Aanbevolen voorkennis Chemie voor 1 Ba Ingenieurswetenschappen Onderstaand overzicht geeft in grote lijnen weer welke kennis en vaardigheden in de chemie nuttig zijn bij aanvang van studies in de bachelor Ingenieurswetenschappen, ter voorbereiding van de eerste 5 hoorcolleges die besteed worden aan een (korte en snelle) herhaling van de basisconcepten in de chemie zoals ze in beginsel verworven zouden moeten zijn na de humaniora. Deze worden wel aangebracht met een sterkere wetenschappelijke inslag. Inhoudstafel 1. Elementaire chemie 3 1.1 Grootheden en eenheden 3 1.2 Stoffen 3 1.3 Ideale gaswetten 4 1.4 Massawetten 5 1.5 Stofhoeveelheid 6 1.6 Concentratie-uitdrukkingen 6 2. Atoombouw 7 2.1 Atoomkern 7 2.2 Elektronenwolk 7 2.3 Periodiek Systeem 8 3. Chemische formules 8 3.1 Verscheidenheid in chemische formules 8 3.2 Samenstelling van de stof herkennen op basis van chemische formule 9 3.3 Classificeren van stoffen op basis van chemische formule 9 4. Chemische binding 4.1 Moleculen en ionen 10 10 Voorkennis chemie voor 1ste Bachelor Ingenieurswetenschappen 4.2 Ionbinding 11 4.3 Covalente binding 11 4.4 Metalen en metaalnetwerken 11 5. Chemische reacties 12 5.1 Reactievergelijkingen 12 5.2 Energieoverdracht in reacties 12 6. Stoichiometrie 12 6.1 Stoichiometrie van verbindingen 12 6.2 Stoichiometrie van chemische reacties 13 7. Chemisch evenwicht 13 7.1 Omkeerbaarheid van chemische reacties en chemisch evenwicht 13 7.2 Evenwichtconstante 14 7.3 Verschuiving van het chemisch evenwicht 14 8. Oplossingen in water 15 8.1 Dissociatie evenwicht van water 15 8.2 Elektrolyten 15 8.3 Zouten in oplossing 15 8.4 Zure en basische oplossingen 16 9. Reductie en oxidaties - Redox 17 9.1 Oxidatietoestand 17 9.2 Redox halfreacties 17 9.3 Redox reactievergelijkingen 17 Voor meer informatie: contacteer [email protected] 2/18 Voorkennis chemie voor 1ste Bachelor Ingenieurswetenschappen 1. Elementaire chemie 1.1 Grootheden en eenheden Inhoud: SI-grootheden en -eenheden: hoeveelheid stof (mol), afstand (meter, m), massa (kilogram, kg), tijd (seconde, s), temperatuur (Kelvin, K en Graden Celsius, °C), elektrische stroom (Ampère, A). Voorvoegsels: giga (109), mega (106), kilo (103), milli (10-3), micro (10-6), nano (10-9), pico (10-12). Voorbeeldopgaven: Hoeveel m3 komt overeen met 33 ml ? Hoeveel K komt overeen met 27 °C ? 1.2 Stoffen Inhoud: Mengsels of zuivere stoffen; fasen en aggregaatstoestanden. Enkelvoudige stof (element) kunnen onderscheiden van een samengestelde stof (verbinding). Voorbeeldopgave: Zet volgende stoffen op de juiste plaats in het schema: azijn, ijzeren staaf, whisky, fruitsap met pulp, keukenzout, zout water. Voor meer informatie: contacteer [email protected] 3/18 Voorkennis chemie voor 1ste Bachelor Ingenieurswetenschappen Materie of Chemische stof NEE JA Ziet de stof er volledig homogeen uit ? Heterogene stof, meestal mengsel Homogene stof NEE Kan de stof een veranderlijke samenstelling aannemen ? Homogeen mengsel of oplossing Zuivere stof NEE Kan de stof opgesplitst worden in meerdere zuivere stoffen ? Element Enkelvoudige stof 1.3 JA JA Verbinding Samengestelde stof Ideale gaswetten Inhoud: Ideale gaswet, pV = nRT Wetten van Avogadro, Charles, Boyle-Mariotte Stelling van Gay-Lussac Voorbeeldopgaven: - Geef voor elke gelijkheid in onderstaande tabel aan welke grootheid in de ideale gaswet constant is bij constant aantal mol. Voor meer informatie: contacteer [email protected] 4/18 Voorkennis chemie voor 1ste Bachelor Ingenieurswetenschappen - Geef de bijhorende grafiek. Gelijkheid Constante grootheid Grafiek V = constante T p = constante T pV = constante - Als je voor 1 mol van een ideaal gas de temperatuur verdubbelt bij constant volume, wat gebeurt er dan met de druk ? - Als je voor 1 mol van een ideaal gas het volume halveert bij constante druk, wat gebeurt er dan met de temperatuur ? - Hoeveel mol van een ideaal gas moet je aan 1 mol ideaal gas (met beginvolume Vbegin) toevoegen om bij constante druk en constante temperatuur een 3 maal zo groot eindvolume (dus Veind = 3Vbegin) te bekomen ? - De uitspraak: “1 mol van een willekeurig gas neemt steeds een volume in van 22,4 l” is niet juist. Waar ligt de fout ? Corrigeer de uitspraak. 1.4 Massawetten Inhoud: Behoud van massa (wet van Lavoisier). Elke massa is recht evenredig met een geheel aantal atomen. Voorbeeldopgaven: Gegeven dat 34 g ammoniakgas en 80 g zuurstofgas beide volledig weg reageren volgens de reactie 4NH3(g) + 5O2(g) Voor meer informatie: contacteer [email protected] 4NO(g) + 6H2O(g) 5/18 Voorkennis chemie voor 1ste Bachelor Ingenieurswetenschappen - Welke massa H2O, uitgedrukt in g, ontstaat er, gegeven dat er bij de reactie 60 g stikstofmonoxide ontstaat ? - Aangezien er in 60 g stikstofmonoxide 28 g N aanwezig is, hoeveel g N is er dan in 34 g NH3 aanwezig ? 1.5 Stofhoeveelheid Inhoud: Mol, relatieve nuclidemassa, atoommassa, molecuulmassa, referentiemassa, molaire massa, molair volume van een gas. Voorbeeldopgaven: - Hoeveel mol H2O is aanwezig in 18 g water ? - Hoeveel mol H atomen zijn er in 18 g water ? - Hoeveel g PCl3 is aanwezig in 0,73 mol PCl3 ? Atoommassa’s: H: 1,01; O: 16,00; P: 30,97; Cl: 35,45. 1.6 Concentratie-uitdrukkingen Inhoud: Molaire concentratie of molariteit, massaconcentratie, volumeprocent en -verhouding, massa- en molfractie of -procent, massaconcentratie. Omzetten van concentratie-uitdrukkingen in molhoeveelheden, en omgekeerd. Voorbeeldopgaven: Er wordt 1 L oplossing gemaakt door 58,44 g NaCl op te lossen in water. - Bereken de molariteit van NaCl. - Bereken de massaconcentratie van NaCl. - Kan de dichtheid van de oplossing berekend worden ? Zo niet, welk gegeven is dan bijkomend nodig ? - Kan de massafractie aan NaCl van de oplossing berekend worden ? Zo niet, welk gegeven is dan bijkomend nodig ? Atoommassa Na: 22,99 Bereken de molariteit van een 35 massa% waterige azijnzuuroplossing met een dichtheid van 1,0492 g/cm3 ? (Molecuulformule van azijnzuur: CH3COOH). Bereken de molariteit van een waterige oplossing van zwavelzuur (H2SO4), met dichtheid 1,85 kg/L die 92,0 massa% zwavelzuur bevat. Atoommassa’s S: 32,07; C: 12,01 Voor meer informatie: contacteer [email protected] 6/18 Voorkennis chemie voor 1ste Bachelor Ingenieurswetenschappen 2. Atoombouw 2.1 Atoomkern Inhoud: (Relatieve) massa en (relatieve) lading van protonen en neutronen; betekenis aantal protonen, aantal neutronen in een atoomkern; aantal nucleonen en massagetal; atoomgetal en atoomnummer; element en isotopen. Voorbeeldopgaven: - Geef atoomgetal, massagetal, aantal neutronen en aantal elektronen van - Welke atomen zijn isotopen van elkaar: 39 K, 40 Ar , 40 Ca , 41 K, 42 13 6C . Ca ? 2.2 Elektronenwolk Inhoud: (Relatieve) massa en (relatieve) lading van elektronen; atoommodel Rutherford, atoommodel Bohr; elektronenwolk, elektronenschil, elektronenpaar, ongepaard elektron, atoomorbitalen, kwantumgetallen, regels van Hund en Pauli, valentie-elektronen. Voorbeeldopgaven: - Schrijf de elektronenconfiguratie van Se (atoomnummer 34) voluit in volgorde van stijgende energie van de orbitalen. - Hoeveel elektronen kunnen per schil maximaal plaatsnemen in s, p, d, en f-orbitalen? - Welke van de drie onderstaande elektronenconfiguraties (opvulling van orbitalen) is niet conform ● de regel van Hund ? ● het uitsluitingsbeginsel van Pauli ? 1) 2p 2s 1s Voor meer informatie: contacteer [email protected] 7/18 Voorkennis chemie voor 1ste Bachelor Ingenieurswetenschappen 2) 2p 2s 1s 3) 2p 2s 1s 2.3 Periodiek systeem Inhoud: Opbouw van het Periodiek Systeem begrijpen (atoomgetal, elektronenconfiguratie, groepen en perioden, hoofd- en nevengroepen, overgangsmetalen) en elementtypes kunnen situeren (metalen/halfmetalen/niet-metalen/edelgassen/…). Voorbeeldopgaven: Gegeven de elektronenconfiguratie: 1s² 2s² 2p6 3s² 3p6 4s² 3d10 4p5 - Hoeveel valentie-elektronen, gedefinieerd als alle buitenschilelektronen, heeft een atoom met deze elektronenconfiguratie, en hoeveel daarvan zijn ongepaard ? - Geef de valentie van dit element. - Tot welke groep behoort dit element ? - Is dit een metaal ? 3. Chemische formules 3.1 Verscheidenheid in chemische formules Inhoud: Onderscheid kunnen maken tussen de verschillende chemische formules: atoomsymbolen, molecuulformule, verhoudingsformule, formule-eenheid, netwerkformules. Voor meer informatie: contacteer [email protected] 8/18 Voorkennis chemie voor 1ste Bachelor Ingenieurswetenschappen Voorbeeldopgaven: - Geef de verhoudingsformule van waterstofperoxide (molecuulformule: H2O2) en van glucose (molecuulformule: C6H12O6). - Stel de juiste formule-eenheid op voor de ionverbindingen opgebouwd uit de volgende ionen: + - 1) Cs , OH 2) Fe3 , CO23- 3) + NH+4 , PO34- 3.2 Samenstelling van de stof herkennen op basis van chemische formule Inhoud: Enkelvoudige stof (element) kunnen onderscheiden van een samengestelde stof (verbinding). Voorbeeldopgave: - Bepaal van de volgende stoffen of ze enkelvoudige of samengestelde stoffen zijn en geef aan of ze worden voorgesteld door een molecuulformule, een verhoudingsformule, een netwerkformule, of een formule-eenheid: KMnO4, Br2, MgCl2, HCl, HClO3, O3, C6H6, HO, SiO2, H2O2, C. enkelvoudig samengesteld Molecuulformule Formule-eenheid Verhoudingsformule Netwerkformule 3.3 Classificeren van stoffen op basis van chemische formule Inhoud: Aan de hand van een chemische formule een stof herkennen als zout, zuur, base, hydroxide, oxide, edelgas, metaal of niet-metaal. Voorbeeldopgaven: - Identificeer volgende stoffen op basis van hun chemische formule als een zout, zuur, base, hydroxide, oxide, edelgas, metaal of niet-metaal: K, Xe, C, H3PO4, NH4ClO4, NaBr, NH3, CaO, CH3COOH, Fe(OH)3, HCl, CO2. - Geef een voorbeeld van: 1) Kation 2) Anion Voor meer informatie: contacteer [email protected] 9/18 Voorkennis chemie voor 1ste Bachelor Ingenieurswetenschappen 3) Molecuul 4) Binaire verbinding 5) Formule-eenheid 6) Homogeen mengsel 7) Zout anders dan keukenzout 8) Base 9) Zuur 10) Element 11) Niet-metaal 12) Metaal 13) Edelgas 14) Enkelvoudige stof 4. Chemische binding 4.1 Moleculen en ionen Inhoud: Submicroscopische opbouw van chemische stoffen en basisstructuureenheden: atomen, moleculen, kationen en anionen, metalen; edelgasconfiguratie. Voorbeeldopgaven: - - Leg uit waarom Cl het stabielste ion is van 17Cl. - Welke van de volgende stoffen is een metaal ? Zijn de overige stoffen opgebouwd uit atomen, moleculen of ionen (kationen en anionen) ? NaCl, Cu, SCl2 en C (grafiet). - Geef de formule (molecuulformule of formule-eenheid) van de volgende verbindingen en geef aan of ze uit moleculen of ionen opgebouwd zijn. Geef ook, voor elke ionaire verbinding, de formules van de kationen en anionen waaruit ze opgebouwd is. verbinding formule samenstelling moleculen ionen welke kationen en anionen ? calciumhydroxide ammoniumchloride kaliumsulfide bariumnitraat koolstofmonoxide Voor meer informatie: contacteer [email protected] 10/18 Voorkennis chemie voor 1ste Bachelor Ingenieurswetenschappen Gegevens: kalium is een alkalimetaal (groep 1 in het periodiek systeem), calcium en barium zijn aardalkalimetalen (groep 2), het ammonium kation en het nitraat anion hebben valentie 1, koolstof behoort tot groep 4B of 14, zuurstof en zwavel tot groep 6B of 16, chloor tot groep 7B of 17, edelgassen behoren tot groep 8B of 18. 4.2 Ionbinding Inhoud: Weten hoe ionen ontstaan; verband tussen aard van de binding en elektrische geleidbaarheid van een stof in oplossing, definitie ionbinding, ionrooster, zout, formule-eenheid kunnen opstellen op basis van lading en formule van ionen. Voorbeeldopgaven: - Geef de formule-eenheid van de stof opgebouwd uit Al3 kationen en SO24- anionen. + - Is water elektrisch geleidbaar ? - Stijgt of daalt de elektrische geleidbaarheid als een zout toegevoegd wordt aan water ? 4.3 Covalente binding Inhoud: Definitie covalente binding, deze kunnen voorstellen als een gemeenschappelijk elektronenpaar tussen atomen in moleculen; definitie molecule en molecuulformule; Lewisformules en Lewisstructuren van eenvoudige moleculen; uit de ruimtelijke structuur en het verschil in elektronegativiteit kunnen afleiden of een eenvoudige molecule polair of apolair is. Voorbeeldopgave: - Geef de Lewisstructuur en de ruimtelijke structuur van CO2 en H2O, en leid hieruit af of deze moleculaire stoffen polair of apolair zijn. 4.4 Metalen en metaalnetwerken Inhoud: Beseffen en begrijpen waarom in metalen en metaalnetwerken de concepten ionbinding en covalente binding niet opgaan. Kwalitatief kunnen aangeven hoe atomen samengehouden worden in metaalnetwerken. Voorbeeldopgave: - Welke van de volgende elementen zijn metalen: Cu, S, Br, Zn, Fe, Na, P, C ? Voor meer informatie: contacteer [email protected] 11/18 Voorkennis chemie voor 1ste Bachelor Ingenieurswetenschappen 5. Chemische reacties 5.1 Reactievergelijkingen Inhoud: In een chemische reactie, uitgangsstoffen of reagentia onderscheiden van reactieproducten. Wet van Lavoisier: correct formuleren van wet van massabehoud; verband leggen met behoud van aard en aantal atomen in alle chemische reacties. Voorbeeldopgaven: Neem de reactievergelijking 2H2 + O2 2H2O - Geef aan hoeveel mol O2 reageert met 1 mol H2, en hoeveel mol H2O hierbij voortgebracht wordt. - Geef aan welke massa O2 reageert met 2 gram H2, en welke massa H2O hierbij voortgebracht wordt. Atoommassa’s (afgerond): H: 1; O: 16 5.2 Energieoverdracht in reacties Inhoud: Wet van behoud van energie. Endotherme en exotherme reacties. Definitie van enthalpie en enthalpievariatie, H en ΔH. Voorbeeldopgaven: - Is de reactie 2H(g) H2(g), met ΔH = -436 kJ/mol endotherm of exotherm ? Is de omgekeerde reactie endotherm of exotherm ? - Is elke exotherme reactie spontaan ? 6. Stoichiometrie 6.1 Stoichiometrie in verbindingen Inhoud: Uit een molecuulformule of formule-eenheid de samenstelling van de kleinste eenheid van de stof kunnen beschrijven in aantal en aard van atomen. Voor meer informatie: contacteer [email protected] 12/18 Voorkennis chemie voor 1ste Bachelor Ingenieurswetenschappen Voorbeeldopgaven: - Hoeveel atomen en/of ionen zijn aanwezig in 1) 1 formule-eenheid MgCl2 ? Zijn het ionen of atomen ? Identificeer ze. 2) 1 formule-eenheid Ca3(PO4)2 ? Zijn het ionen of atomen ? Identificeer ze. 3) 1 formule-eenheid H2SO3 ? Zijn het ionen of atomen ? Identificeer ze. - Is in MgCl2 het aantal mol Cl tweemaal zo groot als het aantal mol Mg ? Is in MgCl2 de massa Cl tweemaal zo groot als de massa Mg ? Verklaar. 6.2 Stoichiometrie in chemische reacties Inhoud: Op basis van de wet van atomenbehoud, stoichiometrische coëfficiënten van structuureenheden kunnen vinden in eenvoudige chemische reactievergelijkingen als de formules gegeven zijn. Voorbeeldopgaven: - Bepaal de stoichiometrische coëfficiënten in de volgende reacties, m.a.w., breng de reactievergelijking in balans …CH4 + …O2 …CO2 + …H2O …C6H12O6 + …O2 …CO2 + …H2O Op welk vitaal proces bij levende organismen, waaronder zoogdieren en de mens, heeft deze laatste reactie betrekking ? Wat is de eigennaam van de verbinding C6H12O6 ? - Welke massa CH3COONa, uitgedrukt in g, wordt voortgebracht uitgaande van 100 ml van een 3 M CH3COOH oplossing waarin 5 g NaOH werd opgelost? Reactievergelijking: CH3COOH + OH - - CH3COO + H2O Atoommassa’s: H: 1,0; C: 12,0; O: 16,0; Na: 23,0. 7. Chemisch evenwicht 7.1 Omkeerbaarheid van chemische reacties en chemisch evenwicht Inhoud: Voorbeelden kunnen geven van omkeerbare reacties; inzien dat chemisch evenwicht een toestand met constant blijvende concentraties is. Conceptueel onderscheid kunnen maken tussen evenwichtconcentratie (bepaald door het chemisch systeem) en beginconcentratie (of analytische concentratie, bepaald door de experimenterende chemicus). Voor meer informatie: contacteer [email protected] 13/18 Voorkennis chemie voor 1ste Bachelor Ingenieurswetenschappen Voorbeeldopgaven: - Treden er reacties op in een systeem in chemisch evenwicht ? Geef antwoord vanuit macroscopisch oogpunt en op moleculaire schaal. - Hoe wordt dit in verband gebracht met de analytische concentraties van de uitgangstoffen (reagentia) ? 7.2 Evenwichtconstanten Inhoud: Evenwichtconstante Kc, en haar verband met evenwichtconcentraties, opstellen van evenwichtvergelijkingen. Voorbeeldopgaven: - Schrijf de uitdrukking van Kc voor de volgende reacties: 2CO + O2 2CO2 3H2 + N2 2NH3 7.3 Chemische evenwichtverschuivingen Inhoud: Onderscheid tussen een aflopende en een evenwichtreactie kunnen maken; evenwichtevolutie kunnen voorspellen na verandering van volume, druk of concentraties, gebruik makend van het beginsel van Le Châtelier. Voorbeeldopgaven: - Welk verschil bestaat er tussen een aflopende reactie en een omkeerbare reactie ? - Hoe kan een omkeerbare reactie aflopend gemaakt worden ? - Verschuift het evenwicht van de reactie 3H2(g) + N2(g) 2NH3(g) in een gesloten reactievat naar links of naar rechts als 1) ammoniakgas toegevoegd wordt aan het evenwichtmengsel ? 2) waterstofgas toegevoegd wordt aan het evenwichtmengsel ? 3) het volume van het reactievat gehalveerd wordt ? - Verschuift het evenwicht van de reactie C (v) + O2(g) CO2(g) in gesloten reactievat naar links of naar rechts als 1) kooldioxidegas toegevoegd wordt aan het evenwichtmengsel ? 2) zuurstofgas toegevoegd wordt aan het evenwichtmengsel ? 3) vast koolstof toegevoegd wordt aan het evenwichtmengsel bij constant gasvolume ? 4) het volume van het reactievat gehalveerd wordt ? Voor meer informatie: contacteer [email protected] 14/18 Voorkennis chemie voor 1ste Bachelor Ingenieurswetenschappen 8. Oplossingen in water 8.1 Dissociatie evenwicht van water Inhoud: Dissociatie evenwicht (ook auto-protolyse evenwicht genoemd) met een chemische reactievergelijking kunnen weergeven voor H2O; dissociatieconstante Kw kunnen definiëren, en uit - haar getalwaarde Kw = 1,0.10 14 bij 25° C de evenwichtsamenstelling van water kwalitatief en kwantitatief kunnen voorspellen. Voorbeeldopgaven: - Geef de evenwicht reactievergelijking voor zuiver water. - Bereken de evenwichtconcentraties van de ionen die in water voorkomen bij 25°C, breng dit in verband met de pH van zuiver water, en leid hieruit af of water elektrisch geleidend is. 8.2 Elektrolyten Inhoud: Het concept elektrolyt kunnen definiëren; elektrolyten herkennen; op basis van elektrische geleidbaarheid in water chemische verbindingen kunnen indelen in elektrolyten en nietelektrolyten; onderscheid tussen sterk en zwak elektrolyt. Voorbeeldopgaven: - Definieer het concept elektrolyt. - Welke stoffen hieronder zijn elektrolyten, en waarom (niet) ? 1) O2(g) 2) NaCl 3) ijzer 4) gesmolten suiker - Leg uit waarom azijnzuur, CH3COOH, een zwak elektrolyt is, en waarom waterstofchloride (zoutzuur), een sterk elektrolyt is. 8.3 Zouten in oplossing Inhoud: Weten dat zouten ionaire verbindingen zijn die in waterige oplossing splitsen in kationen en anionen; weten dat een goed oplosbaar zout (drempelconcentratie ca 1 M) in oplossing een sterk elektrolyt is. Voor meer informatie: contacteer [email protected] 15/18 Voorkennis chemie voor 1ste Bachelor Ingenieurswetenschappen Voorbeeldopgaven: - Gegeven dat metaalnitraten en -acetaten alsook alle kalium-, natrium- en ammoniumzouten goed oplosbaar zijn, terwijl metaalcarbonaten en -fosfaten slecht oplossen in water, geef aan of - volgende zouten sterke of zwakke elektrolyten zijn (acetaat = CH3COO ); de ionformules kennen van ammonium ( NH4+ ), nitraat ( NO3- ), carbonaat ( CO23- ), sulfaat ( SO24- ) en fosfaat ( PO34- ); geef telkens de ionen die vrij komen in water. 1) KBr 2) CH3COONa 3) (NH4)2CO3 4) CuCO3 5) Na3PO4 6) Ca3(PO4)2 7) NH4NO3 8.4 Zure en basische oplossingen Inhoud: Zuren zijn structuureenheden die H+ ionen kunnen afstaan (zuur = protondonor), basen zijn stoffen die H+ ionen kunnen opnemen (base = protonacceptor); weten waarom in water dit inhoudt dat - een base OH vrijmaakt; definitie pH; verschil kennen tussen H+ en H3O+, en de relevantie hiervan begrijpen voor waterige oplossingen; verband tussen pH < 7 (pH > 7) in zure (basische) oplossingen + - en een concentratie van H3O /OH ionen die groter/kleiner (kleiner/groter) is dan in zuiver water; onderscheid sterke en zwakke zuren/basen; geconjugeerd zuur-base paar; zuur-basereacties; ionisatie-evenwicht (ook protolyse-evenwicht genoemd) van zwakke zuren/basen in water; pH berekening van sterke zuren en basen in water. Voorbeeldopgaven: - Wat is het verschil tussen een sterk en een zwak zuur ? Geef een voorbeeld van elk. - Is ammoniak, NH3, een sterke of zwakke base ? Geef zijn protolyse-evenwicht in water. - Daalt of stijgt de pH van water als er een zuur aan toegevoegd wordt ? Hoe breng je dit in verband met de definitie van pH ? - Bereken de pH van een 0,01 M oplossing HCl. Geef uitleg. Voor meer informatie: contacteer [email protected] 16/18 Voorkennis chemie voor 1ste Bachelor Ingenieurswetenschappen 9. Reductie-oxidatie (Redox) reacties 9.1 Oxidatietrap (oxidatietoestand) Inhoud: Oxidatietrap (oxidatietoestand) van een element in een verbinding kunnen bepalen; weten in welke gevallen de oxidatietrap -2 (of –II) is voor het zuurstofelement, de oxidatietrap +1 (of +I) is voor het watestofrelement, en weten wanneer dit niet het geval is; inzien dat wijziging van oxidatietrap van atomen duidt op een redox reactie; uit stijging/daling van de oxidatietrap van een element in een structuureenheid kunnen afleiden welk atoom in een structuureenheid geoxideerd/gereduceerd wordt. Voorbeeldopgave: - Bepaal de oxidatietrap van alle atomen in volgende structuureenheden: O2, Na, H2SO4, Na2C2O4 (natriumoxalaat), SO24- , MnO-4 , Cr2O27- , Al3 , H2O2, NaBH4. + 9.2 Redox halfreacties Inhoud: De oxidatie en reductie van een element in een redoxreactie komen elk overeen met een overeenkomstige redox halfreactie. Redox halfreacties correct kunnen opstellen met volledige atomen en ladingenbalans; oxidator en reductor van redoxparen in redox halfreacties kunnen herkennen op basis van elektronenoverdracht. Voorbeeldopgaven: - In welke van onderstaande redoxparen wordt S geoxideerd bij de omzetting naar de structuureenheid rechts ? Geef uitleg in beide gevallen aan de hand van de oxidatietrap van S. 1) S/H2S 2) S/H2SO4 9.3 Redox reactievergelijkingen Inhoud: Opstellen en in balans brengen van redox reactievergelijkingen op basis van de samenstellende redox halfreacties. Hierbij voorkeur geven aan een methode die geen expliciet gebruik maakt van oxidatietrappen. Voor meer informatie: contacteer [email protected] 17/18 Voorkennis chemie voor 1ste Bachelor Ingenieurswetenschappen Voorbeeldopgaven: - Breng beide reactievergelijkingen hieronder in balans. Welke van onderstaande reacties in waterig midden is een redoxreactie ? Leg uit waarom. In het geval van de redoxreacties, breng deze in balans door gebruik te maken van de overeenkomstige redox halfreacties. Cr(OH)3 + OH I2 + K - CrO2- + H2O - KI (feitelijk K+I ) - Breng de redox reactievergelijkingen hieronder in balans, bij voorkeur door gebruik te maken van redox halfreacties. FeO + C HNO3 + Zn MnO-4 + H + Fe + Voor meer informatie: contacteer [email protected] Fe + CO2 H2 + Zn(NO3)2 + + Mn2 + Fe2 + H2O 18/18