Van loopsheid tot geboorte De loopsheid De eerste loopsheid van een teef vindt plaats ergens tussen de 7 en 15 maanden. Dit verschilt aanzienlijk per teef en is niet te voorspellen. Vaak wachten teven uit een zelfde kennel op elkaar en zal de ene teef eerder en de andere teef wat later loops worden. Ook de tussen-loopse periodes kunnen variëren van 4 tot zelfs 9 maanden. Dit heeft niets met de vruchtbaarheid van de teef te maken. Een normale loopsheid De periode van de loopsheid kan in drie verschillende fasen verdeeld worden. Als eerste begint de loopsheid met de pro-oestrus, dat wil zeggen dat er een rode uitvloeiing start, die over het algemeen begint met enkele druppels en geleidelijk aan heftiger wordt. De uitvloeiing is zeer donkerrood tot bijna zwart gekleurd en neemt langzaam af in intensiteit tot de kleur zeer licht roze is. De vulva van de teef begint langzaam te zwellen, met als hoogtepunt de dag dat de teef dekrijp is, waarna de zwelling afneemt. Deze fase is per teef verschillend maar kan geschat worden tussen dag zeven tot dag zeventien en in een enkel geval zelfs meer. Tijdens deze periode komt een aantal eicellen tot rijping onder invloed van het F.S.H. (Follikel Stimulerend Hormoon). Het lichaam gaat het follikel hormoon produceren - beter bekend als oestrogeen – waardoor er een verandering ontstaat van de baarmoederwand. De baarmoederwand, de vagina en de vulva verdikken zich en door het barsten van de tere bloedvaatjes in de baarmoeder- en vaginawand ontstaat de rode afscheiding. Aan het einde van de pro-oestrus begint de teef aantrekkelijk te worden voor reuen, maar zal een dekking nog niet toelaten. Na deze fase komt de teef in de tweede periode van de loopsheid, de oestrus. De follikels zijn gerijpt en opengebarsten; de ovulatie is begonnen. De levensduur van een eicel is ongeveer zes uur, maar niet alle eicellen zijn tegelijkertijd rijp. Een gespleten loopsheid Bij een normale loopsheid duurt deze gemiddeld 21 dagen en is de teef ergens tussen dag 10 en 15 dekrijp. Maar ook komt het voor dat een teef enkele dagen loops is en dan stopt om een week, of soms zelfs 2 weken, later de loopsheid weer op te nemen. Ook komt het voor dat een teef een veel langere loopsheids duur heeft en de dekrijpheid dus ook veel later in deze periode plaats vind. Vaak zal de teef stijgen in het progesteron gehalte en gewillig worden rond een dag of 12, maar dan zakt het progesteron gehalte weer, of blijft stilstaan, waardoor er geen eisprong plaats vind. Dit noemen we een gespleten loopsheid. Als de fokker dit niet in de gaten heeft zal de teef gedekt worden rond deze 12e dag en leeg blijven. Zelfs als de teef een week later weer gewillig wordt zal de fokker dat over het hoofd kunnen zien of er niet bij stil staan. Menige teef is op deze manier leeg gebleven. Het is aan te raden om het progesterongehalte te laten testen en bij twijfel opnieuw een test te laten afnemen op het moment dat de teef weer gaat staan. Niet alleen om de teef alsnog opnieuw te laten dekken, maar zeker ook om ongewenste dekkingen te weren. Er zijn voldoende dekkingen bekend met prachtige resultaten op dag 22, 23 en zelfs 24, geteld vanaf dag 1 van de loopsheid. Zeker als u ver moet rijden voor de reu valt een progesterontest aan te bevelen. Ook is het verstandig om bij het teefje op dag 1 van de loopsheid een uitstrijkje af te nemen in verband met een eventuele bacteriële infectie (E-coli) in de baarmoeder. De teef krijgt dan een antibiotica kuur mee (een 10 daags kuurtje) van de dierenarts dat gestopt wordt voordat de dekking plaats vind, ook als de kuur nog niet af gemaakt is. Tijdens de hele oestrus periode kunnen de eicellen ovuleren en zal de teef de reu toelaten. Ook deze periode verschilt per teef. De ene teef zal de reu een dag of drie toelaten, de andere houdt het binnen een dag voor gezien. Dekkingen door verschillende reuen in deze periode kunnen pups opleveren van verschillende vaderdieren. Tijdens deze periode begint het lichaam met het vormen van een ander hormoon, progesteron. Een correct tijdstip voor de dekking kan verkregen worden door bloedonderzoek bij de teef. De dierenarts zal om de dag een klein beetje bloed af nemen om het progesterongehalte te meten. Dit onderzoek kan erg handig zijn als de teef ver weg moet voor dekking of als de uiterlijke (gedrags)kenmerken slecht te zien zijn. Bij teven die bij een eerdere dekking leeg zijn gebleven (d.w.z. niet drachtig zijn geworden), valt deze methode aan te raden, omdat het leeg blijven geregeld te maken heeft met een verkeerd tijdstip van dekking. Na een geslaagde dekking blijven de reu en teef gekoppeld. Ook het koppelen is van de ene dekking tot de andere verschillend van duur en kan variëren van een paar minuten tot zelfs 45 minuten en langer. Ook als 2 honden niet koppelen na een dekking kan de teef bevrucht zijn en een normaal nest krijgen, maar een goede koppeling bied toch meer zekerheid. Uiteindelijk belandt de teef in de laatste fase van de loopsheid, de metoestrus. Op dit moment is er een grote concentratie progesteron in het lichaam aanwezig. Dit hormoon bevordert een eventuele dracht: de uteruswand wordt voorbereid op de implantatie van de vrucht, de spierspanning van de uterus vermindert en in samenwerking met prolactine zorgt het voor een beginnende ontwikkeling van de melkklieren. De dracht Na de dekking bewegen de bevruchte eicellen zich in de richting van de baarmoederwand en zullen daar vijf tot acht dagen later aankomen, om zich rond de 17e dag vast te hechten. De baarmoeder van de hond bestaat uit twee parallel liggende hoorns; in elk van de beide hoorns zullen de eitjes zich hechten en gaan de pups groeien. De eerste vier weken van de dracht verloopt de groei van de foetus zeer langzaam en zijn er weinig tot geen uiterlijke veranderingen bij de teef merkbaar. Sommige teven worden aanhaliger; anderen zijn wat lusteloos. In een enkel geval voelt de teef zich niet lekker, heeft weinig eetlust en kan met regelmaat spugen. Sommige teven gaan er wat grillige eetgewoonten op na houden; soms willen ze niets, een andere keer blijven ze hongerig snaaien en zelfs voedsel stelen indien mogelijk. Deze eetgewoonten veranderen over het algemeen rond de zesde week van de dracht. Het spugen is voorbij en vanaf dat tijdstip zal ze steeds meer voedsel willen, vaak tot een derde meer dan normaal. Een zekerheid over de dracht valt echter pas te verkrijgen vanaf de 28e dag na de dekking door middel van een echoscopie. De echo Rond de vierde en vijfde week beginnen de melkklieren zich zichtbaar te ontwikkelen. De tepels worden groter, zachter en donkerder. Tegen de zevende week worden de tepels zo groot, dat ze uiteindelijk zwaar gaan hangen. Er kan wat waterige melk uit de tepels komen; de beharing rondom de tepels en over de buik valt geheel uit. In de tepels bevinden zich propjes die de teef beschermen tegen tepelontsteking. Het is aan te bevelen niet in de tepels te knijpen en zo deze beschermende propjes eruit te drukken. In de vijfde week van de dracht heeft de embryo 1 % van het geboortegewicht. In deze periode zijn bij tengere, ontspannen teven de embryo’s die als koffiebonen vlak achter de ribben liggen voelbaar. Deze handeling is moeilijk uit te voeren bij dikkere, grote teven. Rond deze tijd wordt ook een lichte uitzetting van het lichaam zichtbaar. De grootste verandering vindt plaats rond de 42e dag, vooral als de teef veel pups draagt. Door de enorme uitzetting van de beide baarmoederhoornen zullen deze dubbelvouwen, waardoor de teef een drastische verandering ondergaat. Ze is nu duidelijk zichtbaar drachtig. Tegen de 50e dag wordt het been gevormd. Omstreeks deze tijd kan men de pups zien bewegen als de teef ontspannen ligt. De teef begint zichzelf in acht te nemen; het stoeien met andere honden is (meestal) van de baan en ze zal minder lichaamsbeweging eisen. Het is belangrijk de dagelijkse wandelingen korter te maken, maar er wel voor te zorgen dat de hond voldoende beweging blijft houden. De totale dracht duurt 63 dagen, maar het is niet ongewoon dat teven al vanaf de 58e dag, of pas op de 65e dag werpen. Bij een draagtijd onder de 56-58 dagen spreekt men van een vroeggeboorte of abortus. De pups zijn niet levensvatbaar. Is de draagtijd langer dan 67 dagen dan bestaat het gevaar dat de pups zo groot zijn geworden dat de teef ze niet meer kan uitdrijven en een keizersnee noodzakelijk wordt. Een naderende geboorte kondigt zich meestal aan met het onrustig zoeken van de teef naar een plek om haar jongen te kunnen werpen. Sommige teven worden erg rusteloos, proberen holen in de tuin te graven en kranten of doeken te versnipperen om een nest te bouwen. Toch kan de daadwerkelijke geboorte nog dagen op zich laten wachten. De meeste teven zullen vanaf ongeveer 24 uur voor het werpen weinig tot geen voedsel meer tot zich nemen. Ze willen vaker naar buiten om de darmen goed te legen en het rusteloos zoeken verandert in een absolute rustperiode. De lichaamstemperatuur daalt met een hele graad en zelfs meer. Op dit tijdstip kan het werpen bij benadering worden uitgerekend door de teef regelmatig op temperatuur te controleren. Enkele uren voor de geboorte zal de temperatuur weer langzaam stijgen tot het normale. Dit gedrag lijkt op het totaal stilleggen van de motor voor een laatste onderhoudsbeurt, alvorens langzaam in kracht toe te nemen en op volle toeren te draaien op het tijdstip van de geboorte. In de diergeneeskunde gaat men er vanuit dat het werpen begint met de eerste sterke perswee. Vanaf dat tijdstip moet de teef binnen een uur of sneller de eerste pup werpen. In de eerste fase van het werpen wordt de vulva dik en vochtig en verwijdt zich. Er komt een dikke afscheiding uit en het kan gebeuren dat de teef wat vruchtwater verliest. De hormonen zorgen ervoor dat de baarmoederhals zich verwijdt en de pups in de juiste positie komen te liggen om af te dalen langs de baarmoederhoornen. Dit kan met het kopje naar beneden, maar ook in stuitligging. Vlak voor de geboorte komt er een golf vruchtwater naar buiten (vruchtwater bij honden is heldergroen van kleur), vrij spoedig gevolgd door een in het vruchtvlies gehulde pup. De pup is met de navelstreng aan de placenta verbonden die op een later tijdstip naar buiten komt. Dit kan direct na de geboorte zijn, of vlak voor de volgende geboorte. Het valt aan te bevelen het aantal placenta’s in de gaten te houden en te tellen. Dat is niet altijd gemakkelijk omdat de teef de placenta’s vrij snel op kan eten, zelfs uit de vagina kan vreten waardoor ze onzichtbaar blijven voor de fokker. Toch is deze controle belangrijk, om er zeker van te zijn dat geen placenta’s in de baarmoeder achterblijven. Deze kunnen de teef een enorme baarmoederontsteking bezorgen, waar ze behoorlijk ziek van kan worden. Na de geboorte zal de teef de navelstreng doorbijten en de pup uit de vliezen bevrijden, waarna hij zijn longen zal gaan gebruiken en de ademhaling op gang komt. Dit wonderlijke wezentje vindt over het algemeen zelf direct zijn weg naar de tepels om daar heerlijk te gaan liggen sabbelen. Veel teven van het Witte Herderras kunnen een geboorte zelfstandig en zonder hulp klaren. Dit is echter niet altijd het geval. Vergelijkingen met teven die zonder de nabijheid van de fokker werpen en teven die de steun en eventueel nodige hulp van de fokker krijgen, laten zien dat de geboortesterfte bij de eerstgenoemde categorie gemiddeld 20% hoger ligt. Hulp kan op ieder moment nodig en levensreddend zijn. Het kan zijn dat de teef de navelstreng niet doorbijt en de pup in de vliezen laat liggen. Op dat moment moet de fokker deze pup helpen om te voorkomen dat de pup sterft aan zuurstofgebrek. Meestal neemt de teef bij een volgende pup zelf de draad weer op en heeft ze geen hulp nodig. Over het algemeen worden de pups met een tussenpose van 20 minuten tot een uur geboren. Soms kan het wat langer duren, maar als de teef rustig ligt en geen persweeën heeft is dat niet verontrustend. Blijft de geboorte van een pup langer dan twee uur achterwege en is de teef onrustig dan kan het zijn dat de pup niet door de baarmoederhals kan komen. Ook kan het gebeuren dat een dode pup in de baarmoederhals de weg belemmert voor een volgende pup. Snelle hulp is hier geboden wil men niet het risico lopen om één of meerdere puppen te verliezen. Het valt aan te bevelen de dierenarts zo snel mogelijk te waarschuwen, zodat hij door middel van het toedienen van een Pythonspuit de weeën kan versterken en weer op gang kan brengen. Is dit niet het geval, dan is ingrijpen noodzakelijk en zal de dierenarts een keizersnee moeten toepassen. Weeënzwakte Weeënzwakte kan een erfelijke afwijking zijn, maar dat is lang niet altijd het geval. Ook de leeftijd van de teef kan een rol spelen, maar ook een erg groot- of erg klein aantal pups kan een oorzaak zijn Er zijn twee soorten weeënzwakte. Primaire weeënzwakte: de teef begint niet met werpen ofschoon de dag dat ze is uitgeteld ruim voorbij is gegaan. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Het kan zijn dat de teef erg weinig pups of slechts één pup heeft, waardoor de weeën niet op gang komen. Ook kan het zijn dat de teef zoveel pups heeft dat de rekbaarheid van de baarmoeder zo gering wordt, dat ook hier de weeën niet goed op gang komen. Er kunnen ook lichamelijke oorzaken zijn. De teef kan een misvormd bekken hebben – vaak na een ongeluk of trauma – waardoor de geboorteweg niet ruim genoeg is. Ook is het mogelijk dat de baarmoedermond niet goed ontsluit of dat er onvoldoende versoepeling van de geboorteweg is. Een te actieve baarmoeder kan de uitdrijving belemmeren omdat de activiteit niet goed gecoördineerd verloopt, de baarmoeder krampachtig samentrekt, waardoor er zuurstofgebrek kan optreden, daar de placenta’s een verslechterde doorbloeding krijgen. In deze gevallen is een keizersnee de enige manier om de pups van een wisse dood te redden. Secundaire weeënzwakte: er zijn al enige pups geboren en de teef stopt met werpen. De teef kan na de geboorte van enkele pups oververmoeid zijn geraakt en haar pogingen tot het uitpersen staken. Het kan voorkomen dat een pup een zijligging, een dwars- of rugligging heeft. Ook een afwijkende ligging van de ledematen kan voorkomen. Meestal is deze verkeerde ligging het geval bij pups die reeds dood zijn nog voordat de geboorte heeft aangevangen. Ook hier is een keizersnee de enige manier om de pups, en vaak ook de moederhond, van een wisse dood te redden. Eclampsie Eclampsie wordt ook wel moederwaanzin genoemd, de moeder klimt als het ware tegen de muren op en kan bij onoplettendheid van de fokker de pups beschadigen en zelfs doodbijten! Door een tekort aan calcium bij een zogende teef, of een tekort of een onjuiste calcium/fosforverhouding in het voedsel kan eclampsie optreden. Een aanval van eclampsie komt meestal voor tussen de tweede en de derde week van het zogen, wanneer de puppy's veel beginnen te drinken. De hond wordt rusteloos en geeft geen melk meer. De teef begint haar interesse voor de pups te verliezen en geeft geen melk meer. Daarna gaat de teef rillen en shaken, ze krijgt hoge koorts, waarna ze verstijfd en een starre blik krijgt. Ze kan op de grond vallen en een epileptische krampaanval krijgen. De krampen kunnen verscheidene uren duren en de sterfte bij voor de eerste keer werpende teven is zo'n 10 tot 30 %. Waarschuw onmiddellijk de dierenarts die de hond een spuit met calcium en een kalmeringsmiddel kan geven. Ook dekken we de teef op het hoofd en hals met een vochtige doek en houd deze doek vochtig, maar let wel op voor onderkoeling van de teef en zorg dat u zo snel als mogelijk bij de dierenarts komt. Grijpt men niet op tijd in, dan kan de hond in coma raken en sterven. Tegenwoordig komt eclampsie niet meer zo veel meer voor door de betere samenstelling van het huidige hondenvoer, belangrijk is dus om te zorgen dat de teef voldoende en goede voedingstoffen binnen krijgt. Eclampsie komt vaker voor bij kleine rassen, maar kan ook voorkomen bij onze Witte Herder. Fading Puppy Syndroom Na de geboorte moet er worden gekeken of alle puppen intact zijn. Alle openingen van de pup moeten open zijn (anus e.d); het gehemelte moet gesloten zijn, de longetjes vrij van vocht (vruchtwater) en de pups moeten worden gewogen. Het gemiddelde geboortegewicht van de Witte Herder ligt tussen de 400- en 550 gram. Eventuele wolfsklauwtjes moeten binnen drie dagen na de geboorte worden verwijderd. Het Fading Puppy Syndroom (puppysterfte syndroom) is een verzamelnaam van een aantal aandoeningen die tot puppysterfte leiden. In het geval van puppysterfte overlijdt 28% van alle levend geboren pups in de eerste week na de geboorte, 10 % in de tweede week. Verschillende redenen zijn hiervan de oorzaak. Te denken valt aan aangeboren afwijkingen, een gespleten gehemelte, onderontwikkelde organen, afwijkingen van het hart en de bloedvaten, hemofilie, skeletafwijkingen, gesloten openingen, zoals bijvoorbeeld de anus of vernauwing van de slokdarm. Ook niet aangeboren afwijkingen kunnen hun tol eisen. Onderkoeling De temperatuur in en om de werpkist moet in de eerste levensdagen 25 tot 28 ºC bedragen en kan geleidelijk worden verlaagd naar 25 ºC a 23 ºC op tien dagen na de geboorte (afhangend van de grootte en gezondheid van de pups), tot 18 – 20 ºC op 25 dagen na de geboorte. De luchtvochtigheid moet op 55-60 % worden gehandhaafd wil men de lichaamtemperatuur handhaven op 39 ºC. Na 3 weken kan de luchtvochtigheid naar normaal (45%) worden terug gebracht. Ondervoeding: Door de pups onmiddellijk na de geboorte bij de moeder aan te leggen om te drinken krijgen ze een zo groot mogelijke hoeveelheid colostrum binnen. Deze eerste moedermelk levert de pup de onontbeerlijke antistoffen op om beschermd te zijn tegen infecties van buitenaf. Een pup die niet wil drinken kan een te laag bloedsuikergehalte krijgen met als gevolg onderkoeling. Is de teef niet in staat om voor één of meerdere pups te zorgen; of is een pup te zwak om zelfstandig te drinken, dan is ingrijpen noodzakelijk. Er zijn verschillende hoogwaardige producten in de handel die de tevenmelk kunnen vervangen. Volle koemelk is ongeschikt als vervangende tevenmelk door een ontoereikend eiwit- en vetgehalte en een te hoog suikergehalte. Geitenmelk is een uitstekend vervangingsmiddel! Melkvergiftiging Men veronderstelt dat een tweetal redenen oorzaak kunnen zijn voor melkvergiftiging. De voornaamste reden is vaak een baarmoederontsteking van de moeder, waardoor er bacteriën in het bloed en in de melk kunnen komen. Ook door het voor de geboorte geven van te veel mineraalrijk en ruw vezelarm voer aan de teef, kan de darmwerking worden vertraagd en kunnen er rottingsbacteriën in het bloed en in de melk komen. Melkvergiftiging veroorzaakt bloedvergiftiging bij de pups. Tenzij er onmiddellijk wordt ingegrepen zullen de pups sterven. Verschijnselen bij de pups zij n groene diarree, een rode en gezwollen anus, braken en uitdroging en een onophoudelijk klagelijk piepen. Sterfte kan optreden binnen 36 uur. Het onophoudelijk huilen/piepen van een pup, die daarbij doelloos door het nest kruipt kan een aanwijzing zijn dat er iets ernstig mis is met de pup. Gezonde pups huilen alleen wanneer de moederhond op ze gaat zitten, of als ze te koud of te warm liggen. Het huilen van een zieke pup is vaak hartverscheurend en gaat door merg en been. De ogenschijnlijke gezonde pup verandert ineens van gedrag, gooit het kopje van links naar rechts en is onophoudelijk in beweging door de kist. Het wil niet meer drinken en jammert aan één stuk door; hetgeen de moederhond wanhopig maakt. Infecties kunnen hiervan de oorzaak zijn. Vooral zwakkere pups zijn gevoelig voor infecties, vaak veroorzaakt door virussen of bacteriën. Virusinfecties Hondeziekte of distempervirus. Dit virus leidt over het algemeen tot abortus of niet levensvatbare pups. Dit virus kan worden teruggedrongen tot een uiterst zeldzaam voorkomende ziekte door de teef tijdig te enten. Parvo. Dit virus is nog niet eens zo heel lang bekend. Pas in 1979 spreekt men voor het eerst over het dodelijke parvovirus. Als een pup besmet raakt met dit virus is het waarschijnlijk dat alle nestgenoten ook ziek worden; het virus is vrijwel altijd dodelijk voor de zeer jonge puppen die nog in het nest vertoeven. Door de teef goed te vaccineren zijn de puppen over het algemeen goed beschermd tegen deze ziekte doordat ze via de melk voldoende antistoffen meekrijgen. Pups die met de fles worden grootgebracht zijn aanzienlijk vatbaarder. De incubatietijd van de ziekte loopt van 7 tot 14 dagen. Het virus wordt overgebracht via de ontlasting van zieke of herstellende dieren. De ziekte kan ook worden overgedragen via de kleding en/of schoeisel. Meestal treedt de infectie op bij pups rond de vijf à zes weken, op het moment dat de pup minder afweerstoffen bezit. De meeste pups sterven binnen vijf dagen; een pup die de ziekte overleeft scheidt het virus gedurende drie à vier weken via de ontlasting uit. HCC-virus of Hepatitis Contagiosa Canis. Het HCC-virus is één van de meest voorkomende virussen die puppysterfte veroorzaken. Bij de drachtige teef kan abortus optreden. Pups sterven vaak binnen enkele uren zonder waarneembare symptomen. Genezing is zeldzaam, daar men over het algemeen te laat in kan grijpen, zeker in gevallen van acute aard. Bij genezing doen zich vaak verschijnselen van vertroebeling van het netvlies voor (oogafwijking). Door een goed entingsprogramma van de moederhond kan de ziekte zo goed als voorkomen worden. Bacteriële infecties Naast aangeboren afwijkingen vormen bacteriële infecties de belangrijkste oorzaken van puppysterfte. Verschillende bacteriën kunnen hier de boosdoener zijn. Om er enkele te noemen: Streptokokken, Staphylokokken, Salmonella, Brucella en de E-coli. De E-coli bacterie bevindt zich vaak rustend in de baarmoeder van de teef en is een veel waargenomen verschijnsel, vooral in grotere kennels met meerdere teven. Door middel van een uitstrijkje op de eerste dag van de loopsheid, kan de besmette teef worden gedetecteerd en een antibioticakuur krijgen. Besmette teven die geen kuur ondergaan, kunnen resorptie, abortus of een hoog aantal - tot een totaal nest - doodgeboren pups krijgen. Brucella. Brucellosis is een zeer besmettelijke ziekte en van bijzonder ernstige aard. De bacteriën worden overgebracht door besmet vlees en de ziekte is over het algemeen dodelijk, zeer zeker voor pups. Zij zullen binnen een paar uur sterven. Bij de drachtige teef leidt Brucella tot abortus, vroeggeboorte of zelfs tot het overlijden van de teef.