Wereld-Oorlog 2

advertisement
Wereld-Oorlog 2.
Zoals beleefd door Wil Schupp.
Inleiding:
Om een beeld te geven van de personen in dit verhaal, lijkt het mij aangebracht
een omschrijving te geven van enkele hoofdfiguren in dit verhaal.
Om te beginnen met mijzelf:
Ik ben geboren op 19 januari 1932.
Mijn moeder was Therese Jacobi.
Zij was gehuwd met Lambert Schupp.
Mijn moeder was de dochter van Willem Jacobi en Maria Ingermann.
Deze laatstgenoemden, hadden een heel belangrijke invloed op mijn
persoonlijke levenservaringen.
En wel om de eenvoudige reden, omdat ik vanaf mijn vierde levensjaar tot 1947
ben opgevoed bij die grootouders, Jacobi-Ingermann.
Dat was dus van 1936, tot 1947.
Zij woonden in de Nullanderstraat no 58, alwaar mijn grootvader een
schoenmakerij had.
Overigens zij vermeld dat ik hier ook geboren ben.
Mijn moeder woonde ook in de Nullanderstraat en wel op no. 70.
De straks in het verhaal genoemde slager Hennen, woonde op de hoek
Nullanderstraat/Kipstraat.
Om te begrijpen, wat het verband is, met sommige passages ten aanzien van de
contacten die ik noem, o.a.Rolduc, Elisabeth-Stift, hebben te maken met het feit
dat ik als loopjongen fungeerde voor mijn opa; en dat wat betreft het
terugbrengen van gerepareerde schoenen.
Opa Jacobi was “DE” schoenmaker van alle nonnetjes van het St. Joseph
Hospitaal te Kerkrade, Elisabeth-Stift, en van Rolduc.
Ter verklaring van het woord OORLOG vond ik, dat dit terug te voeren is op de
vermenging van de woorden; Strijd en Huwelijk.
Huwelijk; Is een wettige overeenkomst, waar mensen zich aan elkaar
verplichten, tot bepaalde erkenningen, oftewel rechten van de andere partij.
Wil iemand zich van deze verplichtingen ontdoen, en de wederpartij is het
daarmee niet eens, DAN HEB JE OORLOG.
Algemeen kun je dit terug voeren op de “Afspraken tussen Staten”.
Nu dan naar “Wereldoorlog 2”.
Voorafgaand aan het uitbreken van de oorlog, het was in 1938 of 1939, was ik in
Aken getuige van een optreden van de zogenaamde Bruinhemden. Dat was op
een dag, dat ik met mijn oma Jacobi, op bezoek was bij haar zuster Therese
Ingermann, die in die tijd, samen met haar man Peter Legér, tegenover het
1
Hoofd-postkantoor van Aken woonde, schuin tegenover het Stads-theater.
Oftewel het opera huis.
Achteraf bezien, was dit mijn eerste ervaring met de Tweede Wereldoorlog.
Dat valt te verklaren UIT HET FEIT, dat ik toen getuige was van het voorbij
marcheren van colonnes " BRUINHEMDEN".
Oftewel, Hitlers Keurtroepen.
10-Mei 1940.
Van deze dag herinnering ik mij de kreten, de Duitsers zijn binnengevallen, en "het is oorlog".
Op diezelfde dag, zag ik een Duits vliegtuig, zo laag overvliegen, dat ik zowaar de
klinknagels kon zien op zijn vleugels.
Mijn volgende herinnering was het HAMSTEREN.
Als mensen rampen voorzien, gaan ze voedsel voorraden inslaan.
In die zin, heb ik dan ook bijgedragen aan het HAMSTEREN, door bij vorengenoemde slager
Hennen, in een rieten draagmand, voor tien Gulden, een vlees voorraad in te slaan voor
minstens twee weken.
Vertaald naar de huidige prijsverhouding, minstens voor twee honderd Euro.
In feite is dit een paniek reactie.
Op diezelfde dag, begaf ik mij naar de Hoofdstraat van Kerkrade, op het punt van de huidige
kruising met de Kruisstraat. ( Vroeger de Nullanderstraat).
Op dat punt, zag ik het Duitse leger aan mijn ogen voorbij stromen, als een colonne van;
met paarden bespannen huifkarren, groepen fietsende militairen, en daarnaast gewone
soldaten met geweer.
Als kind, zag ik alleen de romantiek hiervan in, niet beseffend wat dit alles voor enorme
ellende zou meebrengen voor de toekomst.
Voorlopig, bleef Kerkrade nog gespaard van oorlogs geweld.
Bij het uitbreken van de oorlog, was ik leerling op de Meester Absil School, gelegen aan de
Meester Absil-Straat aldaar.
Vandaag de dag, draagt de nieuwe school op deze plek, de naam van St. Lambertus school.
Destijds was het hoofd van de school Leo Bouwmans, en bezette met zijn school het linker
gedeelte van het gebouw.
Het rechter gedeelte werd bezet door de Openbare School, onder leiding van de Heer Beugels.
De speelplaats achter het gebouw, was strikt gescheiden.
De Rooms-Katholieke school van Bouwmans werd door de Duitsers gevorderd om er een
Duitse school in op te richten.
Bouwmans moest toen met zijn staf en leerlingen, verkassen naar het centrum van Kerkrade,
alwaar achter het toenmalige Sint Joseph Hospitaal, de vorengenoemde St. Lambertus school
was gehuisvest.
Daarnaast ook de M.U.L.O. (meer uitgebreid lager onderwijs), onder leiding van de Heer
Petrie.
De Mulo zat op de begane grond, de Lambertus onder leiding van Meester Franssen op de
eerste, en wij op de tweede verdieping.
2
We zijn iets verder in de tijd, als de geallieerden beginnen met het bombarderen van Duitse
doelen, zoals industrieën.
Later ook gewone steden.
Bij doelen vlak over de grens, waren navigatie fouten vaak de oorzaak dat de bommen
terechtkwamen op niet bedoelde plekken.
Zonder de bedoeling om compleet te willen zijn, noem ik slechts die gevallen die mij
persoonlijk bekend zijn.
De eerste die ik mij herinner, is de bom die terecht kwam voor het hoekhuis Meester
Absilstraat-Einderstraat.
Dit was wat men noemde een "blindganger", oftewel een niet ontplofte bom.
Het verhaal ging, dat een toenmalige kapelaan Reinaerts, boven op die bom was gaan zitten.
Gezien het feit dat die bom enige tijd later toch is ontploft, plaatst dit verhaal zich onder de
titel, "DOM".
Het totaal vernielde huis is in een heel andere stijl herbouwd.
Later heeft er een friture gezeten.
Luchtalarm was in die tijd een normaal verschijnsel, en betekende dat er geallieerde
vliegtuigen kwamen overvliegen richting Duitsland.
Voor de Kerkradenaren was een van de bekendste sirenes, die van 's-Hertogenrade.
In de volksmond genoemd, "DE KOUW VAN ROA".
Dit vanwege het feit, dat zij klonk als het geloei van een koe.
Ook niet te vergeten het verband, dat men verplicht was, op straffe van hoge boetes, om alle
licht af te schermen bij avond en nacht, om te voorkomen dat de geallieerden hier
herkenningspunten uit zouden kunnen afleiden.
Het tweede mij bekende voorval, betreft het huis van mijn grootouders Schupp.
Zij woonden destijds op het adres, Koestraat 61.
Op 31-Juli-1941, kwam er in hun achtertuin een bom terecht.
Deze blies de hele achtergevel eruit, en je kon de familie Schupp zowat in bed zien liggen.
Tijdelijk zijn ze toen verhuist naar de Veldkuilstraat 44 te Bleyerheide.
Op 4-November-1941, betrokken ze weer hun eigen woning.
Terzelfder tijd, zag je de Joden verschijnen met de beruchte Gele Ster.
Uit die tijd moet stammen, mijn herinnering dat in café Nulland, gelegen in de Nullanderstraat
tegenover de Ambachtstraat, op de zolder een berg schoenen, laarsjes en dergelijke lag
opgestapeld.
Iedereen kon daar uitzoeken wat van zijn gading was.
Vaag herinner ik mij dat ik met opa Jacobi daar op bezoek was.
Ook dat ik rubberen laarsjes gedragen heb, afkomstig uit deze voorraad.
Zonder enkel bewijs, alleen maar concluderend, besefte ik circa 50 jaar later, dat ik toen
mogelijk gelopen heb in laarsjes van een vermoord Joods kind.
Af en toe is dat voor mij een onverdraaglijk idee.
Dan vraag ik mij af, hoe stonden je ouders destijds tegenover een en ander ?.
Daarbij bedenkend dat opa Jacobi een fervent Duits hater was.
Een van zijn beroemde uitspraken was, de beste Duitser, heeft nog een paard gestolen.
Visionaire waarnemingen.
Zoals eerder genoemd, was ik boodschappen jongen van opa Jacobi (overigens de simpele
Latinisering van het woord Jacobs).
3
Bij het terugbrengen van gerepareerde schoenen van de Nonnen van Rolduc, is het mij enkele
keren overkomen, dat ik onderweg het geluid van een overvliegend vliegtuig hoorde, dat mij
het gevoel gaf, vannacht vindt er weer een aanval plaats.
En iedere keer kwam dit uit.
Ik heb hier geen enkele verklaring voor.
Volgens mij moet dit gezocht worden in een VOORVERKENNING.
Ik denk zeker te weten, dat ik op vandaag dat specifieke geluid zou herkennen.
De winters waren in de oorlogsjaren bijzonder streng.
Ik herinner mij, dat daarbij wel 40 centimeter sneeuw viel, en daarbij nog langdurig bleef
liggen ook.
Bakker en melkboer bezorgden toen nog met paard en wagen.
De paarden werden bij sneeuw, voorzien van speciale pinnen die in de hoefijzers werden
gedraaid.
Bij het langdurig liggen blijven van dikke sneeuwpakketten, werd de kar verwisseld door een
provisorisch soort grote slee.
Het moet in 1941, of 1942 gebeurd zijn.
In opdracht van opa Jacobi, was ik samen met mijn schoolvriend Frans Vreuls, op weg vanaf
de Nullanderstraat naar schoenmaker Crombach aan de Pannesheiderstraat te Bleyerheide.
Onderweg daarnaar toe, kwamen we langs het Dr. Ackens plein.
Daar was een jongeman van ongeveer twintig jaar, bezig met het naar binnen werken via het
keldergat, van een karrenvracht kolenslik. In het Limburgs, SCHLAM.
Een jongetje, jonger dan Frans en ik, was hem aan het pesten ?.
Gevolg, jongeman deelt een klap uit.
Daarna komt moeder jongetje in beeld, die in gevecht raakte met de jongeman.
Frans en ik vervolgden onze weg richting Crombach.
Terugkomend van mijn opdracht bij "Sjoester" Crombach, kwamen Frans en ik weer voorbij
het Dr. Ackensplein.
De jongeman, was nog steeds bezig met het naar binnen werken van de vracht kolenslik.
Op het moment dat wij dus voor de tweede keer passeerden, kwam er in een Duits uniform
gekleed persoon op de jongeman af.
En woordenwisseling volgde, die uitmondde in een vechtpartij.
Hierbij rolden beide personen over de kolenslik.
Op een gegeven moment trok de in Duits uniform geklede persoon zijn dolk, en begon
daarmee in te steken op de jongeman.
Hierop zijn Frans en ik weggerend. Wat wil je anders verwachten van 9 a 10 jarige knaapjes
?.
Op 23-April-2002, heeft Frans dat verhaal aan mij bevestigd.
Namen van betreffende personen te achterhalen is mij niet gelukt, wel dat de genoemde
jongeman het heeft overleeft.
Het bewijs hiervoor, is dat ik de betreffende persoon, later herhaaldelijk gezien heb, en daarbij
dacht, gelukkig heb je het overleefd.
Op 7-November-1944, kwam er een vliegtuig neer op het huis met no. 13 in de Bockstraat.
Daarbij kwam de dochter van een kennis van mijn moeder om het leven.
Die kennis was Maria Meys.
In verband met neerkomende bommen, bouwden vele mensen hun kelder om tot schuilkelder.
Daarbij te bedenken dat vroeger ieder huis een kelder bezat.
4
Daar velen in Kerkrade mijnwerker waren, die in de mijn veel met "stutwerk" te maken
hadden, kun je je wel indenken, dat thuis menig kunstwerkje tot stand kwam.
Heel goed herinner ik mij een van de bombardementen op Aken, dat op 8 Km van Kerkrade
verwijderd ligt.
In de deurpost staande, zag je een honderden meters hoge gloed van brandend Aken.
In die gloed, zag je steeds weer opnieuw hoe de geallieerde vliegtuigen naar beneden doken
om hun bommenlast af te gooien.
Opa Jacobi kende blijkbaar geen angst, en is zelden of nooit in de kelder gegaan om te
schuilen.
Zijn motto was, als het voor je bestemd is, ga je er toch aan.
Derhalve stond hij vaak, samen met buren, altijd buiten te kijken wat er allemaal gebeurde.
Daarbij was het SPEL, van de zoeklichten van de luchtafweer, erg spectaculair.
Tegen het einde van de oorlog hadden de Duitsers de VLIEGENDE BOM, oftewel de V-1
ontwikkeld.
Hiermee werd ondermeer Londen bestookt.
Door hun onbetrouwbaarheid, kwamen zij ook wel eens eerder omlaag.
Zo vermeldt de kroniek van het St. Elisabeth Stift te Kerkrade;
1944 ( Ausschnitt aus der Chronik St. Elisabeth-Stichting, Kerkrade).
Am 10. September nachmittags 4 ¾ Uhr fiel in unsere Wiese eine fliegende Bombe, ware sie
etwas weiter aufs Haus gefallen, so waren wir alle tot geblieben.
Diezelfde kroniek vermeld ook dat;
Am 2. Oktober kamen die ersten Amerikaner ins Haus.
Op deze datum kom ik uitvoerig terug, in verband met het verhaal van Danny Whitcher.
Op 17-September-1944 had het 120' Regiment van de Old Hickory Divisie Westelijk
Kerkrade bevrijd.
Het front bleef steken onder andere op de Schifferheide, waar de oeroude boerderij met
dezelfde naam staat.
Daar hadden de Amerikanen een dubbele rij landmijnen op de weg gelegd.
Vele Kerkradenaren, waaronder ikzelf, zijn in die dagen vanuit Kerkrade daarnaar toe
gewandeld, en kwamen terug met Chesterfield, Camel en andere soorten sigaretten.
Als je het bedenkt, een gekke toestand in een oorlog.
In die laatste dagen voor de bevrijding, herinner ik mij, dat er in de Ambachtstraat, een Duitse
tank stond.
Het bizarre hierbij is de herinnering, dat een Duitse soldaat met een tandenborstel de voegen
van de straatstenen moest poetsen. Waarschijnlijk als straf voor een of ander knullig vergrijp.
Op 25-September-1944 komt het bevel aan alle inwoners van Oostelijk Kerkrade, om te
evacueren naar reeds bevrijd gebied.
Ook de familie Jacobi, bestaande uit opa en oma en ikzelf, en daarnaast mijn moeder, zus Mia
en broer Hub, vertrokken richting Kaalheide.
In een trekwagen waren de hoogst noodzakelijke spullen gepakt.
Daaronder een paar flessen melk.
Ter hoogte van Wijnens Bazaar, op de hoek Grupellostraat en Einderstraat, bleek een van die
flessen leeggelopen te zijn.
Opa Jacobi pakte de lege fles op, en gooide die naar de kant van de weg, richting voornoemde
bazaar.
5
Toevallig stond daar een Duitse soldaat, met aan zijn schouder hangend zijn geweer.
Ik zag hem verbaasd kijken, en ik dacht, als hij dat ziet als een op hem gerichte actie, dan gaat
het mis.
Gelukkig negeerde hij deze actie, en wij trokken verder.
Via de Stationstraat, het spoor over en dan richting Kaalheide (Schifferheide).
Daar passeerden we de vorengenoemde linie met de Amerikanen.
Op dat punt herinner ik mij dat opa iemand van de O.D. ( Orde Dienst ) aansprak om er op te
wijzen dat er zich een bepaald VERKEERD persoon in de colonne bevond.
Waarschijnlijk een N.S.B. 'r.
Tussendoor, een broer van mijn moeder, oom Alfons, was toen ook actief als O.D.'r, en is
later nog actief geweest als onder commandant van de O.D. in Kerkrade.
De jongste zus van mijn moeder Johanna, was toevallig net voor de evacuatie terecht
gekomen op het adres van haar toenmalige verloofde, Jacob de Jong.
Zijn ouders hadden een graanhandel aan de Kampstraat, tegen over de Heiluststraat.
Zijdelings, mijn ouders hadden gewoond in die Heiluststraat, tot aan mijn vaders dood, op 13
December 1931.
Daardoor hebben mijn tante en Jacob de Jong elkaar leren kennen.
Genoemde trekwagen werd, voor zover ik mij kan herinneren, voornamelijk door mij
getrokken.
Daarbij kan ik mij vaag voorstellen, dat afwisselend mijn oma, mijn ( blinde) moeder en mijn
zus daarbij geholpen hebben.
De tocht vervolgend, kwamen we ter hoogte van Imstenrade toevallig achter een van de
bakkerswagens terecht van bakker Plummen uit Kerkrade.
Dat was DE bakker voor opa en oma.
Bij die bakker heeft in de oorlog, Wil Schupp, tienduizenden zegels geplakt, die nodig waren
om brood te kunnen kopen.
Beloning, kwam ten goede aan mijn grootouders.
Uiteraard was de trekkracht van die wagen, een paard.
Mijn slimmigheid bestond erin, om een van de handvaten van onze trekwagen, te HAKEN
achter de achterkant constructie van de bakkerswagen.
Zodoende werd onze trekwagen kosteloos voortgetrokken tot op Ubachsberg.
Vlak voor Huls, waren we nog getuige van een verschrikkelijk gebeuren.
De Duitsers hadden kort ervoor, granaten afgevuurd op de evacuerende colonne.
Daarbij zijn de nodige doden gevallen.
In Ubachsberg aangekomen, was de avond al gevallen, en we bleven overnachten in een café,
gelegen op de hoek van de Kerkstraat ?? nummer en Hunssestraat.
Het slapen gebeurde op inderhaast aangebrachte stro balen.
Hieromtrent valt op te merken, dat zich daar iets merkwaardigs heeft afgespeeld.
Dat betreft het gebeuren dat een O.D. man, een handgranaat kwijt was.
Meer dan 50 jaar dacht ik, dat mijn oma diegene was die daarop geslapen had.
In 1999, beweerde mijn zus, dat zij diegene was.
De discussie in het midden latend, houd ik het op mijn visie.
6
Waarschijnlijk onder invloed van mijn oom Alfons, kregen we daarna de gelegenheid, om
vanaf Ubachsberg onze weg te vervolgen via de Daelweg en Benzenraderweg naar Heerlen.
Daar hebben we tijdelijk onderdak gevonden bij de broer van opa, Hub Jacobi.
Deze was de beheerder van het badhuis in de Nobeldwarsstraat te Heerlen.
Onderweg in de genoemde Daelweg te Ubachsberg, kwamen we de daar gelegerde
Amerikanen tegen.
In zie ze nog worstelen met hun voertuigen, die vast kwamen te zitten in de glibberige helling
weiden. Met hun lieren op de auto's, was de een bezig met het lostrekken van de ander.
Iets verderop was de plaats waar hun verkenningsvliegtuigjes stonden, de beroemde
Pipercups.
Terug naar het badhuis.
Daar herinner ik mij van dat er duizenden Amerikanen kwamen baden.
Dat gebeurde in een deel van het badhuis, voor gezamenlijk douchen.
Aan de geluiden te horen hadden zij daar kennelijk veel plezier.
Hun vuile kleren lieten zij achter, daar zij kennelijk van nieuwe werden voorzien door de
legerleiding.
Dat resulteerde in een berg kleding en sokken, waarvan ik niet weet wat daarmee gebeurde.
Wel weet ik dat ik jaren later nog legersokken gedragen heb, met daarnaast zo een wollen
legerpetje met klep.
Vanuit het badhuis, gingen we ook wel eens eten halen uit de gaarkeuken aan het Bekkerveld.
Erwten soep is wat mij het sterkst herinnerd daaraan.
Later heb ik aan datzelfde Bekkerveld, aan de H.T.S. gestudeerd.
Vanaf het badhuis, ben ik samen met mijn opa, 3 of 4 keer richting Kerkrade vertrokken.
Dat alles met de bedoeling dat opa zich zorgen maakte over zijn huis, zijn konijnen en zijn
kippetjes die hij had moeten achterlaten.
Op een of twee van die tochten, verzeilden wij bij onze melkboer Brouwers, die woonde aan
de Hammijnstraat te Kerkrade.
Daar hebben we toen overnacht.
Achter in de fruitwei, stond een zwaar Amerikaans kanon, dat om de zoveel tijd een schot
loste.
Iedere keer dacht ik, nu stort de boel hier in elkaar.
Juni 2007, staat de zaak er nog steeds zo bij als toen.
Grappig is, dat een van de dochters van Brouwers later kraamhulp is geweest bij de geboorte
van een van mijn zonen.
Dat was toen we woonden in de Maria Gorettistraat te Kerkrade.
Overigens was Brouwers ook de man die de konijnen kwam slachten voor mijn opa.
Van die heb ik het dan ook geleerd, hoe konijnen en kippen te slachten.
Hij was ook een van de eerder genoemde melkboeren, die in de strenge winters zijn melk
bezorgde met een provisorische slede.
Marcel, een van zijn zonen, had de praktijk overgenomen van zijn vader, en was later onze
melk en boter leverancier.
Dat bleef hij ook toen we verhuisden naar de Directeur Geurtsstraat.
Terug naar de volgende poging van opa Jacobi, kom ik op het verhaal, dat we onderweg naar
Kerkrade ter hoogte van het huidige sportcomplex Kaldenberg te Molenberg, geconfronteerd
werden met Duitse vliegtuigen in de lucht.
Onze reactie was, om weg te duiken in de naast de weg gelegen greppel.
Iets later kwamen we aan bij het kruispunt, Kaalheider Steenweg, Herenanstelerweg.
7
Twee belangrijke gebeurtenissen staan mij daarbij voor ogen.
Ten eerste, vanaf dat punt kon je zien, dat er met vlammenwerpers werd gewerkt in de
spoorwegdijk van het MILJOENENLIJNTJE.
Ten tweede, op het moment dat we daar stonden, kwam er op de Herenanstelerweg omhoog
gereden, een Amerikaanse Jeep met aanhanger.
Op de aanhanger gelegen het lichaam van een Amerikaans militair, bedekt door een half
tentzeil over zijn bovenlichaam.
Voor mij het schokkende bericht, hier gaat een gesneuvelde voorbij.
Eerlijk gezegd, het schokkende kwam pas veel later bij mij op.
Uit later onderzoek, is mij gebleken, dat het hierbij ging om de gesneuvelde Daniel Albert
Whitcher.
Deze werd toen afgevoerd naar Henri Chappelle in België, om aldaar in eerste instantie te
worden begraven.
Later is hij in Amerika herbegraven in het graf van zijn ouders.
Dit moet op 2-Oktober-1944 geweest zijn, hetgeen ik heb afgeleid van het volgende;
Enkele maanden later was ik met opa in het Stift bij de nonnen.
Zeer waarschijnlijk uit de mond van Moeder Overste Krug, vernam ik toen dat zij met enkele
nonnen en de rector, onder de keldertrap verscholen zaten, toen er twee Amerikanen met het
geweer in de aanslag naar binnen kwamen.
Een van de twee zag dat hij met Katholieken van doen had, en liet zijn eigen kruisje zien.
Na van de nonnen nog een medaille te hebben gekregen, vertrokken zij door de achterdeur
naar de tuin.
Daar werd enkele momenten later, Danny Whitcher door een kogel in zijn hoofd getroffen.
Gezien de latere verslagen, waren de verwondingen afgrijselijk.
Dat is de reden dat de nonnen vertelden, "dat hij met afgeschoten hoofd" was komen te zitten.
De rest van het verhaal over Danny is terug te vinden in mijn, "D.W. Het verhaal van een van
onze bevrijders".
Na de bevrijding van Kerkrade keerden de bewoners successievelijk naar hun huizen terug
Maar voor het zover was, was het mijn opa toch gelukt om al eerder naar zijn huis terug te
keren.
Door zijn connectie met de nonnen van het Hospitaal, kon hij een keer meerijden met de
ziekenauto, die nog regelmatig reed tussen de ziekenhuizen van Heerlen en Kerkrade.
Later hoorden we van hem, dat de heer Gladky (een Rus die tegenover ons woonde, samen
met zijn Nederlandse vrouw, stiefzoon en dochter) nooit weg was geweest.
Ook hadden ze beiden meegemaakt dat de Duitsers weer terug waren voor korte tijd.
Ter aanvulling op het voedselpakket, moest ik wekelijks een tocht naar boer Lanckohr maken,
om er twee liter verse koemelk op te halen.
Daarbij moest ik door de grote tunnel in de Wijngracht gelegen.
Ongeveer halverwege stonden twee Amerikanen op wacht, om het doorgaande verkeer te
controleren.
Iets verderop stond een pantser voertuig ingegraven.
Ter plekke waar zij stonden, hadden ze vanwege de kou, een korfachtige kachel als
brandhaard.
De brandstof bestond uit meubileer, waarschijnlijk afkomstig uit huizen van Duitsers en
N.S.B.ers.
8
Als slot het verhaal, waarbij ik ben weggelopen van huis, omdat ik een onredelijk pak slaag
gekregen had, vanwege een paar leemplekken op mijn broek.
Het zat zo;
Langs het Mijnspoor van de Domaniale Mijn, tussen de Kruisstraat en de Reyserkuilenstraat,
hadden de Amerikanen een "voedsel verdeelpunt".
Dit stuk weg maakt nu deel uit van de huidige Mijnweg.
Af en toe hadden we geluk dat we iets kregen toegestopt door de Amerikanen, de ene keer
was dat een blok chocolade, de andere keer een noodrantsoen (een in een soort was gedrenkte
rechthoekige platte doos, waarin een blikje kaas, biscuits, koffie poeder, limonade poeder en
nog wat spulletjes zaten).
Samen met Frans Vreuls, groeven we in de berm achter hun tuin, die grensde aan voornoemde
weg, een zogenaamde "schuttersput".
Voor de afdichting gebruikten we de grote dozen, waarin de Amerikanen hun voorraden
aanvoerden. ( ondersteund door stokken).
Ook hier zien we de bescherming tegen water, want dat karton van die dozen bestond uit
lagen papier die afgewisseld werden door bitumen.
Hoe dan ook, bij dat graven had ik dus mijn broek lichtelijk vuil gemaakt.
Dit resulteerde bij thuiskomst op een flink pak slaag.
Op een paar oude Zug Schuhe, dat zijn hoge schoenen, met ter hoogte van de enkels ingelaste
elastieken, vertrok ik met de bedoeling om mij aan te melden bij de Vloot.
( Wat een jongensdroom ?).
Op de Krichelberg, heb ik diep zitten nadenken.
Daarna ben ik teruggegaan naar onze SCHUTTERSPUT.
Later bracht Frans Vreuls mij nog een appel.
We hadden ook een of ander oliepitje georganiseerd, dat ik daarna vaker heb ontstoken.
Later kwam mijn oom Alfons nog langs, die herhaaldelijk mijn naam riep, van Willie, Willie.
Kennelijk is het niet bij hem opgekomen, om te komen kijken of ik uiteindelijk toch niet in
dat schuttersputje verscholen zat.
Daar het die nacht voortdurend bleef regenen, bleek dat Frans en mijn bouwkundige
inzichten, tekort bleken te schieten.
Wat bleek, onze constructie bleek was niet waterdicht.
Dat heeft mij genoodzaakt om plusminus 4 uur 's-nachts, huiswaarts te keren, maar niet naar
Nullanderstraat 58, maar naar mijn moeder die woonde in de Nullanderstraat 70.
Vraag is, hoe zou het verder gegaan zijn, als het niet geregend had ???.
Jammer genoeg vermelde ik hiervoor, "tot slot".
Gaarne wil ik toevoegen het verhaal van een houtcontainer, die gebruikt werd om daarin aan
te voeren, de zogenaamde CARRIERS.
Dit was een heel klein pantser voertuig.
In de Ambachtstraat werden de voertuigen aangevoerd, ontdaan van hun omhulsel, en
afgevoerd.
De containers, lieten de Amerikanen over aan de bewoners.
Ik was een van diegenen, die beslag wist te leggen op een onderdeel van zo een container.
Hoe weet ik niet meer, maar ik had mijn opa ingeseind dat ik een buit had.
In afwachting van zijn komst, eiste iemand mijn BUIT op.
Ik bleef echter parmantig staan op mijn buit, en schreeuwde, DIT IS VAN MIJ.
Gelukkig kwam opa snel daarna dichterbij, en bedreigde daarbij met een bijl mijn belager,
met de mededeling dat hij hem zijn kop zou inslaan als hij mijn buit niet vrijgaf.
Het resultaat hiervan is, dat het hout jarenlang opgeslagen is geweest boven de
buitengeplaatste W.C. van Nullanderstraat 58.
9
Toen de jongste dochter van mijn opa, ging trouwen met Jacob de Jong, kreeg hij
toestemming van mijn opa, om dit hout te gebruiken om er meubelstukken van te maken.
Zogezegd zo gedaan.
Later hebben zij er nog winst op gemaakt, door het te verkopen aan mijn moeder.
Hierbij afsluitend, het verhaal van Wereld-Oorlog 2,
Zoals beleeft door Wil Schupp, geboren 19-Januarie-1932. Te Kerkrade.
Voorlopig afsluitend op 19-Juni-2007.
Aanvullen met benzine en politie, en gevonden kogels en daarnaast fosforblaadjes.
10
Download