Technische AB vragen betreffende de bijstandsverlening aan vergunninghouders voor inrichtingskosten INHOUD ‘REGELING’: 1. Wanneer is de ‘regeling’ ingegaan? Er is geen aparte regeling, maar de vergoeding voor inrichtingskosten is regel 10 van de beleidsregels Bijzondere Bijstand 2013. Dit geldende beleid is in 2013 vastgesteld door het college. Echter, de instelling van deze beleidsregel over inrichtingskosten, is al op 3 januari 2012 vastgesteld. Deze beleidswijziging is voorgesteld aan de hand van input van de raadinformatieavond van april 2011, met het onderwerp herijking minimabeleid. 2. Is voor het bepalen van de hoogte van de uitkeringen: a) naast het advies van het NIBUD ook gekeken naar adviezen van andere instanties? Zo ja, waarom heeft men toen voor het advies van het NIBUD gekozen? De door het NIBUD gepresenteerde cijfers zijn leidend geweest voor het bepalen van de hoogte van de uitkering. Deze worden overigens altijd gehanteerd voor het verstrekken van bijzondere bijstand. b) onderzocht welke ‘regelingen’ andere gemeenten, m.n. die van Hart van Brabant, hebben? Nee. c) overwogen om gebruik te laten maken van kringloopwinkels e.d.? Dit is niet in de beleidsregel bepaald. De gemeente Oisterwijk heeft een goede samenwerking met de netwerkpartner Vluchtelingenwerk. Zij worden onder andere gesubsidieerd om vergunninghouders te begeleiden bij de aankoop van hun huisraad. Hierbij wordt gelet op de noodzaak en wordt uiteraard ook verwezen naar kringloopwinkels of mogelijkheden om huisraad over te nemen. 3. Kunnen andere inwoners van Oisterwijk ook gebruik maken van deze ‘regeling’? De beleidsregels Bijzondere Bijstand zijn in principe voor alle Oisterwijkers. Er worden per regel wel specifieke voorwaarden gesteld. Alle inwoners van Oisterwijk kunnen dus in principe in aanmerking komen voor deze regeling. Echter, in de praktijk zijn het alleen vergunninghouders die aan de voorwaarden voor deze beleidsregel voldoen. 4. Is het in het kader van de bijzondere bijstand wettelijk toegestaan om: a) aan een bepaalde groep inwoners (dus categoriaal) een vast bedrag ‘om niet’ uit te keren? Het vergoeden van inrichtingskosten is geen categoriale bijstand, maar valt onder individuele bijzondere bijstand, zoals vastgelegd in de participatiewet en onze beleidsregels Bijzondere Bijstand 2013. De vergoedingen worden niet aan een specifieke doelgroep versterkt, maar aan elk individu die hier volgens de voorwaarden aanspraak op kan maken. b) geen onderscheid te maken tussen duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten? In beleidsregel 10.4 uit de beleidsregels Bijzondere Bijstand 2013 wordt onderscheid gemaakt tussen deze twee categorieën. ‘Niet’ duurzame gebruiksgoederen worden verstrekt om niet, maar voor duurzame gebruiksgoederen wordt een geldlening versterkt. Destijds is er voor de vergunninghouders een uitzondering gemaakt, die overigens al gold voor pensioengerechtigden. Het doel hiervan is om vergunninghouders de kans te geven met een schone lei te beginnen. Een lening via de kredietbank heeft een rente van 12-15%. Hierdoor starten vergunninghouders al direct met een schuld. Dit belemmert integratie en participatie in de samenleving, wat op langer termijn zeer nadelige effecten heeft. Daarnaast moeten vergunninghouders ook al hun eigen inburgeringstraject betalen of lenen via DUO. 5. Hoe vindt de uitkering aan de vergunninghouder(s) plaats? (B.v. in één keer op de bankrekening.) De uitkering verloopt altijd in twee delen. De vergunninghouder krijgt eerst de helft van het bedrag. Dit wordt ook gemeld bij Vluchtelingenwerk, die deze vergunninghouder ook zal begeleiden bij het verantwoord inrichten van de nieuwe woning. Vluchtelingenwerk kijkt hierbij dan ook de bonnen na. Pas na signaal van hen wordt het tweede gedeelte van de uitkering overgemaakt naar de vergunninghouder. 6. Controleert de gemeente of de uitkering ook daadwerkelijk aan inrichtingskosten is besteed? Zo ja, hoe vindt die controle plaats? Voor een aanvraag in de bijzondere bijstand wordt vooraf aan het toekennen de noodzaak bepaald. Hierom wordt geen verantwoording achteraf gevraagd. Door de begeleiding heeft Vluchtelingenwerk enigszins inzicht in de uitgaven. Zij kijken ook bonnetjes door met de vergunninghouders. Zij kunnen echter geen verplichtingen stellen. KOSTEN: 1. Kan een overzicht per jaar worden gegeven (vanaf het ingaan van de ‘regeling’) van de hoogte van de geldende uitkeringen per alleenstaande/gezin, het aantal uitkeringen en de totaalkosten daarvan? Dit moeten we opvragen bij applicatiebeheer. 2. Kan worden aangegeven of en zo ja, waar deze post vermeld stond in de PPN’s en begrotingen? Deze post wordt niet speciaal begroot, maar is opgenomen in het budget Armoedebeleid in Programma 6 Samenleving ontwikkeling. 3. Hoeveel is deze post dit jaar (2016) begroot? Het totaal budget Armoedebeleid is begroot op 933.000 euro. Het budget Bijzondere Bijstand, die daaronder valt, is in 2016 op 578.338,21 euro begroot. De verschillende uitgaven onder deze post worden niet individueel begroot. 4. Hoe groot is het deel dat deze post uitmaakt van het budget waaronder hij valt? Zie het antwoord hierboven. Wanneer u ervaringscijfers wilt weten, dan moeten we dit opvragen bij applicatiebeheer. RAAD/COLLEGE: 1. Op basis van welke regeling heeft/had het college de bevoegdheid de hoogte van de uitkeringen voor inrichtingskosten vast te stellen? Voorwaarden voor deze uitkering is opgenomen in onze beleidsregels Bijzondere Bijstand 2013 onder regel 10. Het vaststellen van beleidsregels is een bevoegdheid van het college. 2. Hoe wordt de raad ingelicht over de hoogte van de door het college vastgestelde uitkeringen? De vaststelling van de beleidsregels is een bevoegdheid van het college. De raad wordt op de hoogte gesteld door het verslag van het college. In het algemeen geldt dat beleidsregels worden gepubliceerd in de Nieuwsklok en op overheid.nl. In dit specifieke geval is de raad hierover geïnformeerd door raadsvoorstel 12/05 “voorstel tot herijking van het minimabeleid” pagina 3 onder de kop individuele bijzondere bijstand. In dit raadsvoorstel werd de raad gevraagd een aantal verordeningen vast te stellen en werd de raad geïnformeerd over door het college vastgestelde beleidsregels. 3. Kan gesteld worden dat voor het kunnen aanpassen van de hoogte van de uitkeringen het niet nodig is om op de herijking van het minimabeleid te wachten, omdat de aanpassing een bevoegdheid van het college is? Omdat dit een bevoegdheid van het college is, is dit in principe mogelijk. De vraag blijft echter of dat wenselijk is. Deze beleidsregel en dit thema heeft uiteraard de aandacht in de herijking van het beleid en de daarbij behorende kadernota. Door de integrale aanpak in dit proces zullen alle verschillende regelingen goed op elkaar afgestemd worden. E. Roborgh, 29/5/2016