MARIA, BRUGFIGUUR TUSSEN CHRISTENEN, MOSLIMS EN JODEN De christelijke traditie kent aan Maria een belangrijke rol toe zowel in de heilsgeschiedenis, als moeder van Jezus, als in de devotie. Als Joodse vrouw staat ze eveneens in de Joodse traditie, zonder evenwel een rol te spelen in het geloof. Voor moslims echter geniet ze eveneens veel respect en is zij – zelfs meer dan Jezus Christus – teken van eenheid tussen christendom en islam. Teksten uit Bijbel en Koran ondersteunen die visie. Jan Van Eycken, priester aartsbisdom Mechelen-Brussel, vrijgesteld voor de interreligieuze dialoog in Brussel (www.idkb.be) I. MARIA IN DE CHRISTELIJKE TRADITIE a. Maria als de Moeder Gods : ‘Theotokos’ (God-baarster) In het vroege christendom deden twee verschillende opvattingen over Maria de ronde. In het volksgeloof werd zij vereerd als de moeder van Jezus, zelf van goddelijke oorsprong, waardoor Maria eveneens Gods moeder kon zijn. Bepaalde theologen vonden dat een tegenstelling vermits een mens (Maria) niet de moeder van God (Jezus Christus als Verrezen Heer) kon zijn. Zij hielden het bij Anthropotokos (moeder van de mens Jezus) : Maria heeft alleen de mens Jezus gebaard, niet diens godheid vermits die reeds bij God bestond van bij het begin. Nestorius, de patriarch van Constantinopel (381-451), zocht een uitweg door de Bijbelse term Christotokos te gebruiken: de moeder van Christus. Daardoor benadrukte hij de scheiding tussen Jezus' goddelijke en menselijke kenmerken, zodat er sprake kon zijn van twee personen in één mens. Die visie lokte het protest uit van Cyrillus, de bisschop van Alexandrië (412-444), die van mening was dat in Jezus zijn menselijkheid verenigd werd met zijn goddelijkheid. Daarom had hij een groot wantrouwen ten opzichte van een te scherp onderscheid tussen de twee naturen. Hij benadrukte m.a.w. het mysterie van de vleesgeworden goddelijke Logos en verdedigde de stelling dat dankzij de incarnatie er een volledige eenheid in Christus bestond tussen goddelijkheid en menselijkheid. Er is niet één deel van Christus dat goddelijk is (God zelf) en een ander deel dat menselijk is (geboren uit Maria). Beide zijn verenigd. Hij vreesde dat Nestorius in de richting ging van twee van elke onderscheiden personen in Christus. Om de discussie te beslechten en eenheid in het Rijk te verkrijgen, riep Keizer Theodosius II in Efese het derde oecumenisch concilie samen, in 431. Na lange debatten werd volgende formulering opgesteld: Jezus Christus was volledig God en volledig mens. Hij is één in wezen met de Vader wat zijn goddelijkheid betreft en één in wezen met ons wat zijn menselijkheid betreft, zodat er een vereniging ontstaat zonder vermenging. In de tekst staat ook duidelijk dat over Maria kan gezegd worden God gedragen te hebben. Het concilie koos bijgevolg voor de term ‘Theotokos’. 1 Het concilie veroordeelde dus in feite het Nestorianisme. Aanhangers ervan - die door de officiële kerk gemarginaliseerd en zelfs verbannen werden - trokken naar het oosten en stichtten een eigen kerktraditie buiten de grenzen van het toenmalige Oost-Romeinse (Byzantijnse) Rijk. In Perzië (Iran) ontwikkelde zich een aparte Nestoriaanse kerk. Dat is de aanleiding van de tegenstelling tussen het christendom als staatskerk in het Byzantijnse Rijk (Rome en Constantinopel) en de onafhankelijke Oosterse kerken, die zich vestigden aan en buiten de grenzen van het Oost-Romeinse Rijk (Armeense, Syrische, Chaldeeuwse, Coptische kerken). b. Feest van 15 augustus - In de katholieke traditie: ‘Tenhemelopneming’ met als spirituele betekenis dat Maria niet is gestorven, wel ‘ten hemel opgenomen’. - In de byzantijnse traditie: ‘Dormitio’, waarmee wordt uitgedrukt dat Maria is ‘ingeslapen’: wel degelijk gestorven, maar onmiddellijk verrezen, zoals Jezus zelf. - In de protestantse traditie bestaan er geen mariale feest noch een Mariaverering, vermits je alleen in Jezus en in God gelooft, niet in andere Bijbelse of historische figuren die niet wezenlijk zijn voor het geloof. Toch schreef de Lutherse componist Bach een Magnificat, op grond van het feit dat het om een Bijbelse tekst gaat. c. Onbevlekte Ontvangenis - In de katholieke traditie: van voor de geboorte was Maria als het ware geïmmuniseerd voor zonden; haar wezen als Moeder Gods liet gewoon niet toe dat ze kon zondigen (dogma uit de 19de eeuw). - In de orthodoxe traditie: zondeloos zijn is enkel voorbehouden voor Jezus; Maria had wel kunnen zondigen, maar heeft het niet gedaan. De byzantijnse kerk neemt trouwens geen geloofspunt aan dat na de eerste 7 oecumenische concilies werd afgekondigd (Nicea I in 325 tot Nicea II in 787). d. Maagdelijke geboorte: Jezus werd uit Maria geboren zonder tussenkomst van een man. Hierover zijn alle christelijke en islamitische visies het eens. De bedoeling is uit te drukken dat Jezus volledig de wil van God realiseerde en dat aan zijn oorsprong niet de wil van een mens lag. Terwijl in de christelijke traditie Maria reeds verloofd was met Jozef, die als Jezus’ adoptievader wordt gezien, is in de islamitische traditie de figuur van Jozef afwezig. II. MARIA IN HET JODENDOM Het Joodse geloof heeft geen behoefte aan de figuur van Maria, vermits die rechtstreeks verwijst naar Jezus en naar het christelijke geloof. Net zoals de andere figuren uit het Nieuwe Testament situeert Maria zich weliswaar volledig in een Joodse context, maar heeft ze op het spirituele vlak geen betekenis voor een Jood. 2 III. MARIA IN DE ISLAM 1. Maria’s statuut in de Koran Maria, de moeder van Jezus, bezit een speciale positie in de islam. Allah verkondigt haar als de beste vrouw onder de mensheid, die Hij vanwege haar godsvrucht en toewijding boven alle andere vrouwen verkoos: “En toen de engelen zeiden: “O Maryam (Maria), voorwaar, Allah heeft jou verkoren en jou gereinigd en jou boven de vrouwen van de werelden uitverkoren. O Maryam, gehoorzaam jouw Heer en kniel je (voor Hem) neer en buig je met de buigenden.” (K 3, 42-43) Ook werd zij door Allah als een voorbeeld gemaakt voor de gelovigen: “En (het voorbeeld voor de gelovigen van) Maryam, de dochter van ‘Imraan (Eli), die haar eerbaarheid bewaard had, waarop Wij in haar onze geest bliezen en zij getuigde van de Woorden van haar Heer en zijn Schriften en zij behoorde tot de gehoorzamen.” (K 66, 12) Zij was immers een vrouw die geschikt was om een wonder voort te brengen als dat van Jezus, die zonder vader werd geboren. Zij stond bekend om haar godsvrucht en kuisheid en indien dit anders zou zijn geweest, dan zou niemand haar hebben geloofd dat zij in een staat van maagdelijkheid een kind heeft gebaard, wat in de islam een geloofspunt is. Sinds haar jeugd bewezen wonderen haar speciale afkomst. Enkele voorbeelden, ook met betrekking tot het kindje Jezus: Maria leefde toegewijd in de tempel (komt ook voor in het apocrief evangelie van Jacobus); Maria bevalt onder de palmboom; Jezus spreekt in de wieg (ook in het evangelie van de pseudo-Matteüs); Jezus paakt een vliegend vogeltje uit klei (overeenkomst met het evangelie van Thomas) 1. 2. Maria’s jeugd “Voorwaar, Allah verkoos Adam en Noach en de familie van Ibrahiem (Abraham) en de familie van ‘Imraan (Eli) boven de (andere) wereldbewoners. Zij zijn afstammelingen van elkaar en Allah is Alhorend, Alwetend. Toen de vrouw (Hannah) van ’Imraan (Eli) zei: “Mijn Heer, voorwaar, ik wijd bij belofte aan U wat er in mijn buik is, aanvaard het van mij. Voorwaar, U bent de Alhorende, de Alwetende.” (K 3, 33-35) Maria was de dochter van Hannah en Imraan (of Eli). In de Bijbel vindt men wel dezelfde naam terug voor de moeder, maar een verschillende voor de vader: Anna en Joachim. Hannah was een onvruchtbare vrouw die verlangde naar een kind. Zij maakte een gelofte dat als God haar een kind schonk, zij het zou afstaan voor Zijn aanbidding in de tempel. Allah beantwoordde haar smeekbede en zij werd zwanger. Toen zij het kind ter wereld bracht, was zij bedroefd omdat de baby een meisje was en het waren gewoonlijk mannen die de taak in de tempel uitvoerden. Na de geboorte van Maria bracht haar moeder Hannah haar naar Jeruzalem. De familie ruziede over wie de eer zou hebben haar De verwijzingen naar christelijke apocriefe teksten duiden op een bestaande interactie tussen de eerste moslims en de in Arabië gevestigde christenen van diverse tradities. 1 3 groot te brengen. Zij stemden in om te loten en het was Zakariyya (Zacharias) die werd gekozen. Aldus werd Maria grootgebracht onder zijn zorg en voogdij: “Toen aanvaardde haar Heer haar vriendelijk en deed haar goed opgroeien. En Hij stelde haar onder de hoede van Zakariyya.” (K 3, 37) 3. Wonderen in haar aanwezigheid Naarmate Maria ouder werd, merkte de profeet Zakariyya de speciale eigenschappen van Maria als gevolg van de verscheidene wonderen die in haar bijzijn plaatsvonden. Aangezien Maria volwassen werd, kreeg zij een afgezonderde kamer in het tempelcomplex, waar zij zich kon toewijden aan de aanbidding van Allah. Telkens als Zakariyya haar kamer betrad, trof hij overvloedig fruit aan dat ongebruikelijk voor het seizoen was. “Iedere keer dat Zakariyya in de (gebeds)ruimte bij haar kwam, vond hij levensvoorzieningen bij haar. Hij zei: “O Maryam, van waar heb jij dat?” Zij zei: “Dat komt van Allah vandaan, voorwaar, Allah voorziet wie Hij wil zonder afrekening.” (K 3, 37) Zij werd meer dan een keer door engelen bezocht zodat zij meer tot de ‘hemel’ dan tot de ‘aarde’ behoorde: “En toen de engelen zeiden: “O Maryam, voorwaar, Allah heeft jou uitverkoren en jou gereinigd en jou boven de vrouwen van werelden uitverkoren. O Maryam, gehoorzaam jouw Heer en kniel je (voor Hem) neer en buig je met de buigenden.” (K 3, 42-43) Als gevolg van deze bezoekingen door de engelen en dat zij was uitverkoren boven andere vrouwen, hielden sommigen er de mening op na dat Maria een profetes was. Vermits ze niet tot de profeten behoort, acht de islam haar toch als vrouw met de hoogste status onder de vrouwen, als gevolg van haar godsvrucht en toewijding. Omdat christenen Maria eveneens hoogachten en over haar spreken als de ‘Moeder Gods’ (Theotokos), menen sommige moslims dat christenen haar als één van de Drieëenheid beschouwen, wat echter fout is. Volgens de franciscaner pater Johannes-Mohammed Abd-el-Jalil betekent de naam Maria (Maryam of Mirjam) in het Arabisch ‘de sterke, de reine, degene die zonder vrees is, de moedige die ook in een mannengemeenschap haar mond durft open te doen en hen tijdens de strijd moed in te spreken.’ In Marokko wordt de naam Maryam alleen gegeven aan meisjes van adellijke afkomst, dat wil zeggen degenen die van de profeet Mohammed afstammen. 4. De Aankondiging De Aankondiging aan Maria is een kerngedachte in beide religies: Lucasevangelie 1, 26-56 en Koran 19, 17-22. In de islamitische versie lezen we, na de aankondiging aan Elisabeth van de geboorte van Johannes de Doper: 4 “Toen zonden Wij onze geest naar haar en hij deed zich aan haar voor als een goedgevormd mens.2 Zij zei: "Ik zoek bij de Erbarmer bescherming tegen jou, als jij godvrezend bent." Hij zei: "Maar ik ben de gezant van jouw Heer om jou een reine jongen te schenken." Zij zei: "Hoe zou ik een jongen krijgen, terwijl geen mens mij aangeraakt heeft; en ik ben geen onkuise vrouw." Hij zei: "Zo is het. jouw Heer heeft gezegd: 'Het is voor Mij gemakkelijk. En het is opdat Wij hem tot een teken voor de mensen maken en uit barmhartigheid van Ons. En het is een beslissing die gevallen is." Dus werd zij zwanger van hem en trok zich met hem terug naar een afgelegen plaats.’ “ (K 19, 17-22) Allah informeert ons over de blijde tijdingen van een kind die de engelen aan Maria gaven en een aantal wonderen die het zal uitvoeren: (Gedenkt) toen de Engelen zeiden: “O Maryam, voorwaar, Allah kondigt jou met een woord van Hem een verheugende tijding aan: zijn naam is de Masih (Messias), ‘Isa (Jezus), zoon van Maryam (Maria), in deze wereld en in het hiernamaals is hij een man van eer en hij behoort tot degenen die dicht (bij Allah) staan. En hij spreekt tot de mensen vanuit de wieg en als volwassene en hij behoort tot de rechtschapenen.” Zij zei: “O mijn Heer, hoe kan ik een kind krijgen terwijl geen man mij heeft aangeraakt?” Hij (Allah) zei: “Zo is het: Allah schept wat Hij wil, als Hij over een zaak bepaalt, dan zegt hij er slechts tegen: ‘Wees’ en het is.” En Hij onderwijst hem de Schrift en de Wijsheid en de Taurat (Thora) en de Indjiel (Evangelie).” (K 3, 45-48) Het spreken van Jezus vanuit de wieg behoort tot de Koranische wondertekenen, onbekend in de Bijbel waar wonderen pas voorkomen tijdens het volwassen openbaar leven van Jezus. Toch vindt men een gelijkaardige passage terug in het apocriefe evangelie van de ‘pseudo-Mattheüs’. In andere Koranverzen spreekt Allah met meer details over de aankondiging van Gabriël dat zij een profeet zal baren: “En noem in het Boek (de Koran) Maryam, toen zij zich terugtrok van haar familie naar een oostelijke plaats (in de tempel). En zich van hen afzonderde achter een scherm. Vervolgens zonden Wij haar onze Geest (Gabriel) en hij verscheen aan haar als een volmaakt mens. Zij zei: “Ik zoek mijn bescherming bij de Barmhartige tegen jou, als jij (Allah) vreest. Hij zei: “Voorwaar, ik ben slechts een gezant van jouw Heer, om jou een reine jongen te schenken.” (K 19, 20) Op een dag toen Maria de moskee verliet, kwam de engel Gabriël naar haar in de vorm van een man. Zij werd bang vanwege zijn nabijheid en zocht toevlucht bij Allah. Gabriël vertelde haar toen dat hij geen gewone man was, maar een engel gestuurd door Allah om haar aan te kondigen dat zij een rein kind zal baren. Van verbazing riep zij uit: “Zij zei: “Hoe kan ik een jongen krijgen terwijl geen man mij heeft aangeraakt, ik ben geen onzedelijke vrouw.” (K 19, 20) De engel lichtte toe dat dit een Goddelijk Besluit was dat al reeds was voorbeschikt en dat dit voorzeker iets gemakkelijks is voor God, de Almachtige. In de Koran staat dat de geboorte van Jezus een teken van Gods almacht zal zijn en dat net zoals Hij Adam zonder vader of moeder schiep, Hij 2 Het gaat hier om de engel Jibriel (Gabriël) die in een mensengedaante verschijnt. 5 eveneens Jezus schiep zonder tussenkomst van een vader. Zo gaat Jezus’ statuut terug op dat van Adam, de eerste profeet in de islam: “Hij zei: “Zo is het, jouw Heer heeft gezegd: ‘het is makkelijk voor Mij. En (Wij scheppen hem) opdat Wij Hem tot een Teken voor de mensen maken en als Barmhartigheid van Ons. En het is een vastgestelde zaak.” (K 19, 2) Allah blies de geest van Jezus door de engel Gabriël in Maria en Jezus werd gevormd in haar baarmoeder, zoals elders staat: “En (het voorbeeld van ) Maryam, de dochter van ‘Imraan, die haar eerbaarheid bewaard had, waarop Wij in haar van Onze Geest bliezen en zij getuigde van de Waarheid van de Woorden van haar Heer en Zijn Schriften en zij behoorde tot de gehoorzamen.” (K 66, 12) Toen de tekenen van zwangerschap zichtbaar werden, nam de bezorgdheid van Maria toe om wat de mensen over haar zouden zeggen. Dit was voor haar een grote beproeving, omdat haar godsvrucht en toewijding bij iedereen bekend was. Ze voorzag dat mensen haar zullen beschuldigen van onkuisheid. Het nieuws verspreidde zich en sommigen begonnen haar te beschuldigen van onzedelijkheid. In tegenstelling tot het christelijk geloof dat Maria verloofd was met Jozef en nadien ook met hem huwde, bevestigt de islam dat zij noch verloofd noch getrouwd was en het was dit wat zoveel angst bij haar veroorzaakte. Allah zegt: “En zo droeg zij hem en trok zich met hem terug op een verre plek. En de geboorteweeën dwongen haar naar de stam van een palmboom (om zich tegen de pijn aan vast te houden) te gaan…” (K 19, 2223) 5. De Geboorte van Jezus (K 3, 45-48 en K 19, 19-26) Bij de aanvang van haar weeën verkeerde Maria in extreme pijn, mentaal en fysiek. Hoe kon een vrouw van zo een godsvrucht en edelheid een kind baren, terwijl geen man haar ooit had aangeraakt? Het dient vermeld te worden dat Maria een normale zwangerschap had die niet veel verschilde van die van andere vrouwen. In het christelijk geloof leed Maria echter niet aan bevallingspijn. Vanwege haar pijn en angst voor de reactie van de mensen wenste Maria dat zij nooit geschapen was en riep uit: “Was ik maar hiervoor gestorven en volledig vergeten geweest.” (K 19, 23) Na te zijn bevallen, riep Gabriël haar van onder de palmboom: “Treur niet, waarlijk, jouw Heer heeft een beekje beneden jou verschaft. En schudt de stam van de palmboom naar jou toe, dan zullen er rijpe dadels op jou vallen. Dus eet en drink en verkoel jouw ogen. Maar als jij iemand van de mensen ziet, zeg dan: “Voorwaar, ik heb de Barmhartige beloofd te vasten, dus zal ik vandaag tot geen mens spreken.” (K 19, 24-25) 6 Toen haar volk haar zag, zei men: “O Maryam, voorzeker, jij hebt iets vreemds gedaan!….” (K 19, 27) Zij wees naar Jezus en hij sprak wonderbaarlijk, net zoals God haar bij de aankondiging van zijn geboorte had beloofd: “En hij spreekt tot de mensen vanuit de wieg en als volwassene en hij behoort tot de rechtschapenen.” (K 3, 46) Jezus zei tegen het volk: “Hij (‘Isa) zei: “Voorwaar, ik ben een dienaar van Allah. Hij heeft mij de Schrift gegeven en mij tot een profeet gemaakt. En Hij heeft mij gezegend waar ik ook ben en Hij heeft mij bevolen de salaat (het gebed) te verrichten en de zakaat (de aalmoezen) te betalen, zolang ik leef. En om goed te zijn voor mijn moeder. En Hij heeft mij niet als een arrogante ongehoorzame gemaakt. Vrede zij met mij op de dag dat ik geboren werd en op de dag dat ik sterf en op de dag dat ik tot leven word opgewekt.” (K 19, 30-33) Hier begint de episode van Jezus, zijn levenslange strijd om zijn volk op te roepen naar de aanbidding van Allah, zich onttrekkend aan de listen en plannen van de Joden die zouden proberen hem te doden. 6. Conclusie: Maria in de Islam Hierboven hebben we al reeds de voorname status besproken die de islam aan Maria gegeven heeft. De islam leert dat zij de meest perfecte vrouw is die ooit werd geschapen. In de Koran wordt aan geen enkele andere vrouw zoveel aandacht geschonken als aan Maria, hoewel alle profeten met uitzondering van Adam, moeders hadden. Van de 114 hoofdstukken wordt één genoemd naar haar: hoofdstuk 19 ‘Soerat Maryam’ Ook is relevant tekstmateriaal aanwezig in soera 43 (verzen 57-64). Beide teksten stammen uit de Mekkaanse periode. De cyclus beschrijft Maryam en drie profeten: Jezus (Isa), Johannes de Doper (Jahja) en diens vader Zacharias (Zakarijja). Gegevens daaruit worden hernomen in hoofdstukken uit de Medinese periode, bij voorbeeld in soera 3 en 21, maar worden uitgebreid met details die te maken hebben met de polemiek tussen islam en christendom, die zich in die periode voordoet. Het derde hoofdstuk is genoemd naar haar vader ’Imraan (of Eli). In de Koran zijn Mozes, Aaron en hun zuster Marjam kinderen van Amram, de vader van Mozes3 (vandaar de naam van soera 3: Al-Imraan of ‘familie van Imram’). Maria wordt ook ‘zuster van Aaron’ en ‘dochter van Imraan’ genoemd; op die wijze verbindt de Koran Jezus’ moeder rechtstreeks met de familie van Mozes: Zie Exodus 6, 20: “Amram trouwde met Jochebed, een zuster van zijn vader. Zij baarde hem Aäron en Mozes. Amram werd honderdzevenendertig jaar.” Maryam uit de Koran is niet dezelfde vrouw als Myriam uit het 3 Bijbelse Oude Verbond, die met de tamboerijn het lied bij de doortocht zingt (Ex 15). 7 “Toen kwam zij met hem bij haar mensen, terwijl zij hem droeg. Zij zeiden: "O Marjam jij hebt echt iets ongehoords begaan. Zuster van Haroen (Aäron), jouw vader was geen slechte man en jouw moeder was geen onkuise vrouw!" (K 19, 27-28) “En Marjam, de dochter van 'Imraan die haar eerbaarheid bewaarde. Toen bliezen Wij er iets van Onze geest in en zij geloofde de woorden van haar Heer en Zijn boeken; zij behoorde tot de onderdanigen.” (K 66, 12). Met die gelijkstelling op het vlak van naamgeving tussen de zuster van Mozes en de moeder van Jezus worden de personages van de Jezuscyclus verbonden met het begin van de mensengeschiedenis: “God heeft Adam, Noeh, de mensen van Ibrahiem en de mensen van 'Imraan uitverkoren boven de wereldbewoners, als afstammelingen van elkaar.” (K 3, 33). Een dubbele verklaring is mogelijk: de Korantekst verwart twee Bijbelse figuren met elkaar, ofwel eert de Koran de moeder van Jezus door haar een ‘vrome titel’ toe te kennen, namelijk die van ‘zuster van Aaron’. Maria is de enige vrouw die specifiek genoemd wordt in de Koran. De profeet Mohammad heeft gezegd: “De beste vrouwen van de wereld zijn er vier: Maria de dochter van Eli (Imran), Aasiyah de vrouw van Pharaoh, Khadieja (de vrouw van de profeet Mohammad) en Fatima, de dochter van Mohammad.” (Overgeleverd door at-Tirmidzi) 4 Ondanks al deze verdiensten waren Maria en haar zoon Jezus enkel menselijk. Beiden waren geschapen wezens en behoorden tot de schepselen van God. De wonderen die plaatsvonden door de profeten en rechtschapen mensen gedurende hun levens, vonden enkel plaats met de toestemming van God. De gehele mensheid, inclusief profeten, zijn dienaren van God en behoeftig aan Zijn hulp en genade (‘abd’Allah’) Hetzelfde geldt voor Maria. Hoewel er vele wonderen in haar aanwezigheid plaatsvonden, kwam dit tot een einde door haar dood. Bijgevolg is het in de islam onbestaande dat sommige mensen verschijningen van Maria zagen of dat mensen werden gered van onheil na haar te hebben aangeroepen. Ze worden beschouwd als verschijningen en listen van de Satan om de mensen weg te lokken van de aanbidding van de Enige God. Deze en alle andere daden van verheerlijking leiden de mensen naar het verheerlijken en loven van anderen naast de Schepper: ‘God is één en heeft geen tweede naast zich’ is in de islam een vaak voorkomende dogmatische formulering van een zuiver monotheïsme, niet zelden gebruikt om zich te onderscheiden van de christelijke Drieëenheid. 4 De laatste twee vrouwen worden in de Koran niet eens bij name genoemd. 8 7. Maria met kind als ‘teken’ in de Koran Net als Jezus wordt Maria in de Koran als ‘teken van God voor de naties’ gezien: “Toen bliezen wij haar iets van onze geest in en we maakten haar en haar zoon tot een teken voor de wereldbewoners.” (K 21, 91) Het woord ‘teken’ komt 360 keer voor in de Koran en verwijst meestal naar natuurfenomenen als geschapen door God en dus als ‘bewijs’ (teken) van Gods bestaan: regen, bliksem, planten, ontstaan van de mens, enz. (K 3, 50.190; K 30, 20-24; K 2, 164). Het grootste teken is de Koran zelf (vers: ‘ayat’ = teken). Nooit wordt de term gebruikt om een mens aan te duiden, zelfs niet voor Mohammed (die meestal met ‘Boodschapper’ wordt gedefinieerd), behalve voor Maria dankzij Jezus’ geboorte door haar. Het samengaan van Maria met haar kind wordt vaak beschouwd als zijnde beïnvloed door de christelijke beelden, vooral uit de Syrische kerken in de regio. Hetzelfde geldt voor de iconografie van ‘Maria Boodschap en de engel Gabriël’. Nooit echter wordt Jozef samen met haar afgebeeld. Die persoon komt eenvoudigweg niet voor in de Koran… 8. Jezus zelf is een groot profeet In de traditieverzameling van al-Boechari komt een hadith5 voor die zegt dat er tussen Jezus en Mohammed geen andere godsgezanten gekomen zijn: ”Aboe Salama vertelt dat Aboe Hoeraira de profeet heeft horen zeggen: ‘Onder alle mensen sta ik het dichtst bij de zoon van Marjam. De profeten zijn kinderen van eenzelfde vader en van verschillende moeders. Tussen Isa en mij is er geen enkele profeet geweest.‘” In de rij van de grote profeten6 in de Koran (Adam, Noah, Abraham en Mozes) komt dus ook Jezus voor, gevolgd door Mohammed. Jezus wordt voluit genoemd: al-Masieh Isa Ibn Maryam (‘de Messias, Jezus, zoon van Maria’). Net als andere grote figuren, en als alle moslims trouwens, wordt Jezus een ‘dienaar van God’ genoemd (Abd’Allah): “Maar zij [Marjam] wees naar hem. Zij zeiden: ‘Hoe kunnen wij spreken met iemand die nog een kind in de wieg is?’ Hij [Isa] zei: ‘Ik ben Gods dienaar; Hij heeft mij het boek gegeven en mij tot profeet gemaakt.’” (K 19, 29-30). Een hadith is een mondelinge overlevering van woorden of daden, toegeschreven aan de profeet of aan diens gezellen. De belangrijkste werden verzameld door onder meer Bukhari en Muslim in de 9 de eeuw na Christus. 6 Van de 25 met naam genoemde profeten in de Koran komen er 20 uit de Bijbel, terwijl er enkele grote namen ontbreken (Ezechiël, Jesaja, Jeremia). Ook de zgn. ‘kleine profeten’ komen in de Koran niet voor. De 5 nietBijbelse zijn: Hoed, Salih, Sjoe Ayb, Dzoel-kifl en Mohammed. 5 9 Elders wordt hem de specifieke opdracht van ‘gezant’ (rasoel)7 toevertrouwd: “En Hij [God] zal hem [Isa] het boek, de wijsheid, de Taura en de Indjiel onderwijzen. En [God zal hem] als een gezant tot de Israëlieten [zenden, om te zeggen]: ‘Ik ben tot jullie gekomen met een teken van jullie Heer.’” (K 3, 48-49). Maar: het verschil met de Koranische openbaring komt al vroeg tot uiting. Christenen noemen Jezus de ‘Zoon van God’ en hebben een – zij het onder elkaar verschillend – concept van de Drieëenheid8. Beide begrippen zijn in een zuiver monotheïstische religie als de islam ondenkbaar. In soera 19 verzen 81-92 wordt het meergodendom afgewezen. Die afwijzing slaat meer dan waarschijnlijk op Jezus’ zoonschap. Het is begrijpelijk dat, nadat de Koran heeft afgerekend zowel met de idee dat Allah dochters had als met het Mekkaanse polytheïsme, de Koran zich niet kan verzoenen met de idee van een zoonschap van God: “En zij hebben zich in plaats van God andere goden genomen om door hen macht te krijgen. … En zij zeggen: ‘De Erbarmer heeft zich een kind genomen.’ Jullie hebben echt iets afgrijselijks begaan. Bijna zou de hemel ervan barsten, de aarde opensplijten en het gebergte ineenstorten, dat zij aan de Erbarmer een kind toekennen. Het past niet bij de Erbarmer dat Hij zich een kind neemt.” (K 19, 81-92) Vandaar dat de Koran systematisch de titel gebruikt ‘zoon van Maria’. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Jezus wordt ingepast in het profiel van een Koranische profeet en dat de historische figuur van Jezus uit de Bijbel verloren gaat. Een ‘gezant’ (rasoel) is al wie door God gezonden is; enkele onder hen worden daarenboven ‘profeet’ ( nabi) genoemd omdat ze een boodschap (boek) aan de mensheid gegeven hebben: Mozes ( tawraat), Jezus (indjiel) en Mohammed (quran). 8 De verdeeldheid onder de christenen over de Drieëenheid heeft te maken met de verschillen tussen Nestorianen, monofysieten, Arianen en Byzantijnen. Men was het niet eens over de verhouding tussen de menselijke en de goddelijke aard van Jezus en over de plaats van Jezus en de Heilige Geest in de Drievuldigheid. Het is duidelijk dat de eerste moslims op de hoogte waren van die debatten, vermits er in Arabië kleine christelijke gemeenschappen woonden en zij er tijdens hun handelsreizen naar het huidige Syrië mee in contact kwamen. 7 10 III. OORSPRONG VAN DE THEOLOGISCHE VERBANDEN Moslims hebben zes geloofspunten, waaronder de aanvaarding van alle voorafgaande heilige boeken en profeten, dus de Joodse en christelijke. Dat is wellicht ontstaan door het intense contact dat er reeds van bij het begin bestond tussen de drie groepen. Op verschillende manieren leerden de toekomstige moslims elementen van de christelijke traditie kennen: o o o o o Via de handelswegen van Syrië en Zuid-Irak doorheen het schiereiland naar Jemen in het zuiden, met Mekka als een der knooppunten en halteplaatsen (de reis van Syrië naar Mekka duurde ongeveer dertien dagen) : - vervoer van textiel met christelijke afbeeldingen voor christelijke gemeenschappen in Jemen (o.a. ‘Maria met kind’); eventueel werden voorwerpen na een overval op een handelskaravaan als buit verspreid; - christenen komen terug van bedevaart in Jeruzalem: beeldjes en boeken als souvenir; - verhaal van al-Azraqi (begin 9de eeuw: bij de inname van Mekka door Mohammed (630) werden alle heidense beeldjes vernietigd (cfr Abraham voor zijn vertrek), behalve een beeldje van Maria ‘Moeder met kind’, dat naar Medina werd vervoerd (wellicht met medeweten van Mohammed); - Arabieren ontmoetten christenen in de dorpen onderweg en in Syrië. Er waren 137 gekende kloosters in het schiereiland; als bron fungeert een tekst uit 570, ondertekend door afgevaardigden van 137 kloosters, waaronder het meest bekende het Catharinaklooster op de Sinaïberg. Mohamed moet vertrouwd geweest zijn met het Joods-christelijk gedachtegoed, want hij ging mee met de handelskaravaan van zijn echtgenote Khadieja, een rijke handelsweduwe; onderweg heeft hij zeker monniken ontmoet; de Koran vermeldt trouwens duidelijk dat de christenen het dichtst bij moslims staan omdat onder hen priesters en monniken zijn. Christenen hielden zich in de directe omgeving van Mohammed op Khadieja’s kozijn was een bekeerling tot het christendom; Addas, een christelijke slaaf uit Ninive, ging een gesprek aan met Mohammed over Jonas. In al Tabari’s geschiedenisboeken komt het verhaal voor van een zekere monnik Bahira Voor Mohammeds roeping (610) zou hij als twaalfjarige jongen met de handelskaravaan van zijn oom, onderweg naar Syrië, een woestijnmonnik hebben ontmoet (Bahira). Die merkte op dat een wolk het kind overschaduwde. Toen de karavaan vlak bij zijn cel halt hield, bogen de takken van een boom zich zodat Mohammed in de schaduw stond. Uit nieuwsgierigheid nodigde de monnik enkele reizigers uit voor een maaltijd, waarbij hij tussen de schouders van het kind een teken bemerkte, dat hij als ‘profetenzegel’ bestempelde. Bahira droeg de groep op het kind met veel zorg te omringen zodat hem geen kwaad zou overkomen. Wegens een gebrek aan bronnen is het niet onmogelijk het verhaal als legendarisch te beschouwen, waardoor men het profeetschap van Mohammed achteraf kon bewijzen; het was immers voorspeld door een christen. 11 Er was wel degelijk een permanenten aanwezigheid van christenen en Joden in het Arabische schiereiland ten tijde van het ontstaan van de islam (begin 7de eeuw): - - de niet-erkende christelijke strekkingen (nestorianen: Jezus heeft vooral een menselijke natuur; en monofysieten: alleen de goddelijke natuur in Jezus is belangrijk); vluchtten uit het Byzantijnse Rijk naar de grensgebieden (Syrië en zuid-Irak) of naar het buitenland Perzië (Iran) en het Arabisch schiereiland; de vluchtelingen stichtten eronafhankelijke kerken, los van de moederkerk Constantinopel: Syrische, Aramese, Armeense, Chaldeeuwse en Coptische (Egypte); dus ook langs beide grenzen van de Rode Zee (Jemen en Egypte/Ethiopië); er bestonden dus plaatselijke gemeenschappen met kerken, priesters, religieuzen, boeken, beelden, enz., waar Arabieren mee in contact kwamen tijdens hun handelsreizen of in hun woonomgeving; niet zelden bezochten ze onderweg een kerk of een klooster (om te drinken of uit te rusten) en zagen ze er beelden en hoorden liederen zingen. IV. PASTORALE TOEPASSINGEN VOOR DE DIALOOG 1. Het Huis van Maria Mariaheiligdommen zijn niet alleen voor katholieken een belangrijke bedevaartsbestemming. Ook moslima’s vereren Maria. Vaak hebben katholieken en moslims dezelfde beweegredenen om Maria op te zoeken. Vlakbij de Turkse plaats Selçuk ligt het ‘Huis van Moeder Maria’ (Meryem Ana Evi). Sinds 1892 is dit een officieel katholiek bedevaartsoord, omdat een Duitse non op deze plek droomde hoe Johannes er een huis voor Maria bouwde. Toch bezoeken ook moslims de plek regelmatig, om er te bidden, een kaarsje te branden of gewijd water te halen in de hoop genezing en troost te bekomen. Afbeeldingen van de maagd hangen er naast amuletten met de naam van Allah. Sommige souvenirs combineren het beeld van Maria met de hand van Fatima9. In de Koran wordt zeventig keer naar Maria verwezen. De Koran beschrijft hoe God Maria helpt tijdens haar barensweeën. Hij zorgt ervoor dat Maria verse dadels en koel bronwater krijgt. Veel moslima’s zeggen die verzen op voor of tijdens hun bevalling, in de hoop op goddelijke bijstand. De meeste vrouwen maken geen verschil tussen een katholieke en een islamitische Maria. Voor hen is zij vooral een moeder die weet wat lijden is en het eigen lijden kan verlichten. Door een Mariaheiligdom te bezoeken, gaan moslima’s eigenlijk tegen de officiële doctrines van hun religie in. In de islam is het vereren van iets of iemand anders dan God verboden. Vaak zien imams de Mariaverering dan ook als een vorm van bijgeloof. 2. Het mystieke graf van Maria in Jeruzalem Het is opvallend dat nergens in het Nieuwe Testament iets wordt vermeld over de laatste levensjaren van Maria (evenmin als van Jozef). We weten dus eigenlijk niet waar en in welke omstandigheden ze stierf, werd begraven en/of ten hemel opgenomen. Dat laatste wordt door een aantal Kerken wel als De hand van Fatima staat symbool voor geluk, steun, geduld en trouw. Al die deugden zijn voor de moslim een afweer tegen het boze oog. 9 12 geloofspunt aanvaard. Volgens de evangelies staat ze onder het kruis bij Jezus’ overlijden. In het boek van de Handelingen der Apostelen wordt over haar gezegd dat ze zich na de dood van Jezus aansloot bij de groep van de leerlingen en dat ze aanwezig was bij de nederdaling van de Heilige Geest. Daarna verdwijnt ze uit het verhaal en ook in de eerste eeuwen van het christendom blijft haar gedachtenis op de achtergrond. In teksten en volksverhalen, niet in de Bijbel opgenomen, wordt wel vermeld dat ze stierf op de berg Sion. Daar staat nu een monumentale kerk toegewijd aan haar ‘ontslaping’ (Dormitio): ze zou niet gestorven zijn, maar ingeslapen en zo rechtstreeks ten hemel opgenomen bij haar zoon. Op die plaats werd in de 4de eeuw een kerk gebouwd, in 614 verwoest door de Perzen, heropgebouwd door de kruisvaarders. Na hun vertrek raakte het gebouw in verval. In het begin van de 20ste eeuw werd ze gerestaureerd door Duitsland (met een benedictijner klooster ernaast). In de crypte van die kerk bevindt zich een liggend beeld uit kerselaarhout dat naar Maria verwijst. Haar lichaam echter werd begraven in het Kedrondal. Sommigen beweren naast de grot van haar overleden ouders Anna en Joachim. Het is dan ook logisch dat omstreeks het jaar 450 ook hier een kerk werd gebouwd. Dat is althans de versie van de oosterse Kerken, die het heiligdom beheren. Bij de inval van de Perzen werd het gebouw vernield. De huidige kerk dateert uit de tijd der kruisvaarders (12de). Het is een ondergrondse basiliek in de vorm van een kruis en behoort toe aan de orthodoxe kerken (Grieks-orthodoxen, Armeniërs, Kopten en Syriërs), zichtbaar aan de overvloed aan luchters, kaarsen en iconen. In de muur rechts van het centrale altaar in de rechterkapel is ook een oude mihrab zichtbaar (islamitische gebedsnis): de profeet Mohammed zou tijdens zijn nachtelijke reis naar Jeruzalem een licht gezien hebben boven die plaats. In de 9de eeuw neemt de Latijnse Kerk aan dat Maria, samen met de apostel Johannes, zou zijn uitgeweken naar de Griekse havenstad Efeze (nu aan de westkust van Turkije) en daar overleden, maar onmiddellijk opgenomen ten hemel. Hun vertrek moet dan gesitueerd worden na Stefanus’ marteldood, uit angst voor vervolgingen. Vroegchristelijke historici, zoals bisschop Ireneüs van Lyon (eind 2de eeuw) en bisschop Eusebius van Caesarea (begin 4de), gaan ervan uit dat na Jezus’ verrijzenis Johannes het evangelie ging prediken in Efeze en daar ook permanent woonde. Hij zou Maria met zich hebben meegenomen: “Toen Jezus zijn moeder zag staan, en bij haar de leerling van wie hij veel hield, zei hij tegen zijn moeder: ‘Dat is uw zoon,’ en daarna tegen de leerling: ‘Dat is je moeder.’ Vanaf dat moment nam die leerling haar bij zich in huis.” (Joh 19, 26-27). Alle andere kerkvaders uit de eerste eeuwen houden het echter bij Jeruzalem. De Efezeversie duikt pas laat op in een Syrisch handschrift. Rond het jaar 400 werd op een heuvelflank nabij Efeze een Johannesbasiliek opgetrokken. Tussen de huidige ruïnes staat op een gedenkplaat te lezen waar de apostel begraven ligt. Enige tijd later wordt er een Mariabasiliek aan toegevoegd. In diezelfde stad vond in 431 het Concilie van Efeze plaats, dat Maria uitriep tot Theotokos (“Moeder Gods”), gericht tegen het nestorianisme dat Jezus vooral als mens beschouwde en Maria als moeder van de aardse Jezus aansprak. Sinds het einde van de 19de eeuw wordt op een andere plaats in Efeze het Huis van de Maagd Maria bezocht (Meryem Ana Evi), zowel door christenen als door moslims. 3. Feest van Maria Boodschap In Libanon werd begin 2010 de dag van 25 maart als officiële verlofdag afgekondigd om de band van het christendom en de islam via de figuur van Maria in de verf te zetten. Het idee ontstond in een 13 jezuïetencollege. Het schijnt de gewoonte te zijn dat de plaatselijke bisschop een aantal actoren in het multicultureel werk samen rond de tafel brengt voor een maaltijd en enkele gelegenheidstoespraken. Drie jaar na elkaar (2010, 2012 en 2014) werd ook in Brussel op de vooravond van 25 maart zulke bijeenkomst gehouden in aanwezigheid van de hulpbisschop. De uitnodiging kan beschouwd worden als een wedergeste naar de moslimgemeenschap toe, vermits het de gewoonte is dat, in de loop van de maand ramadan, mensen uit een aantal moskeeën en moslimorganisaties andersgelovigen uitnodigen op een iftarmaaltijd (de dagelijkse onderbreking van de vasten). 4. Bezoek aan de Lourdesgrot In het kader van het trimestrieel overleg van katholieken en moslims uit de sjiitische traditie, legt een groepje moslims op zondag 31 mei 2015 een bezoek af aan het Jetse bedevaartsoord. Ook elders komen zulke bezoeken voor zoals in de kathedraal 'Notre Dame d'Afrique' in Algiers en in de kerk ‘Notre Dame de la Garde’ in Marseille. 5. Kerstmis en maulid Ook in de laatste week van december 2015 wordt hoogstwaarschijnlijk een interreligieus initiatief gehouden, vermits in diezelfde week christenen de geboorte van Jezus herdenken en moslims de geboorte van de profeet Mohammed. Wegens de steeds wisselende religieuze kalender is het gelukkig samenvallen van beide data een uitzonderlijke gebeurtenis. 14