IP/03/1631 Brussel, 1 december 2003 Chemische stoffen: Onderzoek naar nieuw EU-beleid voor chemische stoffen EU-commissaris voor Onderzoek Philippe Busquin heeft vandaag in het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie (GCO) in Ispra in Italië samen met vooraanstaande Europese chemische deskundigen de wetenschappelijke basis voor het nieuwe beleid van de EU inzake chemische stoffen en de werkzaamheden van het GCO voor de huidige en voorgestelde EU-wetgeving inzake chemische stoffen onderzocht. Het seminar werd in samenwerking met het Italiaanse voorzitterschap van de EU georganiseerd. Deugdelijke wetenschappelijke en technische richtsnoeren zijn van cruciaal belang om op effectieve wijze de basis te leggen voor de uitvoering van het nieuwe stelsel voor de Registratie, Evaluatie en Autorisatie van CHemische stoffen (REACH)1. Met dit stelsel zal Europa de nodige kennis kunnen verzamelen over de toxiciteit van chemische stoffen en hun effecten op de gezondheid van de mens en het milieu, terwijl tevens nieuwe en kosteneffectieve testmethoden kunnen worden ingevoerd. Met het lopende onderzoek van de EU wordt ernaar gestreefd de noodzaak van dierproeven voor chemische stoffen in heel Europa terug te dringen. Dit gebeurt geleidelijk via effectieve partnerschappen met de industrie en de nationale instanties. Met behulp van alternatieve methoden, met inbegrip van in vitro tests en computermodellen voor de evaluatie van gevaren, kunnen de kosten van de uitvoering van REACH met wel € 900 miljoen worden verlaagd. “Het nieuwe EU-beleid inzake chemische stoffen is erop gericht de beleidsmakers een effectief instrument te bieden om met kennis van zaken keuzes te maken voor het veilige gebruik van chemische stoffen”, zegt Europees Commissaris voor Onderzoek Philippe Busquin. “We moeten ervoor zorgen dat REACH ook echt de instrumenten oplevert voor een kosteneffectieve bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu, terwijl het concurrentievermogen van de Europese industrie op peil blijft en zelfs nog beter wordt. Het EU-onderzoek zal in dit proces een cruciale rol spelen voor zowel de innovatie op het gebied van chemische stoffen als het zoeken naar adequate moderne alternatieve methoden voor tijdrovende dure dierproeven voor de beoordeling van de veiligheid van chemische stoffen.” 1 Voorstel van de Commissie van 29 oktober 2003 (COM (2003) 644 def.) : Voorstel voor de registratie en beoordeling van en de vergunningverlening en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Chemicaliënagentschap en tot wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en Verordening (EG) inzake persistente organische stoffen. Netwerken voor topwetenschap De Commissie heeft enkele van de meest vooraanstaande deskundigen ter wereld op het gebied van de beoordeling van chemische stoffen uitgenodigd de workshop in Ispra bij te wonen. Bij deze gelegenheid waren Commissaris Busquin en de President van de Regio Lombardije, de heer Roberto Formigoni, aanwezig bij de ondertekening van een samenwerkingsovereenkomst tussen de Regio Lombardije en het GCO op het gebied van onder andere het milieu en de gezondheid2. REACH en het EU-onderzoek Deze nieuwe wetgeving heeft als doel de gezondheid van de mens en het milieu beter te beschermen door de aan chemische stoffen verbonden risico’s terug te dringen. Tevens bevordert zij het concurrentievermogen en het innovatievermogen van de chemische industrie van de EU. Daarbij worden meer dan 40 EU-richtlijnen en -verordeningen door één EU-regelgevingstelsel vervangen en krijgt de industrie de mogelijkheid haar producten met een kwalitatief hoogwaardig imago op de markt te brengen. Het voorgestelde REACH-systeem behelst de toepassing van alternatieve methoden bij het testen van chemische stoffen die in hoeveelheden van meer dan een ton worden geproduceerd of ingevoerd. De Commissie is voorstander van het gebruik van testmethoden waarbij geen dieren worden gebruikt, zoals 1) verfijnde informatie over de blootstelling, 2) computermodellen en 3) tests met celkweken. Deze nieuwe strategieën voor risicobeoordeling zijn essentieel voor de uitvoering van REACH en kunnen de daaraan verbonden kosten aanzienlijk beperken. Het GCO ondersteunt de uitvoering van REACH Het GCO zal helpen bij de ontwikkeling van de nodige richtsnoeren, softwareinstrumenten en infrastructuur voor de ondersteuning van de uitvoering van REACH. De deskundigheid van het centrum is met name gebaseerd op de steun die het geleverd heeft ten behoeve van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad3 bij het verzamelen van gegevens, het stellen van prioriteiten en de beoordeling van de risico’s van chemische stoffen. Het GCO heeft sinds 2000 technische en wetenschappelijke bijdragen geleverd bij de formulering van de wetgeving. Daarbij lag de nadruk vooral op de regels voor het hanteren van stoffen die aanleiding tot grote bezorgdheid geven, zoals persistente, bioaccumulerende en toxische chemische stoffen (PBT’s), zeer persistente en sterk bioaccumulerende stoffen (vPvB’s) en tussenproducten. Tevens is het verantwoordelijk geweest voor de ontwikkeling, invoering en aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van de geharmoniseerde testmethoden van bijlage V van Richtlijn 67/548/EEG4 voor de bepaling van de intrinsieke eigenschappen van chemische stoffen. 2 3 4 Zie de persmededeling van het GCO van 1 december 2003. Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad van 23 maart 1993 inzake de beoordeling en de beperking van de risico' s van bestaande stoffen (Publicatieblad L 84 van 5.4.1993, blz. 1-75). Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (Publicatieblad 196 van 16.8.1967, blz. 1-5). 2 Met deze methoden kunnen de mogelijke gevaren voor mens en milieu worden gekarakteriseerd. In de context van de uitvoering van REACH zal het GCO bijdragen tot het opbouwen van strategische partnerschappen tussen de industrie en de overheid, zodat de verantwoordelijkheid kan worden overgedragen van de overheid (uit hoofde van de huidige wetgeving) naar de industrie (in het kader van REACH). Het Europees agentschap voor chemische stoffen Na elk aspect zorgvuldig te hebben onderzocht, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de oprichting van een apart agentschap cruciaal is voor een effectieve uitvoering van het voorgestelde REACH-systeem. De Commissie werkt aan een adequate handhaving van de wetgeving gedurende de overgangsperiode in de aanloop naar de oprichting van het nieuwe agentschap. Daartoe zal het Europees Bureau voor chemische stoffen van het GCO zijn wetenschappelijke en technische steun blijven verlenen. Meer chemische deskundigen nodig De noodzaak van een deugdelijke wetenschappelijke onderbouwing van de uitvoering van REACH houdt voor Europese onderzoekers belangrijke nieuwe mogelijkheden in. Omdat er meer chemische tests nodig zijn zodra het REACHsysteem volledig in werking is, zullen er uiteraard ook meer wetenschappers nodig zijn die goed in deze methoden zijn geoefend. Jonge onderzoekers hebben nu de kans om gebruik te maken van de carrièremogelijkheden die dit biedt. Opleiding in alternatieve methoden kan daarnaast worden bevorderd door optimaal gebruik te maken van de interne deskundigheid en het wereldwijde netwerk van het GCO. Voor meer informatie wordt u verwezen naar de volgende websites: Het Europees Centrum voor de validering van alternatieve methoden (ECVAM): http://ecvam.jrc.it De wetenschappelijke informatiedienst van het ECVAM: http://ecvam-sis.jrc.it Het Europees Bureau voor chemische stoffen: http://ecb.jrc.it/ Het Instituut voor de gezondheid en de veiligheid van de consument: http://ihcp.jrc.cec.eu.int/ 3 BIJLAGE Achtergrond De Commissie heeft het REACH-systeem voorgesteld om de risico’s voor de gezondheid van de mens en het milieu via een uitgebreidere identificatie van chemische stoffen en meer tests te beperken. Een van de hoofddoelstellingen van REACH is iets te doen aan het gebrek aan publiek beschikbare gegevens over de toxiciteit van chemische stoffen. Dit remt de vooruitgang van onderzoek en innovatie af. Krachtens het nieuwe wetgevingskader zullen de bedrijven alle stoffen moeten registreren die in hoeveelheden van meer dan één ton per jaar per fabrikant of importeur worden geproduceerd of ingevoerd. Vanwege het gebrek aan adequate gegevens over chemische stoffen ontstaat er meer behoefte aan uitgebreide tests, hetgeen tot een stijging van het aantal dierproeven zou kunnen leiden wanneer er traditionele methoden voor risicobeoordeling worden gebruikt. Daarom moeten er alternatieve teststrategieën worden ontwikkeld. Voorbeelden hiervan zijn verfijndere informatie over de blootstelling, computermodellen en in vitro methoden. Aangezien de chemische industrie een van de belangrijkste sectoren van het bedrijfsleven is, heeft het Italiaanse voorzitterschap van de EU prioriteit gegeven aan besprekingen over de nieuwe wetgeving voor chemische stoffen in de Europese Raad en heeft het wetenschappelijke en technische activiteiten in deze discussie opgenomen, zoals het seminar op 1 december in Ispra. Dit seminar zal ertoe bijdragen dat we meer inzicht krijgen in de verschillende wetenschappelijke en technische aspecten die ten grondslag liggen aan de nieuwe wetgeving voor chemische stoffen. Hierbij gaat het om nieuwe analysemethoden, de ontwikkeling van alternatieve methoden voor dierproeven en de ontwikkeling van systemen voor de voorlichting van het publiek teneinde de burger informatie te geven over de eigenschapen en toepassingen van bestaande stoffen. Reactie op de behoefte aan onderzoek uit hoofde van de voorgestelde REACH-wetgeving Het GCO signaleert een toename in het gebruik van computer-gebaseerde ramingstechnieken, zoals “(kwantitatieve) structuur-activiteitrelaties”, afgekort (Q)SAR5, voor de beoordeling van de veiligheid van chemische stoffen. Europa loopt momenteel achterop bij andere landen zoals de VS en Canada waar deze “in silico” methoden al uitgebreid voor regelgeving worden gebruikt. Deze modellen zullen waarschijnlijk een belangrijke rol gaan spelen bij de beoordeling van chemische stoffen die in hoeveelheden tussen 1 en 10 ton worden geproduceerd of ingevoerd, waarvoor naar verwachting slechts minimale dierproeven zullen worden uitgevoerd. Aanzienlijke besparingen (in de orde van grootte van € 900 miljoen) op de directe kosten voor tests zijn mogelijk als (Q)SAR wordt gebruikt6. 5 6 Een (Q)SAR is een mathematisch model dat een kwantitatieve maat van een chemische structuur (bijvoorbeeld een fysisch-chemische eigenschap) aan een fysische eigenschap of een biologisch effect koppelt. Pedersen, F.; de Bruin, J.; Munn, S.; Van Leeuwen, C.: “Assessment of Additional Testing Needs under REACH”, EUR Report 20863 EN, 2003. 4 Het GCO beveelt aan dat de huidige activiteiten in de EU en de OESO, ook in de onderzoekswereld en de industrie, op het gebied van de ontwikkeling, validering en goedkeuring van ramingstechnieken als (Q)SAR-methodologieën en in vitro tests de komende jaren moeten worden geïntensiveerd, als Europa wil voldoen aan de behoeften die het REACH-systeem oplegt. Reactie op REACH – Evaluatie van de blootstelling het GCO heeft nauwe contacten met de industrie gelegd om samen te werken aan de verzameling van gegevens over de blootstelling van de mens aan chemische stoffen. Dit maakt ook een nauwkeurigere evaluatie van de algehele risico's voor de Europese burger bij de blootstelling aan chemische stoffen uit verschillende bronnen (inslikken, inademing of contact met de huid) mogelijk. Reactie op REACH - Validering van alternatieve methoden Het GCO werkt aan de ontwikkeling van ramingstechnieken die voor regelgeving kunnen worden gebruikt, zoals (Q)SAR. Hieraan wordt gewerkt door zowel het Europees Bureau voor chemische stoffen (ECB) als het Europees Centrum voor de validering van alternatieve methoden (ECVAM). Als onderdeel van het GCO zijn het ECB en het ECVAM steunpilaren bij de veiligheidsbeoordeling van chemische stoffen op Europees niveau. Het GCO gaat ervan uit dat in verband met de uitvoering van REACH in de periode tot 2006 ongeveer 50 (Q)SAR’s zorgvuldig op hun geldigheid moeten worden beoordeeld. Het ECVAM is in 1991 opgericht. Sinds die tijd is de validering van alternatieve methoden verfijnd. Er zijn 16 onafhankelijke verklaringen over de geldigheid van alternatieve methoden gepubliceerd. Drie van deze methoden zijn door de OESO (Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling) al geaccepteerd als richtsnoeren. Dit zijn in vitro vervangingsmethoden (twee tests op corrosie van de huid en één test op fototoxiciteit) die de volledige cyclus van evaluatie/prevalidering/validering hebben doorlopen, waarmee nadrukkelijk wordt aangetoond dat de "in vivo" methoden met succes kunnen worden vervangen door gevalideerde "in vitro" methoden. Naar aanleiding van REACH heeft het ECVAM de nadruk gelegd op cruciale gebieden die rechtstreeks gericht zijn op de dierproeven die moeten worden vervangen en heeft zij de regelgevers al in een vroeg stadium bij het valideringsproces betrokken. In verschillende netwerken zal samen met partners in de universitaire wereld, regelgevers en de industrie via de ontwikkeling van innovatieve geïntegreerde teststrategieën aan de testvereisten in de regelgeving worden voldaan. Voor het grote aantal tests dat zal moeten worden uitgevoerd zodra het REACHsysteem is ingevoerd, zullen wetenschappers nodig zijn die in deze methoden geoefend zijn. Daarom werkt het ECVAM aan een nieuwe aanpak voor het aanbod van opleiding voor gevalideerde methoden via e-learning, waarbij gebruik wordt gemaakt van web-gebaseerde instrumenten voor opleiding. Het GCO heeft ook de werkzaamheden geïntensiveerd om gegevens over de veiligheid van chemische stoffen gemakkelijker toegankelijk voor het publiek te maken. Het heeft onlangs het Europees Informatiesysteem voor chemische stoffen gecreëerd (ESIS – European Chemical Substances Information System: http://ecb.jrc.it/esis), dat voor het eerst één zoekinstrument biedt voor chemische stoffen en de wetgeving waaronder deze momenteel vallen. 5