Docentenhandleiding Duik naar het Verleden

advertisement
Geheugen van Nederland
De avonturen van Willem Barentsz
Docentenhandleiding
Inleiding
'Je mag het eigenlijk niet zo zeggen, maar geschiedenis is
toch eigenlijk een aantal waargebeurde verhalen op een
rijtje', aldus een geschiedenisleraar. 'In ieder geval',
vervolgde hij, ' kunnen de verhalen de geschiedenis dichter
bij de leerlingen brengen'.
Is de eerste stelling voor discussie vatbaar, de opmerkingen dat
verhalen geschiedenis dichter bij leerlingen kunnen brengen lijkt te
kloppen. De vraag is alleen hoe je de verhalen interessant en
uitdagend maakt voor de leerlingen van vandaag? De tijd dat
kinderen stilzaten en met hun armen over elkaar luisterden naar wat
de meester vertelde (heeft dit ideaalbeeld eigenlijk ooit wel
bestaan?) is voorbij. Een verhaal moet je beleven, niet ondergaan.
In 1996 organiseerde het Nederlands Scheepvaartmuseum in Amsterdam een tentoonstelling over de
overwintering van Willem Barentsz op Nova Zembla,
toen 400 jaar geleden. De expositie was een groot
succes. Het verhaal van Willem Barentsz en zijn
mannen spreekt nog steeds haast iedereen tot de
verbeelding. Het is een van de best gedocumenteerde Nederlandse
ontdekkingsreizen en daarom een must als afsluiting van het
tijdperk van ontdekkers en hervormers.
Eenmaal meegenomen in het avontuur staat de ontvanger, leerling
os niet, open voor allerlei informatie die hem in staat stelt het
avontuur mede vorm te geven.
een verhaal
moet je beleven,
niet ondergaan
In de computerapplicatie De avonturen van Willem Barentsz wordt
de geur van avontuur en heldendom maximaal uitgebuit. De
vormgevers zijn er in geslaagd het spel een ijzige uitstraling te
geven met gierende poolwinden, grote stapels sneeuw en ijs en een
duistere poolnacht. Om het gevoel van authenticiteit te vergroten
zijn als basis historische prenten gebruikt, onder meer uit het
dagboek van Gerrit de Veer.
De avonturen van Willem Barentsz bestaat uit vier delen:
 de heenreis - waarin gezocht wordt naar de motieven en
voorbereidingen van de ontdekkingsreizigers.
 de overwintering - het centrale spel waarin leerlingen worden
uitgedaagd zelf de keuzes te maken voor problemen die Willem
Barentsz en zijn mannen moesten oplossen, maar waarin zij ook
de consequenties van hun keuzes onder ogen moeten zien …
Docentenhandleiding
1
Geheugen van Nederland


de terugreis - aan de hand van dagboekfragmenten wordt de
terugreis gereconstrueerd.
de tijdsbalk - geeft achtergrond bij de gebeurtenissen die op
Nova Zembla en in Nederland hebben plaatsgevonden na de
overwintering.
Doelgroep
Het verhaal van de belevenissen van Willem Barentsz is zeer
aantrekkelijk voor kinderen in de leeftijd van 12 tot 14 jaar. Voor
deze leeftijdsgroep is de computerapplicatie dan ook ontworpen.
Wel is er een differentiatie tussen de spellen gemaakt.
 Het centrale spel, de overwintering is door zijn adventuregame-achtige aanpak zeer geschikt voor leerlingen van het
VMBO. Het spel is goed zelfstandig te spelen en heeft een
eigen afgerond einde.
het centrale spel
 De spellen de heenreis en de terugreis
zijn door hun 'taligheid' meer geschikt
de overwintering is
voor leerlingen van HAVO-VWO.
zeer geschikt voor
 De tijdsbalk biedt verdieping voor deze
VMBO door zijn
laatste leerlingen.
game-karakter
Leerdoelen
Wat willen de samenstellers met De avonturen van Willem Barentsz
bereiken? Er zijn verschillende doelen geformuleerd:

onderwijskundige doelen
 Leerlingen leren gebruik te maken van informatie- en
communicatie technologie om historische bronnen, in de
vorm van tekst- en beeldmateriaal
 Leerlingen leren te werken met informatie uit verschillende
bronnen: ze kunnen deze opzoeken, ordenen en beoordelen
op bruikbaarheid, betrouwbaarheid en representativiteit.
 Leerlingen kunnen zich een goed beeld vormen van
historische gebeurtenissen, rekening houdend met de
standplaatsgebondenheid van de bronnen en de eigen
standplaatsgebondenheid.

inhoudelijke doelen
 Leerlingen weten waarom een poging is ondernomen om de
Noordelijke doorvaart te vinden
 Leerlingen weten van het dagboek van Gerrit de Veer.
 Leerlingen kennen enkele van de levensomstandigheden in
het Behouden Huys (eten, drinken tijdverdrijf)
 Leerlingen kennen het verhaal van de terugreis
Docentenhandleiding
2
Geheugen van Nederland


Leerlingen weten hoe het Behouden Huys in de negentiende
eeuw is teruggevonden en hoe het verhaal van de
overwintering in die tijd een nieuw leven is gaan leiden.
affectieve doelen
 Leerlingen kunnen het zich voorstellen hoe het is om op
ontdekkingsreis te gaan
 Leerlingen kunnen zich verplaatsen in de barre situatie
waarin de mannen zich bevonden
Het belangrijkste doel van de samenstellers was een
lesstofvervangend computerspel te maken. Het spel zit zo in elkaar
dat de leerlingen schijnbaar ongemerkt lesstof tot zich nemen en
toepassen om te overleven. Daarom past De avonturen van Willem
Barentsz zo goed binnen de huidige kerndoelen van het voortgezet
onderwijs.
In grote lijnen valt dit binnen
 Domein A (de geschiedkundige
een lesstofvaardigheden),
vervangend
 Domein B (Levensonderhoud)
computerspel
Daarbij komen met name de volgende doelen
goed tot zijn recht:

Domein A: Geschiedkundige vaardigheden
1 De leerlingen kunnen met het oog op de beantwoording van
een gegeven of een door hen zelf gestelde vraag hun behoefte
aan historische informatie vaststellen en relevante
(elektronische) bronnen en/of bronfragmenten selecteren,
daarbij lettend op bruikbaarheid, betrouwbaarheid en
representativiteit.
2 De leerlingen kunnen ordening aanbrengen in historische
gebeurtenissen, verschijnselen, ontwikkelingen en personen.
In dat verband kunnen zij:
- historische gebeurtenissen, verschijnselen, ontwikkelingen en
personen plaatsen in historische perioden-prehistorie, oudheid,
middeleeuwen, vroeg-moderne tijd, moderne tijd- en in
maatschappijtypen- pré-agrarisch, agrarisch, agrarisch-stedelijk,
industrieel;
- verschijnselen uit verschillende perioden en samenlevingen
vergelijken;
- in ontwikkelingen aspecten van continuïteit en verandering herkennen;
- veranderingen onderscheiden naar de snelheid waarmee deze
plaatsvinden, van schoksgewijs tot geleidelijk.
3 De leerlingen kunnen verklaringen geven voor historische
gebeurtenissen, verschijnselen en ontwikkelingen.
In dat verband kunnen zij:
- directe en indirecte oorzaken onderscheiden;
- de directe aanleiding herkennen als de uiteindelijke oorzaak;
- de rol van opvattingen en handelingen van individuen en groepen
herkennen;
- onderscheid maken tussen oorzaken van meer en minder belang;
Docentenhandleiding
3
Geheugen van Nederland
-
gevolgen die op korte termijn spelen onderscheiden van gevolgen op
lange termijn.
4 De leerlingen kunnen zich een weloverwogen beeld vormen
van historische gegevens.
In dat verband kunnen zij:
- rekening houden met de standplaatsgebondenheid van de bronnen en
met de eigen standplaatsgebondenheid;
- gegevens beoordelen op bruikbaarheid, betrouwbaarheid en
representativiteit;
- een beredeneerde conclusie formuleren.
5 De leerlingen kunnen ten aanzien van een gegeven of door
hen zelf gestelde vraag een eigen standpunt weergeven en
beargumenteren.
In dat verband kunnen zij:
- zich verplaatsen in opvattingen, waarden en motieven van mensen in
het verleden, ermee rekening houdend dat zij niet over dezelfde kennis
konden beschikken als wij nu;
- opvattingen, waarden en motieven, waardoor mensen in het verleden
werden geleid, vergelijken met opvattingen, waarden en motieven van
henzelf en anderen nu.

Domein B: Levensonderhoud
7 De leerlingen kunnen enkele belangrijke economische
ontwikkelingen beschrijven.
Het gaat daarbij om:
- de ontwikkeling van handelskapitalisme en ondernemerschap in de
Republiek
De spellen sluiten perfect aan bij de voorstellen van de Commissie
De Rooy voor het vak Geschiedenis en de huidige kerndoelen. Het
valt binnen het tijdvak ‘ontdekkers en hervormers (1500 - 1600).’
Helaas gebruiken veel lesmethoden buitenlandse voorbeelden en
ontdekkingsreizen. De ervaring leert dat de verhalen die dicht bij
huis zijn gebeuren een betere voedingsbodem vinden bij de
leerlingen.
Voorbereiding en lesplanning voor de docent
Het programma vereist geen voorbereiding van de leerling en de
docent. Toch zal het leereffect van het spel verhoogd worden als
vanuit het curriculum een relatie wordt gelegd met De avonturen
van Willem Barentsz. Achterin de
voorbereiding
docentenhandleiding is een achtergrondartikel
niet noodzakelijk, opgenomen voor de docent en een kort leesverhaal
voor de leerling. Een vragenlijst bij dit leesverhaal met
wel mogelijk
antwoordmodel zijn eveneens toegevoegd.
Docentenhandleiding
4
Geheugen van Nederland
Het programma kan op verschillende manieren worden toegepast is
de lessituatie:

In klasverband - als u beschikt over een computer lokaal kunnen
leerlingen individueel of in koppels van twee werken aan het
spel. VMBO leerlingen beginnen met het spel de overwintering.
Duur van dit spel is erg afhankelijk van de leerling, maar binnen
een lesuur is het voor VMBO-leerlingen goed af te ronden.
HAVO/VWO leerlingen beginnen met spel 1, de heenreis. Na
15 minuten zouden zij met dit spel klaar kunnen zijn en kunnen
beginnen met de overwintering.
Begin altijd met de versie voor beginners, waarin twee rondes
zijn. De versie voor gevorderden gaat over vier rondes en duurt
daarom soms te lang.

Tijdens werklessen - omdat het programma heel goed
zelfstandig door de leerling te gebruiken is, kan het ook worden
ingezet tijdens werklessen. Terwijl een deel van de klas aan
opdrachten werkt kunnen één of meer leerlingen, of koppels
werken aan de Avonturen van Willem Barentsz.
In project- of themaweken, als voorbereiding op
één lesuur
spreekbeurten, in aansluiting op thema's als
Ontdekkingsreizen Gouden Eeuw, VOC, Europese
expansie: met het programma heeft u levendig materiaal voor een
heel lesuur.
Omdat het programma op internet te vinden is kan het ook als
huiswerk worden opgegeven.
Leerlingen hebben GEEN pen, papier of ander materiaal nodig. Alle
spellen zijn zelf-corrigerend.
Tips
Bijvoorbeeld: leerlingen kunnen het spel ook thuis spelen, als
huiswerk.
Literatuurverwijzing
 Om de Noord, De tochten van Willem Barentsz en Jacob van
Heemskerck en de overwintering op Nova Zembla, zoals
opgetekend door Gerrit de Veer. Vertaling inleiding en
annotatie Vibeke Roeper en Diederick Wildeman, Nijmegen
1996
Docentenhandleiding
5
Geheugen van Nederland
Technische gegevens
Het spel kan via internet gespeeld worden. Voor het spel is
shockwave vereist. Dit is een applicatie die gratis is te downloaden
op www.macromedia.com. U kunt per computer shockwave
downloaden
(http://sdc.shockwave.com/shockwave/download/download.cgi?&P
5_Language=English), maar u kunt ook een licentie aanvragen
(http://sdc.shockwave.com/support/shockwave/info/licensing/). In
dat laatste geval haalt u 1 file op, die u vervolgens zelf bijvoorbeeld
via uw netwerk op andere computers kunt installeren. Beide opties
zijn geheel gratis.
Het kleinste spel is 1,5 mb en het grootste 3,5 mb. Bij trage
internetverbindingen kan het daarom zijn dat het een tijdje duurt
voordat u het spel kan spelen. Als dit naar uw mening te lang is, kan
u de spellen vooraf downloaden. Ze komen dan stand-alone op uw
computer. Dat betekent dat er geen internetbrowsers meer nodig zijn
en ook geen internetverbindingen. Deze files zijn wel heel groot,
dus het duurt een tijdje om ze te downloaden. Op de docentenpagina
staat omschreven hoe u dit moet doen.
Als u het spel eenmaal speelt of heeft gedownload is het niet nodig
om in contact te blijven met het internet. U kunt desgewenst uw
verbinding met internet verbreken.
Er zijn enkele geluidseffecten gebruikt. Deze zijn wel leuk maar
niet noodzakelijk, dus als u liever geen geluid gebruikt tijdens de les
is dit geen probleem.
De avonturen van Willem Barentsz
Concept, techniek, vormgeving: TWVmedia Amsterdam
Tekst en inhoud: Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam
In opdracht van: het Geheugen van Nederland, Den Haag
© 2003
Docentenhandleiding
6
Geheugen van Nederland
De avonturen van Willem Barentsz
Achtergrond
Nederland in de zestiende eeuw
Ondanks de strijd tegen Spanje maakte de handel in Holland tijdens
de laatste decennia van de zestiende eeuw een enorme groei door.
De Hollanders transporteerden goederen door heel Europa. Er werd
onder andere hout, koper en ijzer uit Noorwegen gehaald (de
zogenaamde noordvaart), hout, graan, teer en pek uit Rusland
(oostvaart), marmer, wijn, zuidvruchten, olie, zijde en katoen uit
Italië en Turkije (straatvaart) en zout, wijn, zilver, ijzer en wol uit
Frankrijk en Spanje (westvaart). Een ding was onder Spaans bestuur
echter onmogelijk, namelijk handel drijven met gebieden buiten
Europa. Echter, nadat enkele Hollandse machthebbers tegen Spanje
in opstand waren gekomen trokken de steden zich niets meer aan
van het Spaanse gezag en begon men de wereld te verkennen. Veel
protestantse kooplieden, geleerden, uitgevers en kaartmakers uit
onder andere Antwerpen, vluchtten naar het noorden toen de
Spanjaarden als reactie op de opstand de zuidelijke Nederlanden
binnenvielen. Deze injectie van financiële middelen en kennis
zorgde ervoor dat vooral Amsterdam, dat tot dan toe als handelsstad
slechts een ondergeschikte rol had gespeeld, uitgroeide tot de rijkste
en grootste stapelmarkt van Europa.
Deze combinatie van rijkdom en nieuw verworven kennis zorgde
ervoor dat het mogelijk werd om naar nieuwe handelsgebieden te
zoeken. Kooplieden investeerden graag in expedities die werden
uitgerust om op zoek te gaan naar waardevolle koopwaar. Vooral
het vinden van een zeeroute naar Azië was een belangrijk doel.
Sinds 1580 waren de Portugezen, die als enige op Azië voeren, er
niet meer in geslaagd om voldoende Aziatische producten
(voornamelijk specerijen) op de Europese markt te brengen om aan
de vraag te kunnen voldoen.
De weg naar Azië
Ondertussen hadden de Hollanders voldoende informatie verzameld
met betrekking tot routes naar en handelsmogelijkheden en
gebruiken in Azië om zelf een poging te willen wagen de weg naar
dit gebied te gaan zoeken. De informatie kwam onder andere via-via
uit Portugal (kaarten, beschrijvingen en dergelijke), maar ook
Hollanders die in dienst van de Portugezen zelf in Azië waren
geweest droegen een steentje bij. Een bekend voorbeeld hiervan was
Jan Huygen van Linschoten. Hij verbleef lange tijd in Azië en legde
zijn ervaringen vast in het boek 'Itinerario'.
Docentenhandleiding
7
Geheugen van Nederland
Een alternatieve route
Hoewel de Hollanders dus op de hoogte waren van de route die via
Kaap de Goede Hoop naar Azië leidde, waren ze niet meteen van
plan om dezelfde route als de Portugezen te varen. Hiervoor had
men verschillende redenen, namelijk:
 Men dacht dat de route om Afrika veel te gevaarlijk was. In de
eerste plaats omdat de Spanjaarden en Portugezen de route
bewaakten, maar ook omdat de Zuid Atlantische oceaan
onveilig werd gemaakt door Engelse en Franse kapers.
 Men dacht dat een reis via het koele noorden veel gezonder was
voor de bemanning.
De hitte eiste tijdens reizen door tropische gebieden immers
regelmatig slachtoffers.
 Men dacht dat de noordoostelijke route veel korter was dan alle
andere mogelijk routes. Dit was een gevolg van het feit dat men
in de zestiende eeuw de wereld veel kleiner schatte. Bovendien
had men een verkeerd beeld van de vorm en grootte van Azië
Hoe ziet de noordpool eruit?
In Barentsz.' tijd was er niet veel bekend over het gebied rond de
noordpool. Met de wateren ten westen van Scandinavië tot aan de
Witte Zee was men, als gevolg van de noordvaart, wel vertrouwd.
Ook had een Engelse expeditie rond 1556 al eens de zuidkust van
Nova Zembla bereikt. Men vermoedde dat achter Nova Zembla een
open zee lag, en een stuk naar het oosten een grote kaap; Kaap
Tabin. Na het passeren van deze kaap zou de kust naar het zuiden
afbuigen. Schepen zouden vervolgens via Straat Anian, tussen Azië
en Amerika door, Japan en China kunnen bereiken.
Men was het er echter niet over eens of de zeeën in de
noordoostelijke gebieden bevaarbaar waren.
Hierover bestonden onder geleerden verschillende opvattingen,
namelijk:
 Alle wateren zouden dichtgevroren zijn.
 Het water in de meest noordelijke gebieden zou wel bevroren
zijn, maar als je een zo zuidelijk mogelijke koers aanhield, wat
betekende dat je zo dicht mogelijk bij de kust moest blijven, zou
je zonder problemen door kunnen varen.
 Alleen in de buurt van land zou het water bevroren zijn, omdat
op de pool de zon in de zomer 24 uur schijnt, het water op zee
zou daardoor opwarmen en niet bevriezen.
Deze laatste opvatting werd onder andere verdedigd door de
Amsterdamse geleerde Petrus Plancius, de leermeester van Willem
Barentsz. Bovendien achtte Plancius het niet onaannemelijk dat de
zuidelijke doorgang tussen Nova Zembla en het vasteland slechts
toegang gaf tot een binnenzee. Om deze redenen besloot Barentsz.
om Nova Zembla aan de noordkant te passeren.
Docentenhandleiding
8
Geheugen van Nederland
De eerste reis, 5/6/1594-16/9/1594
Aan de eerste reis namen vier schepen deel. Twee waren er uitgerust
door de stad Amsterdam, terwijl de andere schepen afkomstig waren
uit Zeeland en Enkhuizen. Hun taak was het vinden van een route
naar de legendarische Kaap Tabin, van waaruit schepen een
doorgang konden bereiken die leidde naar Japan en China, het
toenmalige Cathay.
Al voor het vertrek ontstond er onenigheid over de te varen koers.
De schippers uit Zeeland en Enkhuizen waren er van overtuigd dat
de zuidelijke doorgang de meest geschikte route was. De
Amsterdamse schippers, die Barentsz. als stuurman bij zich hadden,
wilden echter via het noorden van Nova Zembla varen. Uiteindelijk
besloot men de schepen dan maar verschillende routes te laten
varen. De twee schepen uit Amsterdam namen de noordelijke route,
terwijl het Zeeuwse schip, samen met het schip uit Enkhuizen de
zuidelijke doorvaart zou verkennen.
Tijdens de tocht naar het noordelijkste punt van Nova Zembla,
bracht Barentsz. als eerste de westkust in kaart. Toen de schepen het
noordelijkste punt bereikt hadden, werd hen echter, tegen de theorie
van Plancius in, de weg versperd door ondoordringbare ijsmassa's.
Daarop besloot men terug te gaan en de andere schepen op te
zoeken. Bij de ingang van Straat Waigatsj kwam hij ze tegen, net
toen ze op de terugtocht waren. Ze hadden voorzichtig de route naar
de Kara Zee verkend, die helemaal ijsvrij was geweest. Onderweg
hadden ze een eiland ontdekt dat ze Stateneiland hadden genoemd.
Ze waren naar het noordoosten gevaren en hadden al vrij snel land
gezien.
Ze hadden gedacht dat Kaap Tabin nu vlakbij was en waren, in de
overtuiging dat hun missie geslaagd was, na een verkenningstocht
van slechts twee dagen teruggekeerd. Samen voeren de vier schepen
terug naar Amsterdam, waar ze op 16 september 1594, 3 maanden
na hun vertrek, aankwamen.
De tweede reis 2/7/1595-?/11/1595
De tweede reis werd grootser aangepakt dan de eerste. Men was er
nu van overtuigd dat de doorvaart bestond en bevaarbaar was. Dit
keer voeren zeven schepen uit, waaronder enkele grote
koopvaarders. Ter verdediging voeren ook één of meer
oorlogsschepen mee. Natuurlijk hadden de schepen dit keer
allemaal de opdracht gekregen om de zuidelijke doorvaart te nemen.
Al met al rustte er op deze reis geen zegen. Al in het begin vond er
een botsing plaats tussen twee van de schepen, waarbij vier mannen
overboord sloegen en verdronken en de schepen veel schade
opliepen. Daarnaast waren er problemen met de discipline. Toen
enkele mannen bij Straat Waigatsj aan land gingen, ontmoetten ze
daar enkele Samojeden, die onmiddellijk op de vlucht sloegen,
daarbij hun volgeladen sleden achterlatend. Tegen de orders van
hun bevelhebber Cornelis Nay in, namen de mannen een paar
Docentenhandleiding
9
Geheugen van Nederland
huiden mee. Nay moest deze ongehoorzaamheid wel streng straffen,
dus werden de daders gekielhaald, wat één van hen niet overleefde.
Toen de vloot verder Straat Waigatsj in wilde varen, bleek er veel
meer ijs te liggen dan het jaar ervoor. Ook de Kara Zee lag vol
drijfijs. Toch ging de vloot door en bereikte na veel manoeuvreren
eindelijk Stateneiland. Enkele mannen gingen het eiland op om er
bergkristal te zoeken, maar werden daar door een ijsbeer
aangevallen en voor de ogen van hun kameraden verslonden.
Daarop brak onder de matrozen een opstand uit, die echter snel
werd onderdrukt. De vijf leiders werden op Stateneiland
opgehangen.
Ook onder de officiers waren er spanningen. De Amsterdammers,
onder leiding van Willem Barentsz., waren het nog steeds niet eens
met de gekozen route. De andere officiers waren gefrustreerd door
het vele ijs dat hen de doorgang versperde, terwijl tijdens de vorige
reis alles nog zo voorspoedig ging. Een voorstel van Barentsz. om
op Stateneiland te overwinteren, zodat de volgende lente zo bij
goede omstandigheden snel mogelijk kon worden vertrokken werd
afgewezen. Half september gaf Nay het bevel om terug te keren. De
schepen bleven dit keer niet bij elkaar en bereikten eind oktober en
begin november hun thuishavens.
De teleurstelling was natuurlijk groot, en de investeerders trokken
zich terug.
Wel werd ter stimulatie nog een beloning van meer dan
€ 10.000,- uitgeloofd aan degene die erin slaagde de noordelijke
doorvaart te vinden.
De derde reis, 10/5/1596-1/11/1597
Met deze beloning in het achterhoofd besloten enkele avontuurlijk
aangelegde kooplieden uit Amsterdam om zelf een expeditie uit te
rusten. In vergelijking met de tweede reis was het maar een
kleinschalige operatie. Op 10 Mei 1596 vertrokken twee kleine
schepen uit Amsterdam. Het ene was ongeveer 23 meter lang, met
aan boord Jan Cornelisz. Rijp als schipper en opperkoopman. Het
andere was kleiner, ongeveer 19 meter. Als schipper en
opperkoopman was Jacob van Heemskerck aan boord. De
opperstuurman was wederom Willem Barentsz., hij was de oudste
en tevens de meest ervaren zeeman aan boord.
Dat de schepen zo klein waren had niet alleen te maken met
geldgebrek. Op reizen waarop men niet wist wat men kon
verwachten gebruikte men het liefst kleine boten, omdat deze
gemakkelijker en sneller konden manoeuvreren. Bovendien zijn ze
gemakkelijker vlot te trekken als ze eens aan de grond lopen. Toch
was het wel degelijk de bedoeling dat de schepen Azië zouden
bereiken. Er was koopwaar en contant geld aan boord, om na
aankomst handel te kunnen drijven.
Docentenhandleiding
10
Geheugen van Nederland
Een echte ontdekkingsreis
In tegenstelling tot de tweede tocht, waarvan de route van tevoren
bekend was, werd de derde reis een echte ontdekkingstocht. Men
zou niet de route langs het land aanhouden, zoals de vorige
expedities hadden gedaan, maar in plaats daarvan vanaf het
noordelijkste punt van Noorwegen rechtstreeks naar de noordpool
varen. Dit werd gedaan op initiatief van Plancius. Zijn theorie
luidde als volgt:
Aangezien het op 23 graden ten noorden en ten zuiden van de
evenaar ongeveer even warm was als op de evenaar zelf. Plancius
concludeerde hieruit dat het in principe op de noordpool dus niet
kouder hoefde te zijn dan 23 graden daaronder. Op 67 graden
Noorderbreedte (ongeveer halverwege de Noorse kust) was de zee
helemaal ijsvrij. Bovendien wist men dat op de pool de zon in de
zomer niet onderging. Het was voor Plancius dus volkomen logisch
om te concluderen dat er een goede kans bestond dat de poolzeeën
bevaarbaar waren.
Het feit dat er wel ijs voorkwam verklaarde Plancius als volgt:
Het land was op een dergelijke hoogte permanent bevroren, met als
gevolg dat er altijd ijs langs de kust lag. Dit ijs kwam dan via de
grote Russische rivieren uiteindelijk in de Kara Zee en in de zeeën
ten zuiden van Nova Zembla terecht.
Wat is de juiste koers?
Toch ontstond er al tijdens de reis onenigheid over de te varen
route. Opvallend was dat het ditmaal Willem Barentsz. was die van
Plancius’ route wilde afwijken. In plaats van pal het noorden aan te
houden gaf Barentsz. de voorkeur aan een meer noordoostelijke
koers. Na een lange discussie werd besloten om toch de
oorspronkelijke koers aan te houden. Tijdens hun gezamenlijke
tocht ontdekten ze twee eilanden; Bereneiland, dat zo genoemd
werd omdat ze daar het gevecht aan moesten gaan met een ijsbeer
en het woeste eiland Spitsbergen, dat zijn naam te danken heeft aan
de vele hoge bergen met spitse pieken die de mannen er zagen. In
feite ontdekte men pas later dat Spitsbergen een eilandengroep was,
eerst werd nog aangenomen dat men met een deel van Groenland te
maken had. Na deze tweede ontdekking stuitte de expeditie eind
juni op een enorm ijsveld, waardoor ze genoodzaakt waren om terug
te keren. Onderweg stelde Rijp voor om nog een poging via het
noorden te wagen. Barentsz. stond er echter op om noordoost te
varen.
Hierop gingen beide schepen op 1 juli vanaf Bereneiland hun eigen
weg. Ook de tweede poging van Rijp mislukte en omdat hij er niet
meer in slaagde Barentsz. achterna te varen keerde hij terug naar
Holland, waar hij in het najaar arriveerde.
Barentsz. gaat zijn eigen weg
Ondertussen hadden Barentsz. en Van Heemskerck vrij snel de
westkust van Nova Zembla bereikt. Half augustus passeerden ze,
ondanks de vele hinder die ze ondervonden van het ijs, het
noordelijkste punt van Nova Zembla. Ze voeren verder langs de
Docentenhandleiding
11
Geheugen van Nederland
oostkust en ontdekten een baai die ze IJshaven noemden. Van
daaruit probeerden ze de oversteek te maken naar Kaap Tabin, maar
hun weg werd versperd door ondoordringbaar ijs. Ze beseften dat
het te laat in het jaar was om de oversteek te kunnen maken. Toen
ze probeerden terug te varen om via de oostkust van Nova Zembla
weer naar Straat Waigatsj te gaan, bleek dat deze weg ook door het
ijs was afgesneden. Uiteindelijk vroor het schip vast in het ijs en zat
er voor de mannen niets anders op dan ter plekke te overwinteren.
Een huis op Nova Zembla
Omdat de kans bestond dat het schip gekraakt zou worden door het
ijs, en omdat het schip niet genoeg bescherming bood tegen de kou
en ijsberen, besloten de mannen een huis te bouwen. Enkele
kilometers van het schip verwijderd vonden de mannen een
zoetwaterstroom en een grote stapel drijfhout. Het waren complete
bomen, die vanuit Rusland waren aangespoeld Er werd in eerste
instantie dus geen hout van het schip gebruikt, omdat men hoopte er
nog mee terug zouden kunnen keren.
Van de aangespoelde stammen bouwden ze het grootste deel van het
huis. Het dak en een deel van de muren werden later afgetimmerd
met hout dat onder andere afkomstig was van de kajuit van het
schip. Het huis werd gebouwd naar een ontwerp van de timmerman,
die al tijdens de bouw overleed.
Het huis, dat ze later de naam Behouden Huys gaven, werd
gebouwd op Noorse wijze. De palen van het skelet konden vanwege
de permafrost niet in de grond worden geslagen. De stevigheid
moest dan ook komen van het onderste deel van de muren,
waarvoor boomstammen, zoals bij een blokhut, kruislings op elkaar
werden gestapeld. Om de stevigheid zo groot mogelijk te houden
werd deze onderste “ring” niet doorbroken om deuropeningen te
maken, waardoor de drempels nogal hoog waren (ongeveer 1
meter). Het huis werd voorzien van een voorportaal, dat werkte als
een soort sluis om zodoende de warmte, voor zover die er was,
zoveel mogelijk binnen te houden. Na zes weken (om precies te zijn
op 24 oktober) was het huis klaar en werden de voorraden van het
schip naar het huis gebracht, de overwintering kon beginnen.
Dagelijks leven tijdens de overwintering
De dagen tijdens de overwintering werden gekenmerkt door
verveling en kou. In november ging de zon voor het laatst onder, om
pas weer op te komen in februari van het volgende jaar. Het donker
maakte de mannen neerslachtig. Ze waren meestal gedwongen om
binnen te zitten, omdat het te koud was om naar buiten te gaan. De
gemiddelde wintertemperatuur op Nova Zembla is -22 graden,
terwijl ook temperaturen van -40 geen uitzondering zijn. Als het dan
ook nog eens stormt, zoals het daar ongeveer 1 op de 2 dagen doet,
is het levensgevaarlijk om naar buiten te gaan. De tijd werd, vooral
in het begin, onder andere doorgebracht met houtsnijden. De
resultaten hiervan zijn vandaag de dag nog op Nova Zembla terug te
vinden. Toen de mannen eens een ijsbeer hadden geschoten en deze
Docentenhandleiding
12
Geheugen van Nederland
van zijn vetlaag hadden ontdaan hadden ze opeens meer dan genoeg
brandstof voor de olielampen. Vanaf dat moment brandden de
lampen veelvuldig, en konden zij die de kunst machtig waren zich
bezig gaan houden met het lezen van boeken. Als het weer het wél
toeliet om naar buiten te gaan, haalden ze brandhout en
controleerden de vallen die ze buiten het huis hadden gebouwd om
poolvossen te vangen, welke ze met smaak opaten. Ook gebruikten
ze de huiden van de vossen om mutsen te maken.
Het bleek namelijk dat de uitrusting van de mannen absoluut niet
voldeed aan de verwachtingen. De lederen kleding, waarvan men
dacht dat deze de beste bescherming bood tegen wind en dus kou,
isoleerde absoluut niet. Het kwam zelfs zover dat de leren schoenen
die ze droegen bevroren, “zodat het leek alsof ze van hoorn gemaakt
waren”. Hierop maakten ze schoenen van hun vilten hoeden, die
uitstekend dienst deden, tot de lente inzette.
Het is niet bekend of de mannen ook de huiden van ijsberen
gebruikten om kleding te maken. Wel is zeker dat ze verschillende
ijsberen doodden en vilden.
De discipline in het huis was streng. De hiërarchie zoals die in het
schip gold bleef gehandhaafd, en iedereen kreeg klusjes te doen,
zoals hout hakken voor het vuur. Het vuur was de enige warmtebron
in het huis, maar zelfs als het brandde was het in het huis nog zo
koud, dat er ijs aan de binnenkant van het dak en aan de
provisorisch getimmerde kooien zat. Eenmaal besloten de mannen
wat kolen op het vuur te gooien, omdat die meer warmte leverden.
Om te voorkomen dat de warmte meteen weer weg zou stromen
werden de schoorsteen en alle gaten en kieren dichtgestopt. Het
werd al snel lekker warm in het huis, maar na een tijdje werden de
mannen duizelig. Gelukkig slaagde één van hen erin een deur open
te trekken, waarmee hij hen allemaal van een vergiftiging door
koolmonoxide redde. Om toch warm te blijven namen de mannen
stenen en kogels mee naar bed die ze eerst in het vuur hadden warm
gestookt. De enige echt warme plek in huis was het stoombad, dat in
opdracht van de chirurgijn werd gemaakt. Het bestond uit een
wijnton waarin stenen werden gelegd, die eerst in het vuur waren
verhit. Na een dergelijke behandeling voelden de mannen zich
telkens verkwikt en monter.
Om de sleur van alledag te doorbreken probeerde men de feestdagen
zoals Driekoningen, Maria-Lichtmis en Vastenavond toch zo goed
en zo kwaad als het ging te vieren. Iedereen leverde een deel van
zijn rantsoen in, waarmee dan een feestmaal werd aangericht. Van
de viering van Driekoningen weten we dat de mannen
pannenkoeken hebben gebakken van meel, water, olie en misschien
wat bier. Het meel was eigenlijk bedoeld als stijfsel voor de
kardoezen, een soort zakjes waarin het kruit voor de kanonnen werd
verpakt.
Docentenhandleiding
13
Geheugen van Nederland
Voedsel
Hieruit blijkt wel dat het voedsel schaars begon te worden. Vanaf
het begin had van Heemskerck het voedsel, dat ze uit het schip
hadden gehaald, al op rantsoen gedaan, zodat er tot en met
december nog voldoende te eten was. De mannen hadden zelfs kans
gezien nog iets van hun rantsoenen te bewaren, wat ze in de eerste
maanden van het nieuwe jaar goed van pas kwam. In mei, toen het
voedsel echt bijna op was, hebben de mannen hun afkeer van
ijsberenvlees voor één keer van zich afgezet. Ze kookten de lever
van een ijsbeer die ze hadden geschoten en aten die op. Het smaakte
goed, maar later werden enkele mannen enorm ziek en vervelden
van top tot teen. Zonder het te weten hadden ze zichzelf een flinke
vitamine A vergiftiging bezorgd. De poolvossen, waarvan er
gedurende de hele winter ongeveer 25 aan het spit eindigden, waren
uiteindelijk de redding van de mannen zonder dat ze dit zelf wisten.
Het vlees, dat in tegenstelling tot ijsberenvlees goed smaakte,
bevatte zoveel vitaminen (onder andere vitamine C) dat de mannen
niet stierven als gevolg van scheurbuik. Hierdoor was er slechts één
bemanningslid dat de overwintering in het huis niet overleefde.
Het wordt lente
In februari kwam dan eindelijk de zon weer tevoorschijn en met het
verstrijken van de dagen werd het warmer. Rond mei begonnen de
mannen onrustig te worden, ze wilden zo snel mogelijk terugkeren
om te voorkomen dat ze hier nog een winter vast zouden zitten.
Jacob van Heemskerck wilde liever wachten, omdat het schip nog
steeds niet los was gekomen uit het ijs, en hij zich liever niet zonder
schip en lading bij zijn investeerders wilde melden. Hij zag echter
ook wel in dat te lang wachten een te groot risico met zich mee
bracht en in juni gaf hij de mannen opdracht zich klaar te maken
voor de terugreis. Zijn bedoeling was om met de twee kleine
sloepen terug te varen naar Straat Waigatsj.
Daarvoor moesten de sloepen wel eerst zeewaardig worden
gemaakt. Dit ging wat langzamer dan gepland, omdat de mannen
erg zwak waren als gevolg van het eenzijdige voedsel van de
voorgaande maanden. Willem Barentsz. en Claes Andriesz. waren
zelfs zo ziek dat ze niet meer konden helpen bij de voorbereidingen.
Uiteindelijk werden de sloepen waar nodig versterkt en opgehoogd,
zodat golven minder snel naar binnen konden slaan.
Op 13 juni was al het werk afgerond en konden ze vertrekken.
Voordat ze dit deden, stelde Van Heemskerck een verklaring op
waarin hij schreef hoe de mannen op Nova Zembla terecht waren
gekomen, hoe ze de winter hadden doorstaan en dat ze niet hadden
kunnen wachten tot het schip vrij kwam uit het ijs, omdat ze dan
ongetwijfeld weer vast zouden komen te zitten. De verklaring werd
door iedereen die zijn naam kon schrijven ondertekend en in een
lege kruithoorn in de schoorsteen van het huis gehangen. Op de
terugreis konden ze alleen het allernoodzakelijkste en wat luxe
koopwaar meenemen. Al het andere werd in het huis achtergelaten.
Docentenhandleiding
14
Geheugen van Nederland
Terug naar Holland
De terugtocht was erg zwaar. Overal rondom de sloepen dreef ijs.
Het was zelfs zo erg dat gedurende de hele reis de sloepen meerdere
keren aan land moesten worden gebracht, om te voorkomen dat ze
door het ijs in elkaar gedrukt zouden worden. Op 20 juni stierf
Willem Barentsz. vrij onverwacht. Kort na hem stierf ook Claes
Andriesz. De verslagenheid onder de bemanning was groot, maar ze
wisten dat ze gewoon door moesten gaan als ze zelf de tocht wilden
overleven. Waarschijnlijk kregen de beide overledenen een
symbolisch graf in de sneeuw op het ijs.
Een onverwacht weerzien
Na meer dan een maand op zee te hebben gezeten ontmoetten ze een
groep Russen. Verrassend genoeg herkenden deze van Heemskerck
en enkele van zijn mannen. Het waren mannen die ze tijdens de
tweede reis ook tegen waren gekomen. Toen hadden ze de Russen
bij hen aan boord uitgenodigd en getrakteerd op wijn. De Russen
konden niet geloven dat dit dezelfde mannen waren door wie ze
twee jaar geleden zo gul waren onthaald.
Van Heemskerck en zijn mannen zagen er inderdaad erbarmelijk
uit. Ze hadden zich in leven gehouden met het kleine beetje voedsel
dat ze nog hadden meegenomen. Daarnaast waren ze enkele keren
aan land gegaan om eieren te zoeken en vogels te vangen, waarbij
ze verschillende keren werden aangevallen door ijsberen. Onderweg
was Jan Fransz. van Haarlem, een neef van Claes Andriesz.
overleden. Allemaal leden ze aan scheurbuik.
Die avond aten ze samen met de Russen, waarna ze de volgende dag
met goede moed weer verder gingen, blij dat ze na meer dan een
jaar weer eens andere mensen hadden gezien. Toen de mannen kort
daarna aan land gingen hadden ze geluk. Ze vonden er lepelblad,
een plant die bekend stond als een probaat middel tegen scheurbuik
(dit klopt, want lepelblad bevat veel vitamine C). Al snel na het eten
van het lepelblad voelden ze zich stukken beter.
Enkele dagen later, op 4 augustus, ontmoetten ze een Russisch
schip. Ze vroegen de bemanning of ze de juiste kant op voeren. Het
bleek dat ze nog minstens drie dagen varen verwijderd waren van
het punt waar ze dachten dat ze zich bevonden, een flinke domper.
Onderweg naar het eiland Kildin ontmoetten de mannen nog meer
Russische schepen. Van de bemanning kochten of kregen ze voedsel
en aanwijzingen over de te varen koers.
Tijdens een storm, die werd gevolgd door zware mist raakten de
twee sloepen elkaar kwijt. De scheepjes staken vervolgens
individueel de Witte Zee over. Na deze oversteek kwam de sloep
waarin Gerrit de Veer zich bevond in een klein vissersdorpje
terecht, waar ze door de inwoners gastvrij werden ontvangen.
Tijdens een korte wandeling om lepelblad te zoeken, ontmoetten ze
wonder boven wonder de mannen uit de andere sloep, die dus ook
de Witte Zee met succes waren overgestoken. Samen zetten ze
daarna koers naar Kildin.
Docentenhandleiding
15
Geheugen van Nederland
Onderweg vertelden Russische zeelieden hen dat er in de haven van
Kola enkele Nederlandse schepen voor anker zouden liggen. In
eerste instantie gingen de mannen hier niet op in. Ze wilden naar
Waerhuysen (nu: Vardö), omdat ze bang waren dat ze opgehouden
zouden worden in Kola, omdat daar de Russische grens loopt. Na
Kildin te zijn gepasseerd werden ze door een zware storm
gedwongen aan land te gaan. Daar ontdekten de mannen een klein
huisje dat werd bewoond door drie Russen. Toen deze hoorden dat
de mannen onderweg waren naar Holland, beweerden ook zij dat er
in de nabijgelegen havenstad Kola enkele Hollandse schepen lagen,
waarvan er bovendien ieder moment twee konden vertrekken.
Op de vraag of ze één van hen als gids wilden begeleiden naar Kola
antwoordden ze ontkennend, ze konden hun hut niet achterlaten. Ze
kenden echter wel een Lap, die tegen betaling één van de mannen
naar Kola wilde brengen. Vier dagen later keerde de Lap alleen
terug, met een briefje voor de achtergebleven mannen. Het briefje
was geschreven door de schipper van een van de Nederlandse
schepen. Er stond in dat ze moesten blijven waar ze waren en dat ze
zo snel mogelijk zouden worden opgehaald. Het bericht was tot de
stomme verbazing van de mannen ondertekend door Jan Cornelisz.
Rijp, dezelfde waarmee ze ruim een jaar geleden samen op weg
waren gegaan. De volgende dag arriveerde een schip, dat de mannen
de volgende dag voorging naar Kola. Drie dagen later bereikten ze
Kola en het schip van Rijp. Nadat alles uit de sloepen was
overgeladen naar het schip van Rijp, zetten ze op 18 september
koers naar Holland.
Op 29 oktober bereikte het schip de Maas, en op 1 november waren
de mannen terug in Amsterdam. Direct na aankomst brachten ze,
overigens nog steeds gekleed in hun zelfgemaakte poolkleding, een
bezoek aan Pieter Hasselaar. Hij was een van de reders van de
schepen waarmee Van Heemskerck en Rijp vertrokken waren. Het
nieuws van de terugkomst van de inmiddels doodgewaande
expeditieleden had zich ondertussen als een lopend vuurtje door de
stad verspreidt, tot in het Prinsenhof aan toe. De mannen werden
ontboden om hun verhaal te komen vertellen aan de Burgemeesters
en de Ambassadeur van de koning van Denemarken en Noorwegen,
die daar op bezoek was. Daarna kregen de mannen hun loon en
vertrokken zij allen naar huis.
Het boek van Gerrit de Veer
In 1598 verscheen het boek van de Veer, dat hij had geschreven aan
de hand van het logboek van Barentsz. en zijn eigen aantekeningen
van de reis. Dat het boek pas na terugkeer werd geschreven is op te
maken uit enkele vooruitwijzingen die in het verhaal voorkomen.
Dit geldt ook voor de prenten, die waarschijnlijk op aanwijzing van
een der bemanningsleden, wellicht De Veer zelf, werden gemaakt.
Het boek is doorspekt met allerlei (min of meer aangedikte of
geromantiseerde) persoonlijke anekdotes en vormt dus geen puur
zakelijk reisverslag. Het is waarschijnlijk hierom dat het boek zowel
Docentenhandleiding
16
Geheugen van Nederland
in binnen- als buitenland zo populair werd. Ook in latere eeuwen,
tot aan het einde van de achttiende eeuw, bleef het verhaal populair.
Juist toen het verhaal een beetje in de vergetelheid dreigde te raken
leefde aan het begin van de negentiende eeuw het nationalisme op.
De Hollandse Maatschappij van Fraaie Kunsten en Wetenschappen
loofde zelfs prijzen uit voor de beste nationalistische kunstwerken.
De dichter Hendrik Tollens schreef een heldendicht, getiteld
‘Tafereel van de overwintering op Nova Zembla’ en won er in 1818
een gouden penning mee.
In de jaren daarna werd de reis vaker aangehaald als voorbeeld van
Nederlandse heldhaftigheid.
De ontdekking van het Behouden Huys
Op 9 september 1871 zeilde het Noorse schip Solid langs de
oostkust van Nova Zembla. De schipper, Elling Carlsen, was een
pelsjager, die deze onbekende wateren had opgezocht, in de hoop er
meer buit te kunnen behalen dan in de veelbevaren wateren rond
Spitsbergen. In de baai waar Barentsz. vast was komen te zitten
ontdekte hij enkele walrussen. Even later zag hij ook het huis, dat
inmiddels was ingestort. Alleen de onderste vier balken lagen nog
op hun plaats. In de dagen die daarop volgden maakte Carlsen
tekeningen van het huis en verzamelde allerlei objecten die
Barentsz. en zijn mannen hadden achtergelaten. Na aankomst in zijn
thuishaven Hammerfest verkocht Carlsen de objecten aan de
Engelsman Ellis C. Lister Kay. Pas in 1872 bereikte het nieuws van
de ontdekking Nederland, waarna er alles aan gedaan werd om de
objecten naar Nederland te halen, wat uiteindelijk lukte.
In 1876 deed de Engelsman Charles Gardiner Nova Zembla aan
tijdens een ijsberenjacht. Ook hij verzamelde allerlei objecten die
hij later over droeg aan de Nederlandse staat. Echter, tijdens zijn
speurtocht ging de volledig op objecten gefixeerde Gardiner zo
grondig te werk, dat er bij zijn vertrek letterlijk geen steen meer op
de andere stond. Een schat aan historische informatie ging op deze
manier verloren.
Latere expedities brachten niet veel nieuws aan het licht. Een tijd
lang kon het eiland niet eens door buitenlandse expedities bezocht
worden, omdat Rusland het gebruikte als nucleair testgebied. In die
tijd werd het Behouden Huys wel enkele keren bezocht door de
Russische ingenieur Kravtsjenko, die in 1980 een stuk van
Barentsz.' schip blootlegde, dat overigens pas in 1992 werd
opgehaald. In datzelfde jaar arriveerden er voor het eerst sinds de
overwintering weer Nederlanders op de plek, tijdens een RussischNederlandse expeditie. In 1995 slaagde een expeditie er nog in een
aantal kleine voorwerpen te vinden, door onder andere de afvalkuil
te doorzoeken.
Docentenhandleiding
17
Geheugen van Nederland
De avonturen van Willem Barentsz
Een leesverhaal
Gevangen in het ijs
In 1596 vertrokken twee schepen vanuit Amsterdam naar het
noorden. Het ene schip stond onder leiding van Jan Cornelisz de
Rijp. Aan boord van het andere schip waren stuurman Willem
Barentsz en koopman Jacob van Heemskerck. Over de reis van het
laatste schip weten we veel: een van de opvarenden genaamd Gerrit
de Veer, hield een dagboek bij.
Het was de derde keer dat Nederlanders een weg probeerden te
vinden naar Azië via het noorden. De route via het zuiden, langs
Afrika, was in handen van de Portugezen. De Nederlanders dachten
dat de weg via het noorden korter, veiliger en gezonder zou zijn.
Korter omdat ze dachten dat Azië kleiner was dan het in
werkelijkheid was. Veiliger omdat je onderweg geen Portugezen,
Spanjaarden, Engelsen of Fransen tegen zou te komen en gezonder
omdat de temperatuur veel prettiger zou zijn: geen tropische hitte.
De eerste twee keer moesten de schepen rechtsomkeert maken.
IJsvelden belemmerden hen de doorvaart.
Willem Barentsz had het vertrouwen dat het nu wel zou lukken.
Aanvankelijk verliep de reis heel voorspoedig. Maar na zes weken
werden de schippers van de twee schepen het niet eens over de te
volgen koers. Beide schepen gingen vanaf dat moment hun eigen
weg.
Barentsz zeilde met veel moeite langs het noorden van het eiland
Nova Zembla om langs de oostkant weer naar het zuiden te gaan.
Het schip had veel last van ijsvelden. Op een gegeven moment lag
het schip muurvast: gevangen in het ijs. Met geen mogelijkheid
konden de mannen het schip los krijgen. Door de enorme druk van
het ijs dreigde het schip vermorzelt te worden.
Men besloot aan land te gaan, om daar een hut te bouwen en af te
wachten tot het schip weer loskwam. Steeds moest men op de hoede
zijn voor ijsberen. Tijdens de bouw van het huis werden de mannen
regelmatig aangevallen door nieuwsgierige en hongerige ijsberen.
Na zes weken werken in ijzige kou, stond de hut er. Op 24 oktober
trokken ze erin. Het kreeg de naam 'het Behouden Huys'.
Zo'n acht maanden zouden de mannen moeten verblijven in de hut.
In november viel de poolnacht in. Het was 24 uur per dag donker.
De werd buiten -20 tot -40 graden. Binnen vroor het ook: duimendik
zat het ijs aan de binnenwand. Het vuur kon de hut nauwelijks
verwarmen. De mannen hadden niet veel te doen. Eigenlijk
behoorde het gaande houden van het vuur, het bereiden van het eten
en het vangen van vossen in vallen tot de belangrijkste activiteiten.
Docentenhandleiding
18
Geheugen van Nederland
Eind januari kwam de zon weer boven de horizon. Het zou echter
tot eind mei duren voordat de mannen zich klaar begonnen te maken
voor de terugreis. Hun schip bleef echter muurvast in het ijs zitten.
Barentsz besloot daarom de twee sloepen die op de heenreis aan
boord waren gereed te maken voor een lange zeereis. Op 13 juni
vertrokken de overwinteraars. Na ruim een week stierf de zieke
Willem Barentsz en een van de andere mannen. Van de zeventien
bemanningsleden waren er nu nog twaalf over. Zij bereikten na veel
afzien, honger en scheurbuik de kust van het Russische vasteland.
Hier werden zij door de lokale bevolking geholpen. Toch zou het
nog tot 1 november duren voordat als helden Amsterdam werden: ze
waren de eerste Europeanen die een poolwinter hadden overleefd.
De ontdekkingsreis van Barentsz is de laatste poging geweest om
via het noorden naar Azië te varen. De route om Afrika werd de
gangbare route.
Docentenhandleiding
19
Geheugen van Nederland
De avonturen van Willem Barentsz
Vragen bij het leesverhaal
1
Noem drie redenen waarom men probeerde een weg naar Azië
te vinden via het noorden?
1 .............................................................................................
2 .............................................................................................
3 .............................................................................................
2
Waarom was het veiliger een huis te bouwen dan te blijven aan
boord van het schip?
...............................................................................................
Om het huis te bouwen is drijfhout gebruikt dat de mannen op het
eiland vonden. Er is maar weinig hout van het schip zelf af gesloopt.
3
Waarom heeft men maar weinig hout van het schip zelf
gebruikt?
...............................................................................................
4
Eenmaal hebben de mannen het huis warm gestookt met kolen
in plaats van hout. Om de warmte vast te houden hadden ze de
kieren en de schoorsteen dicht gestopt. De mannen zijn maar net
aan de dood ontsnapt. Wat was het gevaar?
...............................................................................................
5
Het was moeilijk voor de mannen om de dagen te tellen.
Waarom?
...............................................................................................
6
Waarom zouden de mannen niet veel te doen hebben gehad in
de hut?
...............................................................................................
7
Er is veel hout verstookt in het Behouden Huys. Toch was het
niet altijd mogelijk om drijfhout te verzamelen. Waarom niet?
...............................................................................................
Docentenhandleiding
20
Geheugen van Nederland
Eeuwen later is het Behouden Huys door poolreizigers terug
gevonden. Er bevonden zich nog voorwerpen in het huis die de
mannen hebben moeten achterlaten.
8
Wat zal het grootste 'voorwerp' zijn dat op Nova Zembla is
teruggevonden?
...............................................................................................
9
Waarom werd Willem Barentsz zelf niet als held Amsterdam
binnengehaald?
...............................................................................................
Docentenhandleiding
21
Geheugen van Nederland
De avonturen van Willem Barentsz
Antwoorden bij het leesverhaal
1. De route zou korter, veiliger en gezonder zijn.
2. Betere bescherming tegen kou, ijsberen en drukkrachten van ijs.
3. Men had de hoop nog met dit schip te kunnen vertrekken.
4. Vergiftiging door koolmonoxide.
5. Het was tijdens een paar maanden dag en nacht donker.
6. Kou, gering licht, weinig energie.
7. De koude was levensgevaarlijk.
8. Delen van het schip van Barentsz.
9. Hij was op de terugweg gestorven.
Docentenhandleiding
22
Download