Inleiding voor de ledenvergadering van het Nieuw Republikeins Genootschap op 19-04-2014 in Nijkerk. door Erik Meijer Erik Meijer was in de jaren ’70 tot ’90 volksvertegenwoordiger en landelijk bestuurder van de toenmalige PSP, een partij met een openlijk republikeins standpunt. Van 1999 tot 2009 vertegenwoordigde hij de SP in het Europees Parlement. ░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░ 1 DEMOCRATIE IN EEN EUROPA VAN ONDEROP: VAN OUDE KONINKLIJKE ROOFGEBIEDEN NAAR SAMENWERKING TUSSEN NIEUWE REPUBLIEKEN Beste mede-republikeinen, Wat jullie vandaag van mij te horen krijgen gaat over democratie en Europa, over de overgang van oude ondemocratische nutteloze vormen van Europa naar een beter nieuw Europa. Daarom leg ik de nadruk op andere zaken dan die bij die onderwerpen doorgaans aan de orde worden gesteld. Ik ga mijn verhaal het niet toespitsen op leuke ideetjes over een andere verdeling van bevoegdheden binnen de EU, op andere getallen voor stemverhoudingen in Commissie, Raad en Parlement of op alternatieve bestuursmodellen. Ik houd hier geen verkiezingspraatje maar geef een analyse om in te gaan op de zaken die er in Europa werkelijk toe doen. Zulke punten zijn de ingewikkelde verhouding tussen volkeren en staten, de per land en sociale klasse uiteenlopende toekomstverwachtingen, de democratische invloed van onderop en de overmacht van internationale bedrijven. Op het terrein van de politieke keuzes gaat het om de erkenning van de grote belangenconflicten en om het werken aan alternatieve oplossingen voor de wezenlijke problemen. Op het terrein van democratie gaat het om de keuze tussen twee modellen. Een alomvattende Europese samenwerking van onderop die de gemeenschappelijke en grensoverschrijdende problemen van de vele inmiddels kleiner geworden lidstaten aanpakt, of een grote onderdrukkende veelvolkerenstaat die naar 19e eeuws model de verscheidenheid van volkeren van bovenaf zijn wil oplegt en ruzie maakt met de buitenwereld. Alleen als we ons die keuzes bewust zijn kan dat leiden tot een ander en beter Europa. Tot nu toe zijn die keuzes onvoldoende bekend. Europese eenmaking trekt vooral de aandacht door belachelijke bijzaken, zoals fraude, verspilling, zinloze bemoeizucht. Maar we willen ok niet terug naar het chaotische Europa van voor 1940 met prikkeldraadgrenzen, landjepik en vluchtelingenstromen. Vrijwel niemand gelooft in een beter alternatief voor de huidige EU en daarvoor wordt ook niet echt de aandacht gevraagd. Geen wonder dat de meeste kiezers wanhopig thuisblijven en een kleine bevoorrechte minderheid het voor het zeggen houdt. Mijn verhaal valt uiteen in vier hoofdonderdelen. 1. Hoe gelijkwaardig of ongelijkwaardig is de verhouding tussen de huidige 48 deelnemers aan de Europese Unie ? 1 2. Wat verwachten we van nieuwkomers en zelfmelders, en tot hoeveel lidstaten zal de Europese Unie straks zijn uitgebreid ? 3. Wat denken de kiesgerechtigden waarover het in de EU gaat, wat doet de EU in werkelijkheid en hoe falen media en partijen om dat duidelijk te maken ? 4. Wat kan de Europese Unie wel of niet bijdragen aan een meer democratische republikeinse staatsvorm in de aangesloten lidstaten ? ░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░ 2 1. Hoe gelijkwaardig of ongelijkwaardig is de verhouding tussen de huidige 48 deelnemers aan de Europese Unie, d.w.z. de 28 gewone leden, de 4 geheime leden, de 8 aspirant-leden, de 4 afhankelijke ministaten en de 4 naar zelfstandigheid strevende gebieden in de EU ? 1.1 Noodzaak tot samenwerking tussen kleine eenheden Europa is een klein schiereiland van Azië. Op een relatief klein grondgebied leven hier een half miljard mensen met verschillende talen en culturen. Vroeger werden die meegesleept in oorlogen tegen elkaar en koloniseerden we de rest van de wereld. We dachten dat Europa het middelpunt van de wereld was, zodat alles om ons draaide. Inmiddels is Europa maar één van de economisch en militair sterke regio’s in de wereld. Bovendien is het staatkundig steeds meer versnipperd geraakt. Vanuit een oogpunt van democratie is dat winst, maar het veroorzaakt ook meer noodzaak tot samenwerking. Dit verandert onze positie ingrijpend. Nu beleven we de overgang van een klein samenwerkingsverband van vooral grote landen met nationale ondernemingen naar een groot samenwerkingsverband van vooral kleine landen met internationaal opererende ondernemingen. Dit Europa is steeds meer verdeeld in dichtbevolkte kleinschalige eenheden met veel grensoverschrijdende problemen van milieu, verkeer, grensarbeid, voedselveiligheid, dierenwelzijn en internationale criminele bendes. 1.2 Omstreden keuzes in die samenwerking Dat maakt Europese samenwerking noodzakelijk. Maar dat wil niet zeggen dat elke vorm van Europese integratie een stap vooruit is. Steeds meer kijken de mensen kritisch naar de gevolgen voor onze democratie, en voor de kwaliteit van onze publieke voorzieningen. De huidige EU pakt de grensoverschrijdende problemen vaak slecht aan, en mengt zich liever te veel in binnenlands bestuur zoals de regels voor toewijzing van huurwoningen, de eigendomsverhoudingen in het openbaar vervoer en de druk om gemeenschapsvoorzieningen aan te besteden bij bedrijven de eraan willen verdienen. Deze EU ondermijnt vanuit een neoliberale ideologie de publieke voorzieningen en de positie van werknemers, uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden. 1.3 Onbekend en onverschillig Europa is geen staat maar bestaat uit een aantal overlappende samenwerkingsverbanden tussen staten. Het heeft geen gezamenlijke publieke opinie en er bestaan geen grote gemeenschappelijke media. Zelfs over wat het voornaamste samenwerkingsverband, de 2 Europese Unie, nu eigenlijk is lopen de meningen uiteen. Het aantal lidstaten verandert, de buitengrenzen veranderen en zeker het financieel-economisch beleid roept spanningen op. Maar de meeste inwoners hebben niet de illusie dat ze daarop vat kunnen krijgen. Ze vinden Europese politiek onbegrijpelijk, belachelijk of nauwelijks interessant. Zo blijven ze bij Europese verkiezingen massaal thuis. En toch vinden in de EU ongemerkt ingrijpende ontwikkelingen plaats die ons leven sterk beïnvloeden. Ze zijn beslissend voor onze democratische besluitvorming, onze gelijkwaardigheid, onze solidariteit en onze democratie in de toekomst. Reden genoeg om je er wèl actief mee bezig te houden. 1.4 De EU gezien vanuit Nederland De voorlopers van de Europese Unie zijn rond 60 jaar geleden vooral ontstaan uit de verzoening tussen Frankrijk en Duitsland. Die hoogst noodzakelijke verzoening was het antwoord op 3 verschrikkelijke oorlogen in 1870, 1914 en 1940. Die verzoening was des te meer urgent toen men in de jaren ’50 in Rusland een nieuwe gemeenschappelijke vijand ging zien. Nederland, België en Luxemburg zijn opgesloten tussen die twee reuzen Frankrijk en Duitsland en de zee. Napoleon noemde Nederland ooit het aanslibsel van Franse rivieren. Daarom mochten ook wij aan die Frans-Duitse verzoening meedoen. Net als Italië dat pas in de 19e eeuw ontstond als eenheidsstaat onder Franse bescherming en samen met Duitsland behoorde tot de verliezers van de Tweede Wereldoorlog. In de Nederlandse publieke opinie waren de Europese Gemeenschappen jarenlang een relatief klein samenwerkingsverband rondom Nederland, iets waarin we als klein land toch met de groten kunnen meedoen. Dat model was redelijk populair, ook al was het mede een product van de Koude Oorlog. Die beperkte samenwerking tussen zes buurlanden, die elkaar goed kenden, is in de loop van ruim een halve eeuw geleidelijk aan vervangen door een veel verder gaande samenwerking tussen 28 landen die niet elkaars naaste buren zijn en die elkaar veel minder goed kennen. In een periode van 30 jaar heeft de EU de twee andere grote Europese economische samenwerkingsverbanden EFTA en Comecon geleidelijk ingelijfd. In de oude samenwerking van zes staten speelde Nederland een centrale rol, maar nu zijn we alleen nog belangrijk in financieel opzicht als netto-betaler en in economisch opzicht als exporteur en grensoverschrijdende dienstverlener. De betekenis van de EU is voor Nederland totaal veranderd. Minder aantrekkelijk, meer bedreigend. Vooral omdat de EU steeds meer gedraagt als een verbond van landen ver weg, in het oosten en het zuiden. Dat voedt een gevoel van: laat onze buren maar fijn EU spelen, maar laat onszelf zoveel mogelijk met rust. Nederland zou misschien wel gemakkelijker dan een aantal andere lidstaten zonder de EU kunnen. Dat wordt wel bemoeilijkt doordat onze taal en geschiedenis sterk zijn vervlochten met België en dat onze economie sterk is vervlochten met Duitsland, terwijl onze staatsgrenzen door dichtbevolkt gebied kronkelen. We kunnen ons niet meer van de EU losmaken, maar het voelt comfortabeler om er vooral tegenaan te leunen zoals ook de nietlidstaten Noorwegen en Zwitserland dat doen. 1.5 De EU gezien vanuit Duitsland Heel anders ligt dat in Duitsland, de volkrijkste lidstaat en meer centraal gelegen. Dat ziet zich daarentegen zelf steeds meer als het middelpunt. Dat was in de oude kleinere EU en haar voorlopers veel minder het geval. Ten tijde van de Duitse deling lag West-Duitsland aan de buitengrens van de EU, en de bevolking was er niet groter dan die van Frankrijk, Engeland of Italië. Dat werd heel anders door de Duitse eenheid en na de uitbreidingen in 1995, 2004 en 3 3 2007 met Duitse oosterburen en ook met het grootste deel van het voormalige door de Duitse taal gedomineerde Oostenrijk-Hongarije. Veel Duitsers zien de EU nu als de schil van kleinere staten rondom Duitsland, een uitgebreidere federatie rondom hun eigen federatie. De EU dient als een geweldloze en democratische weg naar een door grootmacht Duitsland gedomineerd Europa. Dat is inderdaad een heel wat betere en sympathiekere manier dan in 1940-1945, de tijd dat er ook in Nederland overal spandoeken hingen met de tekst ‘Duitsland wint voor Europa op alle fronten!’. Duitsers zijn over Europa meer tevreden dan Nederlanders. Dat in Duitsland nu toch kritiek ontstaat en een anti-euro partij bij de komende Europese verkiezingen flinke winst zal boeken komt niet voort uit afkeer van de EU. De reden daarvoor is dat velen de prijs te hoog vinden omdat dit Europa in hoge mate leeft op de zak van de Duitse belastingbetaler. Daarbij wordt overigens vergeten dat de nieuwe oostelijke partners een onevenredig groot deel van hun machines, hun transportmiddelen en hun gebruiksgoederen niet meer zelf maken maar die uit Duitsland importeren. Ze importeren dure dingen en exporteren goedkope dingen. Daardoor wordt het grote exportland Duitsland rijk en blijven de oostelijke partners arm. 1.6 De EU gezien vanuit de nieuwkomers Voor veel Oost-Europeanen heeft de EU een volstrekt ándere betekenis dan voor ons. Zo zien de 12 Slavische volkeren en staten buiten Rusland de EU als hun ideale pan-Slavische samenwerkingsverband. Van die landen zijn er 6 binnen, kloppen 5 voortdurend aan de deur en is er slechts 1 voorlopig buitengesloten omdat het de laatste dictatuur in Europa is. De regeringen én de publieke opinies in alle voormalige Joegoslavische staten, die eerst veel ruzie met elkaar gemaakt hebben, willen nu dolgraag samen in de EU. Oekraïne valt uiteen op de vurige wens van de mensen in het westen en midden van dit land om zich los te maken van Rusland en zich aan te sluiten bij de EU. De Baltische landen – geen Slaven – hebben EU en Nato lief als verzekering tegen Russische druk en tegen terugkeer van vroegere Russische overheersing. 1.7 Geldstromen van rijk naar arm Voor al die landen – lid of nog geen lid – geldt dat de EU een financieringsbron is voor het inhalen van hun economische achterstand ten opzichte van West-Europa. De EU is voor hen vooral een ontwikkelingshulp-organisatie die belastinggeld overhevelt van rijke lidstaten naar arme lidstaten. Regionale fondsen en agrarische subsidies zijn daarvoor een onmisbaar middel. Die geldstromen zijn daar uiterst populair, ook bij critici van de EU. Daar kun je verkiezingen winnen door meer geld voor de EU te eisen, hier kun je winnen door minder uitgaven te eisen. Die verschillen lopen ook dwars door alle politieke fracties in het Europees Parlement heen: los van de politieke kleur eisen het oosten en het zuiden meer geld voor Europa en wil het westen er minder aan meebetalen. In veel opzichten identificeren nieuwere lidstaten zich inmiddels veel meer met een EU-blok dan nu nog in de publieke opinie van Nederland het geval is. Met enige overdrijving zou je kunnen zeggen: de EU ontwikkelt zich nu vooral naar een stevig samenwerkingsverband tussen het grote sterke Duitsland en de veel kleinere Oost-Europese van Duitsland afhankelijke staten. Nederland staat daar een beetje buiten. 1.8 4 Onoverzichtelijke lappendeken 4 Europa is inmiddels een lappendeken van samenwerkingsverbanden. De Raad van Europa omvat bijna alle Europese staten en praat vooral over mensenrechten. De OVSE heeft tot doel waarnemers te sturen om gewelddadige conflicten zo veel mogelijk te voorkómen. De Nato pretendeert het gezamenlijke gebied te verdedigen tegen een vijandige buitenwereld, samen met de VS en Turkije maar zonder de zes militair neutrale lidstaten van de EU: Finland, Zweden, Ierland, Oostenrijk, Malta en Cyprus. Daarnaast zijn er de Schengen-afspraken over vrij reizen waaraan de EU-leden Engeland en Ierland niet meedoen, maar de niet-lidstaten Noorwegen en Zwitserland wel. Op het terrein van financiën is de EU verdeeld in een eurozone van achttien lidstaten en een niet-euro-zone van tien lidstaten. De gewone belangstellende raakt het zicht op die veelheid van afspraken kwijt. 1.9 De ongemakkelijke euro Van de vele Europese samenwerkingsverbanden gaat de EU als enige over alles, maar vooral over alles wat enige relatie heeft met financiën en economie. Het draait steeds meer om euro en bankenunie. Een gemeenschappelijke munt is gemakkelijk in landen met ongeveer dezelfde belangen, eenzelfde inkomensverdeling, eenzelfde belastingsysteem en vooral eenzelfde welvaartspeil. Die is vooral handig als vakantiemunt; je hoeft geen geld te wisselen voor vakantie in een buurland. Maar de in 2002 ingevoerde euro leidt tot meer complicaties dan verwacht. De euro-zone is allerminst homogeen. Vroeger werd de waarde van de munten van de achttien tegenwoordige euro-staten bepaald door de eigen productie, de eigen wisselkoersen en de eigen rentestanden. Nu is alles kunstmatig gemeenschappelijk, wat voor het ene land gunstig uitpakt en voor het andere slecht. Dat leidt tot spanningen, waarbij sommigen het verwijt maken dat ze voor de anderen moeten betalen. Denk maar aan de verwijten van spilzucht aan Griekenland, terwijl de Grieken straatarm worden gemaakt en hun publieke voorzieningen verliezen, als middel om van hun schulden af te komen. Daardoor werd de euro na de crisis van 2008 een bron van onzekerheid, spanningen en tegenstellingen. Te ver gaande integratie duwt de volkeren van Europa uiteen, vooral als ze vinden dat ze door anderen overheerst, uitgebuit of bestolen worden. 1.10 Meer euro-landen dan we beseffen De zestien vanaf 1995 binnengekomen nieuwe leden hebben zich elk verplicht om op den duur de euro wel in te voeren. Acht daarvan hebben dat al gedaan, maar Zweden heeft achteraf onder druk van de binnenlandse publieke opinie deelname geweigerd. De Euro is niet alleen het wettig betaalmiddel in achttien EU-lidstaten maar ook in zes andere staten. Daarnaast mogen de van de EU afhankelijke ministaten Andorra, Monaco, San Marino en Vaticaanstad eigen Euromunten slaan. Wat betreft inwonertal veel belangrijker zijn de nieuwe staten Kosovo en Montenegro, die nooit een eigen munt in circulatie hebben gebracht maar al voorafgaand van hun ontstaan de euro hebben omarmd als enig wettig betaalmiddel. De nietlidstaten IJsland en Bosnië hadden ook de euro willen invoeren, maar dat werd geweigerd. 1.11 Wat voor soort staat ? Karl Marx verzette zich in de 19e eeuw tegen ‘Kleinstaterei’, en vond het ontstaan van grote staten vanzelfsprekend. Daardoor is hij door sommige linksen wel uitgeroepen als propagandist voor de EU. Maar het soort staat dat hij wilde was een orgaan dat dingen deed in het belang van de grote meerderheid van haar inwoners in plaats van iets wat hij terecht omschreef als het ‘onderdrukkingsapparaat van de heersende klasse’. Mede onder invloed van 5 5 zijn ideeën zijn de meeste Europese staten in de jaren 1918-1988 omgevormd tot organen die zich meer bezighielden met publieke voorzingen, sociale zekerheid en bescherming van de zwaksten. Dienstverlener in plaats van onderdrukker. Zeker nu die nuttige taken van de verzorgingsstaat onder druk van de heersende politieke richting in de EU weer worden afgebroken zou Marx met het huidige resultaat allerminst tevreden zijn geweest. 1.12 Mogelijke toekomst ‘Europa’ is lang niet af, maar nog steeds een strijdterrein. Ik verwacht dat in de toekomst ter discussie zal komen of EU, Raad van Europa, OVSE en mogelijk ook het Europese deel van de Nato zullen worden samengevoegd tot een breed samenwerkingsverband van alle op zich zelfstandige Europese staten, zonder bemoeienis van de grote buren Amerika en Rusland. Misschien wel zonder een door de EU voor alle aangesloten landen voorgeschreven gemeenschappelijke munt, die meer dan verwacht spanningen heeft opgeroepen. En wel met een ‘Kompetenzkatalog’ die de deelnemers beschermt tegen uitholling van hun zeggenschap, daarop kom ik straks terug. In plaats van multinationale ondernemingen zouden nongouvernementele organisaties voor milieu, mensenrechten en solidariteit grote invloed moeten kunnen uitoefenen. Uit democratisch oogpunt is zo’n alles overkoepelend maar gedecentraliseerd model overzichtelijker en controleerbaarder dan de huidige lappendeken met spelregels die alleen de heersende elite kan overzien. Maar zover is het nog lang niet. 6 ░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░ 2. Wat verwachten we van nieuwkomers en zelfmelders, en tot hoeveel lidstaten zal de Europese Unie straks zijn uitgebreid ? 2.1 Komst van nieuwe lidstaten van binnenuit Waarschijnlijk zijn er straks veel meer dan nu, zowel door het uiteenvallen van huidige staten als door de officiële toelating van nieuwe staten die nu al nauw met de EU verbonden zijn. Binnen de 28 lidstaten zijn er 4 embrionale staten, gebieden waarin een groot deel van de publieke opinie de toekomst in wil als volwaardige zelfstandige lidstaat van de EU: Schotland, Vlaanderen, Catalonië en Baskenland. De vraag is steeds minder óf dat gebeurt, maar in welk tempo dat gebeurt en of hun onafhankelijkheid straks voortkomt uit een nette vreedzame scheiding of uit een vechtscheiding. Misschien leveren de referenda over onafhankelijkheid die later dit jaar volgen in Schotland en Catalonië nu nog niet het door de initiatiefnemers gewenste resultaat op. Maar als de aanhang voor onafhankelijkheid groot blijkt te zijn zal die beweging doorzetten en valt er uiteindelijk toch niet aan te ontkomen. Wat dat betreft heeft Europa een lange ervaring. Het ontstaan van nieuwe staten in Europa is zo langzamerhand doodgewoon, ook al wordt elke keer opnieuw meteen geroepen dat het nu de allerlaatste keer is dat zoiets kan worden toegestaan. 2.2 Oorsprong in veldslagen en koningshuwelijken Tegenwoordig zijn we gewend aan eentalige landen, de taalgrenzen vallen overwegend samen met taalgrenzen. Dat is nog niet lang zo, en dat is niet vanzelf gekomen. Vroeger hadden de inwoners geen enkele zeggenschap over hun staatkundige indeling, zij waren de onderworpenen in veroverd of geërfd gebied. De historische staatgrenzen in Europa zijn 6 gevormd door overwinningen in veldslagen. Zo werden Polen, Italië en Roemenië opgedeeld. Daarnaast veroorzaakten koninklijke huwelijken fusies van staten, zoals die van de familie Habsburg in Spanje en Oostenrijk. In de 18e en 19e eeuw was dat op z’n hoogtepunt. Het oosten van Europa behoorde tot enorme veelvolkerenstaten: Oostenrijk - dat ook de baas was van Noord-Italië tot West-Oekraine, Rusland - dat ook de baas was over Finland, de Baltische landen, Polen en Moldavië – en het Ottomaanse rijk dat de Balkan bestuurde vanuit Turkije. Bestuurstaal en onderwijstaal waren veelal een andere taal dan die welke de inwoners zelf gebruikten. Een elite van militairen, ambtenaren en professoren werd gerekruteerd uit de leidende taalgroep. Alle anderen waren tweederangs of derderangs burgers. In het beste geval konden ze opklimmen op de sociale ladder door zich individueel aan te passen aan de taal, de cultuur en de bestuurlijke loyaliteit van die vreemde elite. Daarmee raakten ze vervreemd van hun familie en hun buren. Het leidde ook tot volksverhuizingen waardoor steden steeds meer een andere taal kregen. Aan het begin van de vorige eeuw had Wenen een grotendeels Tsjechische bevolking, Praag raakte verduitst, en in de huidige Slowaakse hoofdstad Bratislava concurreerden de Duitse en de Hongaarse taal met elkaar. 2.3 Reactie en volksverzet Na de woelige periode van Franse Revolutie en Napoleontische veroveringsoorlogen werd die oude toestand hersteld en nog eens extra sterk bevestigd. Op het congres van Wenen in 1815 werden de Europese staten, hun grenzen en hun regerende dynastieën van boven af voor alle eeuwigheid vastgelegd. Maar dat heeft de democratisering door nieuwe staatsvorming van onderop uiteindelijk niet kunnen tegenhouden. Twee-derde van de huidige Europese staten is ontstaan na dat besluit van 1815, dat bedoeld was om elke verandering te blokkeren. Het begon omstreeks 1830 door buitenlandse steun aan opstanden in Griekenland, Servië en België. Ze verklaarden zich eenzijdig onafhankelijk en werden door andere staten erkend. Zo is Servië op precies dezelfde wijze ontstaan als het later van Servië afgescheurde Kosovo. Helaas beseffen de meeste Serviërs dat zelf niet en klagen ze dat de boze buitenwereld ze iets heeft afgepakt. In andere gebieden ontstonden steeds massaler bewegingen van onderop voor de promotie van eigen volkstaal en cultuur, gevolgd door de opkomst van politieke partijen die streefden naar onafhankelijkheid. Democratisering en afscheiding werden één ondeelbaar proces. Met golven rond 1878, 1918 en 1991 kwamen er reeksen nieuwe staten bij. Volkeren richten zelf hun staten op, in plaats van te berusten in de oude erfenis van vroegere machthebbers. Dat is democratie. De laatste oogst tot nu toe is de internationale erkenning van Kosovo in 2008, als uitkomst van 27 jaar strijd voor afscheiding van Servië. 2.4 7 Inhaalslag bij staatsvorming in het oosten In de jaren ’90 schreven de kranten in West-Europa dat er in het oosten iets raars aan de gang was en dat de mensen daar extreem nationalistische waren geworden, en dat dit niet paste in het streven naar Europese eenheid. Hier dachten velen dat dit proces tegengehouden kon worden en dat we daadwerkelijk moesten proberen om het te stoppen. Als dat serieus was geprobeerd had het bloedbaden en dictaturen opgeleverd. Het ging om het onvermijdelijke ontploffen van staten die alleen nog met militaire macht bijeengehouden konden worden. In feite was het meer een ‘normalisatie’. Dankzij de oprichting van nieuwe min of meer eentalige staten ontstond in Oost-Europa eenzelfde toestand als die welke al eeuwenlang normaal was in West-Europa. Een conservatieve interpretatie van het ‘volkenrecht’ neemt het nog altijd op voor de rechten van staten die weigeren om te splitsen. Het feit dat 7 meerderheden in delen van zo’n staat zich ervan willen losmaken telt dan niet mee; alleen de meerderheid in die staat als geheel zou erover mogen beslissen en die is meestal tegen. Maar in de praktijk zet de democratie langzaam maar zeker door tegen die interpretatie van het volkerenrecht in. We vervangen door koningen en keizers bijeen geroofde staten door staten die van onderop door hun inwoners zelf zijn opgericht. Die onvermijdelijke herindeling van Europa in na 200 jaar gisting flink gevorderd en zelfs bijna voltooid. Waar zulke problemen definitief zijn geregeld wordt het nationalisme overbodig en sterft het langzaam uit. Gelukkig maar, want dat verhindert het weer opkomen van griezelige ideeën over ongelijkwaardigheid van ‘Herrenvolk’ en ‘Untermenschen’. Zo draagt het ontstaan van nieuwe staten bij tot meer gelijkwaardigheid in plaats van ongelijkwaardigheid. 2.5 Nieuwkomers en grenzen Nieuwe staten zoals Noorwegen, IJsland, Slowakije, Montenegro, Macedonië en Oekraïne ontstonden vrijwel volledig vreedzaam, maar Griekenland, Polen, Italië, Ierland, Kroatië, Bulgarije, Kosovo en in oorsprong óók Nederland en België waren het resultaat van gewelddadige volksopstanden met buitenlandse steun daaraan. Nieuwkomers werden lang tegengewerkt en genegeerd, maar kregen uiteindelijk altijd hun zin. Dankzij buitenlands ingrijpen bleven wel zes gebieden met een vrijwel gemeenschappelijke taal bestuurlijk van elkaar gescheiden: Vlaanderen staat sinds 1648 en opnieuw sinds 1830 los van Nederland, Moldavië staat sinds 1944 los van Roemenië, Macedonië staat sinds 1878 los van Bulgarije, Kosovo staat sinds 1912 los van Albanië, Zuid-Cyprus staat sinds 1960 los van Griekenland, de Republika Srpska in Bosnië staat sinds 1995 los van Servië. Ook Catalonië en Baskenland zijn ooit opgedeeld tussen huidige EU-lidstaten, een klein stuk naar Frankrijk en een groot stuk naar Spanje. Van de door Hongaren bewoonde gebieden zijn in 1918 grote delen toegedeeld aan Slowakije, Roemenië en Servië. Op zulke plekken kunnen nog wel nationalistische spanningen ontstaan. 2.6 Europa is anders dan de ‘States’ in Amerika ‘Staten’in Europa zijn iets fundamenteel anders dan de ‘States’ in de VS. Die ‘States’ zijn rechthoeken en vierkanten, met kaarsrechte ooit in vrijwel onbewoond gebied getrokken bestuursgrenzen. Grotendeels pas daarna werden ze opgevuld met Europese kolonisten. Van herkomst spraken die Italiaans, Grieks, Kroatisch, Pools, Oekraïens, Duits, Nederlands, Zweeds of Yiddisch, maar ze kregen geen eigen taalgebied toegewezen. Hun eentalige kolonistendorpen hadden anderstalige buurdorpen, en in steden leefden mensen uit verschillende culturen gemengd. Daaruit is geleidelijk één Amerikaans volk ontstaan, waarin ook de oorspronkelijke Indianen en latere immigranten uit Azië en Latijns Amerika zijn opgegaan. Hun gezamenlijke verbindingstaal werd het dominerende Engels van de eerste kolonisten. De grenzen tussen die ‘States’ zijn dus geen taalgrenzen, geen cultuurgrenzen en geen grenzen die hun wortels hebben in de geschiedenis. Dat is met Europese grenzen volstrekt anders. Staatsgrenzen zijn hier meestal wel een taalgrens. Mensen kiezen er bewust voor om aan de ene of aan de andere kamt van die grens te willen leven. En als de staatsgrens op een andere plaats ligt dan de taalgrens willen ze hem het liefst veranderen. Een gevolg is ook dat migratie naar werkgelegenheid 1000 of 2000 km verderop hier veel meer omstreden is dan in de VS. De afzonderlijke staten hebben hier veel meer betekenis dan in Amerika. Alleen al daarom kan het VS-model kan in geen enkel opzicht het voorbeeld zijn voor de toekomst van 8 8 de EU. Verderop zullen we overigens zien dat dit idee wel leeft bij een deel van de hoger opgeleiden. 2.7 Zin en onzin van het indelingsmodel Heineken In het jongste nummer van ‘De Republikein’ (maart 2014) gaat Rik Smits in op het oude plan van wijlen biermagnaat Freddy Heineken uit 1992 om Europa op te delen in 75 model-regio’s van elk ongeveer 5 miljoen tot hooguit 10 miljoen inwoners. Dat plan van Heineken is van bovenaf bedacht, en het dient vooral voor de gemakkelijke inpasbaarheid van die gebieden in een Europese superstaat naar het model van de VS. Zó zal het echt niet gaan. En niet alleen doordat zo’n superstaat veel weerzin oproept omdat die onze democratische keuzevrijheid onnodig beperkt. Net zo’n groot probleem is dat Heineken nogal slordig was met het trekken van sommige grenzen. Baskenland laat zich niet verenigen met Spaanstalig Arragón, Galicië in noordwest Spanje is zó Portugees dat het niet valt te combineren met Asturië, Slovenië laat zich niet verenigen met de zuidelijke helft van Oostenrijk. Ik was in 2006 waarnemer bij de volksstemming in Montenegro en weet dat de mensen daar zich de toen herwonnen onafhankelijkheid echt niet meer laten afpakken. In het door Heineken ontworpen GrootMacedonië zouden 2,5 miljoen Grieken, 1,5 miljoen Slavische Macedoniërs en 0,5 miljoen Albanezen met elkaar moeten samenleven. Als rapporteur van het Europees Parlement heb ik me intensief met dat gebied bemoeid, en alleen al daardoor weet ik dat dit absoluut niet kan. Bosnië-Hercegovina, waarin de helft van de inwoners aansluiting bij oosterbuur Servië of westerbuur Kroatië wil, hield Heineken wel bijeen. De toekomstige kaart van bestuursgebieden binnen Europa zal er daarom anders uitzien dan die van Heineken. Toch zal die er op veel plaatsen waarschijnlijk wel verdacht sterk op gaan lijken. Wat betreft Vlaanderen, Catalonië, Schotland, een samengaan van Albanië met Kosovo en het herenigen van Roemeenstalig Oost- en West-Moldavië klopt zijn indeling wel met wat daar leeft in grote delen van de publieke opinie. 2.8 Steun en tegenwerking voor afsplitsers Het bestaan van de EU bevordert én belemmert het ontstaan van nieuwe staten. Enerzijds wordt dat gemakkelijker. De lidstaten zijn verzwakt omdat ze een aantal van hun oorspronkelijke taken zijn kwijtgeraakt aan de EU. Maar ze raken ook taken kwijt aan regio´s die meer zeggenschap opeisen. Zo wordt België langzaamaan vermalen tussen de groeiende bevoegdheden van de opkomende deelstaten en de veeleisende EU, zodat op den duur instandhouding van het koningschap de enige resterende taak blijft. De inwoners van sommige deelstaten vinden dat hun gebied een echte staat moet worden. Nieuw op te richten staten binnen de EU hoeven niet meer eerst te werken aan een eigen munt, aan douaneposten of een alomvattende eigen diplomatieke dienst. Staat worden betekent dan vooral: een eigen vertegenwoordiging krijgen in de Raad van Ministers en erkenning van de eigen taal als een van de vele officiële talen van de EU. Aan de andere kant is het oprichten va nieuwe staten in de laatste paar jaren ook moeilijker gemaakt. Regeringen van lidstaten, vooral Spanje, slepen de EU mee in een procedure die het nieuwkomers moeilijker maakt. Landen die zich afscheuren blijven met hun grondgebied niet automatisch lid van de EU, maar worden eerst eruit gezet. Ze moeten een nieuwe lidmaatschapsaanvraagprocedure doorlopen, waarbij de lidstaten die al binnen zijn elk het 9 9 recht van veto hebben. Schotland kan zo waarschijnlijk veel gemakkelijker binnenkomen dan Catalonië. Groot-Brittannië zal geen veto uitspreken, Spanje wel. 2.9 De rijke geheime leden van de EU Van de 50 huidige staten in Europa zitten 28 in de EU en staan 22 erbuiten. Veruit de meeste van die 22 buitenstaanders willen zich ook op enigerlei wijze aansluiten. Vier daarvan is dat eigenlijk al gelukt, die maken samen met de EU deel uit van de Europese Economische ruimte. Kenmerk van die landen is dat ze relatief rijk zijn, en dat hun inwoners vrezen dat ze minder rijk zouden kunnen worden als ze zich als gewoon lid bij de EU aansluiten. Die 4 landen, IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Liechtenstein zijn via verdragen nauw aan de EU gebonden. Hun binnenlandse publieke opinie wil geen officiële aansluiting. Daarom hebben regeringen die opinie omzeild. Ze hebben een regeling getroffen waardoor ze in vrijwel alles Europese verordeningen en Europese richtlijnen volgen en gebruik maken van voordelen van de Europese Unie. Het zijn dus eigenlijk de geheime leden: ze doen mee maar zónder stemrecht en zónder contributie te betalen. 10 2.10 De 12 van de EU afhankelijke staten Acht andere landen willen graag morgen toetreden, maar ze zijn in de wachtkamer gezet. Kenmerk van die landen is dat ze een stuk armer zijn dan het EU-gemiddelde. Hun toetreding is niet populair bij de inwoners van de rijkste lidstaten. Van die landen zijn er zes al vrijwel volledig door de EU omsingeld: Servië, Montenegro, Macedonië, Kosovo, BosniëHercegovina en Albanië. Aan de oostrand willen ook Moldavië en Oekraïne erbij. Die landen zitten nu al vast aan de EU, door middel van subsidieregelingen, vrijhandelsovereenkomsten, en ambtelijke controleposten van de EU op hun grondgebied. Zij moeten om mee te mogen doen steeds meer hun best doen dan de officiële lidstaten die al binnen zijn. In veel opzichten heeft de EU meer invloed op die afhankelijke landen dan op de eigen lidstaten. Bosnië-Hercegovina zal waarschijnlijk pas als laatste officieel binnenkomen vanwege de permanente chaos in dat land. Dit land kan pas als echte staat gaan functioneren nadat het zijn onwillige Servische en Kroatische gebieden heeft afgestoten naar de buurlanden. De EU heeft op dit moment een voorkeur voor het snel binnenhalen van Servië, de op 1 na grootste van de gegadigden en de voormalige vijand uit de jaren ‘90. Dat gaat ten koste van Macedonië, dat al sinds 2005 officieel de status heeft van kandidaat–lidstaat maar waarmee mede vanwege eigen onhandigheden en Griekse bezwaren tegen de naam niet meer serieus voortgang wordt gemaakt. In 2008 leed het mede door mij voorbereide compromis om verder te gaan als Noord-Macedonië, Vardar-Macedonië of Ilyrdië-Macedonië schipbreuk. Ik had de steun van de Griekse regering en van een meerderheid in het Macedonische parlement. Maar toen premier Gruevski – tegenstander van dit compromis - daarover tussentijdse verkiezingen organiseerde gaven de kiezers in een nationalistische opwelling een krappe meerderheid aan zijn blok van partijen die dit compromis afwezen. Sindsdien ligt alles stil. Met Turkije wordt ook al jaren gepraat. Dat zou voorzien in de wens van miljoenen over Europa verspreide inwoners van Turkse herkomst, die zich met de binnenkomst van Turkije minder buitenstaander voelen. Maar inmiddels gelooft niemand meer dat die aansluiting nog gaat lukken. Daarvoor is Turkije te groot en te dominerend, en het ontwikkelt zich steeds meer in een andere richting. Wel nauw met de EU verbonden zijn de vier ministaatjes 10 Andorra, Monaco, San Marino en Vaticaanstad, die al voor het ontstaan van de EU nauwe afspraken hadden met hun grote buren. 2.11 De EU-uitbreiding heeft al lang plaatsgevonden Alle discussies over wel of niet uitbreiden van de EU verhullen de werkelijkheid. 4 rijke landen, 8 arme landen, 4 ministaten en 4 embrionale staten zijn nauw met de EU verbonden. Eigenlijk zijn er niet 28 leden maar 20 meer. De door velen gevreesde uitbreiding heeft al lang plaatsgevonden. De EU met haar vaste invloedssfeer strekt zich nu uit van IJsland in de noordwesthoek tot het niet-Russische westen en midden van Oekraïne in de zuidoosthoek. Alleen zijn 20 van die 48 landen nu nog niet gelijkwaardig lid. In de komende decennia zal het vooral gaan om meer gelijkwaardigheid voor al die bij de EU betrokken landen. Dat zal officieel nog wel moeten worden gepresenteerd als uitbreiding, maar dat is het al lang niet meer. Eventuele tegenstanders van die uitbreiding zullen steeds meer het verwijt krijgen dat zij landen die er eigenlijk al lang bij horen geen gelijkwaardige status willen toekennen. Daarom zullen ze hun verzet daartegen niet kunnen volhouden. Het enige dat dan resteert is eventueel zelf uittreden. 11 ░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░ 3. Wat denken de kiesgerechtigden waarover het in de EU gaat, wat doet de EU in werkelijkheid en hoe falen media en partijen om dat duidelijk te maken ? 11 3.1 De franje wordt belangrijker dan serieuze zaken Als je Nederlanders vraagt waarmee de EU zich bezighoudt komen er antwoorden die vrijwel altijd vooral gaan over de franje rondom de EU. Die franje is nu het allerbelangrijkste. Botsende meningen en politieke strijd gaan vrijwel nooit over de hoofdzaak. Echte hoofdzaak zijn de beleidskeuzes die de EU maakt, beleidskeuzes die ingrijpende gevolgen hebben voor onze publieke voorzieningen, de inkomensverdeling, het milieu, en de verhoudingen tot de rest van de wereld. De publieke discussie, de media en de politieke partijen gaan nog steeds niet over belangrijke zaken die een reden zouden kunnen zijn om bij Europese verkiezingen een keuze te maken, en om dus te gaan stemmen. Over die beleidskeuzes bestaat heel weinig informatie en heel weinig kennis. Gezien die onwetendheid is het eigenlijk verbazingwekkend dat toch nog altijd enige tientallen procenten van de kiesgerechtigden hun stem komen uitbrengen. 3.2 Het reizende circus als voornaamste bliksemafleider We gaan daarom eerst maar eens kijken naar de wèl bekende franje. Eén punt daarvan springt eruit, dat kent iedereen. Dat is het reizende circus. Volgens dit beeld houdt de EU zich vooral bezig met het onzinnige en geld-verspillende heen en weer reizen tussen Brussel en Straatsburg. Dat reizen is vooral lastig voor de Europarlementariërs, en voor de assistenten, ambtenaren en journalisten die hen omringen. Met die mensen hoef je echt geen medelijden te hebben. Maar klagende journalisten en politici hebben daarop sinds de jaren ’90 zo onevenredig veel de aandacht gevestigd dat andere veel belangrijker zaken voor het grote publiek aan het oog zijn onttrokken. Het reizende circus is een naar verhouding onbelangrijke bijzaak en dient vooral als bliksemafleider. Het is meer het probleem van de elite dan van de massa. Voor de massa is het zelfs een van de reden geworden om bij Europese verkiezingen niet te gaan stemmen, want als verkiezingen vooral gaan over de vergaderplaats voor een onduidelijk orgaan kun je beter thuisblijven. De enige reden dat ik er nu tòch op in ga is dat het in de Nederlandse media en de Nederlandse publieke opinie een hoofdpunt is geworden dat het zicht op de rest volkomen verduistert. Bij elke 5-jaarlijkse EP-verkiezing zijn er weer Nederlandse partijen de roepen: stem op ons want wij maken aan dat schandaal een eind. Ik heb dat in het verleden zien doen door zulke uiteenlopende partijen als VVD en GroenLinks, maar ik verdenk ook elke andere partij – inclusief mijn eigen partij de SP - ervan zoiets ook wel te willen. Er is best wel reden om wat te veranderen aan die verspilling, maar het kàn niet. Laten we daarvoor eens kijken naar de werkelijkheid, te verdelen tussen de werkelijkheid in Nederland en de werkelijkheid in Europa. 3.3 De EU kan dit niet veranderen Eerst de werkelijkheid in Europa. Het zijn niet de 26 Nederlandse europarlementariërs die beslissen over Brussel of Straatsburg, en zèlfs niet de meerderheid van het voltallige Europees Parlement. Het feit dat al vele jaren geleden alle Nederlandse politieke partijen het eens waren over afschaffing van Straatsburg heeft op Europees niveau helemaal geen invloed. Volgens oude afspraken is Straatsburg de enige vergaderplaats waar het voltallige parlement besluiten mag nemen. Omdat de Europese Commissie is gehuisvest is in Brussel én omdat de Belgische regering Brussel heeft voorzien van betere werkruimten voor europarlenentariërs zijn de parlementscommissies dáár gaan vergaderen, en wordt ook een aantal uitlopen van de stemmingingen in Straatsburg daar op een donderdag erna afgehandeld. Maar dat doet niets af aan de afspraken over Straatsburg als enige vergaderplaats voor zowel het Europees Parlement als voor de parlementaire assemblee van de Raad van Europa. Afschaffing van Straatsburg kan alleen als alle 28 regeringen van lidstaten het met elkaar daarover eens worden. Maar een Franse regering die daarmee instemt pleegt politieke zelfmoord. De lobby voor Brussel tegen Straatsburg leeft alleen in Nederland en in wat mindere mate in Engeland en Scandinavië. Het is een geïsoleerd noord-west Europees verschijnsel. Niet alleen de Fransen maar ook de meeste Zuid-Europeanen hechten aan Straatsburg. Ook de europarlementariërs uit Duitsland zijn tegen het verlaten van deze FransDuitse grensstad, voor hen een symbool van oorlogen en verzoening. Er zal dus nooit een eind komen aan het vergaderen in Straatsburg zolang de EU nog geen superstaat is waarin alle vetorechten zijn afgeschaft. Zo’n superstaat waarin dat zou kunnen is om vele redenen, vooral redenen van democratie, uiterst onwenselijk. En als de vergaderplaats voor het EP desondanks over 50 of 100 jaar toch serieus ter discussie staat is dat niet om dan alsnog alles naar Brussel te halen, maar omdat men tegen die tijd vindt dat Brussel en Straatsburg allebei liggen aan de westrand van een sterk naar het oosten uitgebreide EU. Als er ooit één vergaderplaats komt wordt dat zeker niet Brussel maar een meer centraal gelegen stad als Wenen, Praag of Boedapest. En dan zijn we in Nederland waarschijnlijk tegen dat vertrek naar het oosten. Dan hebben we toch maar liever Brussel en Straatsburg omdat we vinden dat het nieuwe machtscentrum te ver weg ligt van onszelf. 3.4 12 Nederland kan dit ook niet veranderen 12 En dan de nog veel onthutsender werkelijkheid in Nederland. In 1999 heeft de Tweede Kamer eensgezind uitgesproken dat er een eind moet komen aan dat reizende circus. Toenmalig premier Wim Kok kreeg een keiharde opdracht mee om daaraan te werken in het overleg met de regeringen van de andere lidstaten. Die onmogelijke opdracht werd verstrekt tijdens de jaarlijkse vergadering over ‘de Staat van de Unie’, waarin ook ik als één van de aanvoerders van Nederlandse partijen in Europa mocht meepraten. Twee jaar later vroeg ik de premier in zo’n kamerdebat wat hij in dit opzicht tot nu toe had bereikt. Ik vroeg dat – een beetje gemeen - in de verwachting dat er helemaal niets bereikt was, en dat bleek ook zo te zijn. Het antwoord van Kok luidde: “Meneer Meijer, u verwacht toch niet dat ik mijn tijd en energie ga verspillen aan zo’n onmogelijke opdracht !” Kok had gelijk. De hele Tweede Kamer, die hem twee jaar eerder zelfbewust en vol optimisme die opdracht had meegegeven, deed er verder volkomen het zwijgen toe. Zo ging dit onderwerp als een nachtkaars uit. Eigenlijk had dit het definitieve einde van de overtrokken aandacht voor die zinloze Brussel-Straatsburg discussie moeten zijn. Maar iedere partij begint er op ongepaste tijden opnieuw over en journalisten blijven erover schrijven. Dus wordt het nog steeds belangrijker gevonden dan de politieke keuzes die de EU maakt. Maar besef dat iedere partij die dit onderwerp opnieuw tot hoofdpunt wil maken daarmee de kiezers voor de gek houdt. 3.5 13 EU-bemoeizucht en dubbelrol van regeerders Naast het ‘reizende circus’ kent de publieke opinie de onderwerpen ‘uitbreiding’ en ‘bemoeizucht’. Over de uitbreiding heb ik het al gehad: die is sluipenderwijze al bijna voltooid, maar de gewone mensen mogen het nog niet weten. En wat de bemoeizucht betreft: in de EU ontbreekt nog steeds een ‘Kompetenzkatalog’ zoals die in de Duitse bondsrepubliek de rechten van de deelstaten beschermt. Zo’n bevoegdhedenlijst zou de taken tussen EU en lidstaten helder kunnen verdelen. Zo’n document zou een eind maken aan de tot nu toe bestaande ‘ever closer Union’, een proces waarin de lidstaten voortdurend bevoegdheden blijven inleveren aan de EU. De ministers en staatssecretarissen van de lidstaten werken graag mee aan verdere overdracht van bevoegdheden omdat ze een dubbelrol vervullen. Ze zijn niet alleen bestuurders van hun eigen staat, maar via de Raad ook mede-bestuurders van de EU. Dat heeft ertoe geleid dat ze aan elkaar andere dingen beloven dan ze aan hun kiezers beloven. Ze hebben in de loop van 50 jaar veel meer beslissingen aan Europa overgedragen dan de publieke opinie zich bewust was. Juist in die dubbelrol zijn ze slecht controleerbaar, zowel voor hun nationale parlementen als voor het Europees Parlement. Het Gaullistische model van “l’Europe des Patries” heeft verdere overdracht van bevoegdheden aan de EU tot nu toe op geen enkele wijze in de weg gestaan. Het enthousiasme van staatshoofden, ministers en staatssecretarissen voor overdracht zou waarschijnlijk een stuk kleiner worden als die koppeling van functies wordt doorgesneden. Dat zou ze de ruimte geven om af en toe burgerlijke ongehoorzaamheid toe te passen. Opmerkelijk is dat veel eurosceptici die dubbelrol niet willen opheffen maar versterken, vanuit de onterechte illusie dat de EU dan minder macht krijgt. 3.6 De drie uiteenlopende posities leveren geen extra kiezers op Alle Nederlandse politieke partijen klagen inmiddels over die Brusselse bemoeizucht. Daarin bestaat er steeds minder verschil tussen de vroeger ongeremde Europa-fans van PvdA, VVD en CDA en de vanouds wat meer kritische partijen CU en SP. Elke partij is uiteindelijk voor bemoeizucht die bijdraagt tot het realiseren van haar doelstellingen, en tegen bemoeizucht die het realiseren van haar doelstellingen dwarsboomt. Maar daarbinnen zijn er wel uitgesproken 13 posities: Het pro-standpunt van D66, het midden-standpunt van de SP en het anti-standpunt van de PVV. D66, SP en PVV doen vergeefse moeite als ze zich willen profileren op standpunten over de bevoegdheden of de bestuursstructuur van de EU zelf. Ook zonder die nadrukkelijke uitstraling vindt hun aanhang in allerlei nuances al min of meer wat die partijen roepen. Wat dat betreft hebben die partijen weinig vrijheid om over de EU een heel ander standpunt in te nemen. Maar het te veel benadrukken van hun huidige standpunt levert ze geen extra stemmen op, het stoot hoogstens kiezers af die op dit punt iets anders vinden dan de hoofdstroom van hun partij. Bij de EP-verkiezingen in 2009 bereikten D66, SP en PVV ondanks hun hameren op standpunten over de EU ongeveer het percentage dat kon worden verwacht op grond van opiniepeilingen voor binnenlandse verkiezingen, en in 2014 zal dat waarschijnlijk niet heel anders zijn. 3.7 14 De voorspelbare wensen van uiteenlopende achterbannen D66 is van alle Nederlandse partijen het meest pro-Europees, maar dat is vooral een weerspiegeling van haar soort aanhang. Het zijn veelal ‘kosmopolieten’, mensen die zich meer Europeaan of wereldburger voelen dan Nederlander. Ze werken veelal bij grootschalige grensoverschrijdende organisaties, zijn veeltalig, hebben een hoge opleiding en een goed inkomen, en kunnen gemakkelijk functioneren buiten Nederland. Het federale bestuursmodel van de VS vinden ze het meest logisch. Daar is alles veel eenduidiger: één president, één munt, één taal, één leger, één buitenlandse politiek, één vetorecht in de Veiligheidsraad van de VN. Ze zijn verontwaardigd dat de EU minder snel en gestroomlijnd werkt. Dan is het helemaal niet raar of verwijtbaar dat ze Europa zien als hun land in plaats van Nederland. Maar de groep die in die bevoorrechte positie verkeert is niet groter dan 20%. Voor de meeste andere mensen ligt het omgekeerd, ze voelen zich alleen Europeaan omdat ze Nederlander zijn en Nederland toevallig in Europa ligt. Die hebben minder behoefte aan een superstaat Europa. Een duidelijk voorbeeld daarvan is mijn partij. De SP is vooral een partij van mensen die op kleinschalig niveau functioneren, veelal met een wat lagere opleiding en vooral met een lager inkomen. Werken of studeren in het buitenland zit er niet in. De eventuele noodzaak om net als in Amerika ver weg slecht betaald werk te zoeken is ze een gruwel, net als het hebben van onderbetaalde collega’s die van elders zijn geronseld. Dat schept een wat grotere voorkeur voor kleinschalig en gemakkelijk beïnvloedbaar eentalig bestuur dicht bij huis, en meer afstand tot grootschalig bestuur zoals de Europese Unie. Die afstand wordt nog groter naarmate banken en werkgevers meer de baas zijn over dit Europa, en als het bestaan van de euro wordt misbruikt als dwangmiddel voor bezuinigingen en een terugtrekkende overheid. Die afstand leidt desondanks niet tot de wens om radicaal te breken met de EU. Er bestaat wel interesse in wat de EU doet, vooral of die bijdraagt tot meer gelijkwaardigheid en solidariteit of daarentegen de grote massa onbeschermd overlaat aan de werking van de markt en de grote concerns. SP-ers hebben minstens zozeer als PvdA-ers en GroenLinksers een grote overlap met organisaties die knokken voor een ander beleid in Europa, zoals vakbeweging, milieubeweging, consumentenbeschermers, verdedigers van dierenwelzijn en actiegroepen voor internationale solidariteit met de Derde Wereld. Alleen dat al verhindert elke ongenuanceerde afwijzing van de EU. De enige partij die niet wordt gehinderd door zulke grensoverschrijdende en internationalistische overwegingen is de PVV. Het is een groep ongeorganiseerden die zich nergens bij betrokken voelt. Ze haten niet alleen Europa maar de hele buitenwereld. De aanhang van die partij is tegen belastingen, tegen solidariteit met arme regio’s, tegen 14 buitenlanders, tegen politieke elites, tegen maatregelen om de opwarming van de aarde tegen te gaan, tegen regels die bedrijven hinderen, tegen ontwikkelingshulp, tegen de overheid, en als logische consequentie dus ook tegen Europa. Stemmen op die partij betekent dat men elke hoop op een betere samenleving heeft laten varen en dat het stemrecht alleen wordt gebruikt om politici van andere partijen te ‘straffen’. Zij wil – net als de Britse conservatieven – slechts een vrijhandelszone, zonder verdere verantwoordelijkheid voor het welzijn van mens en milieu. De PVV is het helemaal niet zo oneens met de neo-liberale hoofdlijn van het EUbeleid, maar is wel tegen de EU zelf. Zo kan de PVV dus ongeremd tegen alles zijn. Er gaat wel een druk van uit op andere partijen. Om de concurrentie met de PVV aan te kunnen laten ze zich bijna allemaal net iets emotioneler over de EU uit dan anders het geval zou zijn. Serieuze kritiek op de EU wordt dan verdrongen door bij het grote publiek meer aansprekende bijzaken. 3.8 Zonder strijd voor verbetering jaag je de kiezers weg Al die bekende franje-punten – het reizende circus, de uitbreiding en de bemoeizucht - zijn voor de kiezers geen reden om te gaan stemmen. Integendeel, ze bevestigen hun machteloosheid en rechtvaardigen hun thuisblijven. Als de EU eigenlijk belachelijk is, en zich niet bezig houdt met zaken die werkelijk van belang zijn, hoef je je er ook niet mee bezig te houden. Ze gaan ook steeds minder vanzelfsprekend toch wel stemmen omdat dit een vast ritueel is, een burgerplicht die anderen van je verwachten. Ze gaan pas stemmen als het gaat om een keuze tussen duidelijke tegengestelde belangen, tussen heldere alternatieven voor de oplossing van problemen, en om een uitgesproken richting voor de toekomst. En juist aan dat soort punten is er in de EU geen gebrek. Integendeel, als de mensen zouden weten wat echt in Europa speelt en hoe ingrijpend de daar gemaakte keuzes voor hen uitpakken zou de opkomst bij Europese verkiezingen waarschijnlijk hoger zijn dan die bij nationale parlementsverkiezingen. Achter de opvallende franje gaat een heel andere werkelijkheid verscholen. De meeste keuzes voor de toekomstige inrichting van onze samenleving vinden plaats op het niveau van de EU, of je dat nu leuk vindt of niet. De grootschaligheid van bestuur maakt de democratie er voor de meeste mensen onbereikbaar. Sterke economische machten hebben er veel meer invloed dan gewone kiesgerechtigden. Ondanks een aantal democratische structuren neemt de democratie daardoor af en gebeuren er dingen die een meerderheid van de Europeanen eigenlijk niet wil. 3.9 15 Ontstaan als invloedssfeer maar ook als bescherming De Europese eenmaking is ontstaan als de afbakening van een Amerikaanse invloedssfeer in West-Europa en als een belangengemeenschap van grote bedrijven. Die hield zich aanvankelijk niet bezig met milieu en mensenrechten, maar alleen met het vervlechten en de expansie van de economie. Maar dat was jarenlang niet echt het gezicht van de Europese Gemeenschappen. Europese eenheid werd populair toen het steeds meer ging om andere zaken dan bedrijfsbelangen en militaire blokvorming. Jarenlang is gewerkt aan een Europa dat voor haar inwoners bescherming zou moeten bieden tegen oorlog, dictatuur, armoede, werkloosheid en milieuvervuiling. Bescherming is wat mensen van een overheid verwachten, en de EU leek daaraan in toenemende mate te gaan voldoen. Op internationale demonstraties van vakbonden werden spandoeken meegedragen voor een ‘Sociaal Europa’ en zelfs voor ‘Meer Europa’. De verwachting was dat ‘meer 15 Europa’ meer bescherming, meer solidariteit, meer bestaanszekerheid en meer gelijkwaardigheid zou opleveren. 3.10 De dood van het beschermende Europa Aan dat beschermende verenigde Europa is sinds de jaren ’90 sluipenderwijze een eind gemaakt. Wat sindsdien overheerst is een poging om terug te keren naar een 19e eeuwse nachtwakersstaat. Die houdt zich alleen bezig met leger, politie, justitie, munt en markt. Die wil liefst geen of zo min mogelijk taken op het terrein van volkshuisvesting, openbaar vervoer, gezondheidszorg, onderwijs, pensioenen, sociale zekerheid, bescherming van arbeid, of ontwikkelingshulp. Het was onder druk van sociaaldemocraten, communisten en vakbeweging dat de staat, die in de 19e eeuw diende als onderdrukkingsapparaat van de heersende klasse, werd omgebouwd tot iets wat nuttig is voor de groepen die niet over de economische macht beschikken. Alles wat in de loop van de 20e eeuw de staat nuttig heeft gemaakt voor de meerderheid van de bevolking moet volgens die opvatting nu uit de staatstaken worden weggezuiverd. Middelen om dat te bereiken zijn dereguleren, bezuinigen en privatiseren. Nationale, regionale en gemeentelijke overheden worden gedwongen om zich uit een aantal van hun taken terug te trekken en steeds meer over te laten aan de markt. Dat leidt onder meer tot verplichte aanbestedingen, inschakeling van particuliere bedrijven die overheidstaken overnemen en waarvan verwacht wordt dat ze een goedkoper product leveren. Dat goedkoop zijn gaat bijna altijd ten koste van milieu, werknemers en consumenten. 16 3.11 Alles ondergeschikt aan groei en winst En daarnaast is er de illusie van onbegrensde economische groei. Alles zou beter gaan als men meer overlaat aan internationale concerns en banken, en als men die zo min mogelijk aan banden legt. Bescherming van arbeid, consumenten, milieu en arme landen wordt daaraan opgeofferd. Volgens de oorspronkelijke opzet van de Dienstenrichtlijn van Bolkestein zouden ook nationale sociale wetgeving, nationale CAO’s, nationale beschermingsregels voor arbeid en nationale stelsels van sociale zekerheid met elkaar moeten gaan concurreren, zodat op den uur steeds de goedkoopste wint. Doel van deze en andere maatregelen is dat het op den duur mogelijk wordt om tegen een Roemeens of Bulgaars hongerloon te werken in landen als Nederland. Voor de grote massa maakt dit het allemaal een stuk slechter. 3.12 De gebreken van de grondwet van 2005 Ook het ontwerp voor een Europese Grondwet ging uit van dit soort veronderstellingen. Dat was helemaal geen echte grondwet, waarop al jaren door allerlei min of meer linkse groepen uit verschillende landen was aangedrongen. Zo’n grondwet had moeten gaan over bestuursstructuren en mensenrechten, en had de al eerder genoemde ‘Kompetenzkatalog’ moeten omvatten, maar men kwam met een document dat vooral probeerde om een aantal nieuwe beleidskeuzes op het terrein van economie en militair optreden in steen te beitelen. De hoofdlijn was vooral: meer ruimte voor de leiders van grote multinationale ondernemingen en meer ruimte voor de opbouw van een sterke militaire macht. Niet die omstreden beleidskeuzes trokken de aandacht, maar bijzaken zoals het vastleggen van de reeds lang bestaande Europese vlag en de verheffing van een oude Duitse compositie tot Europees volkslied. De echte kenmerken van die grondwet waren het streven naar een steeds verdergaande liberalisering van de economie en het bevorderen van een nauwe transAtlantische band met de VS door middel van de Nato. Het was ook een momentopname in de ‘ever closer Union’, de steeds verdere centralisatie van bevoegdheden. In een koppelverkoop 16 werden goede en slechte punten gecombineerd, de goede punten als middel om sympathie op te roepen en zo ook de slechte aanvaard te krijgen. 3.13 Afwijzing door de kiezers vakkundig omzeild Het was hard nodig om dit grondwetsontwerp af te wijzen, vooral omdat dit voor langere tijd de komst van een veel betere grondwet in de weg stond. Wie een betere grondwet wil moet eerst tegenstemmen om dit stuk van tafel te krijgen. Met dat argument heb ik tijdens de campagne in 2005 wekenlang elke avond in druk bezochte plaatselijke fora applaus geoogst. Uiteindelijk is de strijd helaas uitgelopen in een geforceerde keuze voor of tegen de mogelijkheid van een grondwet, in plaats van over de inhoud van zo’n grondwet. 17 Na het met bijna twee-derde meerderheid gewonnen referendum besloot de Tweede Kamer tot een ‘brede maatschappelijke discussie’ die er nooit is gekomen. De voorstanders van de grondwet voelden zich verslagen, maar dat was van korte duur toen ze de machteloze afwachtendheid van de tegenstanders zagen. Die maakten niet hun voorwaarden bekend waaronder ze in een tweede referendum wel met een ander soort grondwet zouden kunnen instemmen. Dat gebrek aan lef gaf de heersende macht de ruimte om die vrijwel ongewijzigde grondwet eerst een andere naam te geven, symbolen als vlag en volkslied eruit te halen, en hem daarna alsnog keihard zonder volksstemming door te zetten. De daardoor verraste tegenstanders van het grondwetsontwerp hebben zich het initiatief uit handen laten slaan en dat heeft het perspectief van de strijd voor een betere grondwet langdurig kapotgemaakt. 3.14 Verzet tegen de grote sanering Door de EU wordt tegenwoordig niet meer zozeer gewerkt aan Europese eenheid of aan oplossingen voor grensoverschrijdende problemen, maar aan dwang ten behoeve van meer vrijheid voor internationale bedrijven. Zorgvuldig overheidsbeleid en resultaten van jarenlange strijd van onderop worden stelselmatig weggesaneerd. Voorbeeld: Er bestaat tegenwoordig minder regionaal grensoverschrijdend openbaar vervoer dan voordat de EU tot stand kwam. Die gang van zaken roept wel weerstand op. Met veel moeite heb ik in 2001 met 317 tegen 224 stemmen kunnen tegenhouden dat al het openbaar vervoer verplicht geprivatiseerd moest worden, en op grond daarvan heb ik in 2007 met de raad van ministers van verkeer een betere regeling uitonderhandeld die keuzevrijheid garandeert. Dat was alleen mogelijk door het over de grenzen heen bundelen van belangenorganisaties die terechte bezwaren hadden: vakbeweging, milieubeweging, gebruikersorganisaties, besturen van grote steden, overheidsbedrijven. Met 20 stemmen verschil bereikten we uiteindelijk ook de verwerping van de Havenrichtlijn, zodat de bescherming van Europese havenarbeiders tegen het inzetten van goedkope concurrentie door zeelieden met derde wereldlonen niet werd opgeheven. 3.15 Botsende lobby-activiteiten van bedrijven en bewegingen In Brussel en Straatsburg opereert een enorm leger van lobby-bedrijven. Die lobbyisten zijn te huur voor wie veel geld heeft. In opdracht van grote ondernemingen proberen zij al in het vroegste voorbereidingsstadium iedere voorgenomen maatregel ter bescherming van werknemers, het milieu, de consumenten, dierenwelzijn of de Derde Wereld tegen te gaan of af te zwakken. Als ze achter de schermen niet gewonnen hebben bestoken ze de leden van het Europees Parlement met teksten van wijzigingsvoorstellen om alsnog hun doel te bereiken. 17 Steeds weer is hun argument dat de voorgestelde maatregelen voor hen te hoge kosten opleveren en de economische groei remmen. Oud eurocommissaris Bolkestein verheerlijkte bedrijfslobbyisten als zijn nuttige onbetaalde adviseurs, hij zag ze als gratis ambtenaren. Ik vind hun rol daarentegen uiterst schadelijk. In reactie op hun optreden bestaan er nu gelukkig ook lobbyisten die andere belangen verdedigen dan de van bedrijven, winsten en markten. Dat zijn onderzoeksbureaus en vertegenwoordigers van vakbeweging, milieubeweging, consumentenbeweging, dierenwelzijnsorganisaties en derde wereldbeweging die het noodzakelijke tegengas geven tegen die bedrijvenlobbies. 3.16 De echte keuzes: snelle winsten of duurzame kwaliteit 18 De keuzes gaan nu tussen meer markt en meer ongelijkheid aan de ene kant, en de kwaliteit van ons bestaan aan de andere kant. Willen we meer democratie, meer bestaanszekerheid, betere oplossingen voor grensoverschrijdende zaken, een beter milieu en betere publieke voorzieningen, of maken we dit alles ondergeschikt aan andere belangen die slechts een machtige minderheid dienen ? Pas als de mensen zich die keiharde strijd daarover bewust zouden zijn worden Europese verkiezingen weer interessant. Dan zal blijken dat SP, PvdA, GroenLinks en Partij voor de Dieren zich in verschillende mate verzetten tegen de huidige ontwikkelingsrichting van het EU-beleid. VVD en CDA zijn het met de hoofdlijnen van dat beleid eens. D66, CU en PVV combineren linkse en rechtse elementen en zijn daarom wat onvoorspelbaar, maar hebben meestal geen fundamentele kritiek op de neo-liberale beleidsrichting. Wat dat betreft zijn D66 en PVV niet de twee aan elkaar tegengestelde uitersten waarvoor de kiezers ze op 22 mei waarschijnlijk zullen aanzien. Nederlandse EP-verkiezingen zouden moeten gaan over de beleidsrichting, in plaats van over de oninteressante franje die de mensen thuis laat blijven. ░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░░ 4. Wat kan de Europese Unie wel of niet bijdragen aan een meer democratische republikeinse staatsvorm in de aangesloten lidstaten ? 4.1 Republiek van uitzondering tot regel Vroeger waren republieken in Europa een uitzondering, nu is het de regel. De vroege republieken in Europa konden alleen daar ontstaan waar koningen en keizers niet in staat waren om een moeilijk toegankelijk gebied duurzaam te beheersen met hun legers en hun ambtenarenapparaat. De veenmoerassen van Nederland, de eilandjes en steile bergkusten van de grote Venetiaanse Republiek langs de oost-oevers van de Adriatische Zee en de 24 ministaatjes in de Zwitserse Alpen. 4.2 Een monarchistische poging tot bevriezing Ik heb al bij het eerste onderwerp de invloed van het congres van Wenen in 1815 aangegeven. Twee eeuwen geleden werd Europa voor alle eeuwigheid verdeeld tussen dynastieën, voor Engeland en Luxemburg zelfs met bepalingen over overgang naar een andere dynastie als zo’n familie zou uitsterven. De voor 1795 bestaande republieken werden zo veel mogelijk 18 opgeheven, geïntegreerd in grotere nieuwe koninkrijken. Venetië werd het meest grondig uitgewist, toen ingelijfd bij Oostenrijk en tegenwoordig opgedeeld tussen Italië, Slovenië, Kroatië en Montenegro. Nederland werd de kern van een kortstondig bestaand Beneluxkoninkrijk. Alleen voor het moeilijk toegankelijke Zwitserland, dat van buiten af door niemand veroverd kan worden, is dat niet gelukt. Daar bleef een confederatie van republiekjes bestaan. En nog steeds. De huidige ‘Conederetio Helvetia’ is een samenwerkingsverband van 24 mini-republiekjes die ze kantons noemen. Zwitserland s een mini-EU op zich. Op veel terreinen kan de EU er geen afspraken mee maken, omdat elk kanton voor zichzelf beslist. 4.3 Een vorst als beschermer tegen de buren Voor alle anderen, ook de kleintjes, was het hebben van een vorst het diploma voor internationale erkenning. Het gebied van een andere vorst mocht in principe niet veroverd worden. Vorsten waren elkaar familie en vrienden, en zouden elkaar daarom wel ontzien. Volkeren zonder vorst leefden daarentegen in het wild en mochten straffeloos door vorsten met hun leger onder de voet gelopen worden. Kiezen voor een erfelijke vorst was in die tijd – helaas – een vorm van zelfbescherming. Ter bescherming van hun onafhankelijkheid hebben nieuwe staten als België, Griekenland en Bulgarije in de 19e eeuw snel een vorst uit oude Duitse adel aangetrokken. De andere nieuwkomer Servië deed het met een vorst van eigen bodem, twee boerenfamilies die een vooraanstaande rol hadden gespeeld in de onafhankelijkheidsstrijd hebben elkaar decennia lang het koningschap betwist. De winnende dynastie werd later ook nog eens beloond met Slovenië en Kroatië. In plaats van in 1918 elk meteen een afzonderlijke republiek te worden schaarden ze zich onder de Servische koning, alleen uit vrees om anders te worden veroverd door expansiebelust Italië. Maar zelfs nu speelt het nog in landen die onzeker zijn over hun acceptatie door de buitenwereld. In 2008 opperde vice-premier Ivica Bočevski van Macedonië tegenover mij – in mijn rol als rapporteur van het EP over toetreding van zijn land tot de EU - dat omzetting van hun republiek in een koninkrijk de vurig gewenste toetreding tot de EU zou kunnen versnellen. Hij nodigde mij uit om een prins uit de Nederlandse koninklijke familie aan te zoeken als koning voor zijn land. Bij mij als republikein was dat verzoek niet in goede handen, en het zou ook hun probleem niet hebben opgelost. 4.4 Volksbewegingen reageren alleen op vijandschap Driekwart van de huidige lidstaten van de EU is inmiddels een republiek. Ze hebben hun monarchieën afgeschaft in 1870, 1918, 1945 of 1973. Dat gebeurde nooit geleidelijk, maar steeds na een verloren oorlog of na beëindiging van een openlijk door de koning gesteunde conservatieve dictatuur. Elke monarchie sneuvelt als zij wordt gezien als een invloedrijke macht die de democratie ondermijnt en zich voortdurend keert tegen de belangen van de grote meerderheid van het volk. De monarchie gaat ten onder als zij wordt gezien als een sta-in-deweg voor iets dat men belangrijk vindt. Dynastieën die slim zijn trekken zich daarom terug op een positie van onnozelheid, feesten en folklore. Dan vinden veel mensen het leuk en hebben ze minder redenen om er een eind aan te maken. Een meerderheid zou zo’n raar stelsel nooit willen invoeren als het niet al bestond, maar maakt zich ook niet druk om de afschaffing ervan. Alleen de hoge kosten, het uiten van omstreden meningen of privé-schandalen zijn dan nog een reden tot breed gedragen verontrusting. Maar als vorsten een tijdelijke verontrusting overleven kunnen ze weer een tijdje voort. 4.5 Aangepaste republikeinen, terugslaan door de reactie 19 19 Twee lidstaten, Denemarken en Zweden, zijn altijd een monarchie geweest, maar dat heeft het aan de macht komen van een brede sociaaldemocratische volksbeweging voor verandering niet in de weg gestaan. Ze hebben geen hoofdpunt gemaakt van het volledig afschaffen van de koning. De koningen zijn er sinds lang opzijgeschoven als een onbelangrijke folkloristische randversiering van een stabiele en redelijk ver doorgevoerde democratie. Vijf lidstaten hebben kortere of langere tijd een wat chaotisch functionerende republikeinse staatsvorm gehad. Die republieken gingen kapot op hun zwakste moment. Het was een vorm van contrarevolutie dat daar alsnog of opnieuw een monarchie is ingesteld op een moment waarop reactionairen daartoe de kans konden grijpen. Het meest recent maar ook het meest wankel is de Spaanse dynastie, die haar positie terugkreeg als erfenis van de dictatuur van Franco. Sommige Spaanse gemeenten hebben symbolisch een Plaza de la Republica, een plein van de republiek. In de publieke opinie bestaat er ook een wisselende gezindheid, die wordt bepaald door andere omstandigheden. Ons buurland België is daarvoor een duidelijk voorbeeld. In België was het rode Wallonië altijd meer republikeins gezind, en het katholieke Vlaanderen overwegend koningsgezind. Na de Tweede Wereldoorlog werd de monarchie gered door de steun ervoor in Vlaanderen. De ‘koningskwestie’ werd opgelost door de van collaboratie met de Duitse bezetters beschuldigde Leopold III plaats te laten maken voor zijn nog onbesmette zoon Boudewijn. Tegenwoordig ligt het omgekeerd. De Vlaamse publieke opinie is steeds minder Belgisch gezind, en daardoor meer republikeins. Nu hecht men vooral in Wallonië aan behoud van de monarchie. Die monarchie is immers het symbool voor het bijeenhouden van België. Dat willen de meeste Walen wel, maar steeds meer Vlamingen niet. Dat maakt de Vlaams-nationalistische partijen nu republikeins, zowel de grote gematigd rechtse N-VA als het kleine rechts-extremistische Vlaams Belang. 4.6 Bataafse democratie verdrongen door centralisme Waarschijnlijk zou Nederland zich zonder buitenlandse ingrepen hebben ontwikkeld tot een min of meer Zwitsers bestuursmodel: een samenwerkingsverband van kleinschalige regionale eenheden met een zeer grote mate van zelfstandigheid. Net als Zwitserland een mini-EU van republiekjes die zo veel mogelijk hun eigen gang gaan en zich niet laten opslurpen door een wereldmacht. Dat was al vanouds het Nederlandse bestuursmodel, en vanaf 1795 kon het worden gedemocratiseerd door alle resterende erfelijke functies voor de adel eruit weg te zuiveren. In het grondwetsontwerp uit 1798 voor de Bataafse Republiek werd weliswaar gekozen voor een centralistisch model, maar dat model werd toen bij het eerste ooit in Nederland gehouden referendum afgewezen. Een gedecentraliseerde republiek leek voor Nederland het toekomstmodel. Daarna is dat afgewezen centralisme tòch doorgevoerd in de daarop volgende koninkrijken van de families Bonaparte en Oranje-Nassau. 4.7 Schaalvergroting en centralisatie Politici van bovenaf willen altijd centraliseren, meer beslissingsmacht in minder handen. Dat gebeurt tot de dag van vandaag. In Nederland hebben we dat recent kunnen zien in de gedwongen opheffing van deelgemeenten, voortdurende gemeentelijke schaalvergrotingen, plannen voor fusie van provincies en invoering van een nationale politie. In de EU krijgt het vorm door nutteloze bemoeizucht met binnenlandse zaken van de lidstaten. 20 20 De EU is vooral een project van schaalvergroting. Veel van wat vroeger werd beslist door afzonderlijke staten wordt nu beslist door Europa. Als de lidstaten opdracht krijgen om een EU-richtlijn binnen 2 jaar in hun nationale wetgeving op te nemen, gaat de keuze voor de nationale parlementen niet meer tussen Ja en Nee, maar tussen Ja en Ja. Democratie functioneert het beste als die kleinschalig is. In grote gemeenten, grote onderwijsinstellingen, en grote bedrijven worden vaker onzorgvuldige beslissingen doorgezet. Beslissingen die minder rekening houden met de kennis en de praktijkervaringen van de meest betrokkenen en die ook minder rekening houden met de ideeën aan de basis van de organisatie. Grootschaligheid is goed voor de top en voor de bevoorrechten en slecht voor de basis, de mensen zonder macht en rijkdom. De centralisatie van de macht die eerder in Nederland begon zet zich nu voort in de EU. Wie dat binnen de EU wil bestrijden moet er ook kritiek op hebben binnen eigen land. 4.8 Opruiming van boven af ? In theorie zouden we via opnieuw een centralistische maatregel de resterende monarchieën nu in één klap kunnen afschaffen. De Europese Unie zou zichzelf openlijk kunnen opwerpen als superstaat die de lidstaten degradeert tot haar provincies. Dan kan zij van boven af voorstellen dat de gouverneurs van de aangesloten provincies niet via erfopvolging mogen worden aangesteld, maar moeten worden gekozen door het provincieparlement of door de gezamenlijke kiezers. Zoiets is gebeurd in India, tot 1947 een veelheid van oude vorstendommen die samen ondergeschikt waren aan de Britse koloniale overheersing. India werd in 1947 een federale republiek met veel deelstaten en een omvang zoals de EU met zelfs twee keer zoveel inwoners. Daar werden van boven af de deelstaat-vorsten van hun titels en invloed vervallen verklaard. Ik kan me indenken dat sommigen van u daar wel wat in zien. 4.9 21 Opruiming van onder op Dat simpele model kunnen we hier niet nadoen. In de eerste plaats zou het in de raad van ministers waarschijnlijk stuiten op een veto van de zeven resterende koninkrijken. In de tweede plaats zou het stuiten op de in de Europese verdragen toegekende bevoegdheden, de EU gaat niet over het binnenlands bestuur van haar lidstaten zolang die maar geen dictatuur of de doodstraf invoeren. Maar nog veel belangrijker is de derde belemmering. In landen waar de publieke opinie nog niet toe is aan afschaffing van de monarchie is die zeker ook niet toe aan een afschaffing die van buiten af door anderen wordt opgelegd. Een poging daartoe zou vooral extra sympathie voor de koningshuizen oproepen. De EU zou door velen worden gezien als bezetter die ons onze eigen eigenaardigheden afneemt. Voor een republiek als van boven af door superstaat EU opgelegde nieuwe staatsvorm krijg je hier geen bijval. Dat we in Nederland en enkele andere EU-lidstaten nog een erfelijk staatshoofd hebben wordt ook elders niet gezien als een Europees probleem, maar als een uiting van onze achterlijkheid of als een raar stukje folklore. Als we verandering willen moeten we het dus hebben van de verontrusting van onderop over het tekortschieten van onze democratie. De ervaring in Europa met instorting van oude staten en oprichting van nieuwe staten laat zien dat er veel meer verandering mogelijk is dan we vaak denken. Wat dat betreft is onze toekomstige overgang naar een republiek maar een betrekkelijk eenvoudige kleinigheid. Het is een kwestie van gereed staan op het moment dat het door actuele gebeurtenissen voor een meerderheid van de publieke opinie duidelijk wordt dat handhaving van het huidige systeem te veel nadelen heeft. == 21