korte versie - Bomenstichting Zutphen eo

advertisement
BOMENWANDELING CENTRUM ZUTPHEN (korte versie)
1
’s-Gravenhof - Koningslinde - Tilia vulgaris 'Pallida'
De kleinbladige en de grootbladige linde komen van nature voor in de Benelux. Linden kunnen
zeer oud worden en afhankelijk van de variëteit kunnen ze in Nederland tot 35 meter hoog
worden.
In juni bloeit de linde rijkelijk en wordt door bijen en hommels bestoven. Door voedselconcurrentie kunnen onder laatbloeiende lindebomen, vooral onder alleenstaande bomen, veel
dode hommels liggen. Doordat er meer energie bij het vliegen verbruikt wordt dan er in de
vorm van nectar verzameld kan worden, verhongeren de hommels.
De boom vermeerdert zich door zaden, stekken en door wortelopslag. Aan de steel van de
bloeiwijze zit een langwerpig blaadje dat, als de rijpe vruchtjes naar beneden vallen, zorgt voor
een tollende beweging, waardoor de zaden langer in de lucht blijven en dus door de wind
verder verspreid kunnen worden.
Lindes worden veelvuldig aangeplant als herdenkingsboom.
Voordat de raffinage van suiker zijn intrede deed was de linde belangrijk, omdat de lindebloei
veel honing produceert.
Van de bloemen van de linde kan kruidenthee gemaakt worden, ook wel tilleul genaamd, de
Franse naam voor linde (afgeleid van de geslachtsnaam 'Tilia').
Lindehout is een houtsoort die zich zeer goed leent voor houtsnijwerk, draaiwerk en
beeldhouwwerk, omdat het vrij zacht is, een fijne nerf heeft en gelijkmatig is opgebouwd. Het
kernhout is roze-wit tot geelwit en het spinthout wit tot lichtbruin. Een kubieke meter vers hout
weegt bijna 1000 kg. In het verleden werden er onder andere klompen uit vervaardigd.
Gedroogd is de dichtheid 560 kg/m3.
2
Linde (Tilia) is een geslacht van bomen uit de kaasjeskruidfamilie (Malvaceae). De soorten van dit
geslacht komen voor op het noordelijk halfrond in Europa, Noord-Amerika en Azië. Er worden
ongeveer 25 soorten binnen dit geslacht onderscheiden. In de Benelux komen hoofdzakelijk de volgende
soorten en hybriden voor:

Amerikaanse linde (Tilia americana var. americana)

Kleinbladige linde of winterlinde (Tilia cordata)

Hollandse linde (Tilia x europaea)

Grootbladige linde of zomerlinde (Tilia platyphyllos)

Zilverlinde (Tilia tomentosa)

Krimlinde (Tilia x europaea ‘Euchlora’
De Hollandse linde is een soortskruising tussen de kleinbladige en de grootbladige linde.
De diverse soorten kennen daarnaast diverse variëteiten. Zo is de zwarte linde een variëteit van de
Hollandse linde, evenals de koningslinde en de krimlinde.
3
Deze boom is oorspronkelijk geplant ter gelegenheid van de kroning van koningin Wilhelmina op 6 september 1898, maar is daarna vernield op 17 december 1940
en twee keer herplant op 5 mei 1945 en op 7 april 1977.
4
’s-Gravenhof - naast Walburgiskerk - Zilveresdoorn - Acer saccharinum 'Laciniatum'
De zilveresdoorn of witte esdoorn is een plant uit de zeepboomfamilie (Sapindaceae). De boom
komt van nature voor in het oosten van de Verenigde Staten en kan tot 30 m hoog worden. De
breekbare takken groeien eerst opgaand en worden later afhangend.
De bladeren zijn diep vijflobbig, tot de helft ingesneden, 8-14 cm breed en ze hebben een witte
onderkant. De middelste lob is twee maal zo lang als breed. De bladrand is dubbelgezaagd.
De zilveresdoorn bloeit in maart en april bij het uitlopen van de bladeren. De bloemen zijn
groenachtig. Ze hebben geen kroonbladeren en ontstaan in kleine trosjes uit de zijknoppen. De
vruchtvleugels vormen een stompe hoek.
Acer saccharinum ‘Laciniatum’ is een grote cultivar met sterke en sierlijk overhangende takken
in een losse kroon. Deze heeft grote bladeren met diep ingesneden, smalle, scherpgezaagde
lobben. Het is een zeer windgevoelige boom.
De huidige boom (foto) is in 2008 geplant, nadat zijn voorganger, eveneens een zilveresdoorn,
met een enorme knal was omgevallen.
5
’s-Gravenhof - Rode paardenkastanje - Aesculus carnea 'Briotii'
De rode paardenkastanje is een kruising tussen de witte paardenkastanje (Aesculus
hippocastanum) en de rode pavia (Aesculus pavia) uit Noord-Amerika. Om de sierwaarde
wordt de boom veel aangeplant in Europa in parken en tuinen. De maximale hoogte is ongeveer
20 m. De boom bloeit later dan de witte paardenkastanje, omstreeks half mei.
De bladeren van de boom gelijken op die van de witte paardenkastanje, maar de deelblaadjes
zijn donkerder, ruiger en kleiner. De bladranden zijn grofgezaagd. De rode paardenkastanje
heeft gedurende een zeer korte periode een goudgele herfstkleur.
De een- of tweeslachtige bloemen zijn roze tot rood en vormen rechtopstaande trossen van 10-20
cm lang en zitten aan de buitenkant van de boom. De vruchten zijn meestal niet stekelig. Elk
bolster bevat twee tot drie dofbruine, kleine kastanjes.
In grote delen van Europa komt de paardenkastanjemineermot voor. Ook in Nederland komen
nu door het warmer worden van de aarde ernstige aantastingen voor, waardoor zelfs
vroegtijdige bladval optreedt.
In 2002 werd voor het eerst in de Haarlemmermeer een toen nog onbekende ziekte op de witte
paardenkastanje geconstateerd, die anno 2012 reeds veel slachtoffers heeft gemaakt. Op de bast
van de boom ontstaan roestbruine vochtige plekken die gaan bloeden met een stroperige
vloeistof. Men spreekt soms van de kastanjebloedingsziekte. De ziekte heeft zich inmiddels over
het gehele land verspreid. Het lijkt er steeds meer op dat de bacteriekanker, Pseudomonas
syringae de veroorzaker is. Bestrijding is moeizaam en geschiedt met schimmel- en
bacteriewerende middelen.
6
Martinetsingel - Plataan - Platanus x hispanica
De plataan is het enige geslacht uit de plataanfamilie (Platanaceae).
Het jonge blad en de twijgen zijn dicht bezet met stervormige haren. Als de haren uitvallen,
kunnen deze soms allergische reacties, zoals jeuk en irritaties aan de slijmvliezen, veroorzaken.
De plataan is eenhuizig. De bloemen van de plataan groeien in karakteristieke bolvormige
hoofdjes, die los aan de takken hangen. De vrucht is een dopvruchtje, die in de bolvormige
vruchthoofdjes lang aan de boom kunnen blijven hangen tot zelfs in het voorjaar. De plataan
heeft een verspreide bladstand.
Karakteristiek is ook de stam, die, doordat er stukken schors afvallen, verschillende kleuren
bruin en groen oppervlak vertoont. De plataan wordt in België en Nederland als laan- en
straatboom aangeplant. In Frankrijk wordt de plataan vooral veel aangetroffen op stadspleinen,
waarschijnlijk zijn ze daar aangeplant omdat de boom veel schaduw geeft.
Er zijn in de Benelux twee echte soorten te vinden (beide niet inheems):

Westerse plataan (Platanus occidentalis), deze heeft ondiep ingesneden bladeren,
meestal driedelig. Deze soort komt oorspronkelijk uit Amerika. De bloemen groeien in
één tot twee bolletjes. De westerse plataan is zelden te vinden in Nederland vanwege de
gevoeligheid voor een ziekte.

Oosterse plataan (Platanus orientalis), met diep ingesneden bladeren, meestal vijf tot
zevendelig. Deze soort komt oorspronkelijk uit de Balkan en Klein-Azië. De bloemen
groeien in drie tot zes bolletjes.

Aangeplant wordt echter vooral Platanus x hispanica, een kruising van deze twee
soorten, ook de hier afgebeelde boom is Platanus x hispanica.
7
Vispoortplein - Valse acacia - Robinia pseudoacacia
Robinia pseudoacacia verwijst enerzijds naar Jean Robin en anderzijds naar de acacia. Acacia
komt van het Griekse akis: doorn. Robinia pseudoacacia is geen acacia, maar heeft wel scherpe
stekels op de takken. Vandaar ook "pseudoacacia". Men spreekt dan ook over witte acacia of
valse acacia.
Robinia pseudoacacia behoort tot de vlinderbloemenfamilie. De standplaats van de Robinia mag
niet te vochtig zijn. De soort gedijt het best op
leemhoudende zandgrond, maar doet het ook goed op
lichte kleigrond. Daar is de Robinia een snelle groeier:
jaarlijks tot een meter in de hoogte en een centimeter in de
dikte. Uiteindelijk groeit de boom tot 30 m hoog en 50 cm
dik. Er is een netto economische opbrengst van zaaghout
mogelijk met Robinia na minimaal 30 tot 35 jaar. Er zijn
tussenopbrengsten uit dunningen t.b.v. paalhout mogelijk.
Het paalhout rot niet snel en is duurzamer dan sommige
soorten geïmpregneerd hout. De Robinia heeft echter een
grillige groei, de snoei is daardoor arbeidsintensief vakwerk. Door zijn snelle groei is de Robinia
niet geschikt voor de kleine tuin. Voor dat doel zijn sommige cultivars ontwikkeld.
De stam van de Robinia heeft diepe groeven. De takken zijn kaal en hebben scherpe stekels. De
bladeren groeien vrij laat en hebben 7 tot 19 eironde, gaafrandige deelbladeren. De boom bloeit
in juni en juli. De bloemen zijn wit en vormen 10 tot 20 cm lange, sterk geurende trossen. De
nectar kan 35 tot 60% suiker bevatten, waardoor de boom veel bijen lokt.
In het najaar blijven 5 tot 15 cm lange kale peulen met zaden aan de boom hangen. De kleine,
harde zaden kunnen tot 30 jaar later nog kiemen.
Meerstammigheid komt vaak voor. Het wortelstelsel is breed en oppervlakkig. De wortels
hebben knolletjes met bacteriën, waardoor stikstof in de grond wordt gebracht.
De boom kan tot 200 jaar oud worden. Exemplaren ouder dan 250 jaar zijn zeldzaam.
8
Over de twee Acacia’s op het Vispoortplein is veel te
doen geweest. De Bomenstichting Zutphen heeft
meerdere keren (zelfs via de rechter) voorkomen dat de
bomen werden geveld.
Stentor, vrijdag 29 februari 2008,
Sander Grootendorst.
Reddingspoging acacia's
De een hangt wat scheef, de ander staat nog min of meer
rechtop. Ze zijn oud en versleten, maar de Bomenstichting
Zutphen e.o. vindt het te vroeg om de beide monumentale
acacia's nu al om te zagen. B en W denken daar anders
over.
ZUTPHEN - De Bomenstichting Zutphen e.o. heeft een
procedure aangespannen bij de arrondissementsrechtbank
in Zutphen tegen het besluit van B en W van Zutphen twee
oude acacia's op het Vispoortplein te kappen. Volgens de
gemeente zijn de bomen er zo slecht aan toe dat ze een
gevaar vormen voor mensen die zich in de omgeving
bevinden en is verder onderhoud zinloos. De
Bomenstichting stelt dat dit gevaar niet moet worden
overdreven, ook omdat ze midden op een grasveld staan.
Ze vindt dat de bomen het behouden waard zijn vanwege
hun karakteristieke en fotogenieke plek tussen de haven en
de Walburgiskerk. De stichting heeft bij de
voorzieningenrechter een verzoek ingediend voor een
zogenoemde voorlopige voorziening om zo te voorkomen
dat de zaag er al ingaat. Daarnaast heeft de stichting beroep
aangetekend bij de rechtbank. De voorzieningenrechter
heeft de bevoegdheid om ook een uitspraak te doen in de
eigenlijke zaak: de vraag of de kapvergunning terecht is
verleend.
De rechter behandelt het verzoek woensdag 5 maart in een
openbare zitting. Hij kan zich eenvoudig een beeld vormen
van de zaak: de acacia's staan vlakbij de rechtbank aan de
Martinetsingel.
Robinia wordt als parkboom veel in steden aangeplant, omdat deze plant niet alleen als een
mooie verschijning met mooie bloemen wordt gezien, maar ook goed tegen vervuiling is
bestand. Als productieboom levert hij hardhout van duurzaamheidsklasse 1, met een zeer hoge
weerstand tegen aantasting door insecten en rot. Het kernhout van de Robinia is bruinig tot
groenig geel, het spinthout is wit en slechts enkele jaarringen dik.
Reeds vroeg werd het robiniahout vanwege zijn duurzaamheid gewaardeerd als steun voor
wijnranken, en vanwege zijn hardheid en sterkte (Robinia is sterker dan eik) als grondstof voor
wielspaken, laddersporten, houten kamwielen, nagels, pinnen en meubels, met name
tuinmeubels. Maar zeker sinds het Europees importverbod voor niet duurzaam geteeld tropisch
hardhout uit 2000 gaat hij de concurrentie aan met soorten als teak en meranti, met grote
robiniaplantages in onder meer Polen, Slowakije en vooral Hongarije. Robinia is het meest
duurzame hout dat in ons klimaat kan groeien. Door de grillige groei, waarbij weinig lange
rechte stammen ontstaan en de stam niet zuiver rond wordt, is het hout lastig in grote maten te
krijgen. Het hout vereist een zorgvuldige droging, omdat het nogal werkt (kromtrekt, barst).
Door zijn wortelgestel is Robinia een goede zandbinder op hellingen. Hierdoor kan erosie
voorkomen worden in drogere gebieden.
De bloemen van Robinia leveren honing, die op de markt wordt gebracht als acaciahoning. Met
de echte acacia heeft deze honing echter niets te maken. Hoewel alle bestanddelen van de
Robinia als giftig gelden voor zowel mens als dier, worden de robiniabloesems toch genuttigd,
na ze door meel te hebben gehaald en licht te bakken.
Bij het bewerken van het hout kan stof vrijkomen dat leidt tot misselijkheid, hoofdpijn en
braakneigingen. De binnenschors is giftig, hiervan eten kan leiden tot verwijde pupillen, braken
en diarree. Voor paarden is het zelfs dodelijk. Het eten van een aantal zaden kan dan weer
leiden tot het uitvallen van orgaanfuncties. De bloemen worden ook gebruikt voor het maken
van parfum.
9
Vispoortplein - Hemelboom – Ailanthus altissima
De hemelboom is een boom uit de hemelboomfamilie (Simaroubaceae). De plant komt van
oorsprong uit China. De soort wordt veel aangeplant in parken en tuinen en langs straten voor
schaduw en om de sierwaarde. Als exoot komt de hemelboom voor in Zuid- en Midden-Europa.
De laatste jaren is deze soort ook in Nederland in opmars.
De hoogte is ongeveer 25 m. De hemelboom wordt beschouwd als een invasieve uitheemse
plantensoort wegens grote concurrentie met inheemse soorten, zijn snelle groei en verspreiding
en omdat deze soort allopathische chemicaliën bevat, d.w.z. deze soort scheidt chemicaliën af
die het gedrag, gezondheid, groei en fysiologie van insecten en andere planten kan beïnvloeden.
De kroon is een hoge, losse, onregelmatige koepel met stevige, bochtige, opwaarts groeiende
takken aan een rechte stam. De boomschors is glad, grijsbruin tot zwart en heeft witte verticale
strepen. Bij het ouder worden, krijgt de schors een meer donkergrijze kleur en wordt deze
ruwer.
De boom heeft stevige twijgen met een oranjebruine kleur. Daaraan zitten kleine, eivormige
knoppen. Met het volwassen worden veranderen de knoppen van
roodbruin tot scharlakenrood. De hemelboom heeft samengestelde
bladeren van 30-60 cm lang. Er zijn vijf tot tweeëntwintig paar
deelblaadjes. Elk deelblaadje is smal, eivormig en gepunt. De lengte
is 7-15 cm en er zijn een tot drie grote tandringen aan de voet van
het blad. Daar zit tevens een klier. De bladsteel is rood en heeft een
lengte van 7-15 cm. Als de bladeren verschijnen, zijn ze dieprood
van kleur; later worden ze groen van boven en bleek aan de
onderzijde.
De boom heeft kleine, groenachtige bloemen die in grote pluimen
hangen. Mannelijke en vrouwelijke bloemen bevinden zich vaak op
verschillende bomen.
De vruchten van de hemelboom bestaan uit gedraaide vleugels met
een zaad in het centrum. De vruchten zijn circa 4 cm lang. De vleugels hangen in een grote tros
van 30 × 30 cm en rijpen van geelgroen tot helder oranjerood.
10
Vispoortplein – Zuileik – Quercus robur ‘Fastigiata’
De zomereik is een zeer lang levende, Europese, hardhout leverende boom. De bladeren van de zomereik
verteren zeer moeilijk wat zijn invloed heeft op de strooisellaag in het bos.
De eik heeft zich sinds de laatste ijstijd vanuit Zuid-Spanje, Zuid-Italië en het zuiden van de Balkan naar het
noorden over Europa verspreid. De Nederlandse en Belgische autochtone eiken komen oorspronkelijk uit ZuidSpanje en Zuid-Italië. Daarnaast zijn er ook veel eiken afkomstig uit verschillende andere gebieden in Nederland
en België aangeplant.
Het blad van de zomereik is onregelmatig gelobd, met 3 - 7 diepe bochtige insnijdingen en heeft een
asymmetrische vorm. Het blad is kaal en heeft zijn grootste breedte boven het midden. De bladsteel is kort (1-9
mm); de bladvoet is hartvormig en aan beide zijden oorvormig teruggebogen. De bladvorm is het makkelijkst te
herkennen verschil met de nauw verwante wintereik. De bladeren zitten voornamelijk in kortloten, in groepjes
nabij de toppen van de twijgen. Hierdoor en doordat de bladeren onregelmatig gericht staan, maakt de kroon
een losse en rommelige indruk. De eik verliest heel laat zijn bladeren. Jonge eiken houden vaak gedurende de
hele winter hun verdorde blad vast. De knoppen zijn kort en stomp, glanzend lichtbruin en meestal kaal, maar
erg variabel.
De zomereik is eenhuizig. De mannelijke en vrouwelijke bloemen komen in aparte bloeiwijzen op de boom voor.
De 2-3 cm lange eikels staan, vaak gepaard, op flinke (5-12 cm lange) steeltjes (vandaar de Duitse naam:
"Stieleiche").
De schors van jonge bomen is glad en zwak grauwgroen glanzend, van oudere bomen wordt de schors diep en
vrij onregelmatig gegroefd en grijsgroen van kleur. Naast lengtegroeven zijn er, in tegenstelling tot bij de
wintereik of de tamme kastanje, ook vaak horizontale dwarsgroeven. Zeer oude eiken vertonen vaak zeer diepe
groeven.
11
De zomereik is vele eeuwen van groot belang voor de mens geweest. Naast de 'mast' was het hout het
belangrijkst. De zomereik is een ringporige boom met een sterke ontwikkeling van kernhout. Het geelwitte
spinthout is smal en omvat 15 tot 40 jaarringen. Het kernhout bevat veel looizuur en heeft een licht- tot
donkerbruine kleur. Het is hard, taai, zeer duurzaam en goed te bewerken. Het is voor veel doeleinden te
gebruiken: als bouwhout voor woningen en grotere gebouwen, in de waterbouw, voor spoorbielzen, palen en
masten en in de scheepsbouw. Binnenshuis is het geschikt voor parket, trappen en als meubelhout.
Hoogwaardig eikenhout van langstammige bomen is ook geschikt als fineerhout. Eiken leveren ook goed
brandhout.
In het ringporige eikenhout zijn de jaarringen zeer goed zichtbaar. De breedte van jaarringen varieert met
temperatuur en neerslag op de groeiplaats. Vanaf de Romeinse tijd is in grote delen van Europa vooral
eikenhout gebruikt voor balken in woningen en andere gebouwen. Door de bestudering van het patroon van de
jaarringen door de 'dendrochronologie' zijn vele reeksen aangelegd. Hiermee kan de bouwgeschiedenis van deze
panden nauwkeurig worden bepaald. Ook levert het jaarringonderzoek informatie op over het klimaat van de
afgelopen duizenden jaren.
Quercus robur ´Fastigiata´ is een mooie zuilvormig groeiende zomereik, die op den duur ruim 30 meter hoog
kan worden. In de breedte blijft hij echter veel smaller dan een gewone eik. Het leuke van deze boom is, dat hij
in de winter erg lang zijn bruine blinkende bladeren vasthoudt en dus niet direct kaal is. Ideaal voor wind- en
zichtbreker
12
Martinetsingel – Doodsbeenderenboom - Gymnocladus dioica
De doodsbeenderenboom is een zeldzame boom die we in Nederland meestal als solitaire
parkboom vinden.
De doodsbeenderenboom is inheems in het oosten van
Noord-Amerika en groeit daar in rivierdalen en
overstromingsgebieden.
De naam Gymnocladus is afgeleid uit het Grieks en
betekent ‘naakt tak’, wat betrekking heeft op de kale
takken tijdens een groot deel van het jaar. Dioica betekent
‘tweehuizig’, d.w.z. dat er vrouwelijke en mannelijke
bomen zijn.
De Nederlandse naam doodsbeenderenboom heeft betrekking op de knekelvormige voet van de
bladsteel of ook op de knokige, doodse en kale takken van het wintersilhouet.
Hertengeweiboom duidt op de geweiachtige kale takken in de winter.
De doodsbeenderenboom kan 25 m hoog worden en heeft een open, onregelmatige, losse kroon.
In Nederland wordt hij niet hoger dan 10 m. De jonge takken zijn dof-grijs tot grijsblauw berijpt.
De dikke stam is bij volwassen bomen donkergrijs en diep gegroefd. De bladeren zijn dubbel
geveerd en tot 70-90 cm lang. De aparte gaafrandige blaadjes zijn eirond en hebben een lange,
toegespitste top. De groenwitte bloemtrossen verschijnen in juni aan de vrouwelijke bomen. De
vruchten zijn 10 – 20 cm lange donkerbruine, harde peulen die in de winter ongeopend afvallen
en daarbij een licht rammelend geluid maken.
De doodsbeenderenboom herken je gemakkelijk aan zijn grote bladeren in de zomer en zijn forse
takkenstructuur, die op doodsbeenderen lijken, in de winter. De boom kan goed tegen hitte,
droogte en luchtvervuiling.
In zijn land van herkomst schijnt de doodsbeenderenboom een groot deel van het jaar te slapen
waardoor hij in Noord-Amerika ook ‘dead tree’ genoemd wordt.
Hij heeft een prachtige herfstkleur, goudgeel tot oranje.
13
Martinetsingel – Sneeuwklokjesboom - Halesia carolina
Als de sneeuwklokjesboom bloeit, heb je het winterweer met misschien sneeuwjachten allang achter de rug. De
sneeuwklokjesboom is nog net te rangschikken onder de lenteboden. Vanaf half april tot ver in mei bungelen de friswitte
klokjes aan het kale hout. Hoewel de toevoeging 'boom' achter de naam prijkt, wordt hij in ons klimaat een flinke struik
tot zo'n zes meter hoogte. Daarmee is de sneeuwklokjesboom geschikt voor een middelgrote tot grote tuin.
Halesia carolina bloeit in viertallige bundels op overjarig hout. De bloemen mogen er zijn: anderhalf tot twee centimeter
groot. De bloembladen zijn gelobd en wekken een associatie met de bloem van het sneeuwklokje (Galanthus nivalis). De
bloei gaat vooraf aan het uitlopen van het blad. De sneeuwklokjesboom is dus een naaktbloeier. De soort is sinds 1756 in
cultuur.
Na de bloei vormen zich embryo's aan de struik. In het begin zijn de zaadlijsten donkergroen gekleurd. Gelijktijdig met
het kleuren van het blad worden de vruchten ook geel, later worden ze crème van kleur. De noten zijn verschrikkelijk
hard, zelfs de zaden binnenin hebben moeite om los te komen uit het omhulsel. In de natuur moet eerst het omhulsel
verweken om het zaad prijs te geven. Wie Halesia wil zaaien, kan de noot beter aan de onderzijde verwonden, zodat
vocht z'n werk kan doen. Dan nog ben je niet zeker, dat er zaad in de vrucht zit. Vaak zijn het loze vruchten, wat vaak
het geval is na een koele zomer. Wie zeker wil zijn van een of meer nakomeling(en), maakt een stek.
Halesia behoort tot de storaxachtige (Styracaceae). In Amerika behoort hout van deze boom tot de exclusieve
houtsoorten. De bast van de boom heeft op oudere leeftijd een heel mooie, oranjebruine tekening.
Halesia groeit op alle gronden, behalve op kalkrijke grond. Plant Halesia op een zonrijke plaats. Daar bloeien ze het best.
14
Martinetsingel – Hopbeuk - Ostrya carpinifolia
De Europese hopbeuk is een plant uit de berkenfamilie (Betulaceae).
De hopbeuk is een prachtige boom die in Nederland niet vaak
voorkomt. Hij lijkt op de haagbeuk, maar zijn bladeren hebben
veel meer nerven en zijn aan de voet hartvormig. Ze zijn ook
scherper gezaagd dan die van de haagbeuk.
Inheems is de hopbeuk aan de zuidkant van de Alpen, in ZuidFrankrijk en Klein-Azië, want hij houdt van zachte winters,
warme zomers en veel vocht. Hij groeit daar op steile hellingen en
kalkrijke bodems.
De boom werd hopbeuk genoemd omdat de zaadbellen op die
van de hopplant lijken en de bladeren op die van de
(haag)beuk. Ostrya is afgeleid uit het Grieks en betekent boom met hard hout. Carpinifolia wil
zeggen: bladeren die lijken op die van de haagbeuk (Carpinus betulus).
De hopbeuk is een bladverliezende boom die een hoogte van 16 – 20 m kan bereiken. Hij groeit
langzaam en heeft in zijn eerste jaren een kegelvormige kroon. Later verschijnen aan de zich
splitsende hoofdstam zijtakken, waardoor de kroon ronder wordt. De hopbeuk kan uiteindelijk
12 m breed worden. De takken zijn in het begin behaard, later kaal en zeer buigzaam.
De groene bladeren zijn eirond tot ovaal en de bladrand is dubbel gezaagd. In het najaar
verkleuren zij geel.
De hopbeuk bloeit in april met geelgroene mannelijke katjes. De vrouwelijke bloemen zijn
onopvallende kleine aartjes. Wanneer zij bevrucht zijn, groeien zij uit tot op hopbellen gelijkende
vruchten. Onder de vleugelvormige schutbladeren verbergen zich nootjes. De schors is
bruingrijs en gegroefd, de takken zijn olijfgroen.
In de maag van een man die tijdens het Stenen Tijdperk in het ijs van de Ötztaler Alpen bevroren
raakte (Ötzi), vond men stuifmeel van de mannelijke hopbeukbloemen. Deze man droeg een bijl
met een greep van taxushout bij zich.
15
Martinetsingel – Haagbeuk – Carpinus betulus
De haagbeuk, steenbeuk, jukbeuk of wielboom is een 15-25 m hoge boom uit de berkenfamilie
(Betulaceae).
De haagbeuk is eenhuizig, de mannelijke en de vrouwelijke bloemen komen dus op één plant
voor. De plant bloeit in april en mei. Het stuifmeel wordt door de wind verspreid.
Het omhulsel van de vrucht is drie-slippig, waarbij de middelste slip duidelijk langer is dan de
beide andere. De vrucht bevat een groen tot bruin zaad van 65 mg.
De kale takken zijn grijsachtig. De bladen staan
hieraan verspreid. De elliptische bladeren zijn
veernervig, hebben een dubbelgezaagde rand, een
hartvormige voet en een toegespitste top. Alle
zijnerven van de eerste orde zijn tot aan de
bladrand ongedeeld.
De boom is autochtoon en komt in het wild voor in
West-, Midden- en Zuid-Europa alsook in WestAzië. Plaatselijk is de haagbeuk algemeen in ZuidLimburg, delen van Gelderland en delen van
Noord-Brabant. Ook het zuiden van WestVlaanderen kent nog vele natuurlijke haagbeuken.
Haagbeuk wordt vaak aangeplant als laanboom of
als haag omwille van zijn goede verdraagzaamheid van snoei.
16
Martinetsingel – Zilveresdoorn – Acer saccharinum
De zilveresdoorn (Acer saccharinum, synoniem: Acer dasycarpum) of witte esdoorn is een plant
uit de zeepboomfamilie (Sapindaceae). De plant komt van nature voor in het oosten van de
Verenigde Staten. De plant wordt tot 30 m
hoog. De takken groeien eerst opgaand en
worden later afhangend en breekbaar.
De bladeren zijn diep vijflobbig, tot de helft
ingesneden, 8-14 cm breed en ze hebben een
witte onderkant. De middelste lob is twee
maal zo lang als breed. De bladrand is
dubbelgezaagd.
De plant bloeit in maart en april bij het uitlopen
van de bladeren. De bloemen zijn groenachtig. Ze
hebben geen kroonbladeren en ontstaan in kleine
trosjes uit de zijknoppen. De vruchtvleugels
vormen een stompe hoek.
17
Martinetsingel - De Bleek – Walnoot – Juglans regia
De walnoot of okkernoot is een plant uit de okkernootfamilie (Juglandaceae). De plant wordt al
eeuwen geplant vanwege de economische waarde van het hout
en de eetbare noten. De boom komt van nature voor in ZuidEuropa op de Balkan, Zuidwest- en Centraal-Azië tot de
Himalaya en in Zuidwest-China.
Onder het Christendom werd de walnotenboom een boom van
de duivel die macht en wellust symboliseerde. Men geloofde
dat men ernstig ziek kon worden als men onder de boom in
slaap viel.
De boom kan een hoogte tot 30 m bereiken en kan een meer
dan 10 m brede kroon ontwikkelen. Hij vormt een ronde,
halfopen kroon. Bij het ouder worden krijgt de grijze stam een
diep gegroefde bast. De boom vormt laddermerg in de twijgen.
Het blad is oneven geveerd samengesteld.
Notenhout is een klassiek meubelhout, heel makkelijk te bewerken. Het hout is heel variabel van
kleur, samenhangend met de herkomst. Het hout wordt gebruikt voor de meubelindustrie en
werd vroeger ook gebruikt voor gebruiksvoorwerpen, zoals lepels, deurklinken en
vliegtuigpropellers. Tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn er veel bomen gekapt voor het maken
van geweerkolven, maar ook later is veel notenhout hiervoor nog gebruikt. Befaamd is het
gebruik van wortelnotenhout in meubelen en in dashboards van sommige auto's.
Met zijn dicht bladerdak is de okkernoot een ideale en karaktervolle schaduwboom. Vliegen en
muggen hebben een hekel aan de geur van de aromatische bladeren. Vandaar dat men op
boerderijen vaak een noot aantreft nabij het woonhuis.
18
Martinetsingel – De Bleek – Limburgse boskriek – Prunus avium
De zoete kers (Prunus avium, synoniem: Cerasus avium) is een plant uit de rozenfamilie
(Rosaceae). Het is een tot 20 meter hoge boom die van nature in België en Nederland voorkomt.
Ze is echter veel bekender in aangeplante vorm, als leverancier van de kers. Deze boom wordt
dan ook wel "kers" genoemd, vooral in België, alwaar de zure kers (Prunus cerasus) ook bekend
is onder de naam "kriek".
Ooit waren kersenboomgaarden een
beeldbepalend element in veel landschappen,
maar de bekende hoogstamboomgaarden zijn aan
het verdwijnen. In de tijd van de
hoogstamboomgaarden leverde deze soort ook
zeer gewaardeerd hout, geschikt voor meubels,
maar dit is nu wel grotendeels van de markt
verdwenen.
Een kweekvorm is Prunus avium 'Plena' , waaraan
geen of weinig vruchten komen, vanwege de
dubbele bloemen.
19
Martinetsingel – De Bleek – Gewone es – Fraxinus excelsior
De es is een plant uit de olijffamilie (Oleaceae). Het is een loofboom die van nature in Europa
voorkomt. Het is een snelgroeiende boom die tot 40 m hoog wordt.
De boom is bladverliezend en heeft oneven geveerd
blad, dat bestaat uit zeven tot dertien deelblaadjes.
De bladeren zijn kruislings tegenoverstaand.
Deze boom bloeit voordat hij in blad komt. De
vruchten zijn voorzien van 'vleugeltjes' die helpen
bij de verspreiding.
Voor zaadwinning kunnen de vruchten op twee
tijdstippen geoogst worden. Als ze in de eerste helft
van augustus groen geoogst worden kunnen ze
direct uitgezaaid worden, omdat ze dan nog geen
kiemrust hebben. Bij oogst in het najaar van
afgerijpte vruchten, moet eerst de dan ontwikkelde
kiemrust gebroken zijn, voordat ze gezaaid kunnen worden. Behalve bij snelle groeiers zoals
de wilg en de populier, wiens nakomelingen een halve meter groot de winter in gaan, ontkiemt
het zaad van veel boomsoorten niet in het kalenderjaar waarin het wordt gevormd. Er moet een
periode van rust overheen gaan. Bij sommige soorten kan de kiemrust alleen doorbroken
worden door lage temperaturen, de zogenaamde koude stratificatie.
De es is, net als de wilg, geschikt om te knotten.
20
Martinetsingel – Appel (notaris?) – Malus domestica
De feiten nog eens op een rijtje:











Klimop veroorzaakt geen schade door
ingroeien of insnoeren;
Klimop is geen concurrent voor water
of voedingsstoffen;
Klimop is geen lichtconcurrent voor de
kroon;
Klimop vormt geen statische belasting
voor de boom;
Klimop is geen parasiet;
Klimop beschermt de boom tegen
zonnebrand, verdamping en schade;
Klimop biedt een goede omgeving
voor talrijke vogels en insecten;
Klimop is één van de weinige
laatbloeiende planten;
Klimop is een bron van voedsel voor
vogels en vlinders;
Klimop is een geneeskrachtige plant;
Klimop reinigt de lucht op een zeer
effectieve wijze;
21
Martinetsingel – geënte Linde
Planten kunnen vegetatief vermeerderd worden door entloten of enten. Hierbij wordt een deel
van een plant (de ent) vastgemaakt op een deel van een andere plant (de onderstam). Vaak ter
verbetering (veredeling) van de plant. Dit kan op
veel verschillende manieren.




Ent ongeveer even dik als onderstam:
plakken, copuleren, terzijde zetten.
Onderstam is veel dikker dan de ent:
spleetenten, driehoekenten, kroonenten.
Enting met niet afgesneden scheut of
twijg: zoogenten.
Enting met een oog: oogenten of oculeren.
Na het enten wordt de ent vastgebonden met
entband of raffia en de wond bij gebruik van raffia afgedekt met entwas of dipwas. Ook is het
mogelijk om de ent te omwikkelen met vershoudfolie.
Enten is een veel gebruikte methode in de fruitteelt. Vruchtbomen worden bijna altijd geënt op
een onderstam van een gastheer. Ook rozen zijn vaak geënt op een onderstam.
22
Drogenapsteeg – Beuk – Fagus sylvatica
De beuk kan tot 46 m hoog worden. De stam is glad en grijs en is eerder dun, waardoor de boom bij plotselinge
blootstelling aan zonlicht gevoelig is voor schorsbrand. Het blad is veernervig, licht gegolfd en licht glanzend. De plant
is eenhuizig, er zijn dus mannelijke en vrouwelijke bloemen aan dezelfde boom. De knoppen zijn langwerpig en
geschubd. De bestuiving vindt plaats door de wind. De beuk kan goed tegen schaduw en is een climaxsoort.
De beukennootjes worden omsloten door een napje, dat gevormd wordt uit de vruchtbladen en de schutbladen. De
beukennootjes worden onder andere verspreid door eekhoorns, die ze als wintervoorraad gebruiken.
De beuk gedijt goed op vochthoudende, goed doorlatende, kalkrijke, leemhoudende bodem. Hij verdraagt hoge
waterstanden of droge zandgronden niet. De boom leeft in symbiose met een schimmel (mycorrhiza).
Beuken worden veel in hagen geplant. Omdat de beuk in symbiose met een schimmel leeft mogen de wortels van het
plantgoed nooit schoon gespoeld worden en mag direct na het planten niet te overvloedig water gegeven worden. Jonge
beuken behouden hun afgestorven blad tot eind april wanneer het nieuwe blad uitloopt. Daarom zijn ze bijzonder
geschikt voor een dichte, hoge haag.
Beuken worden vaak in lanen geplant. Zolang alle bomen gezond zijn gaat dit goed, maar wanneer een boom sterft, dan
kan door zonnebrand de een na de andere boom volgen. Bij beukenbossen valt op dat er weinig tot geen ondergroei is,
door het dichte bladerdak bereikt maar zeer weinig zonlicht de bodem, terwijl het looizuurrijke blad kruidachtige
begroeiing tegengaat.
Beuken worden 200 tot 300 jaar oud. In de Middachter Allee bij Kasteel Middachten in De Steeg stonden tot voor kort
enkele van de oudste beuken in Nederland. De dikste was 5 meter in omvang, en enkele van de bomen waren 44-46 meter
hoog. Ze waren in 1776 aangeplant. Omdat twee beuken in de winter van 2004/2005 spontaan omvielen en meerdere
beuken hol en aangetast bleken door de korsthoutskoolzwam, heeft de eigenaar van Landgoed Middachten ze in
november 2005 laten kappen.
Als de beuk voor het beukenhout gebruikt wordt, moet deze echter veel jonger gekapt worden, omdat het hout anders
onbruikbaar wordt door verkleuring en aantasting door schimmels. Het hout kan voor allerlei producten gebruikt worden
zoals speelgoed (omdat het nauwelijks splintert), meubilair en parket. Het is niet geschikt voor gebruik buiten of in natte
ruimtes, omdat het hout dan snel zwart verkleurt.
23
Drogenapsteeg – Gewone Vlier – Sambucus nigra
De gewone vlier (Sambucus nigra) is een plant uit de muskuskruidfamilie (Adoxaceae). De bloei is van mei tot juli. De bestuiving vindt plaats door insecten. De
vruchten zijn in september en oktober rijp. De plant vermeerdert zich door zaad, dat met name door spreeuwen, die dol op de bessen zijn, wordt verspreid.
Botanisch gezien zijn de bessensteenvruchten. De gewone vlier wordt door het edelhert gegeten omdat zij de plantendelen van de gewone vlier kunnen verteren.
Voor veel andere dieren is de gewone vlier giftig vanwege cyaanverbindingen in het blad. In vlierstruiken is vaak het zwammetje judasoor te vinden. De vlier stelt
geen hoge eisen aan zijn standplaats en wordt zelfs in dakgoten gevonden. Het hout van de gewone vlier is zacht, maar splintert niet. Daarom kunnen er kleine
gebruiksvoorwerpen van worden gemaakt. Het merg van de twijgen wordt toegepast om kleine voorwerpen te beschermen. Van de vruchten wordt jam,
vruchtensap en vlierbessenjenever gemaakt. De bloesem wordt wel in pannenkoeken gebruikt. De Noord-Amerikaanse Indianen frituren de bloesem nog wel.
Bovendien kan men van de bloesem siroop maken. Deze wordt voornamelijk geproduceerd in Engeland en staat wel bekend als Elderflower Cordial. In Zweden
staat het bekend als Fläderblomssaft. De gedroogde bloesem kan het hele jaar door gebruikt worden om thee van te zetten. In de Middeleeuwen had de vlier de
reputatie dat hij beschermde tegen hekserij, de vlier is gewijd aan Vrouw Holle. Vroeger eindigde de afvoer van de gootsteen boven de grond net buiten de muur.
De vlierstruik werd hiervoor geplant en onttrok dit gat aan het zicht. Vlieren laten zich gemakkelijk vermeerderen uit een stek van een twijg.
24
Proosdijsteeg - Bonte Esdoorn - Acer pseudoplatanus 'Leopoldii'
De Acer pseudoplatanus Leopoldii is een gezond groeiende parkboom en stamt af
van de Acer pseudoplatanus. De Acer pseudoplatanus Leopoldii heeft een
piramidale kroon, wordt middelgroot en heeft een aparte bladkleur. De bladeren
van de Acer pseudoplatanus Leopoldii zijn roze, worden later wit en geel gevlekt
en gestippeld. De Acer pseudoplatanus Leopoldii is windbestendig, geschikt op
alle gronden
Deze cultivar uit België is vernoemd naar koning Leopold. Het is een gezond
groeiende boom met een breed piramidale kroon. De boom kan bereiken van 14 m
tot 20 m en de bladkleur is vrij opvallend. Juveniele blad is roze, later wordt wit
en geel gespikkelde. Bloemen zijn van de soort, opkomende terwijl de bladeren
ontrollen in april.
Leopoldii' is een van de betere bonte esdoorns, toegepast op een grote schaal. De
boom wordt gebruikt als parkboom en solitair. Het vereist weinig van de grond
en is windbestendig. Een uitstekende boom voor parken, grasvelden, kleinemiddelgrote tuinen en straten. Hij vergt weinig water en is windbestendig.
25
Kerkhof – Amerikaanse Tulpenboom – Liriodendron tulipifera
De tulpenboom is één van de mooiste en grootste loofbomen van
Noord-Amerika. De tulpenboom wordt in Amerika tot meer dan
55 m hoog, het record is 58,5 m, daarmee is hij de hoogste
inheemse loofboom van de VS. In Europa is het record voor zover
bekend 39 m. Deze boom mag niet verward worden met de
eveneens 'tulpenboom' genoemde Magnolia. Beide horen wel tot
de magnoliafamilie. Bijzonder zijn de evenwichtige, snelle groei,
de vorm van de bladeren, de bloemen die op tulpen lijken en de
goudgele kleur van de bladeren in het najaar.
Inheems is de tulpenboom in oostelijk Noord-Amerika en China.
Hij werd in 1783 in Europa ingevoerd omdat hij op kort termijn
hout leverde. In de valleien van de Chio-rivier staan de mooiste
exemplaren met 30-40 m hoge takloze stammen en daarboven een
dicht bebladerde kroon.
De naam Liriodendron is samengesteld uit de Griekse woorden
lirion wat lelie en dendron wat boom betekent. De bloem van
deze boom lijkt enigszins op een lelie, maar ook op de tulp,
waardoor hij de Nederlandse naam tulpenboom kreeg.
Het frisgroene blad heeft met zijn afgeknotte top een unieke
vorm. De lobben verschijnen pas na een tijdje. De schors van de takken is eerst groenbruin, later
grijs. In juni/juli verschijnen de eerste nog groene bloemknoppen die zich ontvouwen tot een
prachtige bloem met geelgroene schutbladeren die oranje gevlekt zijn en opvallende, dikke,
diepgele meeldraden hebben. Door het dichte bladerdak zijn ze vaak niet direct zichtbaar.
De tulpachtige bloemen zijn protogynisch, dat wil zeggen dat de stampers eerder rijp zijn dan de
meeldraden. De bestuiving vindt derhalve door insecten plaats, hetgeen in Amerika door
kolibries gebeurt.
26
Kerkhof – Valse Christusdoorn - Gleditsia triacanthos
De valse Christusdoorn (Gleditsia triacanthos) is een bladverliezende boom die uit Noord-Amerika
stamt. De boom groeit snel en verschaft daarom vlug schaduw. Hij kan een hoogte van 20-30 m
bereiken. Kenmerkend zijn de grote doornen aan stam en takken.
De soort is lid van de vlinderbloemenfamilie (Leguminosae). Er bestaan rassen mèt en zonder
doorns. Men ziet deze boom in straten en parken en hij is geschikt voor een niet te kleine tuin.
Het hout is tamelijk duurzaam, zwaar, sterk, taai, en splijtvast; het is grof van nerf. Het spinthout is
licht en het kernhout lichtbruin/oranje van kleur. Het is onder de naam Honey Locust een bekende
boom en houtsoort in de Verenigde Staten.
27
Kerkhof – Rode Noorse esdoorn – Acer platanoides cultivar
De Noorse esdoorn (Acer platanoides) is een plant uit de zeepboomfamilie (Sapindaceae). De
plant wordt tot 30 m hoog. De schors is donkergrijs en niet afbladerend, maar is wel dikwijls
overlangs gekerfd.
De plant heeft bruine knoppen die kleiner zijn dan deze van de gewone esdoorn (Acer
pseudoplatanus). De bladeren ontstaan in april en hebben niet-gezaagde bladranden. De lobben
lopen in fijne punten uit en de inkepingen zijn stomp. De bladsteel heeft melksap. De
bloeiwijzen verschijnen het eerst. De vleugels van de vruchten staan ongeveer in elkaars
verlengde en vormen een stompe hoek. Bij harde wind kunnen de vruchten tot 4 km ver worden
weggeblazen en tot 1000 m hoog in de lucht opstijgen.
Het bladverlies verloopt van boven naar onder.
28
Kerkstraat - Leilinden
Lindebomen worden in Nederland veel gebruikt in parken en plantsoenen, langs
oprijlanen naar Friese boerderijen en als leiboom pal voor boerderijen. Van oudsher
werd een lindenscherm aan de voorzijde van veel boerderijen geplant om koelte te
geven aan de 'mooie' kamer en de daaronder gelegen melkkelder.
De linde wordt veel gebruikt als leiboom, dan wordt hij wel leilinde genoemd. Takken
worden hierbij horizontaal gebogen en aan een frame vastgemaakt. In volgende jaren
worden de scheuten op de stam en scheuten die de verkeerde kant op groeien gesnoeid.
Op die manier ontstaat een dicht bladerscherm dat met name in de zomer verkoeling in
huis biedt. Ook knotlindes voor het beschaduwen van vee, markten of terrassen komen
voor.
In moderne tuinen zijn leilinden steeds meer te zien. Ze nemen weinig ruimte in beslag
en het is een mooie 'haag' op stam om ongewenste inkijk te reduceren.
In architectonisch opzicht vormt het platte scherm een fraaie wand om de begrenzing
van de tuin eens extra te accentueren of om gewenste lijnen in of door de tuin te
articuleren.
29
Kerkstraat – Katsuraboom - Hartjesboom - Cercidiphyllum japonicum
Cercidiphyllaceae is een botanische naam, voor een familie van tweezaadlobbige planten. Het
geslacht bestaat uit slechts twee soorten uit China en Japan:

Cercidiphyllum japonicum – Katsuraboom

Cercis siliquastrum – Judasboom.
De Katsuraboom is een loofboom met een hoogte tot 40
meter, maar in Nederland wordt de soort meestal niet
hoger worden dan 20 meter.
De bomen zijn tweeslachtig, bloeien weinig opvallend in
tegenstelling tot de sterk op de Hartjesboom lijkende
Judasboom, maar lopen prachtig roze uit in het voorjaar en
tonen mooie herfstkleuren. Opvallend is dat de gevallen
bladeren een kruidige geur verspreiden.
Cercis
siliquastrum –
Judasboom
30
Raadhuissteeg – Inlandse esdoorn – Acer pseudoplatanus
De gewone esdoorn is een boom die van nature in Zuid- en Midden-Europa voorkomt. In
Nederland en België is hij sinds lang ingeburgerd en wordt hij tot 30 m hoog.
Deze soort heeft stevige twijgen die dikke tegenoverstaande knoppen met bleekgroene
knopschubben dragen. De bladeren zijn 5-lobbig en
handnervig, bovenaan donkergroen, onderaan
blauwgroen tot grijsrood. De toegespitste lobben zijn
ongelijk gekarteld. De bladeren verschijnen iets voor de
bloemen.
De bloemen zijn geelgroen en ontstaan in hangende, aan
de basis samengestelde trossen, in één tros kunnen
mannelijke, vrouwelijke en steriele bloemen voorkomen.
Als alle esdoorns heeft deze soort gevleugelde vruchten,
die twee aan twee bij elkaar zitten. De vleugels van de
vruchten vormen een scherpe tot een rechte hoek, smaller aan de basis. Deze vruchten
ontkiemen de volgende lente.
De gewone esdoorn heeft graag een diepe frisse grond, maar groeit ook op arme slechte grond.
De soort is wel gevoelig voor bladluizen en meeldauw.
31
Waarom Bomenstichting Zutphen en omstreken?
De Bomenstichting Zutphen e.o. is in 2002 opgericht door een groep mensen die zich inzet voor het behoud van groen, in het bijzonder bomen in de stad Zutphen
en omgeving. Aanleiding was onze bezorgdheid over het verdwijnen van veel bomen en ander groen in Zutphen.
We zijn inmiddels een serieuze gesprekspartner van de Gemeente, hebben regelmatig overleg met hen, volgen het beleid kritisch en streven op deze manier naar
een positieve invloed op het behoud van en het beleid m.b.t. bomen. Ook onderzoeken wij wekelijks of kapvergunningen terecht afgegeven kunnen worden en
steunen wij op gegronde basis bewoners (groepen), die het niet eens zijn met voorgenomen plannen van de Gemeente in deze.
Hoe wordt u donateur?
Wanneer u zich wilt inzetten voor de Bomenstichting Zutphen e.o. kunt u ons steunen door donateur te worden middels het overmaken van een bedrag
(minimaal € 10,- per jaar) op giro 9313440 t. n.v. de Bomenstichting Zutphen e.o. Onze donateurs worden via een nieuwsbrief en publicaties in de regionale pers
op de hoogte gehouden van onze gratis activiteiten.
Jeroen Philippona - secretaris
Berkelsingel 70
7201 BM Zutphen
Tel: 0575-540982
[email protected]
32
Download