Samenvatting Bacteriële afbraak van opgelost organische koolstof in de water kolom Een gecombineerde experimentele en modellerings benadering Dit proefschrift behandelt de groei van pelagische bacteriën die opgelost organisch koolstof (DOC) als energie bron gebruiken. Het is algemeen bekend dat dit type bacteriën een dominante rol spelen in de koolstof cyclus. Zij vertegenwoordigen de belangrijkste levende biomassa in aquatische oecosystemen en vormen de voornaamste consumenten van DOC. DOC is de op één na belangijkste poel van biologisch beschikbaar koolstof in de oceaan en zijn dynamika is belangrijk voor het begrip van de koolstof cyclus en van veranderingen in het atmosferisch CO2. DOC zou een belangrijke rol kunnen spelen in de biogeochemie van de koolstof cyclus in de oceaan aangezien het bijdraagt aan de biologische pomp die biogene deeltjes exporteert uit het oppervlakte water naar de diepte. De koolstof-stroom door het bacteriële compartiment wordt onderzocht aan de hand van de bacteriële groei efficientie (BGE). Deze efficientie geeft de fractie DOC aan dat door de bacteriën wordt gebruikt voor de groei, de rest wordt gemineraliseerd. Vele studies gaan over de invloed van omgevingsfactoren op BGE waarden. Deze factoren omvatten temperatuur, seizoen, afstand tot de kust en de kwaliteit van het substraat. Dit proefschrift combineert experimetele en modelmatige benaderingen om de groei van heterotrofe bacteriën te onderzoeken. Het experimentele werk maakte van natuurlijk, maar ook van kunstmatig zeewater gebruik Verschillende modellen voor bacteriële groei van uiteenlopende complexiteit werden onderzocht op hun representatie van de resultaten van de experimenten. Twee denklijnen komen in dit proefschrift samen: (1) de studie van groei modellen die gebaseerd zijn op experimentele resultaten met het oog deze toe te passen in ecosysteem modellen, en (2) de studie van de effecten van omgevingsfactoren op de BGE met behulp van deze modellen. De belangrijkste doelstelling is de bacteriële groei in de verschillende omgevingen te begrijpen en af te leiden welke wiskundige formulering het meest geschikt is om later in biogeochemische toe te passen. We hebben eerst de dynamica van bacteriën en DOC bestudeerd in in situ monsters. Vele biodegradatie experimenten betreffende DOC en microorganismen werden gedaan onder constante condities zoals die in de noordwestelijke Atlantische Ocean op de verschillende diepten en in de verschillende seizoenen gevonden worden. Wij hebben het Model model gebruikt om de resultaten van deze experimenten te beschrijven. Dit is een empirisch model dat gebruik maakt van Michaelis-Menten kinetika en is het vaakst gebruikte model voor bacteriële groei dat wordt toegepast in ecosysteem modellen De BGE werd rechtstreeks experimenteel geschat, zoals de meeste auteurs doen, maar ook met behulp van het Monod model. Wij hebben aangetoond dat de.BGE variëert met het seizoen en de diepte, en beide schattingsmethoden leverden dezelfde resultaten op. Aangezien de BGE een parameter van het Monod model is die niet zou mogen variëren laten deze resultaten zien dat het Monod model ongeschikt is om het gebruik van DOC door bacteriën te beschrijven in ecosysteem modellen. Vervolgens besloten we experimenten onder kunstmatige condities uit te voeren met een zuivere bacterie stam en een enkelvoudige DOC bron. Deze proefopzet levert data op die makkelijker te analiseren zijn en de toepassing van meer complexe modellen mogelijk maakt. Om modellen van verschillend niveau van complexiteit met elkaar te vergelijken, waaronder het Monod model, hebben we twee soorten experimenten uitgevoerd: één waarbij al het substraat aan het begin van de proef werd toegevoegd, en één waarbij dit pulserend werd gedaan met tussenpozen. De totale hoeveelheid toegevoegde substraat was in beide gevallen gelijk, het enige verschil is in de wijze van toediening. De gepulseerde dosering bootst de ruimtelijke en in de tijd variërende concentratie DOC na. We laten zien dat het Monod model de bactiële dynamica slecht beschrijft tijdens hongering, hetgeen in de natuur vaak voorkomt. .We pasten ook modellen toe die rekening houden met bacteriële onderhouds-processen, het Marr-Pirt model en een model dat gebaseerd is op de dynamische energie budget (DEB) theorie en ook nog een reserve compartiment heeft. Beide modellen beschrijven de experimentele resultaten voortreffelijk. Dankzij zijn mechanische basis is het DEB model echter meer flexiebel en kan het in meer situaties gebruikt worden. De BGE werd wederom geschat zowel direct uit de experimentele data als met behulp van de drie modellen. We laten zien dat de BGE bij de puls-experimenten hoger is dan bij de eenmalige dosering, ongeacht de gebruikte schattingsmethode. We kunnen dus concluderen dat variaties van de concentratie DOC in ruimte en tijd een grote invloed hebben op de waarde van de BGE . Data van het puls-experiment werden ook gebruikt om het DEB model te verfijnen. In het derde gedeelte onderzoeken we de eigenschappen van dit model meer in detail om het model later in te bouwen in ecosystem modellen. We onderscheiden een tweetal onderhoudsprocessen, één waarbij de stroom van gemobiliseerde reserve groot genoeg is voor het onderhoud van de cel, en één waarbij dit niet het geval is en deze stroom moet worden aangevuld met gemobiliseerde structuur, met het gevolg dat de cel krimpt. Bij dit krimpproces wordt slecht afbreekbaar organisch koolstof gevormd, dat tijdens het experiment ophoopt waardoor de concentratie DOC toeneemt..Dit model is knap ingewikkeld voor toepassing in ecosysteem modellen. Om deze reden is het vereenvoudigd en zijn de 4 differentiaal-vergelijkingen die oorspronkelijk nodig waren tot 2 teruggebracht. Dit resultaat is van grote waarde voor globale modellering van de koolstof cyclus. Dit vereenvoudigt het schatten van parameter waarden de computer simulaties en de interpretatie van de simulatie resultaten De resultaten van dit proefschrift onderstrepen de kracht van een gecombineerde experimentele en modelmatige aanpak. De experimentele resultaten maakten het opstellen van een realistisch model mogelijk en de modellen legden gaten in de kennis bloot die nodig is om ecosysteem modellen te kunnen opstellen. Dit suggereert op zijn beurd weer het opzetten van gerichte nieuwe experimenten. De beste aanpak in biologisch onderzoek is het herhaaldelijk afwisselen van het doen van experimenten en het modelmatig analyseren van experimentele resultaten.