Onderzoek naar de toepassing van digitaal licht in de theaterbelichting

advertisement
-
0|P a g i n a
-
0|P a g i n a
Colofon
Auteur
›
Tiedo Wilschut
Scriptiebegeleiding
›
Uri Rapaport
Scriptiecoördinatie
›
Melissa van Geldere
›
Mirjam van Gogh
›
Daphne Richter
Interviews
›
Lida Ammerlaan
›
Henk-Jan van Beek
›
Jan Fedinger
›
Arjen Klerkx
›
Peter Missotten
›
Reier Pos
›
André Pronk
›
Uri Rapaport
›
Tom Verheijen
Print
›
Martin de Vries
Foto kaft
Moederzielalleen. Producent Art & Vision. Concept, video- en lichtontwerp André Arends. Choreografie Eva Baumann.
Illustraties
Waar mogelijk is toestemming gevraagd voor het plaatsen van het illustratiemateriaal. Bij de keuze van het
illustratiemateriaal is zoveel mogelijk getracht de daarop berustende auteurs- en publiciteitsrechten te ontzien, de bron te
vermelden en de bij de auteur bekend zijnde rechthebbende te informeren.
© Tiedo Wilschut, Purmerend, juni 2008
Niets uit deze scriptie mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op
welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.
No part of this thesis may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written
permission from the author.
COL OF ON -
1|P a g i n a
2|P a g i n a
Digitaal Belicht
Onderzoek naar de toepassing van digitaal licht in de theaterbelichting
Tiedo Wilschut
Scriptie in het kader van de Opleiding Theatermaker; Techniek & Theater (OTT) aan de
Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK)
-
3|P a g i n a
“Video is een lichtbron. Hoe die lichtbron wordt gebruikt, is afhankelijk van de
voorstelling. Maar met elke vorm van licht(bronnen) kunnen we belichten en dat
moet een lichtontwerper te allen tijde omarmen.”
Niko van der Klugt | Lichtontwerper
4|P ag i n a
Voorwoord
Op 14 mei 2007 liep ik vol nieuwsgierigheid door de gebouwen van het Mediapark in Hilversum. Die
dag was er in Studio 24 een demonstratie van de workshop ‘Digitaal licht’, georganiseerd door het
Instituut Lichtontwerpen (ILo) in samenwerking met de Vereniging voor Podiumtechnologie (VPT) en
Dutchview.
‘Digitaal licht’, een inspirerende term. Van te voren had ik in de Zichtlijnen, een vakblad op het
gebied van theatertechniek, een artikel gelezen over deze workshop 1. De kop “A NDERE DENKWIJZE”,
en met name de zin “Ook het toepassen van beamers, anders dan voor het projecteren van plaatjes
komt in aanmerking voor een onderzoek.” maakte mij nieuwsgierig genoeg om vol enthousiasme de
zaal van Studio 24 in te stappen.
Het eerste wat ik zag stelde mij teleur. In de ruimte zag ik namelijk behalve een hoop dure –zeg
maar gerust onbetaalbare- spots een aantal grote projectieschermen hangen. De indruk die dit gaf
over de vorm van de presentatie bleek helaas juist te zijn. De hele presentatie bleek een demonstratie
van de nieuwste technieken op het gebied van mediaservers, beamers die konden bewegen en
software die plaatjes in dimmerwaardes kon omzetten. Maar over een ‘andere denkwijze’ was
weinig sprake, en de beamers lieten hun kunstjes, op een enkele keer na, gewoon weer als altijd zien
op een mooi strak projectiescherm. Een beetje teleurgesteld ging ik aan het einde van de dag weer
naar huis.
Wat ik in de term ‘digitaal licht’ zag, was iets anders dan waar de term voor bleek te staan. Ik had
gehoopt te zien hoe lichtontwerpers videobeelden zouden gebruiken om decor en acteurs te
belichten, maar op deze presentatie bleek het een techniek te zijn om video aan te sturen met een
lichtcomputer. Ik kon mij overigens ook geen voorstelling herinneren waarin video op die manier
gebruikt werd. Waarom eigenlijk niet? Deze vraag maakte mij nieuwsgierig. Hoe zal zich dit
ontwikkelen in de toekomst? Een scriptieonderwerp was geboren.
1
Geest, Henk van der, Digitaal licht, Breed onderzoek naar technische en artistieke mogelijkheden, Zichtlijnen 111,
mrt. 2007
VOORWOORD 5|P a g i n a
Inhoudsopgave
Colofon ............................................................................................................................ 1
Voorwoord ..................................................................................................................... 5
Inhoudsopgave .............................................................................................................. 6
Inleiding.......................................................................................................................... 9
Hoofdstuk 1 - Digitaal licht; een technische ontwikkeling .........................................11
Wat is digitaal licht?............................................................................................................................... 11
Geschiedenis.......................................................................................................................................... 11
Mediaservers ........................................................................................................................................ 13
Protocollen....................................................................................................................................... 14
Een lichtcomputer en mediaserver in één ..................................................................................... 16
Het weergeven van video.................................................................................................................... 18
Videoprojectoren ............................................................................................................................. 18
LED.................................................................................................................................................... 22
Pixelmapping ................................................................................................................................... 22
Toepassing van digitaal licht ............................................................................................................... 23
Hoofdstuk 2 - Het enquêteonderzoek........................................................................ 25
De enquête ........................................................................................................................................... 25
Digitaal licht? .................................................................................................................................... 31
Doelgroep ............................................................................................................................................. 31
Hoofdstuk 3 - Uitkomsten van het enquêteonderzoek ............................................ 33
Deelnemers .......................................................................................................................................... 33
Ervaringen ............................................................................................................................................ 35
Mogelijkheden .....................................................................................................................................39
Belemmeringen .................................................................................................................................... 41
Toekomstverwachtingen .................................................................................................................... 43
6|P a g in a
Hoofdstuk 4 - Digitaal licht als belichtingsinstrument. ............................................ 45
Ervaringen van Lichtontwerpers ........................................................................................................ 45
André Pronk ..................................................................................................................................... 45
Uri Rapaport .................................................................................................................................... 47
Video gebruiken voor theaterbelichting: waarom en waarom niet? ................................................48
Onbeperkte mogelijkheden? ..........................................................................................................48
2D projectie in een 3D wereld. ........................................................................................................49
Dansen met licht ..............................................................................................................................49
Video maakt licht realistischer ........................................................................................................ 50
Interactief ........................................................................................................................................ 50
Kwaliteit van beamerlicht ............................................................................................................... 52
De praktijk ........................................................................................................................................ 53
Nieuwe mogelijkheden ................................................................................................................... 55
Toekomstdromen ................................................................................................................................ 56
Hoofdstuk 5 - Lichtontwerp of video-ontwerp? ........................................................ 59
Video in theater: waarom? .................................................................................................................. 59
Video: een tijdelijke hype of een blijvende vernieuwing? ............................................................. 61
Lichtontwerpers maken gebruik van videocontent .......................................................................... 62
Samenwerking tussen video- en lichtontwerpers ......................................................................... 65
Twee disciplines komen samen ...................................................................................................... 67
Eindbeschouwing......................................................................................................... 70
Bibliografie ................................................................................................................... 72
Interviews ..................................................................................................................... 74
Dankwoord ................................................................................................................... 77
I N H OUDS OP G A VE -
7|Pa g i n a
“Video zal de belichting binnensluipen omdat het goedkoper wordt. Alles wat
kan, moet. Kijk maar naar die kleurenwisselende ledverlichting op nieuwe grote
gebouwen. Het moet omdat het kan. “
Peter Missotten | Regisseur
8|P a g in a
Inleiding
Vandaag de dag kunnen we er niet meer omheen. Video is het theater binnengedrongen, en hoe. Er
zijn waarschijnlijk weinig theatermakers meer die nog nooit video hebben gebruikt in een
voorstelling. Waarom? Omdat het kan. Waar vroeger videobewerking alleen was weggelegd voor de
speciaal daarvoor ingerichte televisiemontagestudio’s, kan nu iedereen met een pc thuis de meest
geweldige filmpjes in elkaar knutselen. Koop er voor 800 euro een beamer bij en voilà, we hebben
video in het theater.
Huidige ontwikkelingen op het gebied van “digitaal licht” hebben ervoor gezorgd dat
lichtontwerpers met hun lichtcomputers live videocontent 1 kunnen oproepen en manipuleren en zo
de projectie kunnen aanpassen aan de rest van het licht. Maar het gaat verder. Door het krachtiger
worden van de computers wordt het gebruiken van video steeds toegankelijker. Lichtontwerpers zijn
vandaag de dag in staat om zelfstandig uitstapjes te maken naar de discipline van de videoontwerper, en video te gebruiken als belichtingsinstrument.
Deze scriptie is voor iedereen die zich interesseert in het toepassen van digitaal licht in een
theaterbelichting. Het is een onderzoek naar de vraag “Zal video in de toekomst meer gebruikt
worden als instrument voor belichting in het theater in Nederland?”. Om deze vraag te beantwoorden
heb ik onderzocht wat het begrip digitaal licht nu precies inhoudt en of de techniek vruchtbaar is om
te gebruiken als belichtingsinstrument in het theater. Om dit laatste te onderzoeken vroeg ik
lichtontwerpers en andere theatermakers naar hun ervaringen en toekomstdromen. Ik probeer te
verklaren waarom er op dit moment nog zo weinig gebruik wordt gemaakt van deze toepassing en te
voorspellen hoe dit zich in de toekomst zal ontwikkelen.
In deze scriptie worden de meningen weergegeven van een groot aantal Nederlandse en Belgische
theatermakers die ik via enquêtes en interviews heb gevraagd naar hun visie over dit onderwerp.
Hierbij heb ik geprobeerd zelf zo neutraal mogelijk te blijven en zowel voorstanders als tegenstanders
aan het woord te laten.
1
videocontent: het beeldmateriaal dat naar de weergever wordt gestuurd.
I N L EI D I N G -
9|P a gi n a
10 | P a g i n a
Hoofdstuk 1
Digitaal li cht; een techni sche ontwi kkeling
Close-ups van de artiesten op
diverse projectieschermen.
Videocontent is bewerkt met de
mediaserver ‘Catalyst’ van High
End om een eenheid te vormen
met de rest van de belichting.
Voorstelling Radiohead tour
[2006]
Op 6 juni 2005 werd er tijdens de Themadag Vormgeving & Techniek in theater de Orpheus in
Apeldoorn een demonstratie gegeven van een relatief nieuwe techniek, aangeduid met de term
‘digitaal licht’. Lichtfabrikant High End demonstreerde een systeem waarbij bewegende
videoprojectoren werden aangestuurd door een lichtcomputer. Deze manier van video aansturen zou
het mogelijk maken om veel flexibeler en sneller met video te werken. We hadden te maken met een
nieuwe generatie lichtapparatuur. Of was het een nieuwe generatie videoapparatuur? Wat verstaan
we nu eigenlijk precies onder de term ‘digitaal licht’?
Licht- en showontwerp Andi Watson
F OTO ED JACKSON
Wat is digitaal licht?
In tegenstelling tot wat de naam misschien doet vermoeden, is digitaal licht niet per definitie een
nieuwe manier van belichten. Digitaal licht is een techniek waarbij videocontent met een lichttafel
gemanipuleerd kan worden. Deze videocontent kan vervolgens geprojecteerd worden of
weergegeven worden op een scherm. Ook kan het gebruikt worden voor het aansturen van LEDs,
RGB en CMY armaturen of zelfs conventionele dimmers door middel van “pixelmapping” 1. Of de
videocontent uiteindelijk gebruikt wordt om te belichten of om zichtbaar te maken op een scherm
staat los van het begrip digitaal licht. Het is een techniek, niet een toepassing. Het feit dat de techniek
op zoveel manieren toegepast kan worden maakt het een veelzijdig hulpmiddel voor hen die er voor
open staan.
Geschiedenis
Zoals bij veel technische ontwikkelingen die we in het theater vinden het geval is, vindt ook digitaal
licht zijn oorsprong in de pop- en evenementenindustrie. Bij grote evenementen is het wenselijk om
grote videoschermen op te hangen met daarop de live opgenomen beelden van de artiest, waardoor
het publiek achteraan net zoveel kan genieten van hun idolen als het publiek dat vooraan staat. In het
begin was dit alleen mogelijk met videomuren, bestaande uit samengestelde weergevers als VGA of
1
Zie paragraaf “Pixelmapping”, pagina 22
HOOF DSTUK 1 - DI G I TA A L
L I CH T ; E E N T E C HN I S CH E O N T W I K K EL I N G
11 | P a g i n a
LCD monitoren of backlight beamers. Maar gelukkig zorgde de introductie van de LED-wall ervoor dat
de schermen steeds feller en daardoor beter zichtbaar werden voor het publiek.
Met het feller worden van de videoschermen kwam er een nieuw probleem om de hoek kijken. De
hoeveelheid licht die de schermen produceerden kon concurreren met het licht afkomstig uit de
schijnwerpers. Doordat het licht en de videobeelden door verschillende mensen bediend werden was
er vaak weinig samenhang te vinden tussen het licht, afkomstig van de videoschermen en het licht,
afkomstig van de schijnwerpers.
Dit probleem werd deels opgelost met het gebruik van SHOWCONTROL systemen. Met showcontrol
was het mogelijk om de timing van verschillende systemen als licht, geluid en video aan elkaar te
koppelen. Zo kon de persoon achter de lichttafel bijvoorbeeld met één druk op de knop tegelijk met
zijn lichtstand een videofilmpje laten starten. Hierdoor waren er in sommige gevallen ook minder
personen nodig, wat met name in de entertainmentsector financieel gezien een voordeel was.
Complexere videobewerkingen moesten echter vooraf gemaakt en veelal door een computer
berekend worden. Met het sneller worden van de computers werd het steeds beter mogelijk om
video live te manipuleren. Softwarepakketten als I SADORA van Troika Tronix maakten het mogelijk
videocontent live te manipuleren, gebruik makend van onder meer MIDI showcontrol.
Een volgende stap was de mediaserver: een computer, speciaal uitgerust voor
videobewerking, met de mogelijkheid om via dmx 1 alle of een gedeelte van de
parameters aan te sturen waarmee de bewerking van de videocontent werd bepaald. Dit
systeem maakte het bijvoorbeeld mogelijk om op een lichttafel zowel de kleur en
intensiteit van het geautomatiseerde licht te manipuleren, als wel de kleur van het licht
afkomstig van de videoschermen. Hierdoor kreeg de lichtontwerper weer controle over
het hele lichtbeeld, en kon de videoartiest vrijuit content maken zonder zich zorgen te
hoeven maken over het totaalbeeld. In sommige gevallen kon het bedienen van de video
vanuit de lichtcomputer een videotechnicus besparen. De kostenbesparing die dit met
zich mee bracht was een katalysator in de ontwikkeling van de mediaservers en het
daaruit voortgekomen begrip digitaal licht.
1
Dmx: dataprotocol dat gebruikt wordt voor de communicatie tussen een lichtcomputer en lichtapparatuur als
dimmers, bewegend licht, rookmachines etc.
12 | P a g i n a
Mediaservers
Een mediaserver is in wezen niet veel meer dan een krachtige computer voorzien
van software die het mogelijk maakt om live videocontent, zowel afkomstig van een
harde schijf als van een live input, in real time te bewerken en te verspreiden over één
of meer weergevers. Hierbij wordt de lichtcomputer gebruikt als een soort
geavanceerde afstandsbediening. Mediaservers ontwikkelen zich in een hoog tempo
en worden door steeds meer fabrikanten gemaakt. Enkele bekende voorbeelden zijn
de A XON van High End (de opvolger van de C ATALYST), PANDORA’ S B OX van Coolux en de
H IPPOTIZER van Green Hippo.
De mediaserver wordt aangestuurd met de lichttafel via het nu nog veelgebruikte,
maar enigszins verouderde, dmx-protocol of via andere protocollen als MIDI
showcontrol en Art-Net. De mediaserver zet de waarden van de uitgestuurde kanalen
om in parameters waarmee beeldmateriaal wordt gekozen en bewerkt. Hierdoor is
het mogelijk om bijvoorbeeld de afspeelsnelheid, de kleurtoon, intensiteit, contrast,
vervorming etc. van de videocontent te controleren met de lichtcomputer.
In deze show werd gebruik
gemaakt van DL2 videoprojectoren
van High End om een projectie op
de achterwand te realiseren.
Begrijpelijk is dat er een groot aantal parameters nodig is om alle mogelijke bewerkingen te kunnen
maken, zeker gezien het feit dat het dmx-protocol slechts 256 waarden per kanaal kent. Voor een
enkele laag video zijn er soms al meer dan 40 parameters nodig. Een mediaserver kan vaak 3 tot soms
wel 16 videolagen tegelijk hanteren, waardoor het aantal dmx-kanalen meteen al akelig dicht in de
buurt komt van de 512 kanalen die een dmx-universe 1 omvat.
Voorstelling The Muse U.S. tour
[2006]
Licht- en showontwerp Oli Metcalfe
MET DANK AAN HIGH END SYSTEMS VOOR
HET BESCHIKBAAR STELLEN VAN DE FOTO.
De huidige generatie lichtcomputers is vaak niet goed uitgerust voor het omgaan met complexe
mediaservers met dergelijke hoeveelheden parameters. Deze lichtcomputers zijn gemaakt om
dimmers en bewegend licht aan te sturen die vaak aan 16 dmx-kanalen genoeg hebben. De wat
geavanceerdere spots hebben er wel wat meer. Neem als voorbeeld de VL3500Q SPOT van Vari*Lite
met 31 kanalen. Omdat de meeste lichttafels niet beter weten, wordt ook de mediaserver als een
fixture gepatched. 2 Een mediaserver als de Hippotizer gebruikt bij een instelling van 4 lagen video 250
1
Dmx universe: de verzameling van de 512 kanalen die volgens het dmx-512 protocol over één 3-aderige dmx
kabel kan worden verstuurd.
2
Fixture: Een apparaat dat aangestuurd kan worden door een lichtcomputer, meestal een dimmer of een spot.
Wanneer men praat over het ‘patchen van fixtures’ bedoelt men het aan de lichtcomputer vertellen welke
apparaten hij aanstuurt en naar welke adressen deze apparaten luisteren.
H O O F D S T U K 1 - D I G I T A A L L I CH T ; E E N T E C HN I S CH E O N T W I K K EL I N G 13 | P a g i n a
dmx-kanalen voor één video-output. Niet verwonderlijk is het dan ook dat er een hoop gebladerd
moet worden om de juiste parameters onder de juiste wielen op de lichttafel te krijgen. Bovendien is
er op deze manier één dmx-lijn nodig per twee outputs op de mediaserver. Het aantal dmx-kabels dat
vanaf de FOH1 gaat lopen als het podium vol hangt met beamers zal daardoor erg groot worden.
Protocollen
Voor dit probleem zijn meerdere oplossingen mogelijk. De meest voor de hand liggende is het
overstappen naar een ander protocol. Dit heeft echter consequenties: als er een nieuwe standaard
zou komen, moeten zowel de fixtures als de lichtcomputers aangepast worden. Momenteel heeft
een protocol gebaseerd op het ethernetinterface een grote aanhang, omdat het in
computernetwerken veelvuldig wordt gebruikt en daardoor beschikbaar en goedkoop is. Een veel
gebruikt protocol is A RTN ET.
Toen bewegend-lichtarmaturen goedkoper werden en meer parameters kregen, ontstond het
probleem dat de dmx-lijnen niet genoeg kanalen konden aansturen wanneer er grote hoeveelheden
spots werden gebruikt. ArtNet is een protocol dat een bundeling van een aantal dmx-universes over
één ethernet kabel mogelijk maakt. Het is in wezen niets meer dan een digitale dmx-multikabel. Dit
maakt het protocol breed inzetbaar: de dmx-aangestuurde apparaten hebben geen of slechts een
kleine aanpassing nodig om via ArtNet hun dmx-data te ontvangen. Het aantal universes is in principe
onbeperkt, maar het systeem wordt trager naarmate er meer data worden verzonden. Het ArtNet
Protocol schrijft voor dat het afgeraden wordt om meer dan 20 dmx-universes over een
ethernetkabel te sturen. De meeste mediaservers ondersteunen inmiddels ArtNet.
Helaas bestaat er nog geen standaardprotocol. Wel bestaan er talloze fabrikantgebonden
protocollen, ontwikkeld om de apparaten van de fabrikant efficiënter met elkaar te laten
communiceren. Zo is er P ATHPORT, ETC NET, MA-NET en ACN. ACN is in zoverre vernieuwend dat het
geen gebruik meer maakt van het dmx-protocol. Het is een geheel andere taal die onder andere de
mogelijkheid biedt om respons van de fixtures terug te sturen naar de lichtcomputer. Door deze taal
kan de lichtcomputer zien of een spot de opdrachten ontvangen heeft, kan hij waarden van
bijvoorbeeld zijn pan-tilt positie opvragen en foutmeldingen ontvangen.
1
FOH: Front Of House, de plek in de zaal waar gebruikelijk de lichtcomputer staat opgesteld.
14 | P a g i n a
Twee Wholehog 3 lichtcomputers
van High End Systems, gebruikt
voor het aansturen van digitaal
licht.
Voorstelling Saddleback Church
Worship Confrince. [2007]
Helaas zijn zowel ArtNet als ACN geen standaard. Momenteel is de ESTA (Entertainment Services &
Technology Association) met hun ‘Technical Standard Program’ bezig om een standaard te
ontwikkelen voor het aansturen van lichtapparatuur via ethernet. 1
Een andere oplossing om mediaservers aan te kunnen sturen met de lichtcomputer, is het
versimpelen van de aansturing zodat er minder parameters nodig zijn. Zo is het denkbaar dat de
mediaserver zo ingesteld wordt dat hij zich beperkt tot dezelfde parameters als bij de gangbare
bewegendlichtarmaturen zoals die voor kleur, intensiteit, enzovoort. Dit is vooral een goede
oplossing als de videocontent zelf door een video-ontwerper wordt gemaakt en de lichtontwerper
slechts een eindregie over het beeld wenst te hebben. Wordt de mediaserver gebruikt voor het
bepalen van de content van geavanceerde beamerspots, zonder tussenkomst van een
videotechnicus, worden de mogelijkheden die de mediaserver biedt ten opzichte van de gangbare
spots natuurlijk wel enigszins teniet gedaan met deze oplossing.
1
Zie voor meer informatie: http://www.esta.org/tsp/
H O O F D S T U K 1 - D I G I T A A L L I CH T ;
E E N T E C HN I S CH E O N T W I K K EL I N G
15 | P a g i n a
Een lichtcomputer en mediaserver in één
Een belangrijke voorwaarde om video te kunnen gebruiken in een belichting is dat het snel en toch
creatief te gebruiken is. Daarvoor is het belangrijk dat de mediaserver op een gebruiksvriendelijke
manier wordt aangestuurd. De verwachting is dan ook dat de nieuwe generatie lichtcomputers beter
voorbereid is op het aansturen van mediaservers, of wellicht een mediaserver aan boord heeft die
direct video kan weergeven en bewerken.
Afbeelding van het touchscreen
van een MagicQ lichtcomputer bij
het bedienen van een mediaserver.
BRON: CONTROLLING HIPPOTIZERS USING
MAGICQ. HTTP://WWW.CHAMSYS.CO.UK
Een goed voorbeeld van deze ontwikkeling is te vinden bij het relatief jonge bedrijf Chamsys. Deze
fabrikant heeft het lichtsturingsprogramma M AGIC Q ontwikkeld, die zowel op een gewone computer
als op hun lichtcomputers draait. Deze lichtcomputers kunnen communiceren met diverse
mediaservers van verschillende merken. Daarbij is het bij sommige mediaservers zoals de Hippotizer
mogelijk via ethernet een terugkoppeling te geven naar de lichtcomputer toe. Hierbij stuurt de
mediaserver miniaturen van de media uit zijn bibliotheek naar de lichtcomputer, die deze op zijn
touchscreen zichtbaar maakt. Je kunt deze dan activeren door simpelweg het juiste plaatje, filmpje of
3D-object aan te wijzen. Ook is het mogelijk de output van de mediaserver live op het scherm van de
lichtcomputer te zien.
Ook andere lichtcomputerfabrikanten zijn dit soort functies aan het inbouwen in hun
lichtcomputers. Zo heeft de GRAND MA lichtcomputer een vergelijkbare terugkoppelingsmogelijkheid
wanneer hij communiceert met de mediaserver van hetzelfde merk en schijnt Martin professional A/S
binnenkort ook met een dergelijke lichtcomputer op de markt te komen.
Deze grafische manier van licht aansturen is een interessante ontwikkeling. Het is goed denkbaar
dat in de toekomst een lichtbundel te snijden is met een simpele veeg over het touchscreen van de
lichtcomputer. Tot nu toe waren er altijd meerdere handelingen nodig om één mes van een
geautomatiseerde profielspot te bedienen en dan was men ook nog beperkt tot de vorm van de
messen.
M AGIC Q MQ300 PRO P RO
lichtcomputer van Chamsys
16 | P a g i n a
HOOF DSTUK 1 - DI G I TA A L
L I CH T ; E E N T E C HN I S CH E O N T W I K K EL I N G
17 | P a g i n a
Het weergeven van video
In de vorige paragraaf is de ontwikkeling op het gebied van het controleren van de videocontent
besproken. Dit is de ene helft van de vernieuwingen op het gebied van digitaal licht. De andere helft
zit hem in de apparaten die de videocontent kunnen weergeven. Over deze ontwikkelingen gaat deze
paragraaf.
Videoprojectoren
“Het hele verhaal over digitaal licht
is versneld gaan leven toen ze
beamers in yokes gingen stoppen”
Uri Rapaport | Lichtontwerper
Wanneer het gaat om het weergeven van video in het
theater, wordt vaak voor de videoprojector gekozen. In eerste
instantie is deze ontworpen voor het projecteren van het
scherm van een computer, zodat de informatie voor meer
mensen te lezen is dan alleen voor de persoon achter het
beeldscherm. Wanneer de traditionele LCD beamer in het
theater gebruikt wordt, komt men beperkingen tegen die voor
zijn oorspronkelijke doel nooit een probleem waren.
De beamer heeft over het algemeen een geringe lichtopbrengst waardoor hij op een relatief klein
oppervlak moet werken of in een hele donkere ruimte, wat in het theater lang niet altijd wenselijk is.
Gelukkig heeft de videoprojector een ontwikkeling doorgemaakt die nog niet is opgehouden.
Projectoren krijgen een steeds hogere lichtopbrengst en kunnen in sommige gevallen zelfs al aardig
concurreren met de krachtige theaterschijnwerpers.
Een ander nadeel van de traditionele beamer is dat het ‘zwart’ van de LCD beamer niet helemaal
zwart is. Dit was in andere omgevingen nooit een probleem, maar in het theater heeft men
regelmatig de behoefte om het helemaal donker te maken, en dat kan dan niet meer. Om black-outs
mogelijk te maken worden beamers vaak voorzien van een mechanische dimmer. Deze worden
geïmproviseerd en in sommige beamers gelukkig ook ingebouwd. Een aangepast cd-laatje op z’n kant
is nog steeds een veelgebruikt hulpmiddel in het theater.
18 | P a g i n a
LCD
In een LCD-projector bevindt zicht op de plaats waar in een
diaprojector het diapositief zich bevindt, een klein L IQUID CRYSTAL
D ISPLAY (LCD). Deze is voorzien van een raster in de drie
basiskleuren rood, groen en blauw. De computerdata bepalen hoe
doorzichtig elke pixel in elke kleur wordt, waardoor er een
projecteerbaar kleurenbeeld wordt gegenereerd. De LCD
kristallen zijn echter niet in staat om het licht voor 100% tegen te
houden. Dit is de reden dat de beamer altijd wat licht blijft
uitstralen. Een ander nadeel is dat het raster vrij duidelijk te zien is
op korte afstand: het beeld bestaat uit allemaal kleine losstaande
vierkantjes licht.
Pixels geprojecteerd door een LCD
beamer (links) en een DLP beamer
(rechts).
DLP
Een ander, steeds vaker gebruikt type beamer, is de D IGITAL L IGHT PROCESSING (DLP) PROJECTOR .
Deze projector werkt niet met een LCD maar met een D IGITAL M ICROMIRROR D EVICE (DMD), een chip
waarop zich honderdduizenden microscopisch kleine spiegeltjes bevinden. Het licht valt op deze
spiegeltjes door een snel ronddraaiend kleurenwiel dat in drie segmenten is verdeeld: rood, groen en
blauw. Daardoor worden de spiegeltjes afwisselend in die kleuren belicht. De computerdata zorgen
ervoor dat de spiegeltjes worden omgeklapt wanneer ze de juiste kleur vangen.
Voordeel van deze projectoren is dat in het beeld zwart ook echt zwart is. Bovendien zijn de zwarte
lijnen tussen de pixels veel kleiner (zie afbeelding). Omdat het beeld over het algemeen meer
beeldpunten kan bevatten dan een LCD projector, is het beeld veel scherper en bovendien
contrastrijker.
Nadeel van een DLP projectie is dat een beeld niet als geheel wordt geprojecteerd maar telkens in
opeenvolgende RGB kleuren. Mensen die hiervoor gevoelig zijn kunnen dit waarnemen als een
“regenboogeffect” . Bij heldere objecten met scherpe lijnen, zoals witte teksten op een zwarte
achtergrond, ziet men dan de randen in de kleuren rood-groen-blauw wanneer men snel het scherm
aftast. Door verhoging van de rotatiesnelheid van het kleurenwiel of door meerdere malen de RGBkleuren als segmenten op het wiel te plaatsen, wordt dit effect minder. Dit type projector bestaat
ook in (zeer kostbare) uitvoeringen met drie DMD's met elk een eigen kleurenfilter, dus zonder
kleurenwiel. Deze methode geeft wel complete beelden in alle drie de RGB kleuren tegelijk.
HOOF DSTUK 1 - DI G I TA A L
L I CH T ; E E N T E C HN I S CH E O N T W I K K EL I N G
19 | P a g i n a
Bewegende beamers
Sinds enkele jaren maken diverse fabrikanten beamers, ingebouwd in een yoke 1. Dit varieert van
simpele yokes met een beugel waar een beamer in gemonteerd kan worden, tot geavanceerde op
bewegend licht lijkende armaturen met beamers of beamerfuncties reeds ingebouwd. Bekende
voorbeelden hiervan zijn de D IGITAL L IGHT (DL) spots van High End Systems. Dit begon met de DL.1 in
2003, en is inmiddels doorontwikkeld tot de DL.3.
Doordat de beamers nu kunnen bewegen, hebben ze een aantal voordelen gekregen. Ze zijn
makkelijk te richten op een scherm en op afstand, vanaf de (licht)computer, zijn zaken als zoom,
scherpstelling en onthoeking snel in te stellen. Hiernaast zijn sommige digitaallichtspots voorzien van
een mechanische dimmer waardoor het licht, net als in een conventionele bewegend licht spot,
gedimd kan worden naar een totale blackout.
Het feit dat het beeld nu niet meer vast verbonden is aan één vooraf bepaald afgekaderd
projectievlak, maakt het mogelijk voor ontwerpers om creatiever met de videoprojectoren om te
gaan dan voorheen. In combinatie met een mediaserver, die veelal ingebouwd zit in de spot, is het
mogelijk om anders te gaan nadenken over het gebruik van videoprojectoren. Het is nu veel
makkelijker voor lichtontwerpers om de beamer te gaan gebruiken als geavanceerde schijnwerper, of
voor video-ontwerpers als goed en snel controleerbare videoweergever.
Van 4:3 naar rond
De meeste beamers zijn gemaakt om beeldmateriaal weer te geven in de verhouding 4:3. Dit komt
voort uit de beginjaren van de televisie, waarbij deze verhouding gehanteerd werd volgens het PALsysteem. Inmiddels zijn we op televisiegebied langzaam aan het overstappen naar een nieuw
formaat, bekend onder de naam H IGH D EFINITION (HD). Dit formaat geeft een scherper beeld en een
betere kleurweergave dan het PAL systeem. Verder is de beeldverhouding anders geworden: 16:9.
In de evenementenindustrie en het theater hebben veel video-ontwerpers de wens van de
standaardformaten af te stappen. Hier is de video een vormgevingskeuze en moet dus aansluiten bij
de rest van de vormgeving. Om deze reden hebben mediaservers hulpmiddelen ingebouwd die het
mogelijk maken om het formaat van de projectie te wijzigen. Zo is het mogelijk om het
beeldmateriaal digitaal zo te vervormen dat het precies op een bol past. Een andere veelgebruikte
1
Yoke: gemotoriseerde armen die het mogelijk maken om een apparaat, meestal een spot, te bewegen en
daarmee te richten. Een spot in een yoke wordt vaak een ‘moving head’ genoemd.
20 | P a g i n a
Een simpele vorm van digitaal
licht: een beamer, ingebouwd in
een yoke.
Naam beaMover 57
Fabrikant Publitec
Een geavanceerdere vorm van
digitaal licht: een kruising tussen
een moving light en een beamer,
met ingebouwde mediaserver.
Naam DML-1200
Fabrikant Barco
functie is het koppelen van meerdere projectievlakken onder- of naast elkaar. De randen zijn daarbij
bijna weg te toveren, zodat het mogelijk wordt om één filmpje over meerdere beamers uit te smeren
zodat er één grotere projectie lijkt te ontstaan, in elk gewenst formaat. Groot voordeel van deze
MULTISCREENTECHNIEK is dat de kwaliteit van het beeld beter wordt.
Lichtontwerpers hebben weer andere wensen. Zij zijn gewend aan de ronde vorm en
eigenschappen van de conventionele schijnwerpers. Ontwikkelingen in de digitaallichtspots komen
de lichtontwerpers hierin tegemoet. Zo heeft Robe een digitaallichtspot gemaakt die een beamer
combineert met een LED schijnwerper 1. Hierbij kan de ingebouwde mediaserver een kleurcorrectie
geven op de videocontent waardoor het geprojecteerde beeld dezelfde kleur behoudt wanneer er
een gekleurde wash aan wordt toegevoegd met de LEDs.
Een andere digitaallichtspot die rekening houdt met de wensen van de lichtontwerper is de DML1200 van Barco. Deze digitaallichtspot beperkt zich niet langer tot het 4:3 formaat van de beamer. Dit
laatste heeft voor lichtontwerpers namelijk een groot nadeel: doordat de lichtverdeling binnen deze
rechthoek altijd gelijkmatig verdeeld moet zijn, wordt er licht dat buiten het kader valt weggegooid.
Hierdoor houdt de spot relatief weinig licht over om mee te belichten. Wil de lichtontwerper een
ronde bundel, moet hij digitaal een cirkel tekenen binnen het 4:3, waardoor er nog meer licht wordt
weggegooid. Barco zag dit ook in. De DML-1200 heeft de mogelijkheid om de volledige ronde
lichtbundel te gebruiken naast het rechthoekige projectievlak. Wanneer hij in lightmode staat is de
spot een conventionele bewegende spot met een CMY-kleurmengsysteem en een mechanische
dimmer. In videomode werkt hij als een DLP beamer, en is zwart dus ook echt zwart. Het is mogelijk
om met een knop op de lichttafel van de ene naar de andere mode te wisselen. Door deze techniek,
in combinatie met een heldere lamp, produceert deze digitaallichtspot een lichtbundel vergelijkbaar
met het licht uit een ‘normale’ bewegende spot met een lamp van 700 – 1200W HMI, afhankelijk van
de mode waarin hij staat. Dit maakt deze spot erg goed bruikbaar als lichtarmatuur, en zet nog meer
deuren open voor lichtontwerpers dan de DL spots van High End Systems al deden.
1
De DigitalSpot 300 DT
HOOF DSTUK 1 - DI G I TA A L
L I CH T ; E E N T E C HN I S CH E O N T W I K K EL I N G
21 | P a g i n a
LED
Een andere videoweergever die vooral in evenementenland steeds vaker wordt gebruikt is de L ED W ALL. Een LED-Wall bestaat uit een raster van Light-Emitting Diodes(LEDs), meestal in de drie
basiskleuren Rood-Groen-Blauw (RGB). Omdat een LED-wall een videobeeld opbouwt door middel
van vaak honderden kleine lampjes –de LEDs- bevindt de LED-Wall zich van nature op het grensvlak
van licht en video. Er bestaan ook schijnwerpers gemaakt van een reeks LEDs, zoals de LED-strips.
Deze worden vaak met een lichtcomputer aangestuurd, waarbij iedere LED zijn eigen dmx-kanaal
heeft. Dit in tegenstelling tot de echte LED-Walls die gemaakt zijn om grafische beelden weer te
geven, waarbij iedere grafische pixel wordt vertegenwoordigd door één of meerdere LEDs.
De LED techniek ontwikkelt zich in een hoog tempo, mede omdat er ook veel interesse voor is uit
andere hoek. Zo wordt er veel gebruik gemaakt van LED in architectuurverlichting en voor het
weergeven van reclame op grote schermen. Hierdoor worden LED-armaturen snel goedkoper en
gebruiksvriendelijker waardoor het ook steeds meer toepassingen in het theater zal vinden.
In deze show werd een raster van
351 Studio Colors 575 aangestuurd
als een hele grove vidiwall. De
kleur en intensiteit van de
bewegende spots werd bepaald
door grafische bitmapinformatie.
Voorstelling 538 Live [2003]
Showontwerp Henk-Jan van Beek
Pixelmapping
Aansturingsontwerp Hans de Vet
Een techniek die veel wordt toegepast voor het aansturen van LEDstrips is de techniek die
of BITMAPPING heet. Hierbij wordt de kleur en daarmee de intensiteitwaarde van de
LEDs gekoppeld aan een raster van pixels, een bitmap genaamd. Zo kan elke pixel worden omgezet in
drie dmx-kanalen. Een grafische afbeelding of video is ook een bitmap en kan daardoor gebruikt
worden voor het aansturen van een groot aantal LEDs. Dit maakt het aansturen van grote
hoeveelheden LEDs veel beter controleerbaar en eenvoudiger dan wanneer deze LED voor LED op de
lichttafel zouden moeten worden aangestuurd. Plaatsen wij de LEDs in eenzelfde raster als de
bitmap, dan wordt de bitmap heel letterlijk weergegeven en praten we over een LED-Wall.
PIXELMAPPING
Pixelmapping hoeft niet per se gebruikt te worden voor het aansturen van LEDs. Het dmx-signaal is
door allerlei apparaten te lezen. Zo is het ook mogelijk om de intensiteit van conventioneel licht te
koppelen aan een bitmap, waarbij elke spot een pixel representeert. Zo kan een filmpje van een door
storm wild wapperende vlag gebruikt worden als bron voor de schijnwerpers in het tegenlicht, in de
hoop ditzelfde gevoel over te kunnen brengen.
Veel mediaservers hebben een
mogelijkheid voor pixelmapping.
Naam Maxedia Compact
Fabrikant Martin Professional A/S
22 | P a g i n a
Henk van der Geest | Lichtontwerper
“Voor mij wordt het pas interessant wanneer je geen herkenbaar beeld meer ziet.
Bijvoorbeeld wanneer een op zichzelf herkenbaar plaatje getoond wordt op een lijn van
ledstrips en de herkenbaarheid van het beeld hierdoor verloren gaat. Het afspelen van een
filmpje maakt dat een organisch bewegend beeld ontstaat”
Een andere mogelijkheid is het koppelen van de kleurgegevens van een pixel aan de kleurenvlaggen
van een CMY-spot. Dit kan interessante resultaten opleveren wanneer er grote hoeveelheden
bewegende spots worden gebruikt. Ook is het denkbaar dat de kleuren van de spots worden
aangepast aan de videoprojectie door simpelweg dezelfde content te gebruiken voor de
pixelmapping. Op die manier is het licht altijd in harmonie met de videobeelden. Men kan
bijvoorbeeld een bos projecteren op de achtergrond en de kleuren van het bewegend licht hieraan
koppelen door middel van pixelmapping. Dat kan een hoop programmeertijd schelen.
Toepassing van digitaal licht
Jarenlang is het medium video eigendom geweest van een eigen gespecialiseerde discipline
afkomstig uit de televisietechniek. De technische ontwikkelingen op het gebied van digitaal licht
maken het manipuleren van video veel sneller en eenvoudiger waardoor het ook voor
lichtontwerpers mogelijk wordt om video te manipuleren en bewust in te zetten als
belichtingsinstrument. Om te onderzoeken hoe theatermakers vandaag de dag over dit onderwerp
nadenken, heb ik een enquêteonderzoek gehouden, gevolgd door een aantal interviews. De
volgende twee hoofdstukken gaan over dit enquêteonderzoek. In hoofdstuk 4 kunt u meer lezen
over de toepassingen die ontwerpers zien in digitaal licht, en de problemen die ze daarbij tegen
komen.
HOOF DSTUK 1 - DI G I TA A L
L I CH T ; E E N T E C HN I S CH E O N T W I K K EL I N G
23 | P a g i n a
24 | P a g i n a
Hoofdstuk 2
Het enquêteo nderzoek
Afbeelding van de online enquête
die gebruikt is voor de eerste fase
van het onderzoek.
De technische ontwikkelingen op het gebied van digitaal licht bieden ontwerpers vele nieuwe
mogelijkheden om video te gebruiken voor het belichten van decor en acteurs. Toch wordt hier nog
erg weinig gebruik van gemaakt. Is dit omdat het simpelweg nog in de kinderschoenen staat, of zijn
er andere redenen waardoor ontwerpers niet voor deze techniek kiezen? En hoe zal dit zich
ontwikkelen in de toekomst?
Om deze vragen te kunnen beantwoorden zette ik een onderzoek op naar de ervaringen, visies en
toekomstdromen van de Nederlandse en Belgische theatermakers in het algemeen, en de
lichtontwerpers in het bijzonder. Voor dit onderzoek maakte ik een digitale enquête die ik
verspreidde onder een groot aantal theatermakers.
De enquête
De enquête bestond uit 10 multiple-choice vragen en was onderverdeeld in vier delen. Het eerste
deel bestond uit een aantal vragen over de ervaringen die de theatermaker had met het gebruik van
video in theaterbelichting. Het tweede deel ging over de mogelijkheden die de maker zag in het
gebruik van digitaal licht. Het derde deel ging over de belemmeringen die de theatermaker zou
tegenhouden video te gebruiken voor de belichting. Tenslotte werd in het vierde deel gevraagd naar
de verwachtingen die de maker had over de toekomst van deze toepassing van digitaal licht.
Ervaringen
Het onderdeel E RVARINGEN bestond uit vijf vragen die bedoeld waren om het gebruik van video in
belichtingstechniek en daarbij de ervaringen van de theatermakers in kaart te brengen.
Afbeelding van vraag 1 uit de
enquête.
VRAAG 1 zou in kaart moeten brengen hoeveel procent van de theatermakers zich in het verleden
HOOF DSTUK 2 - HET
EN QUÊTEON DER Z OEK
25 | P a g i n a
hebben beziggehouden met de materie. De vrije vorm waarin de vraag werd gesteld -Denkt u- gaf
vrijheid om na te denken over wanneer het gebruik van video als belichting kon worden gezien.
Afbeelding van vraag 2 uit de
enquête.
D E TWEEDE VRAAG was bedoeld om te zien of bepaalde weergevers vaker gebruikt werden dan
anderen. Daarnaast was dit een aanzet om de deelnemer zich in zijn gedachtegang niet te laten
beperken tot het weergeven door middel van videoprojectie.
Afbeelding van vraag 3A uit de
enquête.
Waar bij vraag 1 nog kon worden gedacht aan een belichting met daarnaast video die daar een
invloed op uitoefende, was VRAAG 3A gericht op het, al dan niet bewust, gebruiken van
videoweergevers met als doel belichting.
Afbeelding van vraag 3B uit de
enquête.
Doel van VRAAG 3B was een peiling van hoe goed de ervaring met deze techniek was die de
theatermaker had opgedaan. De vraag was gericht op het resultaat dat geboekt was.
26 | P a g i n a
Afbeelding van vraag 4 uit de
enquête.
Een vergelijkbare vraag als 3B, met het verschil dat VRAAG 4 gericht was op het proces dat nodig was
om tot het resultaat te komen.
Mogelijkheden
Dit onderdeel was erop gericht om te onderzoeken of theatermakers mogelijkheden zagen in het
gebruik van video voor theaterbelichting en zo ja wanneer ze dan voor deze techniek zouden kiezen.
Het onderdeel MOGELIJKHEDEN bestond uit drie vragen.
Afbeelding van vraag 5 uit de
enquête.
Deze vraagstelling van VRAAG 5 was bedoeld om theatermakers te laten nadenken over de
mogelijkheden die video biedt op het gebied van theaterbelichting. Als hulptekst stond bij de vraag:
“Denkt u hierbij bijvoorbeeld aan het belichten van decor of personen met een beamer, maar ook het
kleuren van een achterdoek met LED-armaturen of het koppelen van dimmers van parren aan een aantal
pixels in een filmpje”
Afbeelding van vraag 6 uit de
enquête.
HOOF DSTUK 2 - HET
EN QUÊTEON DER Z OEK
27 | P a g i n a
VRAAG 6 was bedoeld om een inzicht te krijgen in hoe theatermakers keuzes maken. Wanneer wordt
er voor deze techniek gekozen? Als toelichting stond er bij ieder onderdeel een voorbeeld:
›
›
›
›
Om dramaturgische redenen: “Voorbeeld: u koppelt een film van het uitzicht in een trein aan
de parren in het tegenlicht om het gevoel te krijgen dat de persoon op toneel wordt omringt
door drukte en beweging.”
Om beeldende redenen: “Voorbeeld: u gebruikt een beamer om het veranderlijke zonlicht na
te bootsen dat op een stoffig raam in het decor valt.”
Om praktische redenen: “Voorbeeld: door een beamer te gebruiken beschikt u over een
grotere hoeveelheid “gobo’s” dan een ander lichtarmatuur in dezelfde prijsklasse.”
Vanwege de interactieve mogelijkheden: “Voorbeeld: u koppelt het beeld van een camera
aan de kleuren van uw intelligent-lichtarmaturen, waardoor de kleur van het licht wordt
bepaald door het kleur jasje van de persoon die bij de camera staat.
Afbeelding van vraag 7 uit de
enquête.
Met VRAAG 7 hoopte ik een inzicht te krijgen in waar men vindt dat digitaal licht thuis hoort.
28 | P a g i n a
Belemmeringen
Dit onderdeel was ingevoegd om te onderzoeken waarom theatermakers niet zouden kiezen voor
digitaal licht in een theaterbelichting. Dit onderdeel bestond uit 1 vraag, VRAAG 8. In deze vraag
werden meerdere onderwerpen aangesneden die een belemmering zouden kunnen vormen voor het
gebruik van video als belichtingsinstrument.
Afbeelding van vraag 8 uit de
enquête.
HOOF DSTUK 2 - HET
EN QUÊTEON DER Z OEK
29 | P a g i n a
Verwachtingen
In het onderdeel VERWACHTINGEN vroeg ik de deelnemers een oordeel te geven over de
ontwikkelingen in de toekomst op dit gebied. Het onderdeel bestond uit twee vragen.
Afbeelding van vraag 9 uit de
enquête.
VRAAG 9 was bedoeld om een beeld te krijgen van welke belemmeringen in de toekomst minder
zouden kunnen worden, waardoor er wellicht meer gebruik gemaakt zal worden van digitaal licht als
belichtingsinstrument.
Afbeelding van vraag 10 uit de
enquête.
VRAAG 10 is de hoofdvraag van mijn scriptie-onderzoek, en daarmee de belangrijkste vraag in de
enquête. Uit deze vraag zou blijken of men toekomst ziet in het gebruik van video als
belichtingsinstrument.
30 | P a g i n a
Digitaal licht?
Wellicht is het u opgevallen dat in de hele enquête het begrip ‘digitaal licht’ niet wordt gebruikt. Dit
is met opzet gedaan. Het is een dermate nieuw begrip in Nederland dat het niet voor iedereen
duidelijk is wat het precies betekent. Mensen die er zich in verdiept hebben zullen weten dat het over
een techniek gaat om video aan te sturen met een lichttafel. Een persoon die zich er niet in verdiept
heeft zal er andere beelden bij kunnen hebben. Bovendien zwerven er vele vooroordelen rond over
digitaal licht. Door de vragen in de enquête te houden bij de bron waar het onderzoek over gaat -het
gebruiken van video om licht- en videoapparatuur aan te sturen met theaterbelichting als doelhoopte ik deze vooroordelen voorlopig te vermijden.
Doelgroep
Het gebruik van video voor theaterbelichting is in eerste instantie een techniek die nieuwe
mogelijkheden biedt voor de lichtontwerper. Vanzelfsprekend is het dan ook dat ik voornamelijk
lichtontwerpers heb gevraagd aan het onderzoek mee te werken. Om een representatief onderzoek
te doen heb ik zoveel mogelijk lichtontwerpers benaderd. Om verschillen tussen de disciplines te
kunnen onderzoeken heb ik naast lichtontwerpers ook theatermakers uit andere disciplines gevraagd
de enquête in te vullen. Aan het begin van enquête vroeg ik de deelnemers tot welke beroepsgroep
zij zichzelf rekenden. Zij konden hierbij kiezen uit de volgende categorieën:
›
›
›
›
›
›
›
›
›
›
›
Lichtontwerper
Video-ontwerper
Vormgever
Operator voor (digitaal) licht computers
Regisseur/choreograaf
Technicus in theater of schouwburg
Technicus bij reizend(e) theatergezelschap(pen)
Technicus bij evenementen anders dan theater
Productontwikkelaar en/of -verkoper
Medewerker bij Evenementenverhuurbedrijf
Geen van allen
HOOF DSTUK 2 - HET
EN QUÊTEON DER Z OEK
31 | P a g i n a
›
32 | P a g i n a
Voorstelling Bezonken rood [2004]
Gezelschap Toneelhuis (BE) & ro
theater (NL)
Regie Guy Cassiers
Decor-, video- & lichtontwerp Peter
Hoofdstuk 3
Uitko msten van het enquêteonderzoek
De enquête, beschreven in het vorige hoofdstuk, is verspreid onder een groot aantal Nederlandse
en Belgische theatermakers. Het resultaat dat dit opleverde vind u in dit hoofdstuk.
Missotten
Realisatie video Arjen Klerkx
F OTO PAN SOK
Deelnemers
Voor de representativiteit van het enquêteonderzoek was het belangrijk om zoveel mogelijk
deelnemers bereid te vinden om de enquête in te vullen. Bovendien mochten de namen van enkele
grote licht- en video-ontwerpers niet ontbreken, aangezien zij naar verhouding een groot aandeel
hebben in de licht- en video-ontwerpen die in Nederland worden gemaakt.
Van alle personen die ik heb benaderd was gelukkig vrijwel iedereen bereid de enquête in te vullen.
Van de 48 personen die uiteindelijk de enquête hebben ingevuld gaven er 28 aan zich onder de
categorie lichtontwerper te rekenen. Een hoge score aangezien er in Nederland niet veel mensen zijn
die hun geld kunnen verdienen met het enkel maken van lichtontwerpen. Ook van andere disciplines
waren er een aantal mensen die de enquête invulden. Voor een overzicht van de namen van alle
deelnemers verwijs ik graag door naar het dankwoord op pagina 77.
In dit hoofdstuk staat steeds op de linkerpagina een overzicht van de uitkomsten van de enquête.
Op de rechterpagina staat mijn commentaar bij deze antwoorden.
Het eerste diagram op de volgende pagina bevat een overzicht van het aantal mensen dat de
enquête heeft ingevuld, weergegeven per beroepscategorie. Het is goed om deze verdeling in het
achterhoofd te houden bij het lezen van dit hoofdstuk.
HOOF DS TUK 3 - U I TK OMS TEN
VA N H ET EN QUÊTEON DER Z OEK
33 | P a g i n a
Aantal deelnemers
0
2
01
2
Diagram van het aantal
deelnemers aan de enquête per
categorie. In totaal vulden 48
personen de enquete in.
Lichtontwerper
Video-ontwerper
3
Vormgever
1
Operator voor (digitaal) licht computers
Regisseur/choreograaf
Technicus in theater of schouwburg
8
28
Technicus bij reizend(e) theatergezelschap(pen)
Technicus bij evenementen anders dan theater
Productontwikkelaar en/of -verkoper
3
Medewerker bij Evenementenverhuurbedrijf
Geen van allen
1. Denkt u wel eens video
gebruikt te hebben in een
theaterbelichting?
8%
Ja
Nee
92%
34 | P a g i n a
2. Welke weergevers heeft u hierbij gebruikt?
100%
90%
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
Antwoorden op de eerste vraag in
de enquête. Hierbij zijn alleen de
personen meegerekend die een
antwoord hebben ingevuld.
88%
58%
23%
31%
17%
Diagram van de antwoorden op
vraag 2. Hierbij zijn alleen de
personen gerekend die bij vraag 1
“ja”in hebben gevuld.
Peter Romkema | lichtontwerper
“De eerste vraag heb ik met 'nee' beantwoord hoewel er wel regelmatig sprake is geweest
van het gebruik van video in een voorstelling die ik belicht heb. Dat was niet op mijn
initiatief, maar ik moest daar uiteraard wel rekening mee houden. De video werd soms
ook gebruikt als onderdeel van de belichting omdat het er nu eenmaal toch was.”
Ervaringen
Vraag 1
Het eerste deel van de enquête begon met de vraag “Denkt u wel eens video gebruikt te hebben in
een theaterbelichting?”. Hierop antwoordde een meerderheid met ‘ja’. Een flinke meerderheid zelfs:
slechts één op de tien participanten gaf aan nog nooit video gebruikt te hebben in een
theaterbelichting.
Verklaring voor het hoge percentage dat met ‘ja’ antwoordde kan gezocht worden in de vrije
benadering waar deze vraagstelling ruimte voor biedt. Wanneer noem je iets een belichting? Het
weergeven van video gaat vrijwel altijd in de vorm van licht en maakt dus in meer of mindere mate
deel uit van het lichtbeeld. Maar betekent dit dat het ook deel uit maakt van de belichting? Als er een
verlicht nooduitgangbordje aan de muur van een vlakkevloertheater hangt, is dat ook belichting? Of
wordt het pas belichting wanneer de lichtontwerper dit met opzet heeft opgehangen? Deze discussie
valt buiten het onderwerp van deze scriptie. Maar het zou een mogelijke verklaring kunnen zijn van
het hoge percentage dat zegt video gebruikt te hebben in een theaterbelichting.
Vraag 2
Uit de tweede vraag bleek dat het gebruik van videoprojectoren verreweg favoriet is wanneer het
gaat om belichten met video. Dit is niet verwonderlijk: een lichtbundel uit een projector is makkelijk te
vergelijken met een lichtbundel uit een spot, dus de associatie met belichting is snel gemaakt.
Opvallender is dat 58% van de personen die bij vraag 1 ‘ja’ in hadden gevuld aangaven video
weergegeven op een monitor gebruikt te hebben in een theaterbelichting. Tom Verheijen gaf twee
voorbeelden: “Soms werd er een monitor neergezet om video weer te geven. Dan maakt het
automatisch deel uit van het lichtbeeld, net als een videoprojectie dat doet. Ik heb ook wel eens een
televisiemonitor omgedraaid neergezet om met het licht de gezichten van de acteurs te belichten.”
HOOF DS TUK 3 - U I TK OMS TEN
VA N H ET EN QUÊTEON DER Z OEK
35 | P a g i n a
3A. Vindt u dat dit een dermate belangrijk onderdeel van de belichting was dat je zou
kunnen spreken van een belichting met (o.a.) videoweergevers?
Diagram van de antwoorden op
vraag 3A. Hierbij zijn alle mensen
meegerekend die ‘ja’ of ‘nee’
invulden. 44 personen vulden hier
een antwoord in.
28%
Ja
Nee
64%
3B. Hoe beviel het resultaat dat deze
manier van belichten opleverde?
0% 0%
21%
0% 2%
Slecht
24%
4. Hoe beviel het proces dat nodig was
voor het creëren van de belichting?
36 | P a g i n a
Zeer goed
Niet zo goed
Redelijk
Goed
55%
Slecht
24%
Redelijk
Goed
62%
Diagram van de antwoorden op
vraag 3B. 34 personen vulden hier
een antwoord in.
12%
Niet zo goed
Zeer goed
Diagram van de antwoorden op
vraag 4. 43 personen vulden hier
een antwoord in.
André Pronk | Lichtontwerper
“Kijk maar naar de moving lights. Is dat alleen maar effectlicht of niet meer? Daar geldt
hetzelfde voor als voor digitaal licht.”
Vraag 3 en 4
Nu in vraag 3A specifieker wordt gevraagd naar de rol die de video in de belichting speelde blijkt
het percentage dat zegt video gebruikt te hebben in een belichting aanzienlijk lager te zijn dan bij
vraag 1. Toch is er nog steeds een ruime meerderheid die zegt ervaring te hebben met video als
belichtingsinstrument. Uit vraag 3B en 4 blijkt bovendien dat zowel het resultaat dat hiermee
geboekt was als het proces er naar toe in vrijwel alle gevallen redelijk tot zeer goed was.
Op grond van deze uitkomsten zou je kunnen verwachten dat veel ontwerpers gebruik maken van
digitaal licht in hun voorstellingen en dat je deze manier van video gebruiken dus regelmatig zou
moeten tegenkomen in het theater. Toch is dat voor zover ik weet niet het geval. Hiervoor zijn
meerdere verklaringen mogelijk. Een verklaring zou bijvoorbeeld op financieel gebied gezocht
kunnen worden. Wellicht vindt men dat de videoapparatuur te duur is of dat het een te groot deel
van het lichtbudget neemt in verhouding tot het effect dat men ermee kan bereiken. Een andere
mogelijkheid is dat theatermakers de techniek als een heel specifiek effect gebruiken. Zo hebben
waarschijnlijk veel ontwerpers ook wel eens een pinspot 1 gebruikt in hun voorstelling, wat voor de
toepassing waarvoor hij gekozen was op dat moment prima beviel. Natuurlijk is dat geen reden om
nu in iedere voorstelling pinspots te gaan gebruiken.
1
Pinspot: kleine schijnwerper met een vrijwel evenwijdige lichtbundel, oorspronkelijk gemaakt om spiegelbollen
mee aan te lichten.
H O O F D S T U K 3 - U I T K O M S T E N V A N H E T E N Q U Ê T E O N D E R Z O E K 37 | P a g i n a
5. Kunt u zich voorstellen dat u video
zou gebruiken als bron voor (een
element in) een theaterbelichting?
6. Op grond van welke basis zou u kiezen
voor het gebruik van videocontent voor
theaterbelichting?
60%
29%
Mogelijk
Onwaarschijnlijk
96%
Ja
Nee
7. Voor welk type voorstelling zou u mogelijk kiezen voor een belichting met
videoweergaveapparatuur?
38 | P a g i n a
tournee
kleine
zalen
groot
publiek
klein,
specifiek
publiek
show
drama
56%
0%
69%
0%
54%
8%
63%
0%
67%
Waarschijnlijk
0%
63%
10%
52%
locatie
2%
0%
0%
20%
67%
60%
40%
beeldend
Diagram van de antwoorden op
vraag 7. Ook hier is 100% het totaal
aantal deelnemers.
Om het diagram leesbaar te maken
zijn de antwoorden samengevat in
steekwoorden. De volledige
formulering van de antwoorden
vindt u op pagina 28.
33%
23%
23%
25%
23%
19%
25%
40%
100%
80%
Diagram van de antwoorden op
vraag 6. Hierbij is ‘100%’ het totaal
aantal deelnemers dat de enquête
invulde.
Het verschil in totaallengtes van de
kolommen komt voort uit het feit
dat niet elke persoon overal een
antwoord invulde.
8%
50%
40%
0%
0% 25%
20%
2%
40%
Diagram van de antwoorden op
vraag 5. Hierbij zijn alle mensen
meegerekend die ‘ja’ of ‘nee’
invulden. 48 personen vulden hier
een antwoord in.
Waarschijnlijk
52%
69%
56%
80%
33% 2%
100%
4%
Mogelijk
Onwaarschijnlijk
Tom Verheijen | Lichtontwerper
“Vraag 7 vind ik geen goede vraag omdat niet het type voorstelling bepaalt of je wel of
niet video gebruikt, maar andere factoren.”
Mogelijkheden
Vraag 5
Een verrassend hoge score voor deze vraag. Slechts 4% kon zich niet voorstellen video te gebruiken
als bron voor een theaterbelichting. Kijk ik naar alleen de lichtontwerpers, blijkt zelfs 100% bij deze
vraag ‘ja’ in te vullen. Dit vind ik een belangrijk resultaat. Uit deze vraag blijkt namelijk hoe relevant
een onderzoek naar de mogelijkheden van het belichten met video is. Gezien de hoge score is het
zeer waarschijnlijk dat er een behoefte is naar onderzoek over dit onderwerp. Ik verwacht dan ook
dat diverse lichtontwerpers en theatermakers interesse hebben in deze scriptie. Het feit dat 77% van
de deelnemers aangaf een kopie van de scriptie te willen ontvangen, bevestigt dit vermoeden.
Vraag 6
Wat meteen opvalt bij het zien van de antwoorden van vraag 6, is dat over het algemeen weinig
theatermakers zouden kiezen voor het gebruik van videocontent voor theaterbelichting om
praktische redenen. Wellicht vindt men het gebruiken van video niet praktisch in vergelijking met het
gebruiken van conventioneel (bewegend) licht. Of misschien wordt het gebruik van video
voornamelijk gezien als een bijzondere toepassing die je kiest om een dramaturgische of beeldende
reden en niet omdat het praktische voordelen heeft ten opzichte van gangbare schijnwerpers.
Bij deze vraag konden de deelnemers ook een andere reden formuleren. Hierbij werd onder andere
genoemd “herkenbaarheid”, “snelle changementen/locatie wisselingen” en “voor onderzoek”. Ook
werd aangeven dat voor het kiezen van dit medium een combinatie van deze redenen wenselijk is.
Vraag 7
Over het algemeen werd bij vraag 7 in de meeste gevallen het antwoord ‘mogelijk’ gegeven. Er zijn
geen significante verschillen te ontdekken. Elk type voorstelling lijkt ongeveer even geschikt voor dit
belichtingsmedium.
Sommige participanten gaven aan dat ze keuzes maken op basis van zaken als stijl en dramaturgie en
dat het type voorstelling waar het ontwerp voor gemaakt wordt geen of weinig invloed heeft op die
keuzes. Dit zal een belangrijke oorzaak zijn voor het feit dat veel mensen hier een neutraal antwoord
gaven.
HOOF DS TUK 3 - U I TK OMS TEN
VA N H ET EN QUÊTEON DER Z OEK
39 | P a g i n a
13% 6%
Diagram van de antwoorden op
vraag 8, stelling D.
56%
46%
50%
31%
Neutraal
Mee oneens
21%
4%
D
23%
8%
C
29%
29%
50%
B
0%
Diagram van de antwoorden op
vraag 8, stelling D.
E
F
G
A. Video is moeilijk te gebruiken als bron voor theaterbelichting omdat er een communicatieprobleem
bestaat tussen de disciplines video en licht.
B. Het gebruik van video voor theaterbelichting is zo tijdrovend dat het niet haalbaar is binnen de
montageperiode.
C. Het gebruik van video voor theaterbelichting is moeizaam omdat de techniek te complex is.
D. Video gebruiken voor theaterbelichting is alleen mogelijk als een productie een heel groot bedrag
heeft gereserveerd voor de techniek.
E. Ik kan video en licht niet combineren omdat ik te weinig verstand heb van één van de twee
disciplines.
F. Video weergevers zijn ongeschikt als belichtingsinstrument door hun technische eigenschappen en
beperkingen.
G. Video en licht zijn twee verschillende disciplines. Ze moeten rekening houden met elkaar, maar je
kunt het niet als één geheel benaderen.
40 | P a g i n a
In deze diagram zijn alleen de
meningen van de groep
vormgevers geteld.
Zeer mee oneens
10%
21%
20%
A
Mee eens
54%
48%
40%
Diagram van de antwoorden op
vraag 8.
Zeer mee eens
60%
Hierbij zijn alle deelnemers
meegerekend.
15%
13% 10% 2%
13% 2%0%
8%
27%
10% 2%
23%
6% 0%
33%
80%
21%
100%
8% 2%
8. Geef s.v.p. in de volgende matrix aan in welke mate u het eens bent met de
volgende stellingen:
In deze diagram zijn alleen de
meningen van de groep videoontwerpers geteld.
Stellingen behorend bij de
corresponderende kolom in het
bovenstaande diagram.
Belemmeringen
100%
13%
Antwoorden van de vormgevers
op antwoord 8D
60%
50%
80%
20%
0%
0% 38%
40%
Zeer mee eens
Mee eens
Neutraal
Mee oneens
Zeer mee oneens
80%
60%
67%
100%
0%
0%
Antwoorden van de videoontwerpers op antwoord 8D
20%
0%
33%
40%
Zeer mee eens
Mee eens
Neutraal
Mee oneens
Zeer mee oneens
Vraag 8
Over het algemeen kan uit het diagram van vraag 8 de conclusie getrokken worden dat er weinig
belemmeringen worden ervaren wanneer het gaat om het toepassen van video als
belichtingsinstrument. Op bijna elke vraag antwoordde meer dan 50% van de deelnemers met ‘mee
oneens’ of ‘zeer mee oneens’. Interessante uitzondering hierop is stelling D. Blijkbaar verschillen de
meningen nogal bij de vraag of er een groot bedrag nodig is om het gebruik van video mogelijk te
maken.
Na gedetailleerder onderzoek op dit onderwerp bleek dat de vraag op meerdere manieren
uitgelegd kan worden. Er zijn veel mogelijke manieren om video te gebruiken als
belichtingsinstrument, elk met zijn eigen prijskaartje. Wil men een kap volhangen met beamers, dan is
er een groot bedrag nodig. Wil men parren aansturen door middel van pixel mapping, is het vaak
alleen een kwestie van de juiste lichttafel kiezen. Het kan heel duur zijn, maar ook met weinig geld
kan gebruik worden gemaakt van digitaal licht.
In een interview met lichtontwerper André Pronk vertelde hij dat hij tien jaar geleden een dmxgestuurde bewegende spiegel voor een beamer had gebouwd: “Het ombouwen van die beamers heeft
me slechts een paar honderd euro gekost. Sommige dingen kun je heel goedkoop doen, als je maar veel
tijd hebt”
Een opvallend verschil valt te ontdekken wanneer we bij deze vraag verschillende disciplines met
elkaar gaan vergelijken. Hierbij blijkt namelijk dat vormgevers over het algemeen veel pessimistischer
zijn over de kosten die met het gebruik van video gemoeid zijn dan de video-ontwerpers die er zelf
mee werken. Wel moet hierbij vermeld worden dat met name het aantal video-ontwerpers dat heeft
meegewerkt aan de enquête vrij klein is: dit diagram is gebaseerd op de meningen van slechts 3
video-ontwerpers. Er mag dan ook met recht getwijfeld worden aan de significantie van deze
getallen.
HOOF DS TUK 3 - U I TK OMS TEN
VA N H ET EN QUÊTEON DER Z OEK
41 | P a g i n a
9. Van welke bij vraag 8 genoemde stellingen
verwacht u in een toekomst een positieve
verandering?
100%
90%
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
10. Verwacht u dat video in de
toekomst meer gebruikt gaat
worden als belichtingsinstrument
in het theater dan nu het geval is?
Diagram van de antwoorden op
vraag 9.
Diagram van de antwoorden op
vraag 10. 48 personen vulden hier
een antwoord in.
73%
56%
63%
15%
50%
46%
40%
31%
9%
77%
Ja
42 | P a g i n a
Nee
Geen Mening
Tabel van de antwoorden op vraag
10, onderverdeeld in
beroepscategorieën.
Theun Mosk | Scenograaf
“Zodra technische beperkingen bij beamers als het geringe vermogen, de matige
kleurtemperatuur en het niet mogelijk zijn van complete black-outs verbeterd zijn, kan ik
me indenken dat ik hier meer gebruik van ga maken.”
Toekomstverwachtingen
Vraag 9
Naar aanleiding van de resultaten van deze vraag mag geconcludeerd worden dat er op alle
genoemde gebieden in de toekomst verbeteringen verwacht worden. Daarbij heeft men het meest
vertrouwen in de ontwikkelingen op technisch gebied.
Een opvallend antwoord wordt gegeven bij onderdeel E: kennis. Hoewel bij vraag 8 slechts 2%
aangaf te weinig verstand te hebben van één van de twee disciplines licht en video, gaf in vraag 9
maar liefst 63% aan dat ze een verbetering verwachten op dit gebied.
Vraag 10
Een belangrijke vraag waar een interessante conclusie uit te trekken valt. Een ruime meerderheid
van 77% verwacht dat er in de toekomst meer gebruik gemaakt gaat worden van video als
belichtingsinstrument. Onder de lichtontwerpers vulde zelfs 89% ‘ja’ in.
In de onderstaande tabel staan de antwoorden van vraag 10 per beroepscategorie. Opvallend is dat
de personen, gespecialiseerd in licht allemaal een mening hadden en vrijwel allemaal ‘ja’
antwoordden, in tegenstelling tot de video-ontwerpers, vormgevers en regisseurs, die over het
algemeen vaker ‘geen mening’ invulden.
Beroepscategorie
Aantal
Antwoord vraag 10
Lichtontwerper
28
89%
11%
Geen
mening
0%
Video-ontwerper
3
33%
0%
67%
Vormgever
8
38%
13%
50%
Operator voor (digitaal) licht computers
1
100%
0%
0%
Regisseur/choreograaf
3
67%
0%
33%
Technicus bij reizend(e) theatergezelschap(pen)
2
100%
0%
0%
Medewerker bij Evenementenverhuurbedrijf
1
100%
0%
0%
Geen van allen
2
100%
0%
0%
HOOF DS TUK 3 - U I TK OMS TEN
Ja
Nee
VA N H ET EN QUÊTEON DER Z OEK
43 | P a g i n a
44 | P a g i n a
Hoofdstuk 4
Digitaal li cht als beli chti ngsi nstrument.
Beamer gebruikt voor belichting
van acteur
Voorstelling 1984 [2006]
Gezelschap Bitef Theatar
Belgrado, Grand Theatre
Groningen
Digitaal lichtontwerp André Pronk
Video-animaties Vuk Tatalovic
F OTO ANDRÉ PRONK
Naar aanleiding van de enquête heb ik een aantal mensen uitgenodigd voor een interview. Onder
hen een aantal lichtontwerpers; André Pronk, Henk-Jan van Beek, Reier Pos, Uri Rapaport en Tom
Verheijen, een tweetal video-ontwerpers; Arjen Klerkx en Lida Ammerlaan, en een
regisseur/vormgever; Peter Missotten. Ik vroeg hen naar hun ervaringen, meningen en
toekomstverwachtingen.
In dit hoofdstuk vertel ik hoe lichtontwerpers denken over het gebruik van digitaal licht als
belichtingstoepassing. Wat zijn hun ervaringen in het gebruik van video wanneer het gaat over
belichten? Wat voor mogelijkheden zien zij in deze toepassing van digitaal licht, en welke problemen
komen zij daarbij tegen? Ten slotte vroeg ik hen naar hun toekomstdromen en verwachtingen.
Ervaringen van lichtontwerpers
Wanneer er video wordt weergegeven in een theatervoorstelling krijgt de lichtontwerper al snel te
maken met een aantal beperkingen. De video is niet alleen altijd een onderdeel van het lichtbeeld,
maar is vaak ook zo zwak dat de rest van het licht gedimd of op z’n minst slim gesteld moet worden,
wil de content zichtbaar zijn. Vrijwel alle lichtontwerpers hebben hier in enige mate ervaring mee.
Ook komt het wel voor dat acteurs door de projectie heen lopen en zo, vaak ongewenst, licht van de
beamer oppakken. Het is dan vaak aan de lichtontwerper om de acteurs zo te belichten dat dit niet
meer als storend wordt ervaren. Over het algemeen is men van mening dat video in sommige
gevallen wel een toevoeging kan zijn in de voorstelling, maar dat het vaak een beperking betekent
voor het lichtontwerp.
André Pronk
Waar sommige ontwerpers voornamelijk beperkingen zien, zien sommige lichtontwerpers juist
nieuwe mogelijkheden en gebruiken de video in hun voordeel. In Groningen sprak ik met
lichtontwerper André Pronk. In 1998 maakte hij in de voorstelling ‘USA T ODAY ’ van choreografe
Gonnie Heggen voor het eerst gebruik van videoprojectoren in zijn belichting. Hierbij gebruikte hij één
beamer om beeld weer te geven op een projectievlak, en twee beamers om mee te belichten. Deze
HOOF DSTUK 4 - DI G I TA A L
L I CH T A L S B E L I C H T I N G SI N S T R U M E N T .
45 | P a g i n a
had hij voorzien van bewegende spiegels zodat hij het beeld kon sturen. ”Ik wilde in die voorstelling
de moderne kant van Amerika laten zien. Bewegende videoprojecties had toen nog niemand gezien. Daar
kon je een behoorlijke indruk mee achterlaten!” Als voorbeeld noemde hij een Rodeo dans die hij
belichtte met een beamer die een ronddraaiende lasso met een arm in het midden op de vloer
projecteerde. “De dansers dansten in het licht van de projectie. Dat waren momenten waarop ik het
echt goed kon gebruiken”
Een andere voorstelling waarbij hij beamers inzette was de voorstelling 1984, een samenwerking
tussen het Bitef Teatar in Belgrado en het Grand Theatre in Groningen. Hierbij was er weer sprake van
een combinatie tussen videoweergave en videobelichting. Een 5000 ansilumen beamer projecteerde
beelden op het witte decor, en een 3500 ansilumen beamer, voorzien van een yoke, werd gebruikt
om kleinere beelden als virtuele personages en lichtbundels te projecteren die plaatselijk meer
lichtintensiteit nodig hadden dan de grote beamer kon opbrengen.
Naast de beamers gebruikte André geen andere lichtarmaturen meer; alles werd belicht met deze
twee beamers. Hierdoor moest André op een andere manier over licht en video gaan nadenken.
“Door bijvoorbeeld een witte balk in het beeld te zetten op de juiste hoogte, kan je het gezicht van de
acteur belichten. Je moet als het ware het licht gaan zoeken in de videocontent”. In sommige gevallen
zette hij video’s uit de bibliotheek van de mediaserver in om de acteur te belichten. Zo gebruikte hij
op een bepaald moment een vlam om het hoofd van de acteur te belichten. De content werd
gemaakt door de Servische 3D animator Vuk Tatalovic. “Ik ben heel veel met die animator in discussie
geweest over waar ik wilde dat het plaatje licht werd. Met de mediaserver konden we veel doen, maar
sommige dingen moesten in het grote plaatje in 3D studio Max.”
De acteur bewoog zich in een
geprojecteerde wereld en werd
door diezelfde projecties ook
belicht.
Voorstelling 1984 [2006]
Gezelschap Bitef Theatar
Belgrado, Grand Theatre
Groningen
Digitaal lichtontwerp André Pronk
Video-animaties Vuk Tatalovic
F OTO ANDRÉ PRONK
46 | P a g i n a
Uri Rapaport
Uri Rapaport is een lichtontwerper die graag apparatuur op een hele andere manier gebruikt dan
waar het in eerste instantie voor bedoeld is. Die continue zoektocht naar nieuwe mogelijkheden
maakt hem een pionier op het gebied van nieuwe belichtingsmogelijkheden, en zo ook op het gebied
van belichten met digitaal licht: “Ik heb laatst een dansvoorstelling gemaakt met gesponsorde,
overjarige Sony beamertjes. De beamers die gemaakt zijn voor in de huiskamer of op kantoor. Normaliter
veel te zwak voor in het grote theater, maar ik had er wel 62: 24 als tegenlicht en 38 om de horizon mee
aan te lichten. Het is te vergelijken met het belichten met 500 Watt spotjes; je kunt er hele mooie dingen
mee doen, als je er maar veel van hebt!”
In een interview met Coen Jongsma voor het blad Zichtlijnen 1 vertelt hij waarom lichtontwerpers
anders met video omgaan dan video-ontwerpers: “Lichtmensen voelen zich veel minder gebonden aan
vaste formaten of vaste vormen. Videobeeld hoeft niet vierkant te zijn, in de vaste verhouding 4:3 of
16:9. Rond of elke andere vorm kan evengoed. Belichters zijn eraan gewend om beeld, net als gobo’s, ook
onscherp te gebruiken en deinzen er evenmin voor terug om een niet keystone-correct beeld te maken.
Door vrije plaatsing van de projectoren en door te variëren met de aanstralingshoek kun je met het licht
van de projectoren ook schaduwen creëren en daarmee diepte.”
“Vooral de combinatie van videoweergave met videobelichting is interessant.
Er zijn dingen mogelijk die met geen enkele andere lichtbron mogelijk zijn.”
Uri Rapaport | Lichtontwerper
1
Zie: Jongsma, Coen, Belichten zonder dimmers, Zichtlijnen 105, mrt. 2006
H O O F D S T U K 4 - D I G I T A A L L I CH T A L S B E L I C H T I N G SI N S T R U M E N T .
47 | P a g i n a
Video gebruiken voor theaterbelichting: waarom en waarom niet?
Onbeperkte mogelijkheden?
Wanneer spots vervangen worden door videoprojectoren, vallen er ineens veel beperkingen weg.
André Pronk: “Je hebt een nieuw scala aan mogelijkheden. Je kunt vrij gaan nadenken over licht. Dat
vergt ook wel enige oefening.” Ineens is het mogelijk om alle denkbare vormen aan het licht mee te
geven. En juist dat ‘alle denkbare’ is wat veel ontwerpers als gevaarlijk beschouwen. Doordat er nu zo
veel mogelijk is moet men veel meer gaan nadenken over wat men nu precies wil maken. Volgens Uri
wordt de kans op toevalstreffers daardoor kleiner. “Het is net als toen er scrollers1 kwamen. De eerste
reacties van lichtontwerpers waren ‘wauw, ik kan nu kiezen tussen meer kleuren’. Maar later blijkt dat je
hier veel meer over moet nadenken: welke kleuren moeten er in de scroller, en in welke volgorde? Dat
verhaal geldt ook voor belichten met videoweergevers. Je moet meer nadenken.”
1
Scroller: een strook aan elkaar geplakte kleurfilters in een geautomatiseerd apparaat waardoor het mogelijk is
om tijdens de voorstelling een spot van een andere kleurfilter te voorzien.
48 | P a g i n a
Tom Verheijen | Lichtontwerper
Wanneer de video puur gebruikt wordt voor de belichting,
zijn ontwerpers bang veel tijd kwijt te raken aan het
nadenken over en produceren van de videocontent. André
“Het maken van videocontent is erg
Pronk maakt ook liever geen gebruik van de standaard
tijdrovend. Het gevaar is dan ook dat je
bibliotheken in de mediaserver. Hij vindt het niet erg
terugvalt op standaard trucjes die in de
‘kunstig’: er is te weinig zelf bedacht. Uri denkt hier anders
mediaserver zitten ingebouwd.”
over. Volgens hem zit het kunstige niet zozeer in de
videocontent zelf, maar meer in de manier waarop het
Reier Pos | Lichtontwerper
wordt gebruikt: “Vergelijk het maar met gobo’s. Negen van
de tien keer pak je een gobo uit een standaard goboboek. Je
ziet zelden dat iemand andere gobo’s in een moving head plaatst. In een moving head kun je door
standaard gobo’s over elkaar heen te zetten en te spelen met beweging, focus, zoom enz. toch een
bijzonder beeld maken. Als mensen dan vragen hoe de ontwerper dat gedaan heeft, blijkt het gewoon
“De platte plaatjes zie je nu heel veel in het theater. Maar het komt volgens mij pas
samen met de rest van de voorstelling als het driedimensionaal gebruikt wordt. Dan
helpt het heel erg om die videocontent ook te gebruiken om mee te belichten.“
Video wordt vandaag de dag erg veel toegepast in theatervoorstellingen. Dat is ook niet
verwonderlijk, want video is in deze tijd waar film en televisie erg belangrijk gevonden worden een
wezenlijk onderdeel van de maatschappij. Bovendien wordt het gebruik van video steeds
gebruiksvriendelijker en tegelijkertijd goedkoper, zodat er weinig drempels meer bestaan voor
theatermakers en het in allerlei producties met allerlei budgetten wordt toegepast.
een standaard gobo te zijn geweest. Datzelfde geldt voor mediaservers. Met een standaard content kun
je bijzonder originele beelden creëren door creatief gebruik te maken van de mogelijkheden van de
mediaserver en de weergever.”
2D projectie in een 3D wereld.
Één van de lichtontwerpers die vrij pessimistisch is over het gebruik van video in theater is Reier
Pos. In Den Haag vertelde hij mij waarom: “Ik vind mezelf toch wel een redelijk driedimensionale
belichter. Ik houd erg van diepte maken in het beeld. Als je video projecteert op een platte achtergrond,
dan krijg je vaak een ongelofelijk plat beeld. Als dat goed past bij een voorstelling zou ik dat zeker
gebruiken. Maar ik heb nog niet vaak een voorstelling gehad waarbij ik dacht ‘hierbij heb ik dat nodig.’”
Reier gebruikt naast het licht van de video vaak licht van andere richtingen zoals zij- en tegenlicht om
de acteurs in een driedimensionale wereld te zetten. Vooral wanneer ze door de projectie worden
belicht.
Waar sommige lichtontwerpers veel moeite doen om het conventionele licht in harmonie te krijgen
met de projectie op de achtergrond, gebruikt Uri de video in zijn eigen voordeel om een passende
driedimensionale ruimte te scheppen: “Neem als voorbeeld een projectie van het uitzicht vanuit een
rijdende trein. Gebruik datzelfde filmpje overstraald en in spiegelbeeld als tegenlicht op de acteurs, en je
hebt een prachtig beeld. Ik zou niet weten hoe je dat anders zou kunnen maken.”
Door geprojecteerde videocontent te hergebruiken als voeding voor het licht, gaat de
videoprojectie een driedimensionale werking krijgen en wordt het een wereld waar de acteurs zich in
kunnen bewegen. Natuurlijk is het ook mogelijk het licht handmatig aan de video aan te passen. Maar
wanneer het mogelijk wordt om de video direct te hergebruiken voor het licht, zijn er in sommige
gevallen veel sneller veel realistischere resultaten te boeken.
Dansen met licht
Lichtontwerper Tom Verheijen vertelde me dat hij vooral veel mogelijkheden voor het gebruik van
videobelichting ziet in moderne dansvoorstellingen. ”Omdat dans al heel abstract is kun je vaak
extremere dingen met licht doen dan bij andere genres als toneel. Ik denk dan bijvoorbeeld aan een
schuivend kleurvlak of een lichtvlek die uit elkaar spat op het moment dat er in de choreografie ook iets
gebeurt. Of dat je bijvoorbeeld projecteert op een schuine vloer en daar dan druppels van licht langs laat
glijden.”
HOOF DSTUK 4 - DI G I TA A L
L I CH T A L S B E L I C H T I N G SI N S T R U M E N T .
49 | P a g i n a
Video maakt licht realistischer
Interactief
Behalve het gebruik van videocontent als geavanceerde gobo’s zien ontwerpers nog een ander
voordeel in het gebruik van video. Video is namelijk vrij goed live te maken. Hierdoor kan een
bijzondere interactie ontstaan tussen het licht en dat wat er gebeurt op de vloer. Je zou bijvoorbeeld
de kleuren van het bewegend licht kunnen koppelen aan een camera die van boven een witte schaal
filmt. Op het moment dat een acteur rode wijn in de kom giet, stroomt ook het toneel vol rood licht.
Op die manier zou je in theorie een heel dynamisch lichtplan kunnen maken met één enkele
lichtstand. De gebeurtenissen op het toneel veroorzaken direct veranderingen in het licht. De acteurs
maken hun eigen licht, in plaats van dat het licht op de voorstelling schijnt. Voorwaarde is natuurlijk
wel dat dit soort ideeën in een vroeg stadium gecommuniceerd worden, zodat een regisseur over een
50 | P a g i n a
André Pronk | Lichtontwerper
Wanneer er de wens is een bepaald licht heel realistisch na te bootsen, kan digitaal licht een
uitkomst bieden voor de lichtontwerper. Het grote voordeel van video ten opzichte van gobo’s is dat
het kan veranderen in de tijd. Zo is het continu veranderende licht van de zon dat schijnt op (of door)
een raam met een beamer veel realistischer te maken dan met welke andere combinatie van spots
dan ook. En als het betreffende raam in een bos staat met bewegende bladeren is het natuurlijk
helemaal feest voor de lichtontwerper.
“Je kunt licht veel realistischer maken. Waar je nu gobo’s neemt als je het licht in
een bos wil nabootsen, neem je straks een bewegend filmpje.“
Het gevaar van het gebruiken van video is
dat het zo groot en krachtig kan zijn dat het
acteurs makkelijk kan wegspelen. Tom
denkt dan ook dat wanneer hij het zou
willen inzetten bij een toneelvoorstelling,
de regisseur ook bewust voor dit effect zou
moeten kiezen. Het is een te aanwezig
element in de voorstelling om er zonder
overleg met het artistiek team voor te
kunnen kiezen. Natuurlijk kan het ook heel
subtiel gebruikt worden, maar voor dat
soort toepassingen is op dit moment de
apparatuur nog te kostbaar. Als er voor
digitaal licht gekozen wordt, moet het
gezien worden ook.
Dans in een installatie van
videoprojecties.
Voorstelling 5 Streams
[Springdance 2007]
Gezelschap Cie. Faim de Siecle
Concept Ibrahim Quraishi
Video-animaties Marc Perroud
Lichtontwerp J. Ryan Graves
dergelijk concept kan meedenken. Licht wordt op zo’n moment meer een vormgeving dan een
belichting. Ook voor dans zijn dergelijke toepassingen interessant: een danser die haar eigen licht
produceert of juist haar eigen schaduw en zo nooit in het licht kan komen.
Maar het kan nog abstracter. VJ software kan live video-effecten maken. Hierbij kunnen bepaalde
acties zoals een druk op een knop, van een technicus of een acteur, een verandering in de video en
daarmee het licht maken. Ook zijn er experimenten met motion capture zoals in de voorstellingen van
Yvonnen Fontijne waarbij bewegingen van dansers worden geregistreerd en omgezet in abstracte 3D
videoanimaties.
F OTO ANNA VAN KOOIJ
Door een camera te richten op een
actrice en de live output te
koppelen aan een beamer die haar
belicht, ontstaat er een
terugkoppeling en worden de
kleuren versterkt. Met subtiele
bewegingen met haar hoofd kon
zij de kleur van het licht
veranderen.
Voorstelling Hemelsblauw [2008]
Concept, video- en lichtontwerp Tiedo
Wilschut
F OTO TIEDO WILSCHUT
HOOF DSTUK 4 - DI G I TA A L
L I CH T A L S B E L I C H T I N G SI N S T R U M E N T .
51 | P a g i n a
Tijdens de interviews vroeg ik ontwerpers naar wat ze vonden van de kwaliteit van het licht dat uit
een beamer komt. Ik kreeg daar verschillende reacties op. Opvallend is dat op dit gebied de meningen
nog wel eens verschillen.
Een veel gehoorde klacht waren de zichtbare pixels en het ‘beamerzwart’ van de LCD beamers,
eerder behandeld in het eerste hoofdstuk1. Deze bezwaren werden door iedereen gedeeld. Op het
gebied van kleur waren de verschillen in mening echter groter. Waar de meeste ontwerpers niet zo
weg waren van de kleuren die een beamer kan produceren was André Pronk hier juist erg enthousiast
over. Hij noemde het zelfs als één van de redenen om voor een beamer te kiezen: “Ik heb nu het idee
dat ik echt kan zeggen dat ik alle kleuren kan maken. Dat heb ik niet met bewegend licht. Dat is ook één
van de redenen dat ik denk dat het het licht van de toekomst is.” . Volgens de meeste ontwerpers laten
echter met name de LCD- beamers het afweten wanneer het gaat om de kleur rood. Mooi warm licht
schijn je hier niet mee te kunnen maken. Men noemt het rood uit de beamer ‘synthetisch’.
Volgens Uri hoeft het verschil in kleur niet altijd een probleem te zijn. “De kleuren bij een beamer
verhouden zich anders. Het diepste blauw van een beamer is anders dan het diepste blauw van
bijvoorbeeld een Vari-lite spot. Net zoals die weer anders is dan het diepste blauw van een High End spot.
Je moet dat dus op elkaar afstemmen. Bij de musical Ciske De Rat heb ik om die reden de kleuren van het
bewegend licht geijkt op de kleuren in de videoprojectie op de achtergrond.”
1
Zie paragraaf ‘Videoprojectoren’, vanaf pagina 18
52 | P a g i n a
Arjen Klerkx | Video-ontwerper
Interessant was de klacht over de lichtintensiteit van de beamers. Veel ontwerpers vinden dit de
voornaamste reden om niet met beamers te gaan belichten. Alleen hele dure varianten kunnen
enigszins concurreren met het andere licht. Reier ziet de zwakke lichtintensiteit van de beamers als
een beperking: “Als je digitaal licht gebruikt naast bewegend en conventioneel licht, dan is het nog maar
de vraag of je de vrijheid hebt om het licht te maken dat je wil.” Uri ziet deze beperking niet zozeer als
een probleem: “Het is een kwestie van geld en verhoudingen. Beamers met een hoge lichtintensiteit zijn
nu eenmaal duurder. Het is net als met bewegend licht: soms is het voor de voorstelling eigenlijk nodig
dat er bewegend licht wordt gebruikt. Maar als daar geen budget voor is, kan je beter iets anders
verzinnen dan een te goedkope spot nemen waar niet genoeg licht uit komt. Dat geldt natuurlijk ook
voor beamers. Een andere oplossing is dat je het andere materiaal aanpast aan de lichtintensiteit van de
beamer zodat de verhouding weer klopt. Of je legt jezelf een beperking in het gebruik ervan op. Als je
“Video lijkt heel makkelijk te gebruiken maar heeft door de geringe intensiteit van de
videoprojector zo z’n beperkingen. Wil je iemand met een video van vuur belichten moet
het verder heel donker zijn, anders zie je het niet.”
Kwaliteit van beamerlicht
een spot van 2kW en een spot van 500W hebt, en je wil een donkerblauw tegenlicht en een openwit
frontlicht, dan kies je de 2kWer voor het blauwe tegenlicht. Een goedkopere beamer moet je vergelijken
met het 500W spotje: daar moet je dan geen donkere kleuren mee willen maken.”
Veel lichtontwerpers zijn van mening dat de ontwikkeling van de digitaallichtspots in de
evenementenindustrie plaats gaat vinden. Ik vroeg lichtontwerper Henk-Jan van Beek naar zijn
mening hierover. Henk-Jan maakt lichtontwerpen voor televisie (onder anderen Idols 2006) en grote
evenementen (Symphonica in Rosso). Hij werkt met grote hoeveelheden licht, bijna altijd
gecombineerd met video. Bijzonder was zijn voorspelling dat het belichten met projectoren juist
eerst zijn intrede gaat doen in het theater, en daarna pas in de evenementenindustrie: “Ik zou graag
beamers gebruiken voor m’n tegenlicht. Dat lijkt me een hele verademing. Ben je niet meer beperkt tot
de mogelijkheden van een gobo. Ik denk dat het niet lang meer zal duren voordat er betaalbare beamers
komen met een voldoende lichtopbrengst. Ik denk dat je die beamers eerst in het theater gaat zien. Daar
hoef je niet op te boksen tegen de felle LED-schermen en krachtige schijnwerpers zoals in de
evenementenindustrie het geval is. Bovendien hoef je geen rekening te houden met tv-registraties die
ook bepaalde eisen stellen aan het licht. Je ziet al dat er heel veel gebruik wordt gemaakt van
videoprojectie in theatervoorstellingen, vooralsnog voornamelijk om video weer te geven. Maar als je
genoeg lichtopbrengst hebt om te projecteren op een scherm, waarom dan niet op acteurs?”
De praktijk
Geautomatiseerde videoprojector
gebruikt als volgspot.
Voorstelling 1984 [2006]
Gezelschap Bitef Theatar
Belgrado, Grand Theatre
Groningen
Digitaal lichtontwerp André Pronk
Naast artistieke nadelen zien ontwerpers ook een aantal praktische bezwaren. Zo maakt Reier een
opmerking over het feit dat veel beamers, net als overigens veel bewegend licht, veel geluid maken.
Dit geluid is storend bij stille voorstellingen en om die reden vaak niet bruikbaar. Een ander punt is de
tijd. Digitaal licht moet, net als bewegend licht, elke keer gecorrigeerd worden wanneer de
voorstelling gaat reizen. André Pronk vertelt dat hij hier van tevoren best huiverig over was.
“Uiteindelijk bleek het mee te vallen. De set was gewoon in één dag op te bouwen en af te regelen.” Ook
over de tijd die hij vooraf en tijdens de montage kwijt was is hij niet negatief. “Het is zoiets nieuws. Je
moet je daar voor open stellen. En dat kost tijd en moeite. Maar als je dat eenmaal een keer gedaan hebt
is het de volgende keer weer veel gemakkelijker. Je kan er dan op een andere manier over nadenken. Als
je voor het eerst met bewegend licht werkt kost het je ook veel tijd. Als je het eenmaal een keer hebt
gedaan en weet hoe het werkt, gaat het de volgende keer veel sneller.”
Video-animaties Vuk Tatalovic
F OTO ANDRÉ PRONK
HOOF DSTUK 4 - DI G I TA A L
L I CH T A L S B E L I C H T I N G SI N S T R U M E N T .
53 | P a g i n a
54 | P a g i n a
Nieuwe mogelijkheden
Voorstelling Symphonica in Rosso
[2007]
Lichtontwerp Henk-Jan van Beek
Henk-Jan van Beek | Lichtontwerper
“Je zou de kleurvlaggen van de spots kunnen koppelen aan de video met
behulp van pixelmapping. Bij Symphonica in Rosso hebben we hier echter
niet voor gekozen omdat het licht dan helemaal opgaat in de video. Dat is
soms mooi, maar soms wil je ook juist tegen de video in kunnen gaan met
het licht.”
Video-ontwerp Bart Clement
Over het algemeen is Uri van mening dat men teveel
“Nederland heeft last van tradities.”
bezig is met het vergelijken van nieuwe technische
Uri Rapaport | Lichtontwerper
mogelijkheden met de oude techniek waar men mee
vertrouwd is. Zo weten we dat meerdere beamers
samen een groter plaatje kunnen vormen. Bij een
demonstratie van een DL.21 zien we graag hoe snel dit apparaat dat kan. “Wat we nu doen is dat we
digitaal licht gebruiken voor iets dat we al kunnen. Terwijl we er ook veel nieuwe dingen mee kunnen
doen!” Uri maakt een vergelijking met de introductie van de LED. Een LED lijkt niet op een gloeilamp.
Om hem toch te kunnen verkopen proberen fabrikanten met LED’s de kleur licht van een gloeilamp
na te bootsen en hem in eenzelfde behuizing te stoppen, zodat hij lijkt op een gloeilamp. Dat is op
zich begrijpelijk, maar Uri gebruikt de LED dan liever voor nieuwe toepassingen die met een gloeilamp
niet konden. “Als je een beamer hebt hangen en iemand vraagt ‘maak eens een laserstraaltje’. Ja dat kan
natuurlijk ook met een beamer. Maar een laser is daar vele malen beter in. Als je iets na wil maken wat al
bestaat, dan legt de beamer het er in de meeste gevallen bij af. Maar je kunt ook nieuwe dingen maken
die nog nooit iemand gezien heeft. Wil je een televisieruis gebruiken als licht, dán moet je een beamer
nemen. Wil je een laserstraaltje, neem dan een laser want die kan dat beter!”
In Amsterdam sprak ik met Jan Fedinger. Hij is een jonge lichtontwerper die graag open staat voor
het gebruiken van alternatieve lichtbronnen. Volgens hem is één van de redenen dat er nog zo weinig
met videobelichting gedaan wordt, dat mensen het weergeven van video zó gewoon zijn gaan vinden
dat ze moeite hebben om de content los te koppelen van de projectie. “Om videoprojectie te
gebruiken als lichtbron moet je veel vrijer met de content om gaan. Je moet niet langer denken in
plaatjes die je zichtbaar wil maken op een projectievlak, maar in abstractere elementen als vorm, kleur
en beweging die een basis vormen voor het licht dat je in een ruimte loslaat en daarbij acteurs en decor
belicht.”
Henk-Jan ziet de mogelijkheden van het gebruik van videobelichting helder voor zich: “Stel je hebt
drie projectoren als tegenlicht op de vloer. Dan kun je van alles maken: een straat, of een schaduw die
van een acteur wegloopt. Of bijvoorbeeld een opkomende zon. Natuurlijk kan dat laatste ook met een
lamp, maar met een videoprojector zal het mooier zijn.”
1
DL.2: zie Bewegende beamers, pagina 18
HOOF DSTUK 4 - DI G I TA A L
L I CH T A L S B E L I C H T I N G SI N S T R U M E N T .
55 | P a g i n a
Toekomstdromen
Tijdens de interviews vroeg ik de ontwerpers naar hun visie op de toekomst. Hoe verwachten zij dat
digitaal licht zich zal gaan ontwikkelen? Ik verdeelde hun ideeën in drie categorieën: korte termijn
(2010), langere termijn (2020) en verre toekomst (20??).
Maar voordat digitaal licht daadwerkelijk op grotere schaal toegepast gaat worden, moeten
ontwerpers zich bewust worden van de mogelijkheden die ze hiermee in handen krijgen. Volgens Uri
gaan de lichtcomputers zorgen voor deze omwenteling. “Fabrikanten bieden nieuwe mogelijkheden
aan en ontwerpers gaan daar mee aan de slag als ze er wat in zien. Ik denk dat de ontwikkeling van
lichttafels en de aansturing naar de mediaservers toe een grote sprong gaat maken. Op het moment dat
de lichtcomputers en mediaservers slimmer worden wordt het gebruiken van digitaal licht toegankelijker
en is de drempel veel lager om ermee te gaan experimenteren.”
56 | P a g i n a
Lida Ammerlaan | Video-ontwerper
2010
Op de korte termijn verwachten ontwerpers dat met name de kwaliteit en lichtopbrengst van
beamers en daarmee digitaallichtspots verder zal verbeteren. Reier: “Ze zouden van mij wel wat
kleiner mogen. Het geeft mij het gevoel dat we nog met een soort dinosaurussen werken. Ze zijn nog heel
grof met grote, lawaaierige koelingen enz.”. De algemene verwachting is dat als de huidige
prijsontwikkeling zich doorzet, het gebruik van digitaal licht steeds beter betaalbaar wordt waardoor
het makkelijker toegepast kan worden als belichtingsintrument.
“Er zal een nieuwe beeld/lichttaal ontstaan doordat lichtontwerpers de video gaan
ontdekken. Reden hiervoor is dat steeds meer videotoepassingen standaard in onder meer
lichtcomputers worden gebouwd. Ik hoop wel dat lichtontwerpers verder gaan en hiermee
gaan experimenteren en vooral zelf creëren.”
Ook Reier heeft geen moeite met het verzinnen van nieuwe mogelijkheden. “Het zou prachtig zijn
als je een vogeltje ziet vliegen over een wand heen. Dan knalt het vogeltje ineens uit elkaar en wordt het
een lichtbundel die een persoon belicht.” Reier is van mening dat het gebruiken van video voor een
meer organische belichting kan zorgen, en dan met name in de overgangen tussen lichtstanden. Er
zijn veel minder beperkingen in de manier waarop van de ene stand naar de andere stand gegaan
wordt. Wanneer bewegend licht gebruikt wordt, moet men vaak rekening houden met wat de
volgende stand gaat worden. Als daar een spot op een bepaalde plek moet staan en men mag de
bundel niet zien bewegen, moet de spot uit staan in de stand ervoor. Een beamer heeft die beperking
veel minder; daar kan gewoon een fade gemaakt worden tussen twee plaatjes. Of men kan iets
toevoegen aan het beeld terwijl het vorige beeld blijft staan.
Peter Missotten | Regisseur / Vormgever
“Dat mensen nu nog in een kelder op een snijplaat filters moeten snijden en die dan
voor een spot moeten monteren. Dat is toch middeleeuws! Ik vind het heerlijk dat dat nog
moet en het zal me ook pijn doen om het te zien verdwijnen. Maar het zal verdwijnen.”
Ook denkt Uri dat de mediaserver weer uit de digitaallichtspots gaat verdwijnen. “Vroeger werden
lichttafels en dimmers van één fabrikant als pakket verkocht. Kocht je een lichttafel en een dimmer van
hetzelfde merk dan had je een goede set volgens de fabrikant. Dat is nu ondenkbaar. Waarom zou je niet
een andere dimmer kunnen nemen? Datzelfde is nu aan de hand met digitaal licht. Je ziet dat bewegende
beamers met mediaservers in één behuizing geleverd worden. Dat is een tussenstap.”
2020
Op de langere termijn wordt volgens de meeste ontwerpers bewegend licht langzamerhand
vervangen voor digitaal licht. André Pronk denkt zelfs dat we over 10 jaar de bewegende spot zoals
die er nu is niet meer kennen: “De moving lights gaan eruit, die hebben hun langste tijd nu wel gehad.
Dat worden allemaal moving beamers. Dat is toch veel handiger: hoef je geen gobo’s meer te bestellen.
Je ziet een leuk plaatje, scant dat in en klaar ben je. Je hebt alle gobo’s die je maar wil.”
Regisseur/vormgever Peter Missotten is het met André eens: “Ja natuurlijk heeft de beamer veel
voordelen. Als je ziet hoe de huidige moving lights werken met ijzeren plaatjes die voor de lamp moeten
bewegen en dan heet worden en toch niet stuk mogen gaan. Dat is gewoon niet de meest snuggere
uitvinding.”
Peter voorspelt dat de techniek intelligenter wordt en de bediening ervan complexer. “Ik denk dat
je in de toekomst meer hoog opgeleide operators krijgt, en veel minder ‘techniekers’. Net als er nu nog
maar één hoogopgeleide technicus voor de trekkenwandcomputer nodig is waar eerst heel veel mensen
aan touwen moesten trekken.
20??
Uri ziet de ontwikkeling nog een stap verder gaan. Hij denkt dat de lichtsystemen zó intelligent
worden dat ze zelfstandig beslissingen kunnen nemen: “Je gaat merken dat systemen steeds
intelligenter worden. Je krijgt straks een beamer die weet waar hij is en dat hij nummer 1 is van een reeks
van 6. Je geeft de beamer dan een simpele opdracht: beamer 1 volg acteur A met een gele cirkel. En
afhankelijk van wanneer de acteur opkomt, begint hij met volgen. Totdat de acteur buiten bereik van de
beamer komt, dan neemt een andere beamer het van hem over.”
Over het algemeen zijn alle lichtontwerpers het met elkaar eens: video gaat zijn intrede maken in de
theaterbelichting. Maar hoe denken video-ontwerpers over deze ontwikkeling? Zij hebben meer
ervaring in het gebruik van video dan lichtontwerpers. Over hun mening gaat het volgende
hoofdstuk.
HOOF DSTUK 4 - DI G I TA A L
L I CH T A L S B E L I C H T I N G SI N S T R U M E N T .
57 | P a g i n a
58 | P a g i n a
Hoofdstuk 5
Lichto ntwerp o f vi deo -o ntwerp ?
Beamers ingebouwd in kantelbare
schermen werden soms voor
toplicht en soms voor
videoweergave gebruikt.
Voorstelling Wolfskers [2007]
Gezelschap Toneelhuis
In de interviews met diverse lichtontwerpers werd duidelijk dat lichtontwerpers in beamers en
andere videoweergevers hun toekomstige lichtarmaturen zien. Maar daarmee gaan ze zich wel
begeven op het terrein van de video-ontwerpers. Hoe denken zij over deze ontwikkeling? Om hier
achter te komen interviewde ik video-ontwerpers Arjen Klerkx en Lida Ammerlaan. Ook interviewde
ik Peter Missotten, regisseur, vormgever en artistiek leider van De Filmfabriek.
Regie Guy Cassiers
Stijlconcept/vormgeving ENRICO
BAGNOLI, DIEDERIK DE COCK,
ARJEN KLERKX
Ontwerp Videoschermen PETER
MISSOTTEN / DE FILMFABRIEK
F
K
B
Video in theater: waarom?
Om te kunnen voorspellen of video als belichtingsinstrument gebruikt gaat worden, is het goed om
eerst te benoemen waarom video überhaupt gebruikt wordt in het theater. Theater is een kunstvorm
waarbij meerdere artistieke elementen (muziek, poëzie, literatuur etc.) gecombineerd worden in één
presentatie. Welke kunsten gecombineerd worden verschilt per genre en zelfs per voorstelling, maar
in basis zijn alle kunsten te gebruiken binnen een theatervoorstelling. Zo ook film en video. Een
andere eigenschap van theater is dat het een spiegelfunctie heeft voor de maatschappij. Het
probeert het publiek te interesseren door onderwerpen te behandelen, te bekritiseren of anderszins
te gebruiken die een rol spelen in het leven van de toeschouwer. Dat is ook niet erg verwonderlijk,
aangezien de mensen die het theater maken ook deel uitmaken van diezelfde maatschappij.
Gebeurtenissen in de maatschappij hebben zo direct invloed op het theater. Zo merkt Uri Rapaport
op dat doordat mensen gewend zijn geraakt aan de snelle beeldwisselingen op televisie, en met
name de videoclips, het nu heel normaal is dat een toneelbeeld in één klap in een totaal andere kleur
belicht wordt. Iedereen accepteert meteen dat we een sprong maken in de tijd of naar een andere
ruimte kijken. Zestig jaar geleden was dat waarschijnlijk als zeer storend en verwarrend ervaren.
Afhankelijk van technologie
In Antwerpen sprak ik met regisseur/vormgever Peter Missotten. Hij is gefascineerd door de
invloed die techniek, en met name video, heeft op de maatschappij. De afhankelijkheid van mensen
van technologie is dan ook een vast thema in zijn werk. Dit betekent niet dat hij geen technologie wil
gebruiken, in tegendeel: hij gebruikt het zeker, alleen op zo’n naïeve manier dat het een kritiek wordt
op de technologie. “In 2000 maakte ik voor het Ro Theater de voorstelling De Wespenfabriek. Voor die
HOOF DSTUK 5 - L I C H TON TWER P
OF VI DEO- ON TW ER P ?
59 | P a g i n a
voorstelling had ik een ontzettend nutteloze video-installatie gemaakt om kritiek te leveren op het
gebruik van video in het theater. Ik had zeven projectoren die allemaal een halve meter boven de vloer
hingen en allemaal een klein onscherp vlekje projecteerden op de vloer. Mijn doel was om zoveel mogelijk
technologie te gebruiken met zo weinig mogelijk resultaat. Bij iedere projector hing een cameraatje die
een soort mini lichtorgeltje filmde. Als je lawaai maakte gingen er een paar ledjes knipperen, wat
uitvergroot werd door de beamers. Dat was best leuk: als de acteur tekst had, ging de hele vloer
knipperen en bevond hij zich in een soort stad van lichtjes. Toen dacht ik: ja, zo moet je video gebruiken:
totaal nutteloos. Zo kun je de macht van de mens over de video tonen, in plaats van de macht die de
video over de mens heeft gekregen.”
Als ik Peter vraag of hij denkt dat lichtontwerpers video gaan gebruiken, is het niet verwonderlijk
dat hij vermoedt van wel: “De mogelijkheid is er, dus moet het gebeuren. Maar ik denk niet dat de
ontwerpers de personen zijn die bepalen wat er gaat gebeuren. Zij denken graag dat dat zo is. Maar
eigenlijk zijn het de mensen in China die de nieuwe technologieën bedenken en andere technologieën
betaalbaar gaan maken. Hoe de toekomst er uit gaat zien wordt niet door ons, maar vóór ons bepaald.”
In Kwartet stelde Peter Missotten de
invloed van de media op de mensen ter
discussie, door de acteurs in een wereld
van projectieschermen te zetten en hen
met elkaar te laten communiceren via
camera’s.
Voorstelling Kwartet [2006]
Gezelschap Toneelhuis &
Schauspielhaus Wien
Regie Peter Missotten
F OTO KOEN BROOS
60 | P a g i n a
Tom Schenk | Vormgever
“Video kan best een hype zijn. Wie weet is het straks allemaal weer voorbij als er een
ander speeltje op de markt komt. Ik werk graag en vaak met videobeelden omdat ik het
een leuk speeltje vind.”
Video: een tijdelijke hype of een blijvende vernieuwing?
In het theater hebben we vaak te maken met modeverschijnselen. Dat is geen wonder, aangezien
theater een spiegel wil voorhouden aan de maatschappij die door de massamedia voortdurend
nieuwe hypes krijgt opgedragen. Volgens sommigen is video ook zo’n hype. Anderen denken dat
video een blijvende invloed zal achterlaten in het theater.
In Amstelveen sprak ik met video-ontwerper Lida Ammerlaan over het gebruik van video door
lichtontwerpers. Ook zij ziet in dat video nieuwe mogelijkheden biedt voor lichtontwerpers. “Als de
prijzen van mediaservers en videoweergevers verder omlaag gaan, ga je digitaal licht ook veel in het
theater zien. Want zo bijzonder anders is het niet: lichtontwerpers gebruikten eigenlijk altijd al video in
hun licht, alleen noemden ze het gobo’s. Het voornaamste verschil is dat de gobo’s straks digitaal
worden.” Lida hoopt wel dat lichtontwerpers alleen voor het medium kiezen als ze daar een goede
reden voor hebben. Zij voorziet echter een hype in het gebruik van de video -inmiddels digitaal licht
genoemd- in het theater. “Het nadeel van zo’n hype is dat er ineens overal voor de techniek gekozen
wordt omdat het ‘in’ is en niemand wil achterblijven. Dat zagen we al eerder toen videoweergave z’n
intrede deed in het theater: alles moest ineens met video. Steeds groter, feller en meer. Je ziet dat eerst
de techniek er is, en omdat het kan wordt het nieuwe speeltje ook gebruikt. Het liefst zo veel en zo vaak
mogelijk om te laten zien dat het er is. Gelukkig zijn we die periode nu langzaamaan aan het passeren en
wordt de video steeds vaker doelbewust ingezet: functioneel en conceptmatig. De decordoeken zijn
video geworden en worden zelfs levend. De volgende stap is dat ze buiten hun 2d vlak treden door te
projecteren op 3d decors, mensen en hun omgevingen en daar ook mee gaan communiceren.”
Lichtontwerper JanChris Duijvendak gaf bij het invullen van de enquête aan dat hij vermoedt dat
lichtontwerpers door de hype in het gebruik van video er nu nog juist van weerhouden worden video
doelbewust in te zetten voor belichtingsdoeleinden: “Nu wordt er veelal video in voorstellingen
geïmplanteerd als vormgevingskeuze. Daarmee is het nog geen belichtingsinstrument. Gelukkig zal het
als hype snel overwaaien en blijft de bewuste keuze over. Daarmee is te werken en te ontwikkelen. Het
zal nog lang duren voor we met video belichten. “
HOOF DSTUK 5 - L I C H TON TWER P
OF VI DEO- ON TW ER P ?
61 | P a g i n a
“Ik vind dat er vaak te makkelijk over
content wordt gedaan.”
Lichtontwerpers maken gebruik
van videocontent
Met de introductie van digitaal licht zullen steeds
meer lichtontwerpers video gaan gebruiken als
Arjen Klerkx | Video-ontwerper
instrument om mee te belichten. Hoe denken videoontwerpers over deze ontwikkeling? In Antwerpen
sprak ik met video-ontwerper Arjen Klerkx. Arjen
ontwerpt video in de breedste zin van het woord. Zowel de content als de manier waarop de content
gebruikt wordt, worden door hem bedacht. Hij gebruikt daarbij de mediaserver om tijdens de
montage de videocontent in te kunnen passen in de voorstelling.
Over het gebruik van videoprojectie als alternatieve lichtbron is Arjen echter pessimistisch: “Het
grote nadeel van een videoprojector vind ik dat hij altijd hard licht uitstraalt. Je kunt een beamer wel
onscherp trekken, maar je blijft pixels zien die allemaal afzonderlijk worden uitgestuurd. Of die pixels
onscherp zijn of scherp, zacht licht wordt het niet. Je kunt hooguit de illusie van zacht licht maken door
een video digitaal onscherp te maken, maar het blijft hard licht; de schaduwen blijven scherp! Ik ben van
mening dat het licht in de voorstelling toch iets abstracters moet zijn. Ik ben bang dat lichtontwerpers al
snel wolkjes gaan maken. Maar het is dan wel een wolk die uit harde pixels bestaat in plaats van uit
zacht, diffuus licht!”
Tijdens de presentatie van de workshop Digitaal Licht in mei 2007, georganiseerd door het Instituut
Lichtontwerpen (iLo) in samenwerking met de Vereniging voor Podiumtechnologie (VPT) en
Dutchview, was Arjen gevraagd om een lezing te geven over het maken van videocontent. ”Het rare
van die presentatie vond ik, dat ik de enige was die iets wist over het maken van videocontent. Verder
waren er alleen maar lichtontwerpers! Terwijl als je iets met video wil doen moet je ook verstand hebben
van hoe je content maakt en bewerkt, en hoe je bijvoorbeeld met videolagen werkt!” Arjen is van
mening dat lichtontwerpers vaak veel te makkelijk denken over de videocontent. “Een lamp
verhangen doe je heel makkelijk. Het grote nadeel van video is dat je te maken hebt met de content. Dat
is een heel star gegeven, dat is niet snel even bij te stellen zoals je dat met een lamp kunt doen. Natuurlijk
worden computers sneller waardoor content ook sneller te veranderen is, maar de content moet wel
bedacht worden. Mediaservers maken het live met video werken al een stuk makkelijker. Maar het zijn
enkel apparaten die vooraf gemaakte content verder kunnen bewerken. Je hebt dus eerst content nodig,
en die moet bedacht en gemaakt worden! Lichtontwerpers hebben daar geen ervaring mee. Ze zullen
62 | P a g i n a
Voorstelling Bezonken rood [2004]
Gezelschap Toneelhuis (BE) & ro
theater (NL)
Regie Guy Cassiers
Decor-, video- & lichtontwerp Peter
Missotten
Realisatie video Arjen Klerkx
F OTO PAN SOK
Koen van Oosterhout | Lichtontwerper
“Als je het kunt gebruiken als lichtbron is de content van het videomateriaal wellicht
van minder belang en dus makkelijker te gebruiken.”
allemaal zeggen dat ze het heel interessant vinden. Ze denken ‘al die mogelijkheden van zo’n
mediaserver, daar kun je vast ontzettend veel mee doen’. Ze willen er graag mee aan de slag, maar wat
ze er mee kunnen weten ze niet. Het nadeel van projectie is dat veel mensen het zien als een soort
walhalla. Zij denken ‘de projectie moeten we gebruiken. We hebben ervoor betaald dus kunnen we nu
projecteren wat we willen.’ Dit is nog meer het geval als er ook een mediaserver is: dan wordt het wel
heel makkelijk om een filmpje uit de bibliotheek te trekken. Maar wat zie je dan? Allemaal standaard
videobeelden die ronddraaien en naar alle kanten bewogen worden. Ik vind dat men eerst moet
definiëren waar men de projectie voor wil gebruiken.”
Lichtontwerper Uri Rapaport is van mening dat er een verschil in benadering is tussen het
gebruiken van video om weer te geven en het gebruik van video om te belichten. Volgens hem is het
laatste veel minder contentgevoelig. Hij kijkt vanuit zijn ervaringen als lichtontwerper: “Wanneer je
een gobo van een skyline op een achterwand projecteert is de content veel belangrijker dan wanneer je
deze onscherp als tegenlicht op de vloer gebruikt. Datzelfde geldt volgens mij ook voor video.” Bij licht is
de content van de gobo lang niet altijd representatief voor het effect dat ermee gemaakt wordt.
Monteer een gobo van een skyline en een gobo van een boom voor elkaar in een bewegende spot, en
met de juiste instellingen van focus, kleur en snelheid zal je er een aardig watereffect mee kunnen
maken. Vanuit die ervaring zullen lichtontwerpers ook aan de slag proberen te gaan met het
monteren van video; alsof het gobo’s zijn.
HOOF DSTUK 5 - L I C H TON TWER P
OF VI DEO- ON TW ER P ?
63 | P a g i n a
Jan Fedinger deelt de mening van Uri: “Wanneer je video gebruikt om te belichten moet je anders na
gaan denken over de content. De content moet veel abstracter worden gezien: de content is niet meer
het doel maar het middel. Als je videocontent maakt om weer te geven zou je bijvoorbeeld een gezicht
kunnen filmen. Wil je met videoprojectie belichten, is het veel interessanter om bijvoorbeeld met vormen
en kleuren en diens transformatie te werken.”
Waar dan precies de grens ligt tussen videoweergave en videobelichting is moeilijk te zeggen
volgens Jan. “Videoweergave doe je altijd met behulp van licht en je zal er dus altijd rekening mee
moeten houden in je beeld. Wanneer je de videoweergave ook gebruikt om te belichten, kom je dichter
in de buurt van die grens. Maar het wordt voor mij pas écht een onderdeel van de belichting als je de
video gebruikt om iemand in het licht te zetten. Projectie op een achtergrond kan fungeren als horizon,
maar ik vind het dan meer een decoratief element dan een belichtingselement.”
Een ander struikelpunt waar zowel video-ontwerpers als lichtontwerpers voor waarschuwen, is het
vermogen van video om zo te overheersen dat het de acteurs kan wegspelen. “Als vorm of als
installatie kan beamerlicht als tegenlicht wel mooi zijn, maar wat als er nog wat anders gebeurt op
toneel? Het is wel een heel aanwezig element!”, aldus Arjen.
Peter Missotten snijdt nog een heel ander onderwerp aan in zijn artikel Media Materiaal1. In dat
artikel waarschuwt hij voor het verschil tussen een onderwerp, weergegeven op toneel en datzelfde
onderwerp weergeven op een videoweergever op het toneel. Zo krijgt een varken op een
televisiescherm een hele andere betekenis dan een varken live op toneel. “De voorstelling gaat niet
meer over varkens, maar over het komische zicht van een varken op tv. Het gaat over beeldvorming,
over het conflict tussen de gewone bewoners van de televisie (mensenhoofden) en dat varken.”
Natuurlijk is dit artikel een waarschuwing voor het gebruik van video als weergever. Maar in sommige
gevallen zou het ook kunnen gelden voor belichten met video.
Voorstelling Bezonken rood [2004]
Gezelschap Toneelhuis (BE) & ro
theater (NL)
Regie Guy Cassiers
Decor-, video- & lichtontwerp Peter
Missotten
Realisatie video Arjen Klerkx
F OTO PAN SOK
1
Toneelacademie Maastricht / Theater Instituut Nederland, Theater & Technologie, Amsterdam, Theater Instituut
Nederland, 2006. Eindredactie: Eric de Ruijter. Pagina 92-97.
64 | P a g i n a
Marjolein Ettema | Vormgever
“Ik zie video niet als belichting, maar als vormgeving. Licht moet rekening houden met
deze vormgeving omdat het snel alles wegbelicht. Zeker bij theater zal je de acteur altijd
moeten kunnen zien.”
Samenwerking tussen video- en lichtontwerpers
Wanneer er in een voorstelling zowel video als licht gebruikt wordt, is het noodzakelijk dat er een
goede samenwerking tussen de twee disciplines bestaat. Immers: de videoweergave maakt enerzijds
deel uit van het lichtbeeld, en het licht kan anderzijds de zichtbaarheid van de videoweergave
verstoren.
Het samen laten komen van video en licht kan op meerdere manieren. De manier waarop men het
prettigst samenwerkt zal per persoon verschillen, net als elke regisseur, vormgever en
kustuumontwerper zijn eigen voorkeur heeft. Natuurlijk is het mogelijk om de eindregie van de video
te laten uitvoeren door de lichtontwerper met behulp van een mediaserver. Hierdoor verliest de
video-ontwerper echter wel een deel van zijn grip op de video. Het heeft dan ook vaker de voorkeur
om het licht en de video gescheiden te houden. Lida Ammerlaan heeft de voorkeur om tijdens het
programmeren voor zowel de video- als de lichtontwerper een eigen lichtcomputer en een eigen
operator 1 te hebben. Hierdoor is er sneller te werken en hoeven de twee ontwerpers niet op elkaar te
wachten met opdrachten geven aan de operator. Het afstemmen gebeurt met communicatie tussen
de licht- en video-ontwerper. De lichtontwerper heeft dus geen directe invloed op de video en vise
versa; alles gaat via de ontwerper van de andere discipline. Als de show af is worden de twee
programma’s samengevoegd op één lichttafel zodat zowel de video- als de lichtcues door één
technicus kunnen worden gedrukt.
Blijkbaar hechten video-ontwerpers veel waarde aan het zelf in de hand houden van het
eindresultaat van de videoweergave. Maar waar ligt de grens tussen video en licht? Die grens is niet
altijd even duidelijk te trekken. “De vraag is hoe je met de beeldbepaling om gaat en wie daar voor welk
deel voor verantwoordelijk is. Als ik met een lichtontwerper werk, werken wij naast elkaar. We komen
niet op elkaars vlak. Ik ga ook niet zeggen ‘jij moet geen svoboda’s gebruiken’. Dat betekent niet dat we
geen rekening met elkaar moeten houden.”, aldus Arjen.
Dat de samenwerking tussen video en licht niet altijd even soepel gaat, blijkt uit de ervaring die
lichtontwerper Floriaan Ganzevoort mij schrijft: “Tijdens het maken van de voorstellingen met
video was er eigenlijk altijd sprake van een onbegrip tussen de disciplines. Het feit dat het renderen
van video zo lang duurt maakt dat niet makkelijker. Het is in de praktijk gebleken dat je als regisseur
of als lichtontwerper en videomaker duidelijke keuzes moet maken wanneer het licht de boventoon
1
Operator: technicus die gespecialiseerd is in het bedienen van een bepaald apparaat, in dit geval de
lichtcomputer.
H O O F D S T U K 5 - L I C H T O N T W E R P O F V I D E O - O N T W E R P ? 65 | P a g i n a
voert en wanneer de video. Beide tegelijk gaan elkaar vrijwel altijd in de weg zitten. Dit komt niet
alleen doordat beide bronnen feitelijk van dezelfde soort zijn -licht-, maar ook hebben ze beide een
verregaande invloed op het beeld. Wanneer de video iets bijzonders doet, kan het licht dat niet ook
doen.
De strijd zit hem alleen bijna nooit in deze aspecten (dat is dan op zijn slechts een felle inhoudelijke
discussie), maar meestal in de reden dat video tot op heden vrijwel nooit voldoende lichtopbrengst
heeft om door het licht heen te kunnen prikken. Daarom moet je altijd intensiteit terugnemen of je
heil zoeken in richtingen die je anders misschien nooit gekozen zou hebben als zijlicht om een
projectiescherm te vermijden.”
Om niet alles van het laatste moment af te laten hangen, is het raadzaam de afstemming van
video en licht van tevoren al enigszins duidelijk te krijgen. In de evenementenwereld is de
montagetijd op locatie nog korter dan in het theater. Voor Lida is het dan ook erg belangrijk om
van tevoren over de afstemming na te denken, door de show bijvoorbeeld te simuleren in een 3Dvisualisatieprogramma als WYSIWYG: “Wanneer licht in WYSIWYG wordt geprogrammeerd kun je
ook video hier in mee programmeren. Daardoor wordt al eerder duidelijk hoe de video in combinatie
met licht eruit gaat zien op een bepaalde locatie. Mijn ervaring is dat het in het echt altijd weer
anders is in de zaal of op de vloer, maar het geeft wel alvast een goed beeld.”
Een voorstelling waarbij licht en video op een leuke manier samenkomen is de nieuwe show
van Karin Bloemen waarvoor Lida een video-ontwerp maakte: “Tijdens de show kruipt Karin in een
tent en via haar zaklamp speelt zich een schimmenspel af. In de tent staat een beamer en met die
beamer projecteren we het schimmenspel op de binnenkant van de tent, zodat het publiek ervaart
dat Karin de meest fantastische en onmogelijke schimmenkunsten vertoond. Nu doet Karin de
stemmen live bij het schimmenspel maar dit zou je ook van te voren kunnen opnemen zodat Karin
zich ondertussen kan omkleden of iets anders zou kunnen doen.”
66 | P a g i n a
Voorstelling OVERGANG – Karin
Bloemen [2008]
Producent LaBloemen
Regie Marnix Busstra
Lichtontwerp Claus den Hartog
Toneelbeeld Jan Aarntzen
Animaties Lida Ammerlaan
Henk-Jan van Beek | Lichtontwerper
“Het nadeel van mensen die content maken is dat ze op een scherm werken. Op locatie
blijkt het er, onder een andere hoek vanaf het zijbalkon, toch heel anders uit te zien.
Gelukkig zijn er steeds meer video-ontwerpers die ook nadenken over hoe de video
gebruikt gaan worden.”
Twee disciplines komen samen
Wanneer video niet meer weergegeven wordt op een scherm maar gebruikt wordt voor de
belichting, veranderen de verhoudingen tussen video en licht. Video is geen doel op zich meer, maar
een ondergeschikt onderdeel van het licht. Dit stuit op weerstand van video-ontwerpers, die bang zijn
ondergeschikt te raken aan de lichtontwerpers. Arjen: “Dat is nu de grote discussie in Nederland: Is de
video-ontwerper een onderaannemer van de lichtontwerper die content aanlevert voor de mediaserver
van de lichtontwerper, of blijven het twee autonome ontwerpers die naast elkaar staan? Ik vind dat er
vaak te makkelijk over content wordt gedaan. Vaak is er een videoartiest die een content maakt. Die
content wordt dan overgenomen door de lichtontwerper die zegt ‘kijk eens wat een mooie dingen ik
ermee doe”
Wellicht is er een onderscheid nodig tussen video-ontwerpers die videocontent ontwerpen voor
een weergave op een scherm, en animators die voor een lichtontwerper content maken die als een
soort gobo’s gebruikt wordt in digitaal licht. In sommige gevallen zal de lichtontwerper zelf in staat
zijn deze content te maken, in andere gevallen wordt dit te complex en moet hij samenwerken met
een contentmaker. Henk-Jan van Beek kan zich goed voorstellen dat lichtontwerpers videocontent
gaan ontwerpen: “Je maakt met je laptop een plaatje en dat projecteer je dan. Een schaduw van een
acteur tekenen kun je zelf. Wil je de schaduw laten lopen, dan vraag je een animator. De lichtontwerpers
worden zo een beetje contentontwerpers. Het kan ook zijn dat ze schetsen maken en dat laten
uitwerken door een animator. Zij hoeven minder gedetailleerd te werken dan video-ontwerpers, het
filmpje mag best zwart-wit zijn; de kleur is ter plekke met de mediaserver te bepalen.”
“Ik weet niet of de twee disciplines ooit bij elkaar
gaan komen. Ik weet wel dat ik niet ga
lichtontwerpen.”
Arjen Klerkx | Video-ontwerper
HOOF DSTUK 5 - L I C H TON TWER P
OF VI DEO- ON TW ER P ?
67 | P a g i n a
Lida is als video-ontwerper niet bang onderschikt te raken aan de lichtontwerper. Zij denkt dat de
video-ontwerpers pas ingezet gaan worden als de content belangrijker wordt: “Of
lichtontwerpers ook met video kunnen gaan werken hangt af van de capaciteit van het individu.
Als een lichtontwerper zelf de content voor zijn digitaal licht wil maken, moet hij dit vooral doen.
Ik hoop alleen dat hij of zij wel goed nadenkt over het wat, waar en waarom omdat het twee
totaal verschillende beeldtalen / werelden zijn. Aan de andere kant krijg je hierdoor weer mooie
verrassingen. Zolang men het maar zelf creëert. Ik denk dan ook dat wanneer de video belangrijk
is in de voorstelling, de lichtontwerper toch een video-ontwerper erbij zal vragen. Andersom zou
ik ook niet snel het licht erbij doen, ook al kan je met video belichten. Ik vind het samenspel met
meerdere disciplines juist zo leuk, dat levert vaak hele mooie en nieuwe ideeën op.”
Arjen verwacht niet dat lichtontwerpers veel tijd willen besteden aan het maken van
videocontent. “Als een lichtontwerper leert content te maken voor zijn digitaal licht, is hij twee
maanden per jaar niet aan het lichtontwerpen maar content aan het maken. Dat verliest hij dus
als lichtontwerper. Ik vraag me af of hij dat wel wil.”
Uri werkt veel met video-ontwerpers samen en weet wat er speelt in de gemeenschap.
“Ik denk dat de reden dat mensen er zo bang voor zijn is dat er twee disciplines bij elkaar
komen. Die hoeven elkaar helemaal niet in de weg te zitten, maar men probeert daar kaders
voor te bepalen.”
Voorlopig zijn die kaders in elk geval nog niet bepaald en het zal waarschijnlijk nog wel
even duren voordat men de beste rolverdeling heeft gevonden.
Schets van een performance,
belicht met één beamer welke als
lichtbron (spot) en als
beeldprojector (video) fungeert.
Voorstelling Moederzielalleen
[toekomst]
Concept, video- en lichtontwerp
André Arends Arts & Vision
Choreografie Eva Baumann
Ontwerp / schets Lida Ammerlaan
68 | P a g i n a
HOOF DSTUK 5 - L I C H TON TWER P
OF VI DEO- ON TW ER P ?
69 | P a g i n a
Eindbeschouwing
Het gebruik van digitaal licht in de theaterbelichting blijkt veel potentie te hebben. De techniek
biedt veel nieuwe mogelijkheden voor de lichtontwerper, al is het nog wel erg kostbaar en hebben
videoprojectoren een relatief lage lichtopbrengst waardoor er vaak concessies gedaan moeten
worden. Maar met wat creativiteit en een goed gekozen balans is het zelfs met een klein budget
mogelijk video te gebruiken voor een theaterbelichting. Volgens mij is dit dan ook niet de
voornaamste reden waarom je zo weinig video gebruikt ziet worden in de belichting. Dit zit hem
meer in het feit dat het belichten met video een andere manier van denken over video vraagt dan
wanneer de video weergegeven wordt op bijvoorbeeld een scherm. In plaats van denken in plaatjes
zou men video kunnen gebruiken om lichtelementen als vorm, contrast, kleur en vooral beweging te
controleren. Vanuit deze elementen zou de videocontent vervolgens bepaald en opgebouwd moeten
worden.
Veel mensen zien het letterlijk weergeven van een videocontent als een vanzelfsprekendheid: als er
content gemaakt wordt, moet deze op een (soort van) scherm zichtbaar gemaakt worden voor het
publiek. Men is zo gewend geraakt aan het projecteren van videoplaatjes, dat theatermakers
simpelweg niet snel op het idee komen daar afstand van te doen en video op een andere manier te
gaan benaderen: vanuit de basiselementen van het licht. Het gaat bij licht in het theater nu eenmaal
lang niet altijd om het plaatje van de gobo, maar veel vaker om het feit dat er gebroken licht op de
acteur of het decor schijnt. Of dat dan met bladeren of een skyline gebeurt, is maar een subtiel
verschil; in elk geval een veel subtieler verschil dan een projectie van bladeren of een skyline op een
projectiescherm!
De reden dat video nog weinig bewust voor belichtingsdoeleinden wordt ingezet, ligt hem volgens
mij in het feit dat theatermakers nog niet goed weten wat er op dit gebied mogelijk is met digitaal
licht. Het vertrouwd raken met deze nieuwe techniek kost tijd en er is op dit moment nog weinig mee
geëxperimenteerd. Theatermakers, en met name lichtontwerpers, zouden er goed aan doen na te
denken over lichtcontent, waarbij videocontent, net als een gobo, een middel is om dat te bereiken.
Op die manier kan video puur voor belichting gebruikt worden: als de video zó gebruikt wordt dat de
eigenlijke content ondergeschikt raakt aan de losse lichtelementen als vorm, contrast, kleur en
beweging waar de videocontent uit bestaat. In zijn puurste vorm is de video dan slechts een middel
70 | P a g i n a
Combinatie van videobelichting en
videoweergave.
Voorstelling 1984 [2006]
Gezelschap Bitef Theatar
Belgrado, Grand Theatre
Groningen
Digitaal lichtontwerp André Pronk
Video-animaties Vuk Tatalovic
F OTO ANDRÉ PRONK
om de lichtcontent te controleren. In de praktijk zal waarschijnlijk vaak gekozen worden voor een
combinatie van videobelichting en videoweergave. Op die manier kan zowel het licht als de content
van het licht een boodschap bevatten.
Vanuit deze visie is het ook meteen duidelijk dat de rol van de video-ontwerper niet hoeft te
veranderen. Hij maakt video waarvan de inhoud weergegeven wordt op een scherm, of eventueel op
het decor of acteurs. De content die hij maakt moet op zichzelf een verhaal vertellen: het publiek kan
de content letterlijk zien. Daar zal weinig aan veranderen. Wanneer de videocontent puur voor de
belichting wordt gebruikt kan men in sommige gevallen volstaan met een ander, veel grover soort
videocontent. Deze content kan gemaakt worden door lichtontwerpers of operators. Ook kan ik me
goed voorstellen dat er een nieuwe discipline ontstaat: naast de lichtontwerper en de videoontwerper een lichtanimator die content maakt, specifiek voor de belichting. Een discipline, ergens
tussen video-animator en lichtoperator in.
Voornamelijk ontwikkelingen in de lichtcomputers zullen het steeds eenvoudiger maken om video
live te bewerken en daardoor zal de verleiding bij lichtontwerpers groter worden om video toe te
gaan passen in de belichting. De algemene verwachting is dat wanneer de techniek zich verder
ontwikkelt en de prijs daalt, het bewegend licht in de loop van ongeveer 10 jaar vervangen gaat
worden door digitaal licht. Maar op de kortere termijn kan het volgens mij heel goed mogelijk zijn dat
steeds meer lichtontwerpers de mogelijkheden van digitaal licht gaan ontdekken en het gaan
toepassen in hun voorstellingen als belichtingsinstrument.
Uit de interviews kwam naar voren dat op dit moment de beperkte lichtopbrengst van
videoprojectoren als het grootste bezwaar gezien wordt om videoprojectoren te gebruiken als
belichtingsinstrument. Opvallend vond ik dan ook dat bij vraag 7 in de enquête slechts 19% aangaf
‘waarschijnlijk’ te zullen kiezen voor het belichten met videoweergaveapparatuur in kleinezaalvoorstellingen. Ik denk namelijk dat de toepassing juist in kleinezaalproducties als eerst gebruikt
gaat worden, omdat de geringe lichtopbrengst van de videoprojectoren daar minder een rol speelt
dan in de grotere zalen. Hoe dan ook, of het nu gaat om lichtontwerpers, video-ontwerpers,
vormgevers of regisseurs, in alle disciplines geeft de meerderheid aan toekomst te zien in deze
toepassing van digitaal licht. Het heeft dus duidelijk potentie, maar het zal nog wel even duren
voordat men zo vertrouwd is geraakt met de techniek en de nieuwe denkwijze dat het veelvuldig
toegepast gaat worden. Tot die tijd is het hopen dat de techniek alleen wordt ingezet wanneer daar
een dramaturgische keuze aan ten grondslag ligt.
E I N D B E S C H O U WI N G -
71 | P a g i n a
Bibliografie
Boeken:
›
Diverse Auteurs, onder eindredactie van Eric de Ruijter, De Vormgeving van theater, Eindhoven,
[Z]00 Producties, 2005
›
Toneelacademie Maastricht / Theater Instituut Nederland, Theater & Technologie, Amsterdam,
Theater Instituut Nederland, 2006. Eindredactie: Eric de Ruijter
Scripties:
›
Velzen, Bemie van, Real Time: gebruik van videotechniek in het theater, 2001
Artikelen en tijdschriften:
›
Geest, Henk van der, Digitaal licht, Breed onderzoek naar technische en artistieke mogelijkheden,
Zichtlijnen 111, mrt. 2007
›
Geest, Henk van der, Verslag van de workshop digitaal licht, Zichtlijnen 113, juli 2007
›
Geest, Henk van der, Verslag van eerste workshop Digitaal Licht, Zichtlijnen 112, mei 2007
›
Gilbert, Jerry, Richard Belliveau - High End Systems, Mono dr (Amerikaans vakblad), jul. 2004
›
Groot Nibbeling, Liesbeth, Verhevigde werkelijkheid. Over de invloed van video (in theater) op de
verbeeldingsprincipes van theater, E-view 99-01, 1999. Online beschikbaar via het volgende
webadres: http://comcom.uvt.nl/e-view/99-1/groot.htm
›
Haterd, Jos van de, Technologie vernieuwt het theater, Themadag Vormgeving & Techniek,
Zichtlijnen 102, sep. 2005
›
Jongsma, Coen, Beeld en licht op een tafel, Zichtlijnen 103, nov. 2005
›
Jongsma, Coen, Belichten zonder dimmers, Zichtlijnen 105, mrt. 2006
›
Jongsma, Coen, Digitaal Decor, Zichtlijnen 104, jan. 2006
›
Korsten, Eric, Videobeelden van Rembrandt de musical, Zichtlijnen 109, nov. 2006
›
Schellekens, Jorg, Zwartwitte vlammen op een wand van kubussen, Zichlijnen 106, mei 2006
Online artikelen en websites:
›
http://enttec.com/docs/new_dmx_networks.pdf
›
http://www.barco.com
›
http://www.beamover.com
›
http://www.chamsys.nl
›
http://www.coolux.de
›
http://www.esta.org
›
http://www.highend.com
72 | P a g i n a
›
›
›
›
›
›
http://www.licht-geluid.nl/forum/licht-forum/14885-praktijkervaring-ethernet-sturingen.html
http://www.malighting.com
http://www.martin.com
http://www.mondiale.co.uk
http://www.pivot.nl/
http://www.vari-lite.com
B I B L I O G RA F I E -
73 | P a g i n a
Interviews
Lida Ammerlaan, video-ontwerper (1967)
Lida volgde de opleiding Master of Arts in Interactive MultiMedia aan het Royal College of the Arts,
London, U.K. Verder volgde ze een Bachelor in Beeld & Media Technologie aan de Hogeschool voor
de Kunsten in Utrecht. Lida maakte videocontent en videoregies voor onder meer Anouk, Karin
Bloemen, André van Duin Jubileumshow, Idols, Warchild in Ahoy, Marco Borsato, Frans Bauer en
Heineken Night Live.
Henk-Jan van Beek, lichtontwerper (1962)
Henk-Jan maakt lichtontwerpen voor televisie en evenementen, waarbij vaak grote hoeveelheden
licht gecombineerd wordt met videoweergave. Hij maakte lichtontwerpen voor onder andere
Symphonica in Rosso 2007, Frans Bauer, Eurovisie Junior Song Festival, Dancing on Ice 2006 en 2007,
Toppers in Concert 2007, So You Wanna be a Popstar en Idols 2006.
Jan Fedinger, lichtontwerper (1983)
Net als ik is Jan student aan de Opleiding Theatermaker; Techniek & Theater (OTT) aan de
Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten met een specialisatie in lichtontwerp. Zijn frisse kijk op
het theater en het feit dat hij zich niet vasthoudt aan conventies maakt hem een veel gevraagde
ontwerper voor voorstellingen van diverse studenten van allerlei opleidingen binnen de
theaterschool in Amsterdam.
Arjen Klerkx, video-ontwerper (1972)
Arjen is gespecialiseerd in het gebruik van video binnen theatervoorstellingen. Hij maakte videoontwerpen voor onder meer Rembrandt De Musical, Ciske de Rat, De Wespenfabriek, The Woman Who
Walked Into Doors, Proust (1, 2, 3 en 4), Hersenschimmen, Bezonken Rood en de opera Der fliegende
Holländer. Vanaf augustus 2007 maakt hij deel uit van het artistieke team van regisseur Guy Cassiers.
74 | P a g i n a
Peter Missotten, regisseur/vormgever (1963)
Peter studeerde videokunst aan het Hoger Instituut voor Beeldende Kunsten St.-Lukas in Brussel,
en werkt veel met video in zijn voorstellingen. Hij is artistiek leider van De Filmfabriek, een
artiestencollectief dat digitale mediakunstprojecten realiseert en produceert en sinds 2006
structureel samenwerkt met het Toneelhuis. Peter werkt als scenograaf voor onder meer
voorstellingen van Guy Cassiers, maar regisseert ook zelf. Tevens is hij docent aan de Toneelacademie
Maastricht
Reier Pos, lichtontwerper (1958)
Reier studeerde Architectonische Vormgeving aan de Koninklijke Academie van Beeldende
Kunsten. Van het ontwerpen van interieurs stapte hij over op het ontwerpen van decor en licht voor
theatergezelschappen waaronder Toneelgroep De Appel, RO Theater, Theatergroep Hollandia, het
Nationale Toneel, Theater het Amsterdamse Bos, Internationaal Danstheater en het Nederlands Blazers
Ensemble.
André Pronk, lichtontwerper (1961)
André Pronk is een lichtontwerper die al vroeg (1998) video gebruikte om te belichten. Onder
andere 1984 van het Grand Theatre Groningen i.s.m. het Bitef Teatar in Belgrado, waarvan enkele
foto’s in deze scriptie zijn verwerkt.
Uri Rapaport, lichtontwerper (1959)
Uri is lichtontwerper en lid van het artistiek kernteam van De Paardenkathedraal in Utrecht.
Hiernaast maakt hij lichtontwerpen voor diverse theaterproducties en evenementen, waaronder
Ciske de Rat, Midsummernightsdream, De Tramlijn Die Verlangen Heet, The Sound of Music, Passion,
Jesus Christ Superstar, Het Einde van de Regenboog en diverse kerstcircussen. Zijn ervaring en vaak
vooruitstrevende visies maken hem een veel gevraagde spreker bij workshops en vakbijeenkomsten.
Tom Verheijen, lichtontwerper (1972)
Tom studeerde in 1995 af aan de OTT en assisteerde daarna lichtontwerpers Reinier Tweebeeke en
Marc Heinz met het maken van lichtontwerpen. In de loop der jaren maakte Tom licht- en
decorontwerpen voor diverse theatergezelschappen en -persoonlijkheden waaronder Toneelgroep
Oostpool, De Vliegende Panters, theatergroep Het Arsenaal, Ruut Weissman en Ursul de Geer.
I N TER VI EW S -
75 | P a g i n a
76 | P a g i n a
Dankwoord
Op dit punt wil ik graag een aantal mensen bedanken voor hun aandeel in het onderzoek. Speciale
dank gaat uit naar mijn scriptiebegeleider Uri Rapaport en scriptiecoördinatoren Melissa van Geldere,
Mirjam van Gogh en Daphne Richter. Ook wil ik Martin de Vries bedanken voor het professioneel
printen van het document. Verder wil ik alle mensen bedanken die mee hebben gewerkt aan het
onderzoek door middel van een interview (*) en/of het invullen van de enquête:
Lichtontwerpers
›
André Pronk*
›
Bas de Bruin
›
Coen van der Hoeven
›
Desirée van Gelderen
›
Erik van Raalte
›
Floriaan Ganzevoort
›
Gé Wegman
›
Hein Drost
›
Henk van der Geest
›
Henk-Jan van Beek*
›
Isabel Nielen
›
JanChris Duijvendak
›
Jan Fedinger*
›
Joost de Beij
›
Kees van de Lagemaat
›
Koen van Oosterhout
›
Maarten Jansen
›
Marc Heinz
›
Niko van der Klugt
›
Pelle Herfst
›
Peter Romkema
›
Reier Pos*
›
Reinier Tweebeeke
›
Theun Mosk
›
›
›
Tom Verheijen*
Uri Rapaport*
Yvon Muller
Video-ontwerpers
›
Arjen Klerkx*
›
Lida Ammerlaan*
›
Rikkert Brok
›
›
›
Remco Angenent
Willem van de Kerkhof
Saskia de Vries
Overig
›
John van Oostrum
›
Joost Rekveld
Vormgevers
›
André Joosten
›
Eric Goossens
›
Guido Paap
›
Herbert Janse
›
Jan Versweyveld
›
Marjolein Ettema
›
Peter de Kimpe
›
Tom Schenk
Regisseurs
›
Gerrit Timmers
›
Marcel Sijm
›
Peter Misotten*
Technici / operators
›
Hugo van Uum
DAN KWOORD -
77 | P a g i n a
78 | P a g i n a
DAN KWOORD -
79 | P a g i n a
80 | P a g i n a
Download