noten op de zang van wynton

advertisement
NOTEN OP DE ZANG VAN WYNTON
door Bert Jansma
Niet letten op Wynton Marsalis en wat hij
zegt, vond trombonist, bandleider en
jazzeducator Bob Brookmeyer ooit.
Letterlijk zei hij botweg: “Let’s ignore
Wynton”.
Nou is dat laatste verdraaid moeilijk voor
wie maar een beetje met jazz bezig is.
Wynton is in Amerika soms
álomtegenwoordig.
Zoals in de grote jazz documentaire van
Ken Burns, waarin Marsalis de
voortdurende ‘talking head’ was tussen
de scènes.
Bovendien is hij leider van het
prestigieuze Lincoln Centre Jazz
Orchestra. En zijn muzikale statements
vanaf de bok logen er ook niet om.
Weg met de hip hop.
Jazz als zwarte muziek.
Bewust blijven van de traditie.
Geen gefikflooi met cross over en fusion.
En zo voort.
Wynton heeft iets van een
schoolmeester.
En zoiets werkt nu eenmaal wel eens
irritant.
En hij hééft nu eenmaal dat muzikaal
conservatieve aan z’n broek hangen.
Ik herinner me een concert met hem en
zijn orkest bij de opening van het 25ste
North Sea Jazz festival in het jaar 2000.
Een fraaie band, prima muziek.
Met een ‘Stomp’ van Louis Armstrong.
Met een ‘Boogie-woogie stomp’ van
Marsalis zelf.
Met een stuk van Thelonious Monk. En
een boterzacht geblazen “Selfportrait of a
beam’van Duke Ellington.
Mooi uitgevoerd allemaal.
Maar waar bleef de persoonlijkheid?
vroeg je je af.
Zoals de orkesten van Ellington en Basie
die hadden.
Dit Lincoln Centre Jazz Orchestra had iets
van een fraai geconcipieerd
educatieproject.
Het jazzmuseum van Marsalis.
Waar was die Marsalis zelf eigenlijk?
Gelukkig is er een groot.... maáár.
Er staat iets tegenover.
Zeg maar de Meerwaarde van Marsalis.
Hij is een voortreffelijk muzikant, een
voortreffelijk muzikaal opvoeder.
Ik heb hem op de BBC eens aan het werk
gezien met kinderen.
Nou, dat was zo begaan, zo vol van liefde
voor de jazz, dat je er tranen van in de
ogen kreeg.
En de jonge, zeer veelbelovende
Nederlandse trompettist Rik Mol, vertelde
me hoe hij op z’n zestiende Marsalis had
ontmoet.
Marsalis speelde in het Concertgebouw in
Amsterdam en de leergierige Rik trok de
stoute schoenen uit en bleef bij de
artiesten-uitgang wachten tot Marsalis
naar buiten kwam.
Dat laatste gebeurde.
Rik Mol stelde zich voor en vroeg hem
om muzikale bijstand.
Wynton keek om zich heen, daar achter
dat Concertgebouw, zag er niemand en
zei: “Gezien jij blijkbaar m’n enige fan
bent hier, kom maar mee”.
En hij ging met de jonge Rik Mol naar de
kleedkamer, en gaf hem een paar uur
lang adviezen die de Nederlander zich
nog steeds herinnert.
Ook dat is Marsalis.
En hij schreef, in 1994 een jazzopera
‘Blood on the fields’ die hier in 1997 in
het Concertgebouw werd uitgevoerd door
hem en dat Lincoln Centre Jazz
Orchestra.
Eigenlijk meer een zeer uitgebreide
compositie voor groot jazzorkest en
vocalisten.
Een jazz-oratorium voor drie stemmen
van bijna drie uur.
Uniek in de manier waarop Marsalis zijn
eigen libretto vorm gaf.
Met blues, ballads, bebop. Met swing en
Afro-Caraibische ritmes.
Het verhaal van twee slaven, een man en
een vrouw, die van Afrika naar Amerika
worden gebracht.
Hun opstandigheid, hun berusting.
Het verhaal van plantages, van de velden
waarin ‘Koning Katoen’ groeit.
Volgens de tekst van Marsalis: wit aan de
bovenkant, rood van onderen.
Het rood van het bloed op het veld.
Kijk, als iemand zo iets kan neerzetten,
dan praat je niet meer over
Museumstukken, over conservatisme.
Dat is een méér dan persoonlijk
‘statement’.
En Wynton Marsalis heeft meer noten op
z’n zang.
Dat bewijst zijn nieuwe cd, getiteld ‘From
the plantation to the penitentiary’.
Van de plantage tot het huis van
bewaring.
Op die cd gaat hij verder dan het
historische bloed-op-het-veld.
Er zitten stukken muziek in die druipen
van de muzikale nostalgie.
Maar er is ook en vooral kwaadheid,
woede.
Een woede om een hoop dingen.
Om dat grote Amerika dat met al z’n
macht maar niet opschiet om het
verdronken New Orleans weer helemaal
boven water te helpen.
Het New Orleans waar de familie Marsalis
zelf vandaan komt.
Er is woede om corrupte politici, om het
superkapitalisme.
Dat laatste in een frenetieke bebop-song
die gaat van: “Gimme this, gimme that..
There’s never enough”.
En al haat hij hip hop - en daar kan ik me
een heleboel bij voorstellen - Marsalis
waagt zich op die cd aan een eigen ‘rap’.
Met de titel ‘Where y’all at’, waar zitten
jullie nou allemaal.
En hij rapt flink om zich heen.
Met, ik vertaal uit de losse pols, teksten
als:
“Waar zijn de radicalen van de jaren
zestig, de wereldverslaanders, de
rechtvaardige revolutionairen en de
lezers van Camus.
Waar zijn jullie, liberale studenten en
vechters voor gelijke rechten, van toen.
Wat is er gebeurd nu jullie allemaal
leiders zijn geworden en terugkijkend
roepen: ja, toen waren we nog zo naief?”
Een muzikant die dat stelt, die met zo’n
cd z’n nek uitsteekt, al is hij qua teksten
misschien creatiever dan in zijn muziek,
zó’n jazzmuzikant kan je niet meer als
een traditionalist-alléén afdoen.
Dat is een persoonlijkheid die zijn geloof
vertaald in artistieke daden.
Muzikaal bloed aan de paal.
En dat is niet gering.
Die dadendrang zit ook bij die andere
Marsalis, broer Branford.
Saxofonist Branford is als muzikant een
stuk moderner dan Wynton.
Maar ook hij heeft die grote liefde voor
de jazz, z’n afkomst en z’n wortels.
Die blijkt onder andere uit de serie cd’s
die hij volgens eigen inzicht mag
uitbrengen bij muziekgigant Universal
Music.
Marsalis Music is de naam van die serie.
En er zijn net drie nieuwe cd’s in
uitgebracht.
Een mooie, moderne van pianist Joey
Calderazzo.
En twee cd’s in de afdeling die “Marsalis
Music honors” heet.
Branford eert twee muzikanten uit het
oude New Orleans.
De enige plek in Amerika die zijn geheel
eigen stijl jazzmuziek heeft behouden.
De eerste is drummer Bob French,
directe afstammeling van de muziek uit
de oerdagen.
Met een grootvader, Robert, die een van
de grote tuba spelers van New Orleans
was.
Met een oom, Maurice, die trombone
speelde bij Louis Armstrong.
Met een vader, Albert, die gitaar en
banjo speelde bij de legendarische
Tuxedo Band.
En hij eert klarinettist Alvin Batiste, de
eerste zwarte muzikant die bij het New
Orleans Philarmonic speelde, en de
eerste Afro Amerikaan die een Masters
Degree verdiende in compositie en spel
aan de Louisiana State University.
En wiens composities onder andere door
Cannonball Adderley werden gespeeld.
Twee compleet vergeten namen in de
jazz.
Branford Marsalis brengt ze terug.
Een daad van gerechtigheid.
En in die daden van gerechtigheid
kunnen de broertjes Branford en Wynton
elkaar dus de hand schudden.
Een hand van warmte.
Column voor Radio West (Jazz op West)
voorjaar 2007.
Download