Samenvatting Indonesië actueel

advertisement
Samenvatting Indonesië actueel
1 De Indonesische archipel
De hoofdvraag in dit hoofdstuk is:
Welke samenhang is er tussen de natuurlijke en landschappelijke
kenmerken van de Indonesische archipel?
1.1 Eenheid en verscheidenheid
Wat zijn de (topografische) karakteristieken van de Indonesische archipel?
Grote archipel
Relatieve ligging
Zeevaart vroeg
belangrijk
Vanaf 1500 islamisering
VOC: specerijenhandel,
alleenrecht
Vanaf 1850 handel in
meer grondstoffen
Eilanden lang zelfstandig
Eenheidsstaat lastig
Java belangrijkste eiland
360 etnische groepen
Grote groep Chinezen
Indonesiërs meest
moslim
De staat is seculier
Grootte, omvang en eilandstructuur
►Indonesië is de grootste archipel (eilandengroep) ter wereld. Absolute
ligging wordt bepaald door geografische coördinaten (6º-11º ZB en 95 º 141 º OL).
●De relatieve ligging van de archipel is dat ze wordt omsloten door de
Indische Oceaan, de Zuid-Chinese Zee en de Grote Oceaan.
Verbindingen
►Het archipelkarakter van het land heeft als een barrière gewerkt. De
zeevaart speelde een belangrijke rol in de geschiedenis.
●Nog vóór de VOC werd via de zee contact met andere landen gelegd.
●Het gebied was door het Hindoeïstisch, totdat in 15e eeuw de islamisering
begon.
●De VOC handelde vooral in specerijen. Deze organisatie had het
alleenrecht op alle Indische handel en handelde vanaf de kust. Na 1850
(Industriële Revolutie) nam de handel in grondstoffen voor de wereldmarkt
toe. Grote delen van Indonesië werden ‘opengelegd’.
■Nederlands-Indië is tot 1949 onder Nederlands bestuur gebleven.
►Elk eiland kon zich eeuwenlang zelfstandig cultureel ontwikkelen; wat het
moeilijk maakt om nu een eenheidsstaat te zijn.
●Het Bahasa Indonesia is de lingua franca: de taal die geldt als
gemeenschappelijke communicatiemiddel.
●Een probleem voor de eenheidsstaat is dat de gas- en olierijke provincie
Aceh zich wil afscheiden.
►Op Java woont tweederde van alle inwoners. Het is het economische en
politieke centrum.
Bevolking
►Indonesië telt circa 360 verschillende etnische groeperingen. Er woont
een grote groep Chinezen die economisch gezien sterk zijn.
●De meeste Indonesiërs zijn moslim; Christenen en Hindoes vormen een
minderheid. Indonesië is een seculiere staat.
1.2 De natuurlijke en landschappelijke kenmerken
Wat zijn de kenmerken op het gebied van klimaat en vegetatie?
Van welke natuurlijke hulpbronnen maakt Indonesië gebruik?
Drie klimaten:
Af-klimaat, Aw-klimaat
(moesson), Cf-klimaat
Hoge temperaturen
Geen seizoenen
Veel neerslag uit
stijgings- en
stuwingsregens
Januari droge moesson
Juli natte moesson
Wind uit het zuiden
Wind uit het noorden
Tropisch regenwoud
Verdwijnt snel
Exploitatie delfstoffen
vaak door buitenlandse
bedrijven
Aardolieproducten
grootste inkomstenbron
Winning van metalen
Export landbouwproducten groot
Klimaat
►Er komen drie klimaten voor: twee vormen van het A-klimaat, het Afklimaat (in een groot deel van Indonesië) en het Aw-klimaat (in het
zuidoostelijke deel, ook moessonklimaat), en een Cf-klimaat (in de
berggebieden).
●Indonesië ligt tussen beide keerkringen: daarom staat de zon het hele jaar
om 12 uur hoog aan de hemel en kent het gebied geen seizoenen.
●De vele jaarlijkse neerslag valt uit stijgingsregens (ontstaan omdat de zon
de aarde sterk verwarmt) en stuwingsregens (ontstaan als vochtige lucht op
moet stijgen bij een gebergte).
►In Indonesië waait de moesson: een droge moesson in januari en een
natte moesson in juli.
●In juli ligt boven Azië een lagedrukgebied en boven Australië een hoge
drukgebied. Hierdoor stroomt lucht vanuit het zuiden richting Indonesië.
Westelijk gelegen regio’s krijgen meer neerslag dan de zuidoostelijk
gelegen regio’s: de lucht legt een langere weg over de warme zee af.
●In januari komt de wind precies uit de tegenovergestelde richting, het
noorden, omdat het dan winter is in Azië en zomer in Australië. Boven zee
neemt de lucht waterdamp op, boven het land van Indonesië stijgt de lucht
waardoor neerslag ontstaat.
Natuurlijke plantengroei
►De begroeiing bestaat vooral uit tropisch regenwoud. In grote delen is het
echter verdwenen. Andere vegetatietypen zijn licht tropisch woud en
mangrovebos langs de slibrijke kusten.
Natuurlijke hulpbronnen
►Indonesië heeft een grote delfstoffenrijkdom: olie en gas, mineralen en
metalen. De exploitatie is vaak in handen van buitenlandse maatschappijen,
soms samen met Indonesische bedrijven (joint ventures).
●Ruwe aardolie en aardolieproducten vormen de grootste inkomstenbron
voor de overheid.
●Verder wordt veel tin, nikkel en goud gewonnen.
●De meeste mensen werken in de landbouw. Een groot deel van de export
bestaat uit agrarische producten (rubber, palmolie, koffie, rijst) en uit hout.
1.3 Vulkanisme op Indonesië
Welke natuurlijke gevaren kent Indonesië?
Wat is het verband tussen het voorkomen van ertsen en vulkanisme?
Vier bewegende platen
In het zuiden: subductie,
aardbeving
Onderduikende plaat
smelt: vulkanisme
Bij Molukken: dubbele
subductiezones
Bij subductie zeebeving
mogelijk
Bij bewegende
zeebodem tsunami
80% vulkanen actief
Gevolgen uitbarstingen:
(in)directe slachtoffers,
temperatuurdaling
Vulkanen met
kratermeer: gevaar voor
lahars
Vulkaan Merapi
Taai magma zorgt voor
heftige uitbarsting
Magmahaard koelt af en
mineralen stollen bij
ongelijke temperatuur
Magmatische differentiatie: steeds hogere
concentratie chemische
elementen in magma
Gas in restsmelt vormt
scheuren in aardkorst
Restsmelt stolt en vormt
ertsaders in scheuren
Een geologisch ‘paradijs’
►Er bewegen bij Indonesië vier platen.
●In het zuidelijk deel van Indonesië vindt subductie plaats: de Australische
plaat duikt onder de Sundaplaat. Die beweegt schoksgewijs (aardbeving)
noordwaarts. In de diepte smelt de onderduikende plaat af en zorgt voor
vulkanisme. Het gevolg is de hele boog die dit deel van Indonesië vormt
met veel actieve vulkanen.
●Bij de Molukken is sprake van dubbele subductiezones (twee platen
duiken onder de Euraziatische plaat) waardoor twee parallelle actieve
eilandbogen zijn ontstaan.
►Als gevolg van subductie kan een zeebeving ontstaan, als bij een
aardbeving het epicentrum op de bodem van de oceaan ligt. Beweegt de
zeebodem daarbij plotseling op en neer (met al het water dat er op ligt) dan
kan een tsunami het gevolg zijn.
►Tachtig procent van alle Indonesische vulkanen was in de 20ste eeuw
actief. Voorbeelden van bekende uitbarstingen zijn:
►De Krakatau en ►de Toba en ►de Galunggung (hoge eruptiezuilen). De
gevolgen zijn vaak enorm: veel directe slachtoffers en ook indirecte omdat
oogsten mislukken als gevolg van dalende temperatuur door het stof in de
atmosfeer.
►Veel vulkanen hebben een kratermeer (oa. de Kelud). Die zijn gevaarlijk:
het vrijkomen van veel water kan leiden tot een lahar (modder- en
puinstroom).
►De vulkaan Merapi ontstond door de subductie van de IndischAustralische plaat onder de Sundaplaat. Deze zone is 2000 kilometer lang.
►Het taaie magma van de Merapi komt van gesmolten oceanische korst,
inclusief water en oceaansediment. Hoe taaier het magma, des te heftiger
de vulkaanuitbarsting. Water wordt stoom = explosie.
Combinatie van water en taai magma zorgt voor explosieve uitbarsting !
Ertsen
►In een vulkanisch gebied zijn vaak veel delfstoffen door het afkoelen van
magmahaarden: een van onderen afgesloten hoeveelheid vloeibaar
gesteente, dat het oppervlak niet heeft bereikt. Magma is een heet mengsel
van chemische elementen, die bij bepaalde temperaturen mineralen
vormen.
●Koelt een magmahaard langzaam af, dan vormen zich eerst kristallen
mineralen. Vervolgens stolt het mineraal dat dan de hoogste
stollingstemperatuur heeft. De concentratie van sommige chemische
elementen wordt zo steeds hoger in het magma dat overblijft. Dat heet
magmatische differentiatie.
■In de restsmelt komen gassen voor. Daardoor loopt de druk in de
magmahaard hoog op. Bij zwakke plekken in de aardkorst ontstaan
scheuren. Daarin kan de restsmelt doordringen en dan vormen ertsaders
zich van de mineralen die stollen.
Download