Kleine blusmiddelen Versie : 1.4 Onderwerp : Kleine blusmiddelen Preventiebulletin Dit preventiebulletin behandelt kleine blusmiddelen, de basisbrandpreventie van ieder bedrijf. Beginnende brand Brand kan overal ontstaan. Door bijvoorbeeld menselijke fouten, onoplettendheid, machines of elektrische installaties. Ook grote branden zijn altijd klein begonnen. Bijvoorbeeld door kortsluiting of een brandende sigarettenpeuk in een afvalbak. Kleine blusmiddelen zijn bedoeld om een beginnende brand te blussen. De gebruikelijke kleine blusmiddelen zijn brandslanghaspels, draagbare blustoestellen en blusdekens. Brandslanghaspels Werking Brandslanghaspels hebben een onbeperkte waterlevering en een voor de hand liggende bediening. De slanglengte (standaard lengtes zijn 20, 25 en 30 meter) vermeerdert met de worplengte (de lengte van de waterstraal) bepalen het maximale blusgebied. Voor het installeren van brandslanghaspels is een minimale dikte van de waterleidingbuizen nodig (minimale diameter van 22 millimeter). Dit levert soms problemen op. De aanlegkosten zijn hoog. Toepasbaarheid Brandslanghaspels zijn niet altijd geschikt. Bijvoorbeeld in een bedrijf dat met brandbare vloeistoffen werkt die op water gaan drijven (zoals benzine of olie). In gebouwen waar vorstgevaar speelt, zijn brandslanghaspels alleen aan te bevelen als specifieke voorzorgsmaatregelen zijn getroffen. Zoals (elektrische) verwarming van de haspel. In winkels of kamerbewoning worden wel brandslanghaspels toegepast met kortere, en dunnere slangen. We spreken dan van zogenaamde babyhaspels. Draagbare blustoestellen Werking Blusapparaten zijn leverbaar met verschillende soorten blusstoffen; de bekendste zijn: Sproeischuim: een universeel blusmiddel dat vrijwel overal toepasbaar is; Poeder: eveneens vrij breed toepasbaar. Het grote nadeel van bluspoeder is dat het relatief veel nevenschade geeft aan bijvoorbeeld elektronica en edele metalen. Het bestaat namelijk uit fijn verdeelde Aan dit bulletin kunnen geen rechten worden ontleend. 1 van 3 Kleine blusmiddelen zouten en dit tast met vooral printplaten aan. Dit nadeel zorgt ervoor dat poeder nu nog maar zeer beperkt wordt toegepast; CO2 (koolzuursneeuw): blusapparaten met dit blusgas (CO2 verdrijft zuurstof dat nodig is voor de verbranding) zijn beperkt toepasbaar. Gloeibranden, bijvoorbeeld brand in hout, zijn met CO2 niet te blussen. Het gas wordt namelijk te snel door de lucht verdund, waarna de brand weer kan opgloeien. CO2 wordt vooral toegepast voor olie- en vetbranden of bij elektrische installaties; Vetbrandblustoestel: voor vet- en frituurbranden is er een speciale blusser beschikbaar. De gebruiksduur van een blusapparaat is gemiddeld 20-25 seconden (!). Afhankelijk van de blusstof vereist de bediening specifieke kennis. Toepasbaarheid Draagbare blustoestellen zijn vrijwel overal toepasbaar. Blusdeken Blusdekens worden gebruikt om een brand af te dekken, bijvoorbeeld in een frituurpan. Ook kan een persoon die in brand is geraakt in een blusdeken worden gewikkeld, zodat de brand dooft. Brandklassen Branden worden onderverdeeld in vijf brandklassen. Brandklasse Kenmerken Voorbeelden A Vaste stoffen, doorgaans van organische oorsprong die meestal onder gloedvorming verbranden Hout, papier, stro, kunststoffen, kolen B Vloeistoffen en vloeibaar wordende gassen Olie, benzine, alcohol, sommige kunststoffen, vet, bitumen C Gassen Propaan, butaan, aardgas D Metalen Magnesium, zirkonium, lithium, kalium, natrium F Vetten Frituurvet, plantaardige en dierlijke vetten Niet ieder blusmiddel is geschikt voor iedere brandklasse. Daarom staat op het etiket van een goedgekeurde brandblusser een pictogram dat aangeeft waarvoor het toestel ingezet kan worden. (Milieuvriendelijke) schuimblussers met Milieukeur zijn te herkennen aan de groene accenten. Eigenschappen blusstoffen Type blusstof Vervuiling door blusstof Herontstekingsgevaar Gebruiksgemak Geschikt voor brandklassen Sproeischuim Weinig Geen Groot A – B (1) Vetbrand Weinig Geen Groot A–F Poeder Sterk Ja Matig A–B–C-D (2) CO2Koolzuursneeuw Geen Ja Matig (3) B Aan dit bulletin kunnen geen rechten worden ontleend. 2 van 3 Kleine blusmiddelen Plaatsing, onderhoud en training Het aantal brandslanghaspels wordt bepaald door de slanglengte en de worplengte. Het is nodig dat het totale vloeroppervlak wordt bestreken; Vuistregel voor het aantal draagbare blustoestellen: op basis van 6 liter sproeischuim of 6 kilogram poeder, één blustoestel per 200 m2 vloeroppervlak maar altijd minimaal twee toestellen per verdieping. Het is namelijk mogelijk dat een blustoestel weigert; Onderhoud blusmiddelen: elk jaar door REOB- erkend (Regeling Erkende Onderhoudsbedrijven Brandbeveiliging) bedrijf o basis van een onderhoudscontract; Plaatsing van de blustoestellen: goed zichtbaar en bereikbaar. Het is aan te bevelen de plaats van de blustoestellen met pictogrammen aan te geven; Oefening en training van het personeel: is zonder meer aan te bevelen, vooral voor draagbare blustoestellen. De praktijk wijst uit dat getrainde medewerkers bij een calamiteit sneller een brand effectiever blussen. Periodieke herhaling is nodig om de vaardigheden op peil te houden; Soms is het effectief blusmiddelen bij elkaar te plaatsen. Zo ontstaat een zogenaamd bluseiland; Blustoestellen kunnen voor speciale toepassingen ook worden gekoppeld aan automatische branddetectie. Algemeen Voor informatie en ondersteuning op het gebied van risicobeoordeling en preventie kunt u contact opnemen met AEGON Preventie & Expertise. Telefoon E-mail (070) 344 8139 mailto:[email protected] AEGON is aanbieder van financiële producten en verkoopt haar producten via adviseurs. Wilt u een advies op maat? Neem dan contact op met uw adviseur. Op basis van een inventarisatie van uw financiële positie, kennis, ervaring, doelstellingen en risicobereidheid kan hij u adviseren over producten die passen bij uw persoonlijke situatie. Aan dit bulletin kunnen geen rechten worden ontleend. 3 van 3