Bijzondere financiële instellingen – integriteitrisico bij grote geldstromen De bedragen die door bijzondere financiële instellingen (bfi’s) stromen zijn omvangrijk – vorig jaar ruim negen maal de waarde van het Nederlandse bruto binnenlands product (bbp). Het valt niet uit te sluiten dat bfi’s in verband worden gebracht met incidenten op integriteitgebied, bijvoorbeeld belastingontduiking, fraude of witwaspraktijken. Trustkantoren moeten procedures naleven om de integriteitrisico’s die aan hun dienstverlening aan bfi’s zijn verbonden te beheersen. Zij fungeren dan ook als een poortwachter tot de financiële sector. Daarnaast is het belangrijk dat banken zich bewust zijn van mogelijke reputatierisico’s wanneer zij diensten verlenen aan bfi’s, bijvoorbeeld via gelieerde trustkantoren. Ook andere zakelijke dienstverleners vervullen daarbij op grond van integriteitwetgeving een belangrijke rol. Bijzondere financiële instellingen – integriteitrisico bij grote geldstromen Inleiding Grafiek 1 Bruto bfi-transacties In miljarden euro’s Bijzondere financiële instellingen (bfi’s) zijn in Nederland gevestigde financierings-, royalty- en houdstermaatschappijen waarin buitenlandse bedrijven de zeggenschap hebben. Ze worden gebruikt voor het aantrekken en uitzetten van financiële middelen van en naar het buitenland. Bfi’s zijn belangrijke schakels in de financieringsactiviteiten van grote internationale concerns, onder meer in het kader van fusies, overnames, herstructureringen en herfinancieringen. Daarnaast worden ze gebruikt voor het beheren van deelnemingen en intellectuele eigendomsrechten van internationale ondernemingen. Uit intellectuele eigendomsrechten, zoals film- of portretrechten, vloeien royalty’s voort. Vele internationaal bekende artiesten en sporters laten hun royalty’s door Nederlandse vennootschappen stromen. De wijze waarop en de mate waarin bfi’s financiële middelen aantrekken wordt doorgaans bepaald door hun moedermaatschappijen. Een belangrijk deel van de aangetrokken middelen bestaat uit opgenomen intraconcern leningen. Daarnaast verkrijgen bfi’s middelen door de uitgifte van obligaties, veelal in het buitenland. De verkregen middelen vormen vervolgens de funding voor verstrekte concernkredieten. Ook gebruiken bfi’s hun middelen voor kapitaaldeelnemingen en zetten zij tijdelijk overtollige gelden in de vorm van deposito’s uit bij banken. Bfi’s zijn in Nederland gevestigd omdat de aanwezige professionele zakelijke dienstverlening en het netwerk van belastingverdragen in combinatie met het belastingstelsel, van ons land een aantrekkelijk vestigingsland maakt. Zo kent Nederland een deelnemingsvrijstelling en geen bronheffing op aan het buitenland betaalde royalty’s en rentebetalingen. Voor dividenden geldt een beperkte bronheffing. Het aantal geregistreerde bfi’s in Nederland bedraagt circa 10.000. De totale omvang van bfi-transacties bedroeg aan het begin van deze eeuw circa eur 4500 miljard (grafiek 1). Na een daling in 2002 stabiliseerde de waarde van de transacties in de periode 20022004. Vanaf 2005 nam de waarde weer enigszins toe. Deze ontwikkeling loopt deels synchroon met de mondiale conjunctuur waarvan de betreffende concerns afhankelijk zijn. Het grootste deel van de transacties vindt plaats met directe tegenpartijen binnen Europa, vooral in het Verenigd Koninkrijk, Zwitserland en Duitsland (grafiek 2). Voor de Nederlandse economie leveren bfi’s hoogwaardige werkgelegenheid op, omdat zij gebruik maken van accountants, notarissen en juridische en fiscale 66 5000 4500 4000 3500 3000 2500 01 02 03 04 05 06 Bron: dnb. adviseurs. Uit een ruwe schatting blijkt dat de inkomsten die met bfi’s zijn gemoeid voor Nederland jaarlijks 1,5 miljard euro bedragen. Dit bedraagt ongeveer 0,3 % van de totale bruto toegevoegde waarde van de Nederlandse economie. Ruwweg tweederde van deze inkomsten zijn belastingen die bfi’s in Nederland betalen. Het andere deel betreft betaalde vergoedingen (lonen) aan dienstverleners voor verrichte diensten. Grafiek 2 Bruto bfi-transacties verdeeld over landen op basis van directe tegenpartijen in 2006 In procenten 14 Verenigd Koninkrijk 24 3 Zwitserland 3 4 Duitsland 5 Verenigde Staten 12 5 Luxemburg 6 7 België 10 7 Frankrijk Japan Zweden Spanje Ierland Overige landen Bron: dnb. DNB / Kwartaalbericht maart 2007 Bijzondere financiële instellingen – integriteitrisico bij grote geldstromen Integriteit- en andere risico’s Kenmerkend voor bfi’s is dat zij een schakel vormen in de financieringsactiviteiten van concerns die vaak actief zijn in meerdere landen. Hierdoor ontstaat een bepaalde mate van intransparantie met betrekking tot de herkomst en bestemming van de aangetrokken middelen. Het risico bestaat dat een moedermaatschappij een bfi gebruikt voor illegale activiteiten zoals belastingontduiking, fraude of witwaspraktijken. Dergelijke incidenten kunnen leiden tot reputatieschade voor de bfi-sector en de concerns die gebruik maken van bfi’s. Ook de reputatie van Nederland als vestigingsland kan hierbij in het geding komen. Bijna driekwart van de bfi’s wordt beheerd door een trustkantoor. Het beheer van vennootschappen, waaronder bfi’s, houdt meestal in dat trustkantoren bestuurder zijn van deze vennootschappen, een vestigingsadres leveren en de administratieve en juridische ondersteuning verzorgen. Trustkantoren hebben over het algemeen een beperkt zicht op de internationale activiteiten van de moedermaatschappijen die bfi’s gebruiken. Hierdoor bestaat het gevaar dat een trustkantoor (ongewild) betrokken raakt bij onregelmatigheden binnen het concern waarvan de door het truskantoor beheerde bfi deel uitmaakt. Het integriteittoezicht dat dnb sinds 1 maart 2004 houdt op trustkantoren draagt bij aan het beheersen van mogelijke integriteitrisico’s die betrekking hebben op bfi’s (zie ‘De rol van het toezicht’ hierna). Reputatierisico speelt niet alleen een rol voor de trustkantoren maar ook voor de banken. Wanneer trustkantoren zijn gelieerd aan Nederlandse banken én een bfi bij een trustkantoor om wat voor reden dan ook in opspraak raakt, lopen deze banken reputatierisico. Hierbij kunnen kleine incidenten uitstralen op de instelling. In het uiterste geval kunnen dergelijke incidenten ook uitstralen op de Nederlandse financiële sector als geheel. In de meeste gevallen zijn trustkantoren die gelieerd zijn aan Nederlandse banken wat betreft het aantal klanten relatief beperkt in omvang. Diverse banken hebben de afgelopen jaren overigens hun trustactiviteiten teruggebracht dan wel afgestoten. Potentiële reputatierisico’s voor Nederlandse banken in het kader van bfi’s zijn hierdoor afgenomen. Hoewel incidenten op integriteitgebied bij bfi’s een dreiging kunnen vormen voor de reputatie van trustkantoren en banken, lijken de financiële risico’s beperkt. Zo beleggen de moedermaatschappijen met bfi’s in het algemeen niet in complexe financiële producten zoals rente- of kredietderivaten, waarmee risiDNB / Kwartaalbericht maart 2007 co’s in toenemende mate verhandeld worden. Ook gebruiken de moedermaatschappijen bfi’s niet of nauwelijks voor investeringen in financiële activa, zoals aandelen of obligaties, buiten de eigen groep. Bfi’s geven wel obligaties uit; emissies die veelal in het buitenland plaatsvinden. Dergelijke obligaties worden door Nederlandse vennootschappen uitgegeven in opdracht van de buitenlandse moedermaatschappijen, die de aangetrokken gelden gebruiken voor financiering binnen de eigen groep. Bij een eventuele deconfiture van het concern of andere incidenten is een link met Nederland aanwezig. Dit deed zich bijvoorbeeld voor bij het insolvente Italiaanse Parmalat dat obligaties uitgaf via Nederlandse bfi’s. Overigens zullen financiële problemen bij een bfi doorgaans het gevolg zijn van problemen bij de moedermaatschappij. Het omgekeerde – een bfi die zelf financiële problemen krijgt en daarmee de moedermaatschappij raakt – lijkt niet erg waarschijnlijk. Ten slotte is de verwevenheid tussen bfi’s en Nederlandse banken beperkt. Zo investeren of lenen Nederlandse banken niet of nauwelijks in of aan bfi’s. Veel in Nederland gevestigde bfi’s maken gebruik van buitenlandse banken. Naar schatting verloopt meer dan de helft van alle bfi-transacties in Nederland via buitenlandse rekeningen. Ook verrekenen bfi’s grote transacties geregeld met gesloten beurzen. Een bfi koopt bijvoorbeeld een deelneming bij de moeder met als tegenprestatie een kapitaalstorting of een lening. Bij dergelijke transacties is de wisselwerking met banken gering. Overigens kunnen Nederlandse banken wel exposures hebben op de internationale concerns waarvan Nederlandse bfi’s onderdeel uitmaken, bijvoorbeeld via leningen. Dergelijke exposures staan echter niet direct in relatie tot de activiteiten van in Nederland gevestigde bfi’s. De rol van het toezicht Bfi’s worden geregistreerd door dnb op grond van de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 (Wfbb), met als doel het opstellen van de betalingsbalans. Bfi’s verrichten immers (grote) transacties met het buitenland. dnb of andere toezichthouders houden echter geen direct toezicht op bfi’s. Er is wel sprake van een indirect toezicht op de bedrijfsvoering van bfi’s. De meeste bfi’s worden beheerd door trustkantoren. Dit geldt vooral voor de kleinere bfi’s. Trustkantoren zijn vergunningplichtig op grond van de Wet toezicht trustkantoren (Wtt) en staan 67 Bijzondere financiële instellingen – integriteitrisico bij grote geldstromen onder toezicht van dnb. Vergunningverlening aan trustkantoren is mede afhankelijk van betrouwbaarheidstoetsing van bestuurders, commissarissen en aandeelhouders. Administratieve organisatie en een stelsel van maatregelen van interne controle moeten waarborgen dat trustkantoren integriteitrisico’s die mogelijk aan hun dienstverlening zijn verbonden beheersen. Trustkantoren fungeren hiermee als een poortwachter tot de financiële sector in Nederland, onder meer ten opzichte van bfi’s. In Nederland zijn voor banken, trustkantoren en zakelijke dienstverleners – zoals accountants, advocaten, notarissen en belastingadviseurs – verschillende integriteitwetten1 van kracht. Op grond van deze wetten dienen zij kortweg ongebruikelijke transacties – onder meer vermoedens van witwassen of terrorismefinanciering – te melden aan de Financial Intelligence Unit Nederland 2, hun cliënten te identificeren en de bestaande financiële sanctiemaatregelen na te leven. Er mag geen zaken worden gedaan met relaties die voorkomen op door de Europese Unie bijgehouden lijsten van personen, groepen en entiteiten die aan sancties onderworpen zijn. Banken zijn op grond van de Wet financieel toezicht (Wft) ook verplicht een adequaat ken-uwcliënt-beleid 3 te voeren. Zij beschikken over transactiemonitoringsystemen die ongebruikelijke transacties, bijvoorbeeld wegens een vermoeden van witwassen of terrorismefinanciering, kunnen onderkennen. De naleving van bovengenoemde verplichtingen door banken is onderdeel van het toezicht van dnb. Naast trustkantoren vervullen ook banken en zakelijke dienstverleners een belangrijke (poortwachters)rol ten opzichte van bfi’s die in Nederland actief zijn. Integriteitwetgeving in Nederland voorziet dus in een stelsel van maatregelen en verplichtingen die bevorderen dat integriteitrisico’s in relatie tot bfi’s worden beheerst. Deze maatregelen en verplichtingen kunnen incidenten op integriteitgebied echter nooit volledig uitsluiten. 1 Onder meer de Wet melding ongebruikelijke transacties, de Wet identificatie bij dienstverlening en de Sanctiewet 1977. 2 Voorheen het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties. 3 Ook Customer Due Diligence, cdd of Know-Your-Customer, kyc-beleid genoemd. 68 DNB / Kwartaalbericht maart 2007