Infectie en afweer TT bundels oefenen Stof: Vragen tot 2003 Fouten 2004 % 16 16 46 11 13 5 2 16 v v v v v v v v 5 2 10 2 2 1 1 6 30 12 19 18 16 36 Pathologie Microbiologie th Microbiologie inf Parasitologie Kindergenk Inwendige Reumatologie Celbio TOTAAL 126 29 Cijfer 2004 97-63 = 34/63 goed 5,5 Celbio / Immunol Milt monitors, destroys and stores red blood cells. In addition to this, the spleen has two functions, the red and white pulp. Rode pulp is van belang voor verwijderen oude ery’s. The white pulp helps fight infections. Enlargement of the spleen is known as splenomegaly. It may be caused by o malaria, bacterial endocarditis, o leukaemia, o pernicious anaemia, o leishmaniasis, o Hodgkin's disease, o Banti's disease, o hereditary spherocytosis, o cysts, o glandular fever (mononucleosis), and o tumours. Primary tumours of the spleen include hemangiomas and hemangiosarcomas. Marked splenomegaly may result in the spleen occupying a large portion of the left side of the abdomen. In de marginale zone van de milt stroomt het bloed vrij in een sinus. Medulla van de nier is betrokken bij de fagocyterende filterfunctie Langerhans cellen zijn ontwikkeld uit monocyten MHC II moleculen bestaan uit 2 alfa en 2 beta ketens Figure 1 MHC II: 2 alfa en 2 beta ketens Immunoglobuline Bij de mens worden 5 Ig klassen onderscheiden. Fc gedeelte op de zware keten bepaalt de effectorfuncties van een Ig molecuul. In 1 Ig molecuul zijn de twee zware ketens hetzelfde. De diversiteit in Ig wordt oa bereikt door gen herschikking in voorloper B lymfo’s in het beenmerg. IgM: primaire immuunrespons. is het grootse molecuul en te vinden in serum, waar het zorgt voor de klontering bij verkeerde transfusie IgA: 15-20% van het Ig in bloed, maar meer langs tractus dig. IgG secundaire immuunrespons. is a monomeric immunoglobulin, built of two heavy chains γ and two light chains. Each molecule has two antigen binding sites. This is the most abundant immunoglobulin and is approximately equally distributed in blood and in tissue liquids. This is the only isotype that can pass through the placenta, thereby providing protection to the fetus in its first weeks of life before its own immune system has developed. It can bind to many kinds of pathogens, for example viruses, bacteria, and fungi, and protects the body against them by complement activation (classic pathway), opsonization for phagocytosis and neutralisation of their toxins. There are 4 subclasses: IgG1 (66%), IgG2 (23%), IgG3 (7%) and IgG4 (4%). o IgG1, IgG3 and IgG4 cross the placenta easily. o IgG3 is the most effective complement activator, followed by IgG1 and then IgG2. IgG4 does not activate complement. o IgG1 and IgG3 bind with high affinity to Fc receptors on phagocytic cells. IgG4 has intermediate affinity and IgG2 affinity is extremely low. IFN (interferon) gamma Onder invloed vertonen macrofagen een verhoogde fagocytose HLA (MHC) is the human version of the major histocompatibility complex (MHC), a gene family that occurs in many species. Genes in this complex are separated into three basic groups: class I, class II, and class III. In humans, the HLA-B gene and two related genes, HLA-A and HLA-C, are the major genes in MHC class I. De kans dat broer en zus HLA identiek zijn is kleiner dan 50% (alleen 100% bij tweelingen). Het verminderd tot expressie brengen van HLA moleculen op het oppervlak van een tumor is een mechanisme om aan het immuunsysteem te ontsnappen. Dendritische cellen zijn HLA-A cellen. Via HLA I gerestricteerde cytotoxiciteit kunnen CD8 positieve T cellen viraal geinfecteerde cellen doden. Het polymorfisme van het HLA manifesteert zich binnen de populatie maar niet binnen het individu. Bij transfusie van alleen lichaamscellen letten op HLA. (Ery’s hebben geen HLA). MHC moleculen blijven het gehele leven hetzelfde BALT (bronchus associated lymphoid tissue) komen IgA producerende B cellen voor. FDC De binding van immuuncomplexen aan FDC (Follicular Dendritic Cells) in follikels speelt waarschijnlijk een belangrijke rol bij de ontwikkeling van geheugen B-cellen. FDC in de follikels zijn in staat immuuncomplexen te binden T cellen Bij de kiemcentrumreactie in een lymfeklier spelen CD4T een belangrijke rol. Functionele T lymfo’s kunnen peptiden, gebonden aan HLA herkennen. bindt vooral aan (primaire) peptiden, B cel vooral aan hele intacte eiwitten. Worden in de thymusschors geselecteerd op matige herkenning van MHC. CD4 T Helper cellen produceren na activatie cytokines, CD8 positieve T lymfo’s kunnen antigene peptiden in de groeve van MHC I moleculen aan het opp van een lichaamscel herkennen B cel Bij de isotype switching van een differentierende B-cel blijft de antigeenspecificiteit van het antilichaam behouden. B-lymfo’s kunnen na activatie door antigeen differentieren in plasmacellen dan wel geheugencellen De isotype switch van B cellen is T cel afhankelijk. Bindt aan gehele eiwitten. In de B cel follikels van lymfoide organen vindt geheugenvorming plaats Storingen immuunststeem en gevolgen o Complementsysteem: bacteriele infecties o B cel systeem: bacteriele, polio, pneumocystis o T cel systeem: virale infecties door uitval CD8 cellen o Fagocyten: Leishmania, Pneumocystis, TBC, Lepra Lymfklier Secundaire lymforganen zijn nodig voor de inductie van een effectieve antigeenspecifieke immuunrespons en immunologische geheugenvorming. In de paracortex zijn cellen aanwezig met MHCII op het oppervlak. Lymfocyten verlaten de lymfeklier via het bloed MAC (Membrane Attack Cascade) is the cytolytic endproduct of the complement cascade; it forms a transmembrane channel, which causes osmotic lysis of the target cell. Kupffer cells are specialized macrophages located in the liver Complement Niet ieder complementfragment is in staat bacterien en virussen te lyseren. Complement C3b die zo belangrijk is voor fagocytose wordt zowel via klassieke als alternatieve route geproduceerd. The three (Classic, Alternative, Lectine) complement pathways all generate homologous variants of the protease C3-convertase. C3-convertase cleaves and activates component C3, creating C3a and C3b and causing a cascade of further cleavage and activation events. o C3b binds to the surface of pathogens leading to greater internalization by phagocytic cells. o C5a is an important chemokine, helping recruit inflammatory cells. o C5b initiates the membrane attack pathway, which results in the: o MAC membrane attack complex (MAC), consisting of C5b, C6, C7, C8, and polymeric C9. MAC is the cytolytic endproduct of the complement cascade; it forms a transmembrane channel, which causes osmotic lysis of the target cell. o Kupffer cells help clear complement-coated pathogens. Paracrien cytokinen werken alleen op de naburige ecellen Integrin, or integrin receptor, is an integral membrane protein in the plasma membrane of cells. It plays a role in the attachment of a cell to the extracellular matrix (ECM) (especially in growth cone axon guidance) and in signal transduction from the ECM to the cell. oxidatieve killing door fagocyten berust in belangrijke mate op de synthese van zuurstofradicalen EIA: Enzyme Immuno Assay The Enzyme-Linked ImmunoSorbent Assay (ELISA for short) is a biochemical technique used mainly in immunology to detect the presence of an antibody or an antigen in a sample. Parasitologie Entamoeba histolytica Bij asymptomatische infectie kan in de ontlasting het cystestadium gevonden worden. In de faeces van een patient met een enige tijd bestaande acute darmamoebiasis kunnen trofozoieten (amoebenvormen) van Entamoeba histolytica worden aangetroffen. Infecties met Entamoeba dispar komen veel vaker voor dan die met E. histolytica Darmprotozoen: infectie via de mond. Niet via trofozoieten, maar cysten? Giardia Lamblia asymptomatische infectie hoeft niet behandeld te worden. Bij veel individuen zal infestatie geen klinische gevolgen hebben, men spreekt dan van asymptomatisch dragerschap. Wanneer men symptomen vertoont die worden veroorzaakt door een infectie met G. duodenalis, spreekt men van giardiasis. Deze symptomen zijn over het algemeen karakteristieke malabsorptie problemen zoals: diarree, gepaard gaande met buikklachten, misselijkheid, algehele malaise, gasvorming en vettige stinkende ontlasting. Vaak is hiervan gewichtverlies, zwakheid en chronische vermoeidheid het gevolg. diagnose niet uit kweek, alleen uit serologie. Giardia infection is a concern for people camping in the wilderness or swimming in contaminated streams or lakes, especially the artificial lakes formed by beaver dams (hence the popular name for giardiasis, "Beaver Fever"). Echinococcosis (Giardiasis) is in NL niet langer endemisch. Infection with Echinococcus results in hydatid disease, also known as echinococcosis. This is a potentially fatal parasitic disease. via uitwerpselen honden. Infection with E. multilocularis results in the formation of dense parasitic tumors in the liver, lungs, brain, and other organs. This condition, also called alveolar hydatid disease is likely to be fatal. Figuur 1 Giardia lamblia Varkenslintworm Taenia solium is een lintworm die als gastheren de mens en varkens heeft. De mens kan echter zowel lintwormdrager als cysticercusdrager (zie verderop) zijn. Lintwormen komen wereldwijd voor maar zijn zeldzaam in westerse landen (hygiëne) en T. solium ook in moslimlanden (waar men geen varkens eet). De lintworm kan zeer lang worden (ca 5 meter) en bestaat uit een kop of scolex die zich in het slijmvlies van het maagdarmkanaal heeft verankerd. Voedsel wordt door de worm via de huid uit het maagdarmkanaal opgenomen. Een mens met een lintworm merkt daar meestal weinig van. Wat vage buikklachten. Het is zeker niet zo dat zo iemand altijd sterk vermagert. Wel kunnen meestal de lintwormsegmenten in de ontlasting worden gevonden als de worm eenmaal voorplantingsrijp is. Behandeling is tamelijk eenvoudig met een korte kuur van een lintwormdodend middel zoals bijvoorbeel praziquantel. De eieren van de varkenslintworm zijn infectieus voor de mens. Is de mens ook de tweede tussengastheer, dan kunnen er in velerlei organen lintwormkysten ontstaan, die vooral doordat ze ruimte innemen klachten kunnen geven. De hersenen zijn hiervoor het gevoeligst (met als symptomen uitvalsverschijnselen, of epilepsie) maar ook in de longen en in de lever kunnen lintwormkysten ontstaan. Bij het barsten van een lintwormkysten kan wel eens een hevige allergische reactie optreden door het plots in het lichaam vrijkomen van veel lichaamsvreemd lintwormmateriaal; operaties op dergelijke kysten moeten om deze reden behoedzaam worden verricht. secundair ziektebeeld cysticerosis (blaaswormziekte). Geeft veel schade aan gastheer relatie met mens als gastheer jong in de evolutie Varkenslintworm Cysticercosis, or neurocysticercosis, is the most common parasitic infection of the central nervous system worldwide. It is caused by BLAASWORMEN of the tapeworm (VarkensLINTWORM; A. van Leeuwenhoek), Taenia solium, normally found in pork. The larvae, called cysticerci (singular cysticercus; also called bladder worms) form cysts in the body. De laboratoriumdiagnostiek van cysticerosis is in de eerste plaats gebaseerd op het aantonen van specifieke antistoffen in het serum van de patient. Varkenslintworm Teniasis If these VARKENSLINTworms are found in the intestine, they cause a different disease that is called teniasis. Cysticercosis occurs when Taenia solium eggs enter the stomach. This can be from food or water contaminated with infected human fecal material. Spoelworm (Ascaris lumbricoides) is een darmparasiet die vroeger veel voorkwam maar tegenwoordig nog maar zelden in Nederland wordt waargenomen. Wereldwijd is echter misschien wel een kwart van de wereldbevolking besmet. De aandoening van het besmet zijn met ascaris lumbricodes heet ascariasis.De spoelworm is een rondworm van enige mm dik en tot ca 15-20 cm lang (vrouwtjes; de mannetjes blijven wat kleiner). Zweepworm (Trichuris trichiura) is een lichtgele tot witte parasiet van 3 tot 5 cm; een van de grotere van NL. Besmetting gebeurt via huisdieren die de eieren in hun ontlasting achterlaten. De mens neemt deze tot zich via aarde of grond. Aarsmade: Enterobius vermicularis. 1 cm. grote rolronde wormpjes in ontlasting. Kleinste rondwormsoort van NL. Eieren al kort na het leggen infectieus voor de mens. Geen resten van gastheerwisseling uit eerder evolutie stadium; waarschijnlijk wisselt hij nog steeds van gastheer Endemische wormen in NL o Taena saginata (Runderlintworm) o Enterobius vermacularis (Aarsmade) o Ascaris lumbricoides (Spoelworm) o Giardia lamblia o Toxoplasma gondii o Cryptosporidium spp. Visceral Larva Migrans veroorzaakt door infectie via honden en katten faeces Figure 2visceral larva migrans Malaria Ondanks profylaxen is volledige resistentie tegen malaria niet mogelijk. Malaria Stadium bij overdracht mug op mens: sporozoietstadium Malaria, Merozoieten: Directe ontw stadium van P. falciforme en malariae, maar niet van vivax en ovale, die ontwikkelen in hypnozieten die kunnen overwinteren in de mens Malaria, Hypnozoieten: Some P. vivax and P. ovale sporozoites do not immediately develop into exoerythrocytic-phase merozoites, but instead produce hypnozoites that remain dormant for periods ranging from several months (6–12 months is typical) to as long as three years. After a period of dormancy, they reactivate and produce merozoites. Hypnozoites are responsible for long incubation and late relapses in these two species of malaria. Approximately 50% of P. vivax malaria cases in temperate areas involve overwintering by hypnozoites (i.e., relapses begin the year after the mosquito bite). Malaria, vivaxmalaria: koortsaanvallen om de 48 uur (m. tertiana) Malaria, P. malariae: koortsaanvallen om de 72 uur (m. quartana) Schistosomen:Zuigwormen. Infectie door larven (cercariae) die zich ontwikkelden in slakken Schistosomiasis (Acute vesicale) veroorzaakt hematurie (menstruerende jongetjes in Afrika) Strongyloides stercoralis transplantatie patienten die een tropenverblijf in hun anamnese hebben kunnen een subklinische infectie ontwikkelen; By its cycle, S. stercoralis can cause both respiratory and gastrointestinal symptoms. Leishmania: fagocytenparasiet, geeft zichtbare kinetoplast in de fagocyt, overdracht door sandfly. kan optreden na een half jaar geelden bij de Midd Zee te zijn geweest. Diagnose op basis van beenmergpreparaat. Trichomonas vaginalis: can occur in females (males rarely exhibit any symptoms of a T. vaginalis infection) if the normal acidity of the vagina is shifted from a healthy, semi-acidic pH (3.8 - 4.2) to a much more basic one (5 - 6) that is conducive to T. vaginalis growth. Some of the symptoms of T. vaginalis include: preterm delivery, low birth weight, and increased mortality as well as predisposing to HIV infection, AIDS, and cervical cancer. T. vaginalis has also been reported in the urinary tract, fallopian tubes, and pelvis and can cause pneumonia, bronchitis, and oral lesions. Other symptoms include inflammation with increasing number of organisms, greenish-yellow frothy vaginal secretions and itching. Trichomonads reproduce by a special form of longitudinal fission, leading to large numbers of trophozoites in a relatively short time. Cysts never form, so transmission from one host to another is always based on direct contact between the sites they occupy. T. vaginalis can be detected by studying discharge or with a pap smear and culturing. With a PAP smear, infected individuals would have a transparent "halo" around their superficial cell nucleus. Condoms are effective at preventing infection. Metronidazole or tinidazole can treat an infection in progress, and should be prescribed to sexual partners as well. Trichomonas vaginalis Overdracht vindt plaats door het trofozoietstadium Figure 3 trichomonas vaginalis Toxoplasma is a species of parasitic protozoa whose definitive host is cats but which can be carried by the vast majority of warm-blooded animals, including humans. Toxoplasmosis, the disease it causes, is usually minor and self-limiting but can have serious or even fatal effects on a fetus whose mother first contracts the disease during pregnancy. Pathologie Idiotype. Unieke vorm van een antilichaam. The unique set of antigenic determinants of the variable portion of an antibody is called "idiotope". In some cases it can be the actual antigen-binding site, and in some cases it may comprise variable region sequences outside of the antigen-binding site on the antibody itself. Thus each antibody would have multiple idiotopes; and the sum of these individual idiotopes is called as the idiotype of the antibody. Fc receptor increase the affinity phagocytic cells have on microbes. It is a receptor on hematopoietic cells such as macrophages, neutrophils and mast cells. They will bind to the constant end of immunoglobulin after these antibodies have binded to antigens. The Phagocytes cause phagocytosis and subsequent killing of the pathogen. (de Fc receptor bevindt zich dus niet op Ig, maar juist op de fagocyt) Astma is een type I allergie, want er is een duidelijk herkende externe oorzaak. Eerste reactie: The bronchi (large airways) contract into spasm (an "asthma attack"). Inflammation soon follows, leading to a further narrowing of the airways and excessive mucus production, which leads to coughing and other breathing difficulties. HIV Non Hodgkin bij HIV diagnose = AIDS Hypersensitiviteit o Type I hypersensitivity in which a person's body is hypersensitised and develops IgE type antibodies to typical proteins. Bv Pollen o In type 2 hypersensitivity, the antibodies produced by the immune response bind to antigens on the patient's own cell surfaces. IgG en IgM (Goodpasture). Bv Hemolyse o In type 3 hypersensitivity, soluble immune complexes (aggregations of antigens and IgG and IgM antibodies) form in the blood and are deposited in various tissues (typically the skin, kidney and joints) where they may trigger an immune response according to the classical pathway of complement activation (see above). The reaction takes hours to days to develop. Celspecifieke schade; IgG en IgM neerslag activeert complement cascade (bij SLE) o Type 4 hypersensitivity is often called delayed type as the reaction takes two to three days to develop. Unlike the other types, it is not antibody mediated but rather is a type of cell-mediated response. CD8 cytotoxic T cells and CD4 helper T cells recognise antigen. Aspecifieke schade. Bij een type 4 allergie is de macrofaag een van de hoofdeffectorcellen. (bv Reuma?) Anaphylaxis is a severe and rapid multi-system allergic reaction. Anaphylaxis occurs when a person is exposed to a trigger substance, called an allergen, to which they have become sensitized. Minute amounts of allergens may cause a lifethreatening anaphylactic reaction. Anaphylaxis may occur after ingestion, inhalation, skin contact or injection of an allergen. The most severe type of anaphylaxis—anaphylactic shock—will usually lead to death in minutes if left untreated. door IgE Type I SLE Meest aangedane orgaan is de huid. Verschillende antilichamen worden gevonden. XLA (X-linked agammaglobulinemia). The primary immune deficiency (PID) disorder is an X-linked, recessive genetic disease characterized by a deficiency in serum gamma globulin and a paucity of mature B cells and plasma cells. XLA is caused by a mutation in Bruton's tyrosine kinase (Btk), a non-receptor kinase that plays a critical role in the B cell receptor (BCR) signaling leading to the maturation of B cells into plasma cells. As this maturation process is a key component to an effective humoral immune response, mutations in Btk are thus manifested in recurrent infections, particularly with encapsulated bacteria (KNO gebied en de longen). XLA only manifests in male offspring, while females may be healthy carriers. Common treatment for the disorder is intravenous or subcutaneous immunoglobulin therapy. DiGeorge syndroom is a rare congenital (i.e. present at birth) disease whose symptoms vary greatly between individuals but commonly include a history of recurrent infection, heart defects, and characteristic facial features. DiGeorge syndrome is caused by a large deletion from chromosome 22, produced by an error in recombination at meiosis (the process that creates germ cells and ensures genetic variation in the offspring). Although researchers now know that the DGS gene is required for the normal development of the thymus and related glands, counteracting the loss of DGS is difficult. Some effects, for example the cardiac problems and some of the speech impairments, can be treated either surgically or therapeutically, but the loss of immune system T-cells (produced by the thymus) is more challenging and requires further research on recombination and immune function. Hierbij is het geven van transfusie risicovol Figure 4 DiGeorge: gezichtstrekken Levertransplantatie afstoting niet het grootste gevaar. Liver transplantation is unique in that the risk of chronic rejection also decreases over time. Certain patients, on the long run, manage to be weaned off all immunosupressive medication. The exact reason for this is still unclear. Diabetes M2 is geen auto-imm ziekte, DM1 is dat wel: een orgaanspecifieke immuunziekte Immunologically privileged site is any of those locations in the body--the brain, anterior chamber of the eye, testis, renal tubule, uterus, and possibly joints and adrenal glands--where immune response to antigens are not destructive to tissue or is suppressed. It is necessary due to unique self-proteins that reside only in particular tissues and do not travel through the lymphatic system. Examples of tissue-specific proteins include myelin of the central nervous system. Such proteins are sequestered in organs and extracellular fluid does not travel the lymphatic system, meaning they do not come into contact with T cells during negative selection in the thymus. Allografts to these sites are not rejected. (Cornea transplant) Sequestering is a procedure of isolating different types of physical processes or different particle species by separating them geometrically in additional dimensions of space Myasthenia gravis is an autoimmune disease. . In MG, the autoantibodies are directed most commonly against the acetylcholine receptor (nicotinic type), the receptor in the motor end plate for the neurotransmitter acetylcholine that stimulates muscular contraction.While in various similar diseases the disease has been linked to a cross-reaction with an infective agent, there is no known causative pathogen that could account for myasthenia. There is a slight genetic predisposition: particular HLA types seem to predispose for MG (B8 and DR3 with DR1 more specific for ocular myasthenia). Up to 25% have a concurrent thymoma, a tumor (either benign or malignant) of the thymus, and other abnormalities are frequently found. The disease process generally remains stationary after thymectomy (removal of the thymus) Figure 5 myasthenia gravis Pemphigus vulgaris occurs when antibodies attack Desmoglein 3, a protein that keeps cells bound together. Thus, cells simply fall apart, causing skin to slough off. Although pemphigus vulgaris may occur at any age, it is quite rare in children, and most common in the middle aged and elderly. Sores often originate in the mouth, making eating difficult and uncomfortable. Pemphigus vulgaris often affects people between the ages of 40-60, and mainly of Jewish or Mediterranean descent. Some patients are associated with myasthenia gravis, but it's unusual. Langerhans' cells are immature dendritic cells containing large granules called Birbeck granules. On infection of an area of skin, the local Langerhans' cells will take up and process microbial antigens before travelling to the T-cell areas in the cortex of the draining lymph node and maturing to become fully-functional antigen-presenting cells. Afstoting oa. Veroorzaakt door ABO incompatibiliteit Monoclonale antilichamen gebruikt tegen maligniteiten Tolerantie-inductie Op de afdeling Nierziekten wordt gezocht naar manieren om het immuunsysteem van de ontvanger zo ver te krijgen dat het eilandjes van donoren vriendelijk ontvangt. Immunoloog dr. Cees van Kooten: “Dat noem je tolerantie-inductie. En het komt natuurlijk bij alle soorten transplantaties van pas. Het belangrijkste celtype bij tolerantie-inductie is de dendritische cel. Zulke cellen zijn voorzien van lange uitsteeksels – dendrieten, vandaar de naam – en ze liggen overal in het lichaam te wachten tot ze iets vreemds tegenkomen. Het is een soort alarmsysteem. De laatste jaren wordt echter duidelijk dat ze ook in hun rustfase heel belangrijk zijn: ze zijn de sleutel tot het opwekken van tolerantie.” De komende jaren gaan onderzoekers van Nierziekten proberen dendritische cellen te kweken die niet meer in staat zijn alarm te slaan, maar nog wel een sussende rol kunnen spelen. Van Kooten: “Ook zullen we kijken hoe we de reactie van de dendritische cellen kunnen sturen met toegevoegde stoffen. Dat kan bijvoorbeeld met hormonen, zoals corticosteroïden en vitamine D3, of met een antistof die zich aan dendritische cellen hecht op een plaats die hij nodig heeft om agressief te worden, de CD40receptor. Als je dat kort doet, tijdens het aanbieden van cellen die er hetzelfde uitzien als het transplantaat, heb je kans dat die voortaan niet meer als indringers worden gezien.” Acuut reuma: T cellen begin an immune attack against, in this case, the synovium, because some molecule in the synovium "looks like" a molecule on the offending organism (Mycoplasma) that created the initial immune reaction - this phenomenon is called molecular mimicry. Bechterew: geassocieerd met HLA B27 allel. Chronisch ontstoken wervelkolom. Figure 6 bechterew ontsteking Graves: verhoogde schildklierfunctie (hyperthyreoidie) door antistoffen tegen hormoonreceptor Mantoux reactie: berust op IgG antistoffen tegen TB Medische Microbiologie infectieziekten Bacteriele groei fasen o lag phase, bacteria adapt themselves to growth conditions. It is the period where the individual bacteria are maturing and not yet able to divide. o exponential phase, the number of new bacteria appearing per unit time is proportional to the present population. This gives rise to the classic exponential growth curve, in which the logarithm of the population density rises linearly with time (see figure). The actual rate of this growth (i.e. the slope of the line in the figure) depends upon the growth conditions, which affect the frequency of cell division events and the probability of both daughter cells surviving. Exponential growth cannot continue indefinitely, however, because the medium is soon depleted of nutrients. o stationary phase, the growth rate slows as a result of nutrient depletion. This phase is reached as the bacteria begin to exhaust the resources that are available to them. o death phase, bacteria run out of nutrients and die. Haemophilus influenza. Ongekapselde vormen koloniseren mensen (nasopharynx). Diagnose serologie. Invasieve infecties door stammen met kapseltype B. Influenzavirussen kunnen niet worden geserotypeerd ze hebben geen celoppervlak. Meeste epidemieeen type A. Virulentie: Neuraminidase, Hematoglutinen. Influenzavirus A is a genus of a family of viruses called Orthomyxoviridae in virus classification. Influenzavirus A has only one species in it; that species is called "Influenza A virus". Rhinovirus are the most common viral infective agents in humans, and the causative agent of the common cold. There are over 105 serologic virus types that cause cold symptoms, and rhinoviruses are responsible for approximately 50% of all cases. Serotype a group of microorganisms or viruses based on the cell surface antigens. Serovars allow organisms to be classified at the sub-species level; an issue of particular importance in epidemiology Serovars may be established based on virulence factors, lipopolysaccharides in Gram-negative bacteria, presence of a exotoxin (pertussis toxin in Bordetella pertussis, for example), plasmids, phages, or other characteristic which differentiate two members of the same species. Classificatie van bacterien door serotypering maakt gebruik van fenotypische karakteristieken van bacterien. Neisseria meningitidis meningitis Neisseria spp commensaal in de oropharynx Neisseria gonorroe (gonococcen) Ophtalmia neonatorum Figure 7 intracellulaire neisseria diplococcen Figure 8 neisseria meningitis Chlamydia trachomatis: trachoma, conjunctivitis, pneumonie, uretritis; alles met name bij neonaten. Heeft twee ontwikkelingsstadien. Figure 9 cyclus chlamydia Figure 10 conjunctivitis door chlamydia in het oog Adenovirus Largest virus; can cause human infections ranging from respiratory disease (mainly species HAdV-B and C), and conjunctivitis (HAdV-B and D), to gastroenteritis (HAdV-F serotypes 40 and 41). Adenoviruses are unusually stable to chemical or physical agents and adverse pH conditions, allowing for prolonged survival outside of the body and water. Adenoviruses are primarily spread via respiratory droplets, however they can be spread by fecal routes as well. Figure 11 Mycobacterium tuberculosis Atypische pneumonie: Mycoplasma pneumoniae; niet gevoelig voor Beta lactam antibiotica. Zuurvast. Shigellosis: Symptoms may range from mild abdominal discomfort to full-blown dysentery characterised by cramps, diarrhea, fever, vomiting, blood, pus, or mucus in stools or tenesmus. Onset time is 12 to 50 hours. Lobulaire pneumonie: Streptococcus pneumoniae Hepatitis A en B: preventie mogelijk met vaccinatie DNA virussen: pokken, herpes, adeno, hepatitis B, papilloma, parvo RNA virussen: mazelen, influenza, ebola, HIV, rhino, polio, rubella, yellow fever RT-PCR is a one or two-step process for converting RNA to DNA and the subsequent amplification of the reversely-transcribed DNA Huidflora (zoals S. aureus) bestaat voornamelijk uit G+ bacterien. S. aureus: EXOtoxine TSS en Scalded Skin Syndrome Streptococcen: Bacteriele endocarditis, acuut reuma door Viridans strepto’s. Sptrepto A (S. pyogenes) geeft pharyngitis. Onderscheiden op basis van hemolyse. Individual species of Streptococcus are classified primarily based on their hemolytic properties (breakdown of red blood cells in a lab).[2] Alpha hemolysis is caused by a reduction of iron in hemoglobin giving it a greenish color on blood agar. Beta hemolysis is complete rupture of red blood cells giving distinct, wide, clear areas around bacterial colonies on blood agar. Lancefield serotyping - based on specific carbohydrates in the bacterial cell wall - is used for further characterizing the Beta hemolytic streptococcal species.[3] These are named Lancefield groups A to O. Medically, Beta-hemolytic streptococci of Lancefield groups A and B (also known as “Group A Strep” and “Group B Strep”) are the most important. alpha-hemolytic streptococci (particularly S. pneumoniae and Streptococcus Viridans-group) cause common diseases in man. Pneumococ Kapsel bepalend voor serotype (galtest) Obligaat intracellulair: Chlamydia, Mycobacterium leprae, Neisseria meningitidis Mycobacterium tuberculosis kan intracellulair groeien Immuniteit na infectie: na infecties Rhinovirussen, HAV Self-limiting infecties: Campylobacter en Helicobacter gestro ent Zoonose: Campylobacter (als Helicobacter) O-antigeen: deel van het LPS (endotoxin) van Enterobacterien o Lipid A o Polysaccharide kern o O-antigeen Enterobacters: pathogene soorten niet in staat lactose om te zetten (test) o Pathogeen: Salmonella, Shigella, Yersinia o Onschuldiger: E. coli, Klebsiella Salmonella o Zuurresistent o Enteritis door celdood in darmwand Salmonella typhi: Typhoid fever (or enteric fever) Vlekkentyfus is an illness caused by the bacterium Salmonella Typhi. Common worldwide, it is transmitted by ingestion of food or water contaminated with feces from an infected person.[1] The bacteria then multiply in the blood stream of the infected person and are absorbed into the digestive tract and eliminated with the waste. Hoge koorts, diarree. Yersinia pestis: geen diarree Rijstwaterdiarree: Vibrio cholerae Mazelenvirus: couperen met cellulaire respons Rubella: immuniteit moeder beschermt kind, enige gastheer is de mens; ‘Duitse mazelen’ met exantheem Urineweginfecties: o S. saprophyticus bij jonge vrouwen o E.coli de meeste gevallen 80% Corpus alienum infecties: Stafylo epidermidis Meningitis: bacterieel heeft slechtere progn dan viraal Lyme disease or Lyme borreliosis is the most common vector-borne disease in the Northern Hemisphere, and the most common tick-borne illness in the United States and Europe. Named after the town of Lyme, Connecticut, it is now one of the fastest growing infectious diseases in the U.S. In the United States, Lyme disease is most often acquired from the bite of the Ixodes scapularis tick, with the spirochete Borrelia burgdorferi the only infecting organism CMV Cytomegalovirus, is a genus of Herpes viruses; in humans the species is known as Human herpesvirus 5 (HHV-5). It belongs to the Betaherpesvirinae subfamily of Herpesviridae. The name means "cell very big virus". CMV especially attacks salivary glands and may also be devastating or even fatal to fetuses. CMV infection can also be life threatening for patients who are immunocompromised (e.g. patients with HIV or organ transplant recipients). Cholera: on reaching the intestinal wall, they start producing the toxic proteins that give the infected person a watery diarrhea which carries the multiplying and thriving new generations of V. cholerae bacteria out into the drinking water of the next doomed persons Legionella: reservoir in water Duivenfeces: Cryptococcus neoformans Figure 12 cryptococcose verwarring Interferons (IFNs) are a class of natural proteins produced by the cells of the immune system in response to challenges by foreign agents such as viruses, bacteria, parasites and tumor cells. Interferons belong to the large class of glycoproteins known as cytokines. Interferon-α is secreted by leukocytes (B-cells and T-cells). Interferon-β is secreted by fibroblasts, and interferon-γ is secreted by T-cells and natural killer lymphocytes. Several different forms of interferon alpha, including interferon-alpha-2a, interferon-alpha-2b, and interferon-alfacon-1 are approved for the treatment of viral hepatitis. S. aureus: steenpuisten. Commensaal bij 30% E. Coli: G- staven Ziekenhuisinfectie: Alle infecties die worden opgelopen in het ZH, maar niet die al daarvoor waren opgelopen. Chlamydia trachomatis: genitale infectie kan symptoomloos zijn Mazelen: Porte dentree luchtwegen, na infectie levenslange immuniteit HBV: Chronische infectie verhoogt kans op leverkanker HAV: vaccinatie beschikbaar, maar infectie niet behandelbaar Mycosen: schimmels. Die van de huid beperken zich tot de hoornlaag MM therapie Antibiotica peptidoglycaan De celwand van G- bacterien bevat weinig peptidoglycaan. Crosslinking van peptidoglycaan wordt gekatalyseerd door penicilin-binding proteins (PBSs). Penicilin Binding Proteins (PBS) kunnen zich binden aan Lactamantibiotica Kapsels Bij zowel G+ als G- bacterien kunnen kapsels de celwand bedekken. Zowel G+ als G- bacterien produceren exotoxinen Lipopolysaccharide (LPS) is a large molecule that contains both lipid and a carbohydrate. They are a major suprastructure of Gram-negative bacteria which contributes greatly to the structural integrity of the bacteria, and protects them from host immune defenses.Het core polysaccharide van LPS is soortspecifiek. Alleen Gbacterien bezitten lipopolysacchariden (LPSs). Lipid A is verantwoordelijk voor de toxische effecten van LPS. Coagulase is an adhesin (EC 3.4.23.48) produced by Staphylococcus aureus to localize an area of residence that converts fibrinogen to fibrin. In laboratory, it is used to distinguish between different types of Staphylococcus isolates. Coagulase negativity excludes S. aureus. Maar het maakt geen onderscheid tussen Aureus en Epidermidis Plasmiden kunnen coderen voor eigenschappen die bacterien virulent maken (bv via sex pili bij E. coli). Virulence is either the relative pathogenicity or the relative ability to do damage to the host of an infectious agent. The term is used mainly for viruses, but it can be more generally applied to parasites or bacteria. Beta lactamase inhibitors verstoren de biosynthese van peptidoglycaan; worden meestal gebruikt in combinatie met andere penicilines Aminoglycosiden De irreversibele binding van aminoglycosiden aan bacteriele ribosomen leidt tot bacteriele celdood Chlooramfenicol kan aplastische anemie veroorzaken Clindamycine o Aerobic gram-positive cocci, including some members of the Staphylococcus and Streptococcus (eg. pneumococcus) genera. o Anaerobic gram-negative bacilli, including some members of the Bacteroides and Fusobacterium genera Sulfonamiden zowel tegen G+ als G- bacterien Aminoglycosides are a group of antibiotics that are effective against certain types of bacteria. They include amikacin, gentamicin, kanamycin, neomycin, netilmicin, paromomycin, streptomycin, tobramycin and apramycin. Those which are derived from Streptomyces species are named with the suffix -mycin, while those which are derived from micromonospora are named with the suffix -micin. Since they are not absorbed from the gut, they are administered intravenously and intramuscularly Tetracyclines remmen de groei van G+ en G- bacterien. It works by inhibiting action of the prokaryotic 70S ribosome. Antivirotica Virion kan naast het virale genoom ook 1 of meer enzymen bevatten Positive stranded RNA virussen Het genoom zelf fungeert in de gastheercel als mRNA Retrovirussen zoals HIV: RNA is de basis voor de synthese van viraal DNA. A provirus is a retrovirus that has integrated itself into the DNA of a host cell. To do this, the RNA of the retrovirus is transcribed into DNA by reverse transcriptase, then inserted into the host genome by an integrase. AZT Zidovudine (INN) or azidothymidine (AZT) (also called ZDV) is an antiretroviral drug, the first one approved for treatment of HIV. Like other reverse transcriptase inhibitors, AZT inhibits HIV replication by inhibiting the action of reverse transcriptase. Behandeling van een zwangere met HIV met AZT vermindert de verticale transmissie. Peptidenanaloga zoals gp 120 en CD4 remmen de aanhechting van HIV aan de celmembraan Vertical transmission refers to transmission of an infection, such as HIV, hepatitis B, or hepatitis C, from mother to child during the perinatal period, the period immediately before and after birth. Amantadine (1-aminoadamantane, sold as Symmetrel®) is an antiviral drug that was approved by the Food and Drug Administration in 1976 for the treatment of Influenzavirus A in adults. Aciclovir is a guanine analogue antiviral drug used most commonly for the treatment of herpes simplex virus infection. Aciclovir wordt niet gelyseerd door Thymidine kinase, want: Thymidine kinase is required for the action of many antiviral drugs. Pleconaril blocks Rhinoviral attachment to the host-cell receptors by integrating into the viral capsid cavities, which inhibits viral capsid uncoating. This finally results in the inhibition of viral replication required for effective rhinoviral pathogenesis. Antimycotica Schimmels kunnen seksueel en aseksueel voortplanten Azolderivaten inhiberen de ergosterolbiosynthese van schimmels Amfotericine B targets de ergosterol in schimmel celwanden Quinolones (antibiotica) act by inhibiting the bacterial DNA gyrase and/or the topoisomerase IV enzyme. This way they inhibit DNA replication and transcription. Quinolones, and fluroquinolones alike, are bactericidal drugs, actively killing bacteria. Quinolones can enter cells easily and therefore are often used to treat intracellular pathogens such as Legionella pneumophila and Bacillus anthracis. 5-fluorocytosine interfereert niet met de synthese van ergosterol door schimmels, maar hecht aan ribosomen? Kindergeneeskunde Mazelen Lage IgM titers, suggestief voor subklinische mazelen. Na 3-7 dagen: gegeneraliseerd grofvlekkig exantheem (wegdrukbaar) Na 9-11 dagen: Kopliksevlekken –verheven witte plekjes op wangslijmvlies Waterpokken Varicella Zoster VZV casus secundair pneumonie agv H. influenzae. Complicaties o secundaire G+ infecties van de bultjes: Bacteriele superinfectie huid (groep A streptococcen, stafylococcen) o Encephalitis o Cerebellaireataxie o Pneumonie o Hemorrhagischevaricella o Meningitis, arthritis, glomerulonefritis, myocarditis o hepatitis, Reye syndroom Pneumonie effusie: antibiotica als < 1 cm dik en pH > 7.3 -- , thoraxdrains als > 1 cm dik en pH < 7.3 Rapidly Progressive Glomerulonephritis Uitgebreide crescentvorming Snelle daling GFR ≥50% in periode van dagen -3 maanden Pathologische indeling o Anti-GBM antilichamen10-40% ANCA pos o Syndroom van Goodpasture; Anti-GMB ziekte o Immuuncomplexvormingkunnen pANCApos zijn met MPO neg o Postinfectieus; Henoch-Schönlein; IgAnefropathie; membraanproliferatieveglomerulonefritisetc o Pauci-immune 80-90% ANCA pos o Wegener granulomatose; microscopische polyangiitis; renal-limited necrotizing crescentic o glomerulonephritis; Churg-Strausssyndrome ANCA Anti-Neutrophil Cytoplasmic Antibody C-reactive protein (CRP) is a plasma protein, an acute phase protein produced by the liver. It should not be confused with C-peptide or Protein C. UTI: G- bacteriën bij elk aantal; G+ bacetrien bij enige duizenden tonen UTI aan. Post Streptokokken Glomerulo Nefritis; antilichamen gevormd tegen membranen als gevolg van moleculaire mimicry HUS hemolytic-uremic syndrome sikkelcellen S. pyogenes (alfa hemolytisch) veroorzaakt: o B cel Immuuncomplexen: post strepto GNF o B cel Antistoffen: artritis, carditis, chorea o T cel cytokinen: toxic shock TSS o Metastatische verspreiding: artritis, meningitis o Enzymen: erysipelas, cellulitis Chorea sancti viti (Latin for "St. Vitus' dance") is an abnormal voluntary movement disorder, one of a group of neurological disorders called dyskinesias. IgA deficientie In the absence of normal IgA, the body can develop an immune response against IgA itself, which can lead to severe reactions including anaphylaxis to blood transfusions. Specifieke voorzargsmaatregelen nemen. Komt niet zelden voor! Perinatale infectie During childbirth, the infant is exposed to maternal blood and body fluids without the placental barrier intervening and to the maternal genital tract. Because of this, microorganism transmitted by blood (Hepatitis B, HIV), organisms associated with sexually transmitted disease (Neisseria gonorrhoeae and Chlamydia trachomatis), and normal flora of the genito-urinary tract are among those commonly seen in infection of the newborn. Intra-uterine infecties Bij moeder symptoomloos. Onder de gevolgen is dysmaturiteit en hersenbeschadiging. More than 130 different bacterial species may be involved. Ook Herpes simplex. JCA Juvenile Chronische Artritis Definitie voor diagnose moet bestaan langer dan 3 maanden SLE kan door placenta. Tegenwoordig grootste doodsoorzaak infecties door behandeling Allergische vasculitis huidbloedinkjes en gewrichtsklachten Roodvonk: Streptokok complicaties GNF en acuut reuma S aureus: skalded skin syndrome, TSS Streptokokken: TSS Exanthemen: o Grofvlekkig exantheem, koplikse vlekken: mazelen o Erythemateus exantheem: virussen o Vesicobulleus: Herpes o Malucopopuleus: Rubella o Scarlatina is an exotoxin-mediated disease caused by Group A streptococcal infection that occurs most often in association with a sore throat and rarely with impetigo or other streptococcal infections. o Exanthem subitum (meaning sudden rash), also referred to as roseola infantum (or rose rash of infants), sixth disease and (confusingly) baby measles, is a benign disease of children, generally under two years old, whose manifestations are usually limited to a transient rash ("exanthum") that occurs following a fever of about three day's duration.Until recently, its cause was unknown: it is now known to be caused by two human herpesviruses, HHV-6 and HHV-7, also called Roseolovirus. De ziekteverschijnselen bestaan uit een vrij plots optredende, enige dagen durende hoge koorts, (39 tot 40,5 °C), meestal zonder duidelijke lokaliserende symptomen zoals oorpijn of een zere keel. De koorts zakt dan vrij abrupt waarna het kind een uitslag ontwikkelt. Soms gaat de uitslag gepaard met keelontsteking, oorontsteking en/of vergroting van de lymfeklieren in hals en nek. Zodra de koorts zakt verschijnen de rozerode tot paarse vlekjes over het gehele lichaam. Het kind hoeft geen erg zieke indruk te maken en een koortswerend middel zoals paracetamol is meestal reeds voldoende. Kenmerkend is optreden van leucopenie. Figure 13 erythemateus exantheem door virussen Figure 14 morbiliforme uitslag Figure 15 scarlatina Figure 16 varicella vesicobulleus Figure 17 rubella; maculopopular rash Figure 18 roseola Figure 19 erythema marginatum: acuut reuma Subacute sclerosing panencephalitis (SSPE) is a rare chronic, progressive encephalitis that affects primarily children and young adults, caused by the wild measles virus. 1 in 100,000 people infected with measles are at risk. Incidentie verlaagd door vaccinatie met BMR Pyogenic refers to bacterial infections that make pus Acuut reuma: diagnose + indien chorea en erythema marginatum wordt gevonden Immuunvoorziening foetus: In de eerste 2 maanden beschermd tegen pyogene infecties door moederlijke antistoffen. MAAR De antistofrespons tegen polysacchariden komt pas na 18 maanden voldoende op gang Coombs test If either alloimmunity or autoimmunity is directed against red blood cells (RBCs), the direct Coombs test is positive Kawasaki disease, also known as mucocutaneous lymph node syndrome, mucocutaneous lymph node disease, infantile polyarteritis and Kawasaki syndrome, is a poorly understood self-limited vasculitis that affects many organs, including the skin and mucous membranes, lymph nodes, blood vessel walls, and the heart.Kan op klinische gronden gediagostiseerd. Figure 20 kawasaki disease Coeliakie of glutenenteropathie (ICD-10 K90.0), ook wel inheemse spruw genoemd is een aangeboren glutenintolerantie, waarschijnlijk veroorzaakt door een immunologische reactie tegen gluten. Hemolytische anemie: Auto-immuun: normochroom microcytair Vasculitiden: In medicine, vasculitis (plural: vasculitides) is a group of diseases featuring inflammation of the wall of blood vessels due to leukocyte migration and resultant damage. While most vasculitides are rare, they generally affect several organ systems and can cause severe disability. Vasculitiden kunnen worden veroorzaakt door infectieziekten en een auto-immuunziekte veroorzaken (een falend immuunsysteem). Nieren het vaakst betrokken Rode hond: lymfkliervergroting retroauriculair, conjunctivitis Conjunctivitis: mazelen en rode hond Inwendige Pathognomonic characteristic or diagnostic for a particular disease Purpura fulminans (PF) is a haemorrhagic condition usually associated with sepsis or previous infection. Features include tissue necrosis, small vessel thrombosis and disseminated intravascular coagulation. Gram-negative organisms are the commonest cause of the acute infectious type, which is often associated with multiorgan failure. An idiopathic variety, however, is often confined to the skin. The mortality rate has decreased with better treatment of secondary infections, supportive care and new treatments, but it remains a disabling condition often requiring major amputations. NIET specifiek (pathognomonisch) voor meningokokkensepsis, maar kan een gevolg zijn Figure 21 purpura fulminans HIV: response op therapie niet beter als viral load lager is. Wordt niet gekenmerkt door opp infecties (dit is AIDS) Vragen Ig klassen onderscheidt men op basis van ... ? Het isotype van een antilichaam wordt bepaald door ...? De HEV in de lymfeklier vervoeren ....? 5-fluorocytosine interfereert niet met de synthese van ergosterol door schimmels, maar …? Verbeteringen in transplantatie wschl door immuunsuppressie en tolerantie inductie GVHD vooral bij beenmerg transplant