlossing. Stuitverlossing Het voorstel van een lam is groter dan het achterstel. Als het laten intreden van het achterstel (hakjes ruim buiten de vulva zichtbaar) moeilijk gaat, zal de geboorte van het voorstel helemaal moeilijk worden. In dat geval is een keizersnede aan te raden. Gaat het intreden van de heupen redelijk makkelijk, dan is een verlossing mogelijk. De navelstreng is vrij kort, de verlossing moet bijvoorkeur bij buikpers snel beëindigd worden. Blijft het levende lam op het voorstel hangen, dan moet (bij een buikpers) het lam toch gehaald worden, maar de kans op ribbreuken of een middenrifscheur is dan groot. 7. Heupligging Zeker de beiderzijdse wordt vaak pas laat ontdekt en de baarmoeder is dan al ver samengetrokken. Er is dan weinig ruimte om te handelen. Dergelijke gevallen kunnen beter aan een dierenarts worden overgelaten. Een heupligging is geen eenvoudige ligging en het herstel ervan kan riskant zijn. Hiervoor is een behoorlijke ervaring nodig. Ontdek je een heupligging vroegtijdig en is er ruimte genoeg dan kan die als volgt hersteld worden: Druk de kont van het lam van je af en draai de afwijkende kant naar boven. Pak het onderbeen vast en druk de knie naar boven en van je af terwijl je met pink en ringvinger de hak naar je toehaalt. Zo ontstaat een Tarsaalligging. Herstel deze ligging zoals hierboven beschreven in 6. Tarsaalligging. Bart Tersmette, december 2007