PDF

advertisement


Instabiliteit in de Maghreb –
Jasmijnrevolutie in Tunesië
15 MRT 2014
IN VERDIEPINGSARTIKEL, VN FORUM
 000000
 Reageer
 Tweet
 Deel
 Email
De Arabische opstanden: Instabiliteit in de Maghreb
Door Ruud Hoff
De turbulente ontwikkelingen in de Arabische wereld van de afgelopen jaren, destijds
veel te optimistisch aangeduid als de ‘Arabische Lente’, vonden hun oorsprong in
Noord-Afrika (ook wel aangeduid als de Maghreb, het westen van de Arabische
wereld). De onrust in Tunesië leidde in januari 2011 tot de val van dictator Ben Ali.
Mede door de sociale media en de massamedia (m.n. de Arabische televisiezender
Al-Jazeera) kwam een kettingreactie op gang, die de autoritaire regimes aan het
wankelen bracht. Het resultaat: verzwakking van de bestaande staatsverbanden en
een toegenomen regionale instabiliteit.
Maghreb
De massale demonstraties in de straten van de hoofdstad Tunis en andere
Tunesische steden in december 2010 en januari 2011 konden door het leger en de
politie niet worden bedwongen. En concessies van regeringszijde konden de onrust
evenmin indammen. Toen bij president Ben Ali het besef doordrong dat hij niet
langer op de steun van leger en veiligheidsdiensten kon rekenen, besloot hij het land
te verlaten. De vlucht van een Arabisch staatshoofd is hoogst uitzonderlijk. En het
Tunesische voorbeeld (het volk verjaagt zijn corrupte heerser) vond al snel navolging
over de grenzen.[i] Ook elders gingen vooral jongeren de straat op teneinde hun roep
om een beter en waardiger bestaan kracht bij te zetten en het vertrek van de
dictators te eisen.
Na het vertrek van Ben Ali op 14 januari 2011, nam een overgangscoalitie de
verantwoordelijkheid over. De oude regeringspartij (Neo Destour) werd buiten de wet
gesteld, politieke gevangenen werden vrijgelaten en ballingen konden terugkeren.
Een van die ballingen was Mohammed Ghannouchi, de leider van de islamitische An
Nahda (‘Renaissance’). Deze partij kreeg bij de verkiezingen voor de Constituerende
Vergadering in oktober 37% van de stemmen. An Nahda vormde tezamen met twee
seculiere partijen een coalitieregering. Deze streefde naar een grondwet die op
brede steun zou kunnen rekenen.
Voormalig Tunesisch premier Mohammed Ghannouchi
An Nahda probeerde te voorkomen dat een beeld zou ontstaan van een partij die de
macht wilde monopoliseren. De nieuwe regering streefde vooral naar een nationale
dialoog en wilde zoveel mogelijk een ordelijke en legale transitie mogelijk maken.
Tunesië kende al sinds de dagen van de ‘vader van de republiek’ Habib Bourguiba
(1957-1987) een krachtige seculiere traditie. Van oudsher hadden de vakbonden (de
UGTT) een machtige positie en bestond er al een goed ontwikkelde civil society, met
mensenrechtenorganisaties, jongerenverenigingen, vrouwenorganisaties, etc. Van
de nieuw verworven vrijheden werd onmiddellijk druk gebruik gemaakt. Tientallen
nieuwe politieke partijen en allerlei nieuwe media schoten als paddenstoelen uit de
grond.
Vanuit historisch oogpunt en qua bevolkingssamenstelling vormde Tunesië een
zekere eenheid. De heersende islamitische rechtsschool (Malikieten) is altijd tamelijk
gematigd geweest en staat tolerant tegenover minderheden. De islamitische
oppositie, die lange tijd vanuit ballingschap opereerde, had moderne invloeden
ondergaan. Extremisten hadden van oudsher weinig aanhang in Tunesië. Niettemin
manifesteerden zich islamisten (Ansar al Sharia), die soefi-heiligdommen en cafés
aanvielen. De moord op twee links-seculiere politici in 2013 leidde tot oplopende
spanningen tussen islamitische partijen en seculieren. An Nahda kreeg het verwijt
niet streng genoeg op te treden tegen het sektarische geweld. Een vijftigtal seculiere
leden van de Grondwetgevende Vergadering trok zich tijdelijk terug; polarisatie, die
An Nahda juist had willen voorkomen, dreigde nu ook in Tunesië. In het najaar van
2013 toonde de regering zich bereid plaats te maken voor een zakenkabinet, dat
nieuwe verkiezingen zou moeten voorbereiden. In een nationale dialoog zou een
nieuwe grondwet moeten worden opgesteld, waarbij het al dan niet islamitisch
karakter van de staat een van de voornaamste geschilpunten bleek te zijn.
Vooralsnog lijkt de Jasmijnrevolutie in Tunesië niet alleen het begin van de Arabische
Lente te zijn geweest, maar tegelijk ook de meest geslaagde overgang naar een
redelijke stabiele democratie.[ii]
Meer over de ontwikkelingen in deze Maghreblanden
Tunesië - Egypte - Libië - Algerije - Marokko
Noten
[i]. De revolutie, genaamd naar de nationale bloem van Tunesië, breidde zich als
een olievlek uit.
[ii]. Ibrahim Sharqieh, ‘Tunisia’s Lessons for the Middle East’, Foreign Affairs, 17
september 2013
Download