Kabeljauw

advertisement
Vroeger waren ze groter /Kabeljauw blijft kleiner door visserij / 1-02-2007
http://noorderlicht.vpro.nl/artikelen/33059010/
De Atlantische kabeljauw is de afgelopen decennia geëvolueerd tot een langzame groeier, menen de onderzoekers.
Evolutie kan soms snel gaan. Bijvoorbeeld onder de vissoorten die mensen graag op hun bord zien. Doordat de grootste exemplaren de afgelopen dertig jaar
steevast in de netten van vissers zijn verdwenen, is de Atlantische kabeljauw niet meer wat hij was, toont Canadees onderzoek aan.
Visserij is wel eens omschreven als een grootschalig en ongecontroleerd evolutie-experiment. Consequent worden de grootste vissen weggevangen, terwijl de kleintjes door
de mazen van het net glippen. De groeisnelheid is voor een deel erfelijk, dus op den duur kun je verwachten dat de gemiddelde lengte van een soort door deze selectie
omlaag zal gaan.
Tot nu toe wordt er met dit effect geen rekening gehouden bij het visserijmanagement. Evolutie duurt lang, denken de beleidsmakers. Niet waar, schrijven Canadese
visserijbiologen in vakblad Proceedings of the Royal Society B. De Atlantische kabeljauw is structureel kleiner dan vroeger, en dat blijft voorlopig waarschijnlijk zo.
Het gaat slecht met de kabeljauwen aan de Canadese kust, maar nog niet zo slecht dat ze alleen in musea te zien zijn.
Zo groot zie je ze zelden meer.
Douglas Swain, Alan Sinclair en Mark Hanson volgden de aantallen en lengtes van vierjarige kabeljauwen in de Baai van St Lawrence over een periode van 35 jaar. De
visserij zal daar niet veel directe invloed op hebben, omdat de dieren op deze leeftijd nog nauwelijks gevangen worden. Maar hun aantallen kunnen wel te lijden hebben
onder een daling van het aantal geslachtsrijpe dieren vier jaar eerder. En hun lengte zal onder meer afhangen van de genen die ze van deze ouders hebben geërfd.
Als sinds de zestiende eeuw wordt er in de Baai van St Lawrence op kabeljauw gevist. In de jaren vijftig van de vorige eeuw nam de intensiteit daarvan drastisch toe. Dat
had effect: het aantal dieren daalde gestaag. Tot het eind van de jaren zeventig. Hoewel er doorgevist werd, steeg het aantal kabeljauwen snel, met een piek rond 1985.
Daarna stortte de kabeljauwstand weer snel in, om niet meer te herstellen. Het feit dat de visserij op deze soort sinds 1993 stilligt, heeft tot nu toe niet geholpen.
De lengte van vierjarige vissen nam tot het einde van de jaren zeventig ieder jaar toe. Dat is waarschijnlijk te wijten aan de visnetten die toen gebruikt werden. Die hadden
kleine mazen, waardoor zowel grote als kleine vissen werden weggevangen. Alleen de snelste groeiers werden zo groot dat ze aan deze - langzaam voortgesleepte - netten
konden ontsnappen. Die plantten zich voort, met als gevolg dat de volgende generatie uit snellere groeiers bestond.
Maar de mazen in de netten werden groter en de boten krachtiger. Voortaan waren juist de snelste groeiers de pineut. En inderdaad: na 1977 begon de gemiddelde lengte
van vierjarige kabeljauwen snel te dalen. Binnen tien jaar was die geen 60 centimeter meer, maar nog slechts 45 centimeter. En dat is sindsdien zo gebleven, ondanks het
vangstverbod.
Kabeljauw wordt in de baai nu alleen nog met hengels gevangen en als bijvangst bij de jacht op andere soorten
De soort is genetisch veranderd, menen de onderzoekers, en dat keer je niet zo snel weer om. Natuurlijke selectie werkt namelijk veel langzamer dan deze
kunstmatige.
Het onderzoek was overtuigender geweest als de drie biologen ook daadwerkelijk hadden aangetoond dat er iets in de genen van de vissen veranderd is. Dat hebben ze
niet kunnen doen, omdat niet precies bekend is welke genen de groeisnelheid beïnvloeden. Toch hebben ze voldoende vertrouwen in hun conclusie om te pleiten voor een
visserijbeleid dat rekening houdt met de evolutionaire bijeffecten van de vangst.
Elmar Veerman
Douglas P. Swain, Alan F. Sinclair en J. Mark Hanson: 'Evolutionary response to size-selective mortality in an exploited fish population', Proceedings of the
Royal Society B, 31 januari 2007
Achteruitgang kabeljauw blijft mysterie
20 december 2006
De achteruitgang van de kabeljauwstand in de Noordzee komt niet alleen door de opwarming van de Noordzee.
Dat blijkt uit wetenschappelijk onderzoek van het Marine Laboratory in Aberdeen dat in het vaktijdschrift Proceedings of the Royal Society of London is gepubliceerd.
Gemerkte kabeljauwen
De kabeljauwstand in de Noordzee slinkt al jarenlang in hoog tempo, ook nadat vanaf begin deze eeuw steeds meer vangstbeperkingen van kracht werden. Tot nu toe vermoedden wetenschappers dat de vis als
gevolg van de opwarming naar koudere regionen uitweek. Uit eerder wetenschappelijk onderzoek was gebleken dat de kabeljauw zich noordwaarts verplaatst.
De kabeljauw lijkt echter weinig last te hebben van de de stijging van de watertemperatuur, zo ondervonden wetenschappers van het Schotse Marine Laboratory. Tussen 1999 en 2005 merkten de onderzoekers
kabeljauwen met warmtesensoren. Van de gemerkte vissen werden er 129 weer gevangen. De verwachting vooraf was dat de kabeljauwen, die snel en ver kunnen zwemmen, de warmere watergebieden zouden
mijden.
Uit de verzamelde gegevens bleek echter dat de meeste kabeljauwen tijdens de zomermaanden in zeewater verbleven die tot nu toe voor te warm werden gehouden om tot volle wasdom te komen.
Laboratoriumonderzoek had eerder uitgewezen dat de vissen het beste bij 7 graden gedijen, terwijl de gemerkte kabeljauwen zich maandenlang ophielden in zeewater van 15 graden.
De onderzoekers menen dat klimaatverandering slechts één van de vele oorzaken is van de achteruitgang van de kabeljauw in de Noordzee. Zo kan de hoeveelheid voedsel in een bepaald gebied belangrijker zijn
dan de temperatuur. Ook kan niet worden uitgesloten dat de laboratoriumtest niet met de werkelijkheid overeen komt.
Vangstbeperkingen
Een uitgesproken relatie tussen de opwarming van de Noordzee en de achteruitgang van de kabeljauwstand lijkt er dus niet te zijn. Sinds 1970 is de Noordzee ongeveer 1 graad Celsius warmer geworden. De
hoeveelheid kabeljauw in de Noordzee is nu nog maar éénvijfde van het bestand destijds.
.
Links:
 Kabeljauw erkend als bedreigde diersoort
 Warmterecord voor Noordzee
 Noordzeevissen trekken noordwaarts
Verwijzingen naar verwante onderwerpen =
http://noorderlicht.vpro.nl/artikelen/31096602/
http://www.codgene.ca/
http://geschiedenis.vpro.nl/dossiers/24878034/
Uitsterven vissoorten ?
http://groups.msn.com/evodisku/gaia.msnw?action=get_message&mview=1&ID_Message=3009
( scroll naar ; Zee sterft in rap tempo uit / 'Over vijftig jaar geen vis meer' )
Snelle evolutie naar kleine vis
http://www.kennislink.nl/web/show?id=182919
SAMENVATTING
Door de overbevissing van de laatste decennia blijft vis kleiner. De veranderingen zijn genetisch en daardoor niet snel omkeerbaar. Onderzoeker Adriaan Rijnsdorp: ‘Het herstel
duurt tien à twintig keer zo lang’.
Maar een klein deel van de totale hoeveelheid vis sterft een natuurlijke dood. Veel meer wordt door de mens gevangen: wel vier keer zo veel. Door internationale regels wordt vooral gevangen
op oudere dieren. Het idee daarachter was altijd dat de dieren dan eerst enkele jaren de kans krijgen om zich voort te planten.
Nu blijkt dat die wetgeving heeft gezorgd voor een zeer snelle verkleining van de vissen van verschillende soorten. Bovendien zijn de dieren op jongere leeftijd geslachtsrijp. Doordat de
kleinere, eerder volwassen vissen van een soort niet meer werden gevangen, konden zij zich voortplanten. Hun nakomelingen hadden hun genen en bleven ook kleiner. Inmiddels, enkele
tientallen jaren later, zijn bijna alle exemplaren van de soort zoals die groep van toen.
Nieuwe relaties
Dertien instituten voor visserij-onderzoek uit heel Europa hebben meegewerkt aan het onderzoek, dat is gepubliceerd in Science. Ze waarschuwen voor een gevaar voor de ecologie als gevolg
van de kleine vis. Migratiepatronen van de soorten zullen veranderen. Daardoor zullen de bestaande relaties tussen prooien en hun roofdieren wegvallen en zullen nieuwe ontstaan. Het is niet
te voorspellen hoe dit zich ontwikkelt.
Vanuit Nederland was IMARES, een vestiging van de Universiteit Wageningen in IJmuiden, bij het onderzoek betrokken. Onderzoeker Adriaan Rijnsdorp richtte zich op schol en tong in de
Noordzee. Hij vindt dat de politiek actie moet ondernemen.
In 1960 was een vrouwtjesschol volwassen bij een lengte van 35 cm; tegenwoordig is dat nog maar 30 cm.
‘De afname van lichaamsgrootte van schol en tong heeft maar tien tot dertig jaar geduurd. Gelukkig is het niet een onomkeerbaar proces, maar het duurt wel tien à twintig keer zo lang voordat
de vissen weer in hun oude staat zijn. Nu al denken we dat er 100 tot 150 jaar nodig is om te herstellen. Er moet dus snel iets gedaan worden in de politiek. Dit kun je niet nog tien jaar voor je
uit schuiven.’
Ook klein is fijn
Maar hoe denken de visserij-onderzoekers dat de politiek rekening kan houden met deze evolutionaire veranderingen? Rijnsdorp: ‘We moeten de volwassen dieren de kans geven zich voort te
planten. Je zou er bij schol voor kunnen kiezen om de dieren ouder dan zes jaar te ontzien. Die dieren leven in andere gebieden dan de jongere exemplaren, dus dat is mogelijk. Dan hebben
ze nog zo’n tien jaar om zich voort te planten.’
Als alleen gekozen wordt voor een verbod op het vangen van oudere vis, zou dat een enorme afname betekenen van de totale hoeveelheid vis die gevangen mag worden. Dat ziet ook
Rijnsdorp in. ‘Daarom zou het dan ook toegestaan moeten worden om op jongere exemplaren te vissen. Maar dat is eigenlijk niet aan de onderzoekers. Dit is een kwestie voor politici. Wij
zeggen alleen dat er snel gehandeld moet worden en daarbij reiken we mogelijke oplossingen aan.’
Zie ook:
De website van IMARES
Visserij (Kennislink artikel van Natuur & Techniek)
Het zwaarst beviste meer ter wereld is bijna leeg (Kennislink artikel van Bionieuws)
Overbevissing en (natuurlijke) selectie
12-02-2009
pierra
De overbevissing wordt gekenmerkt door een aantal feiten. De netten die gebruikt worden, vissen uitsluitend de grote vissen
waardoor de kleinere vissen overblijven. Wordt er dan voor een tijdje gestopt met het vissen dan keren de grotere
exemplaren niet zomaar terug. Blijkbaar is het niet genoeg te wachten op het groter groeien van de kleinere vissen.
Dit fenomeen kan verklaard worden door het te bekijken vanuit selectie. In dit geval is het geen echte natuurlijk selectie
omdat het de mens is die de kleine vissen selecteert door de grotere uit de populatie te verwijderen. Maar het mechanisme is
hetzelfde.
Alle dieren en planten bereiken een bepaalde grootte of hoogte waarop ze vruchtbaar worden. Dit betekent dat ze hun genen
kunnen doorgeven en dus ‘fit’ zijn. De grootte waarbij een vis zich voortplant heeft te maken met het voedsel dat hij vangt en
de eventuele predators die hij moet ontwijken. De ideale grootte (leeftijd) van de vis waarop die zich voortplant ligt al sinds
miljoenen jaren vast. Door de grote vissen te vangen selecteert de mens voor kleinere vissen. Deze kleine vissen overleven
de selectie en moeten zich nu eerder voortplanten om voor nageslacht te zorgen, voordat ze eruit gevist worden. Vele
studies wijzen uit dat dit precies is wat er gebeurt (Zie Science Daily). De vissenpopulatie past zich aan de visvangst aan en
bestaat vervolgens uit vissen die zich bij kleinere afmeting voortplanten. De ideale grootte is tijdens de jarenlange
overbevissing dus afgenomen. Het is daarbij de vraag of de kleinere afmeting een voordeel biedt voor het overleven in de
oceaan. De oorspronkelijke afmeting van de vissen heeft immers miljoenen jaren de tijd gehad om deze ideale grootte te
bereiken.
Diegenen die op de terugkeer van de grotere vissen wachten en denken dat ze alleen maar hoeven te wachten op het groter groeien van de overgebleven kleine vissen, krijgen nu te maken
met tijdsschalen van evolutionair niveau en moeten misschien wel tientalle visgeneraties wachten totdat de oorspronkelijke visafmeting terugkeert.
Zonder enige notie van de evolutieleer (bedankt Mr. Darwin) kan dit probleem niet onderkend worden.
Vissen groeien anders dan landdieren.
http://www.freethinker.nl/forum/viewtopic.php?t=4402
Willem_B
Het debat moet worden gelinkt aan een vaak vergeten biologisch element.
Vissen groeien relatief langzaam, maar BLIJVEN groeien.
Kortweg: hoe ouder de vis, hoe groter.
"Kleinere" soorteigenschappen zijn niet altijd zo "soort-eigenschappeijk" als vaak wordt voorgesteld.
Er zijn doodgewoon geen 챕cht volwassen vissen meer, bij een overbevissing met te kleine mazen.
Men haspelt in de berichtgeving deze zaken teveel door mekaar.
Onze zee챘n worden met andere woorden hoe langer hoe meer bevolkt door "baby- en tienervisjes'.
Bij gebrek aan echt volwassen vissen (leeftijd/formaat) gaat de populatie zich vroeger (jonger) voortplanten. Heel bekend fenomeen.
Maar vissen worden niet "kleiner", "omdat" ze dan door de mazen van de netten kunnen, oudere vissen worden gewoon ALLEMAAL uit het water gehaald.
Visserij is de belangrijkste oorzaak van sterfte onder populaties zeevis, zoals kabeljauw, schol, zalm, schelvis en tong.
De mortaliteit kan tot 400 % hoger zijn dan in natuurlijke situaties.
Door visserij hebben exemplaren die klein van stuk zijn meer overlevingskansen.
Ook dieren die op jeugdiger leeftijd geslachtsrijp zijn, hebben meer kans om zich voort te planten
* * *
De snelle verandering van organismen die door de mens op gebrekkige wijze uit hun milieu weggevangen worden, levert prachtige bewijzen voor evolutie op.
Behalve eetbare vis in de zee die verandert moet je ook denken aan malariamuggen die ineens tegen bestrijdingsmiddelen bestand blijken en bacteri챘n die tegen
medicijnen bestand blijken te worden.
Wie niet in evolutie gelooft, zou om deze reden al geen leidinggevende functie in een ziekenhuis meer mogen bezetten
Visserij en jacht hebben groot effect op
genetische diversiteit
"Tot in de genen" van Sander Voormolen/ NRC Handelsblad 15 mei 2004
De kabeljauw en de schol hebben zich genetisch aangepast aan de jachtdruk door de mens. De vissen worden op steeds jongere leeftijd en bij een kleiner formaat geslachtsrijp.
Decennialange grootschalige visserij heeft genetische veranderingen teweeg gebracht bij zeevissen. Een recente studie laat zien dat de noordelijke populatie van de Atlantische kabeljauw
(Gadus morhua) veel eerder geslachtsrijp wordt en een minder grote lichaamslengte bereikt dan vroeger (Nature, 29 april). In 1960 was de gemiddelde kabeljauw die vissers vingen 38
centimeter lang en was op een leeftijd van 3,6 jaar geslachtsrijp. Dertig jaar later, na een periode van intensieve visserij, mat de gemiddelde kabeljauw nog maar 22 centimeter en was de vis al
met 2,3 jaar geslachtsrijp. Eerder trokken onderzoekers van het Nederlands Instituut voor Visserij-onderzoek (RIVO) dezelfde conclusies voor de schol (Pleuronectes platessa) in de Noordzee
(Marine Ecology Progress Series, 7 augustus 2003). De gemiddelde schol die in 1955 nog meer dan 40 centimeter lang was, haalde in 1995 krap de 34 centimeter. Tegelijkertijd werden ze in
die periode gemiddeld bijna een half jaar eerder geslachtsrijp.
``Vissen boven een bepaalde grootte worden vroeg of laat weggevist, vaak nog voordat zij zich hebben kunnen voortplanten', vertelt evolutiebiologe Sarah Kraak, werkzaam bij het
RIVO in IJmuiden.
``Zo ontstaat een selectiedruk die dieren bevoordeelt die vroeg geslachtsrijp zijn en zich al voortplanten voordat ze groot genoeg zijn om door visnetten gevangen te worden.'
Onderscheid
Volgens Kraak zijn dit de eerste studies die bewijzen dat de intensieve visserij tot op genetisch niveau gevolgen heeft. Biologen vermoedden wel eerder genetische effecten, maar konden het
onderscheid niet maken tussen genetische effecten en verschillen die ontstaan door invloeden uit de omgeving.
Voedselrijkdom kan bijvoorbeeld een vroege geslachtsrijping in de hand werken. De veranderingen in de vissenpopulatie zijn dan te verklaren uit het toegenomen gehalte aan voedingsstoffen
in de zee of zelfs als een effect van de visserij zelf, die met sleepnetten de bodem omwoelt en zo voedingsstoffen in het water brengt. Kraak: `
`Dankzij een statistisch model kunnen we de effecten van de omgeving en het effect van sterfte wegnemen uit de analyse en zuiver naar de genetische veranderingen kijken.'
De mens vist vooral op grote vissen. En dat beïnvloedt wereldwijd de visstand, zegt Kraak. Ze verwijst naar een publicatie waarin Canadese onderzoekers aantonen dat de industriële visserij
wereldwijd leidt tot een drastische achteruitgang van de grotere vissoorten (Nature, 15 mei 2003).
Daarnaast is er de tendens dat er van deze soorten steeds kleinere exemplaren rondzwemmen. Kraak: `
`Er treden zo verschuivingen op in het gehele ecosysteem van de zee. Kleinere vissen eten ander voedsel dan grotere vissen, en dat geldt ook binnen één soort. Een grote
kabeljauw eet kleine kabeljauwtjes, maar kleine kabeljauwen leven bijvoorbeeld van garnalen. De lichaamsgrootte bepaalt welk soort prooi de vis kan eten. Het voedselweb
bestond vroeger uit vijf of zes verdiepingen, nu nog maar uit drie of vier. De effecten van de visserij dringen dus dieper in de voedselketen door. Waaruit de genetische selectie als
gevolg van de visserij precies bestaat is nog onduidelijk. Kraak: ``
Uit het veldonderzoek blijkt dat de selectie in ieder geval op het tijdstip van geslachtsrijping werkt. In laboratoriumproeven heeft de Amerikaan David Conover aangetoond dat ook de
genetische aanleg voor groeisnelheid door selectieve vangst te be챦nvloeden is. Daarnaast kan ik me voorstellen dat de selectie invloed heeft op eigenschappen als zwemsnelheid,
ontsnappingsgedrag, en het voortplantingsgedrag.'
Het probleem is breder dan de visserij. Neem de trofee챘njacht op grootwild. Door toedoen van jagers en stropers die uit zijn op de ivoren slagtanden van Afrikaanse olifanten, zijn dieren met
grote slagtanden steeds zeldzamer geworden. Eind jaren negentig viel het parkwachters in het Queen Elizabeth National Park in Oeganda op dat de slagtanden van de lokale
olifantenpopulatie klein waren. Bij dertig procent van de dieren ontbraken de slagtanden zelfs geheel; in de jaren dertig lag de frequentie daarvan onder de 챕챕n procent.
Dikhoornschaap
De effecten van de menselijke jacht zijn ook zichtbaar bij het Canadese dikhoornschaap (Ovis canadensis). Selectieve jacht over een periode van dertig jaar op de grootst geschapen rammen
heeft in het natuurgebied van Ram Mountain in Alberta, Canada geleid tot een populatie waarbinnen de rammen in de loop der tijd steeds kleinere horens en een lager lichaamsgewicht
gekregen hebben (Nature, 11 december 2003).
Sinds 1975 hebben jagers in het gebied 57 rammen geschoten, meestal de grootste exemplaren die zij in het vizier kregen. Omdat de dieren veelal werden geschoten voor hun reproductieve
piek, heeft dit geleid tot een negatieve selectie op genetische eigenschappen voor een snelle groei van lichaam en hoorns.
Volgens Kraak kan selectieve eliminatie van de sterkste dieren uit een populatie leiden tot een nadelige genetische verarming.
``Lichaamsgrootte is belangrijk bij de onderlinge mannelijke competitie en de keuze van een seksuele partner door vrouwtjes. Kenmerken zoals een groot lichaam, grote horens of
grote slagtanden duiden op goede genen. Deze mannetjes zijn kennelijk gezond en hebben, als oudste dieren, bewezen al die tijd goed te kunnen overleven. Als deze categorie
wegvalt door jacht, dan zijn vrouwtjes gedwongen om met minder goede mannetjes te paren.
Een verstoorde partnerkeuze kan dan de fitness van de gehele populatie benadelen. Bij zeeolifanten bijvoorbeeld, een soort waar we veel over weten, blijkt dat vijf procent van de
mannetjes verantwoordelijk is voor tachtig procent van het nageslacht. Dankzij het feit dat alleen de top van de mannetjes aan de bak komt, blijft de genetische kwaliteit van de
populatie als geheel gewaarborgd.'
Een belangrijke vraag is of het verlies aan genetische diversiteit zich nog kan herstellen. Kraak:
``In principe is het effect omkeerbaar als de genetische variatie nog in de populatie aanwezig is. Als de selectiedruk dan wegvalt of minder wordt, zullen de vissen weer op latere
leeftijd geslachtsrijp en daarmee groter worden. Zo niet, dan moeten we wachten op nieuwe mutaties in het genetisch materiaal, die weer grote vissen mogelijk maken. Hoe lang
het herstel zal duren is afhankelijk van de generatieduur van een soort. Een vis die zich snel voortplant, zal ook sneller herstellen.'
Volgens Kraak zijn de onderzoeksresultaten nog zo nieuw, dat er nog geen rekening mee wordt gehouden in het visserijbeleid. Aan de hand van meer onderzoek zullen beleidsmakers moeten
bepalen welke maatregelen genomen moeten worden.
Kraak:
``De vraag is: willen we grote schollen, of een bord vol kleintjes?'
http://forum.vrijdenker.be/viewtopic.php?t=66
Veerkrachtige visjes
http://noorderlicht.vpro.nl/noorderlog/bericht/41586781/
Link/Zalm raakt vervuild http://noorderlicht.vpro.nl/artikelen/11019840/
Vissers willen de grote, maar krijgen juist kleine
Vissers vangen meestal de grootste exemplaren van een soort. De vissen van zo’n soort worden daardoor steeds kleiner. Maar als de vissers ophouden met hun selectieve gevis,
dan worden de vissen weer groter, blijkt nu.
De grootste exemplaren leveren de vissers weliswaar het meeste op, op de lange termijn snijden ze zichzelf juist in de vingers. Door hun gedrag krijgen de kleinere exemplaren een grotere
kans om zich voort te planten, en worden exemplaren gemiddeld steeds kleiner. En dat levert weer minder geld op.
Veel wetenschappers denken dat deze ‘ongewenste’ evolutie onomkeerbaar is, maar onderzoekers van de Stony Brook University komen tot een andere conclusie. In Proceedings of the Royal
Societyschrijven ze dat vissen na verloop van tijd hun oorspronkelijke omvang weer bereiken als vissers hun gedrag aanpassen.
De onderzoekers onderwierpen daarvoor tien generaties van spiering aan een visregime. De eerste vijf generaties werd op de grootste exemplaren gevist, daarna letten de onderzoekers niet
meer op grootte. Na vijf generaties was de gemiddelde lengte met zo’n vier millimeter afgenomen, terwijl de vissen na tien generaties bijna weer hun oorspronkelijke omvang hadden bereikt.
Dat is goed nieuws voor visserijbedrijven, maar ons onderzoek laat ook zien dat de omkering van het proces lang duurt`, zegt onderzoeker David Conover. Vissers moeten daarom de
langetermijngevolgen van hun gedrag goed onder ogen zien, waarschuwen Conover en consorten.
Bouwe van Straten
Zie ook EVOLUTIE IN ACTIE
Download