CONS1AM

advertisement
EUROPEES PARLEMENT
1999
 






 
2004
Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling
VOORLOPIGE VERSIE
2000/0076(CNS)
19 september 2000
*
ONTWERPVERSLAG
over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van
Verordening (EEG) nr. 2759/75 houdende een gemeenschappelijke ordening
der markten in de sector varkensvlees
(COM(2000) 193 – C5-0225/2000 – 2000/0076(CNS))
Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling
Rapporteur: Georges Garot
TOELICHTING
PR\421125NL.doc
NL
PE 232.567
NL
TOELICHTING
INLEIDING
De varkenshouders in de gehele EU hebben nog nooit een zo lange en ernstige crisis
doorgemaakt als de afgelopen twee jaar het geval was. De gevolgen ervan zijn werkelijk
fataal geweest. Zeer vaak is de aanleiding een onevenwicht op de markt, maar deze keer ligt
de oorzaak veel dieper. De mobilisatie van bijna alle communautaire instrumenten heeft het
probleem niet kunnen oplossen. Omdat de crisis aanhield en de toekomst van de productie
bezorgdheid wekte, heeft de Commissie het initiatief genomen een mechanisme voor de
regulering van de inkomens op te nemen in de gemeenschappelijke ordening der markten in
de sector varkensvlees. In het onderhavige verslag komen dit voorstel en de reacties van uw
rapporteur erop aan de orde.
I.
De gemeenschappelijke ordening der markten in de sector
varkensvlees
De vigerende basisverordening betreffende de sector varkensvlees dateert van 1975. Deze
GMO is zeer licht en zeer vrij gehouden. Binnen het model kan de marktwerking vrijelijk tot
uiting komen binnen bepaalde grenzen, waarbuiten de communautaire instanties kunnen
ingrijpen. Het ingrijpen is dus noch verplicht, noch automatisch. De Commissie beschikt dus
over een zeker beoordelingsmarge voor het nemen van maatregelen. Deze initiatieven krijgen
de vorm van openbare aankopen of meestal steun aan particuliere opslag. Met betrekking tot
de regeling voor de handel met derde landen, berust de gemeenschappelijke ordening der
markten op uitvoerrestituties, en voor de invoer op aanvullende heffingen, die worden
berekend over de heffingen uit hoofde van het gemeenschappelijk douanetarief.
Hoewel deze regeling in het algemeen in het verleden toereikend was om in te spelen op
marktschommelingen, kan dat vandaag de dag niet meer worden gezegd. De ernstige en
aanhoudende crisis die de varkenshouders doormaken brengt de beperkingen van de huidige
GMO aan het licht.
II.
Het Commissievoorstel: een licht geamendeerde regelgeving
De Commissie stelt eenvoudigweg voor een mechanisme voor de regulering van de
producenteninkomens op te nemen in de basisverordening van 1975.
-
de lidstaten zijn vrij fondsen voor deze regulering in het leven te roepen, waaraan de
veehouders of producentenverenigingen op vrijwillige basis voor 5 jaar kunnen
deelnemen. Wie meedoet met het systeem, moet op het moment van toetreding aangifte
doen van het aantal plaatsen voor mestvarkens waarover hij beschikt en zich ertoe
verbinden dat hij dit aantal gedurende de periode van deelname niet uitbreidt, behalve
wanneer vrijstelling wordt aangevraagd.
PE 232.567
NL
2/9
PR\421125NL.doc
-
De fondsen worden onder toezicht geplaatst van bestaande nationale organen. Elk fonds
wordt gevoed door de veehouders zelf met behulp van een heffing die voor elk
mestvarken wordt ontvangen in een normale situatie en vanaf een heffingsdrempel die
van tevoren is vastgesteld. De aldus verkregen bedragen worden herverdeeld over de
deelnemers in tijden van crisis en vanaf een uitkeringsdrempel. Voor elke lidstaat wordt
het hoogste niveau van de twee genoemde drempels vastgesteld met inachtneming van
de marktprijs voor varkensvlees, productiekosten in elk land, de financiële reserves van
het fonds en de markt voor varkensvlees in de Gemeenschap. De heffingen en
uitkeringen kunnen worden gedifferentieerd.
-
Om de oprichting van de fondsen te vergemakkelijken kunnen de lidstaten aanloopsteun
verlenen. Er kunnen leningen worden aangegaan tegen marktwaarde om de
reguleringskassen te voeden.
-
Indien een fonds niet beschikt over voldoende financiële middelen voordat een
uitkeringsperiode ingaat, kan de lidstaat waaronder het fonds valt, een renteloze lening
verstrekken.
III. Evaluatie van het voorstel door de rapporteur
A)
Een achterhaalde gemeenschappelijke marktordening
1)
Een nieuwe context
Tot nu toe kende de markt voor varkensvlees een cyclische beweging met minder
omvangrijke periodes van onevenwicht, maar vandaag de dag moet men vaststellen dat door
nieuwe factoren de ernst van de crises toeneemt.
-
Belangrijke structurele veranderingen als gevolg van de modernisering van de gehele
landbouwsector over de afgelopen 20 jaar, hebben zich voorgedaan in de sector
varkensvlees:
*
Het aanbod is niet meer zo soepel als vroeger. Nog niet zo lang geleden kon
door het stopzetten van activiteit in kleine productie-eenheden de prijs worden
hersteld. Nu vele bedrijven van bescheiden omvang inmiddels zijn verdwenen,
is dit soort aanpassing niet meer mogelijk. De specialisatie van de productie en
de omvang van investeringen en van de financiële lasten die hiermee
samenhangen, dwingen daarentegen vele varkenshouders in periodes van lage
prijzen en slechte opbrengsten hun activiteiten voort te zetten in de hoop op
betere dagen. Dit verschijnsel doet zich het meest voor bij varkenshouders die
zeer sterk in de rest van de productielijn zijn geïntegreerd.
*
De productiewijzen zijn radicaal veranderd. Het varken is een eenmagig dier
waarvan de voeding de belangrijkste bedrijfskostenpost vormt, namelijk bijna
70%. De omzettingscoëfficiënt voeding/vlees (consumptie-index) heeft zich
door de technische vooruitgang sterk ontwikkeld. De bestanddelen van de
PR\421125NL.doc
3/9
PE 232.567
NL
voeding hebben dus een aanzienlijke invloed op het prijsniveau en de
methodes van de varkenshouderij. De graanprijzen beïnvloeden in hoge mate
de productiviteitsdrempels van de sector varkensvlees, en dat geldt ook voor de
prijzen van andere ingevoerde grondstoffen die ter aanvulling of vervanging
van graan worden gebruikt. De productie van varkensvlees is dus een
verwerkingsindustrie geworden die geleidelijk steeds minder aan het land zelf
is gekoppeld. Deze toegenomen afhankelijkheid van grondstoffen, die worden
gezocht vanwege een betere prijs, drukt voortdurend op de prijs van het
varkensvlees.
-
Conjunctuurfactoren, zoals de recente verstoring van de uitvoer naar Rusland
(vanwege binnenlandse problemen), hebben er nog toe bijgedragen dat de crisis
verergerde omdat de handel in varkensvlees met het buitenland erdoor stagneerde.
2)
Incoherentie van de Europese regelgeving
Net als in de andere GMO's is in de gewijzigde verordening 2759/75 een regeling voor
prijssteun opgenomen die is gerelateerd aan een basisprijs voor geslacht varken; deze dient er
in theorie toe vast te stellen vanaf welk moment de communautaire instanties maatregelen
kunnen nemen in geval van neerwaartse prijsontwikkeling op de markt. In artikel 4 is
vastgelegd dat "bij de vaststelling van de basisprijs in aanmerking [wordt] genomen de
noodzaak deze prijs op een zodanig peil vast te stellen dat daardoor wordt bijgedragen tot
stabilisatie van de marktprijzen zonder dat zulks leidt tot het ontstaan van structurele
overschotten in de Gemeenschap".
De negatieve ervaring van de varkenshouders heeft geleid tot een prijsval van 30%, hetgeen
tot nu toe nog nooit was gebeurd. Deze crisis heeft 20 maanden aangehouden, terwijl de
productie is gestegen met meer dan 20 miljoen mestvarkens. Men moet toegeven dat dit slecht
in de hand gehouden productiepotentieel de oorzaak is van de prijsval.
De Europese wetgeving heeft in dit verband slecht of in het geheel niet gefunctioneerd. Wel is
erin duidelijk vastgelegd dat de wetgeving met name ten doel heeft de varkenshouders te
verzekeren van redelijke of winstgevende prijzen, zonder verdere destabiliserende
overschotten te creëren. Om de situatie te herstellen, heeft de Commissie de particuliere
opslag gesteund en uitvoersubsidies toegekend. Maar op de meest zwarte momenten van de
crisis zijn deze instrumenten ontoereikend gebleken. Het valt niet uit te sluiten dat
varkenshouders in de toekomst met nieuwe rampen te maken krijgen, want de oorsprong en
de duur van de marktverstoringen die zij ondervinden zijn tekenen van een diepe en
structurele crisis.
Het bestaande productiepotentieel lijkt voor het ogenblik moeilijk te verlagen door
bijvoorbeeld sluiting van kleine varkenshouderijen of een onmiddellijke stopzetting van
activiteiten van varkenshouders met schulden die geïntegreerd zijn en moeilijk aan hun
financiële en juridische verplichtingen kunnen voldoen. Erger nog, het productiepotentieel
zou kunnen toenemen gezien de wil van bepaalde varkenshouderijen om uit te breiden. Al
deze bestanddelen voor een nieuwe crisis van overproductie zijn gegeven. En het risico is dat
uiteindelijk geen enkele varkenshouder ongeschonden uit de strijd komt.
PE 232.567
NL
4/9
PR\421125NL.doc
Hieruit blijkt dat de communautaire regelgeving op het ogenblik niet meer is aangepast aan de
realiteit van een gemoderniseerde varkensvleesproductie, maar paradoxaal genoeg de
producenten sterk verzwakt en naar beide zijden van de productielijn met schulden opzadelt.
3.
Een incoherent Europees beleid
De huidige crisis is zo toegespitst dat deze natuurlijk ernstige gevolgen heeft voor de
varkenshouders en voor het soort gemeenschappelijk landbouwbeleid dat de EU nastreeft.
De gevolgen ervan zijn rampzalig. De verwoestende werking van de crisis is het meest
duidelijk gevoeld door de varkenshouders met schulden, zoals jongere en kleine producenten.
De financiële middelen en inkomsten zijn op losse schroeven komen te staan en veel
bedrijven gingen failliet. Een aantal failliete varkenshouderijen is opgekocht door
overblijvende en in het algemeen minder gevoelige en grotere productie-eenheden. Afgezien
van een mogelijk verlies aan banen, hebben bepaalde varkenshouders geen andere keus gehad
dan hun sociale status te veranderen en werknemers te worden van hun voormalig bedrijf. De
concentratie van de productie, die reeds gaande was, is versneld, met de ons bekende
gevolgen voor het milieu en de ruimtelijke ordening.
Wie kan op redelijke gronden geloven dat dit soort resultaten strookt met een model van
Europese landbouw, dat de EU vaak heeft genoemd, om haar gemeenschappelijk
landbouwbeleid te verdedigen in internationale fora als de WTO? Zelfs al zou iedereen het
tegendeel willen geloven, moet men dan nog aanvaarden dat een dergelijke crisis zich morgen
kan herhalen en opnieuw de varkenshouderij kan treffen? Blijven we werkloos toekijken en
het rampzalig schouwspel van dergelijke crises machteloos gadeslaan? Moet men deze
wedren dulden waarbinnen alles is vrijgelaten en eenieder denkt voor zichzelf voordeel te
zoeken? Zou het niet beter zijn om nu al na te denken over de wijze waarop deze problemen
moeten worden aangepakt en voorkomen? Indien men wil dat de economie in dienst staat van
de mens en van een duurzame ontwikkeling, is het hoog tijd in te grijpen om de situatie beter
in de hand te krijgen.
B)
Een onwerkbaar Commissievoorstel
De opneming van een reguleringsfonds binnen de GMO is niet in werkelijke zin van het
woord een fundamentele hervorming van de communautaire regelgeving. De vorm ervan is
zeer vrij gelaten. Men kan ongetwijfeld nu reeds stellen dat de door de Commissie
voorgestelde toevoeging de varkenshouders niets zal opleveren en evenmin de toepassing van
de huidige regeling zal veranderen. Deze schijnbare verandering zal de varkenshouders in het
geheel niet beschermen tegen de negatieve gevolgen van een volgende crisis op de markt. Het
Commissievoorstel is in zijn huidige vorm volstrekt onrealistisch.
Zeker is het goed een reguleringsmechanisme in te voeren ter stabilisatie van de inkomsten
van producenten door middel van heffingen in perioden van hoogconjunctuur en uitkeringen
in tijden van crisis. Maar een gedetailleerde analyse van de uitvoeringsmodaliteiten levert
uitsluitend twijfel op over de werkzaamheid ervan:
PR\421125NL.doc
5/9
PE 232.567
NL
-
In de eerste plaats zijn de lidstaten vrij een reguleringsfonds op hun grondgebied al
dan niet op te richten. De deelname van varkenshouders aan deze fondsen is
vervolgens facultatief, en degenen die eraan deelnemen financieren het fonds zelf en
zijn tevens verplicht hun productie te bevriezen.
-
Dergelijke fondsen zijn interessant als zoveel mogelijk varkenshouders eraan kunnen
deelnemen. Wanneer nu bepaalde lidstaten de fondsen niet willen oprichten, zullen zij
alle varkenshouders op hun grondgebied en dus ook degenen die ervoor zijn,
verhinderen ervan te profiteren. Zelfs wanneer de oprichting van de fondsen verplicht
zou zijn in de gehele Unie, moet elke producent nog goede redenen vinden - in
hoofdzaak economische - om lid te worden. Alleen de producent moet de financiële
bijdrage leveren, en is verplicht zijn productie te bevriezen, en daarom zal hij zeer
logisch altijd liever een individuele oplossing zoeken voor het beheer van zijn
financiën en/of de keuze van andere manieren om de jaren van magere koeien door te
komen.
-
Tenslotte is het nogal tegenstrijdig als men bedenkt dat de producenten die een
bijdrage leveren, nu juist die moeten zijn die de fondsen het meeste nodig hebben. De
producenten die niet zijn toegetreden en niet zijn verplicht hun productie te bevriezen,
zullen wellicht door hun omvang en door een eventueel verhogen van hun veestapel
voortdurend neerwaartse druk uitoefenen op de prijzen, en dit is nadelig voor de
gehele communautaire markt en voor het normaal functioneren van een
compensatiefonds, waarvoor immers ook gunstige perioden nodig zijn wil uitkering in
slechtere tijden mogelijk zijn.
Uit deze paar argumenten blijkt welke gebreken het voorstel van de Commissie vertoont. Het
voorstel dient derhalve te worden aangevuld en doeltreffender gemaakt, en meer geschikt om
zoveel mogelijk varkenshouders te beschermen tegen een toekomstige crisis.
IV.
DE VOORSTELLEN VAN DE RAPPORTEUR
De rapporteur hecht zeer aan het Europese landbouwmodel dat berust op de
multifunctionaliteit van de bedrijven, en meent dat alles in het werk moet worden gesteld om
te voorkomen dat zich nog eens een crisis voordoet als die welke de sector nu heeft
doorgemaakt. De productie moet in handen zijn een groot aantal varkenshouders, die baas zijn
over hun bedrijven en over het gehele Europese grondgebied zijn gevestigd. Daarom dient een
systeem voor crisisbeheersing te worden gevonden waarmee de producenten de gevolgen van
marktfluctuaties voor hun inkomsten kunnen verzachten en zich kunnen wapenen tegen meer
ingrijpende crises. Een betere regulering van de productie dient op de lange termijn te zijn
gewaarborgd. Hiervoor zijn drie soorten initiatieven denkbaar:
A)
Een betere kennis van de productie en de markt
De markt voor varkensvlees is cyclisch. Een zeer geringe variatie van het aanbod is dus
genoeg om een crisissituatie te veroorzaken. Door deze grote gevoeligheid is het van
wezenlijk belang dat de Europese instanties en de lidstaten in real time beschikken over alle
PE 232.567
NL
6/9
PR\421125NL.doc
elementen om het aanbod en de vraag te beoordelen. Het huidige statistische mechanisme laat
een nauwkeurig volgen van de productie niet toe en is niet voldoende operationeel. Hoe
doorzichtiger de parameters voor de markt zijn, hoe meer kansen de reguleringsfondsen
hebben om correct te functioneren en hoe minder de prijzen zullen afbrokkelen.
B)
Communautaire cofinanciering van de reguleringsfondsen
Inkomensstabiliteit is niet alleen afhankelijk van een compensatiemechanisme voor
prijsfluctuaties van varkensvlees, zoals de Commissie dat voor zich ziet, maar ook van een
grotere prijsstabiliteit. Het fonds draagt er deels toe bij dat de prijzen beter in stand blijven
omdat de deelnemende producenten verplicht zijn hun productie niet te verhogen. De
doeltreffendheid van het fonds verbetert dus naarmate meer producenten in de EU meedoen.
Een communautaire cofinanciering voor een bedrag dat overeenkomt met de heffingen die de
producenten voor het fonds betalen, zou dit fonds aantrekkelijker maken. De lidstaten worden
zo aangemoedigd om de fondsen op te richten en zoveel mogelijk producenten ongeacht hun
nationaliteit om eraan deel te nemen.
Als alle lidstaten meedoen zou hierdoor tevens een verband worden gelegd tussen de
gevolgen voor de communautaire markt in de sector varkensvlees en het geografische
toepassingsgebied van een Europese maatregel.
De kosten van de cofinanciering voor de communautaire begroting zijn beperkt wanneer men
bedenkt dat de prijs die voor crises moet worden betaald, in het algemeen zeer hoog is. De
GMO voor de sector varkensvlees heeft overigens geringe weerslag op de communautaire
begroting en deze zal nog minder worden wanneer de uitvoersubsidies omlaag gaan. Het is
dus denkbaar dat de bedragen die worden bespaard op de handel met derde landen worden
overgeheveld voor crisisbeheer, ook al is het vandaag de dag vrij moeilijk de precieze
behoefte voor cofinanciering van deze fondsen in te schatten, aangezien men niet van tevoren
kan weten hoeveel belangstelling er bij de producenten van de EU voor bestaat.
C)
Meer verantwoordelijkheid voor de lidstaten
Als de producenten op grote schaal deelnemen aan de reguleringsfondsen, zullen zij toch
slechts gedeeltelijk bijdragen tot de prijsstabilisatie, doordat zij zich ertoe verplichten om hun
productie niet (of slechts in uitzonderingsgevallen) te verhogen. De niet toegetreden
producenten behouden de vrijheid om uit te breiden, en men kan niet uitsluiten dat zij hiervan
op onjuiste wijze gebruik maken. Indien hierdoor nieuwe marktverstoringen ontstaan, worden
alle inspanningen voor stabilisatie door de leden van het fonds totaal tenietgedaan. Dan zou
het logisch zijn alle lidstaten meer verantwoordelijkheid te geven en te verzoeken alle nodige
maatregelen te nemen die binnen hun macht liggen om ervoor te zorgen dat de markt zich
herstelt. Deze verplichting zou natuurlijk alleen in tijden van crisis in werking treden. De last
zou dan verdeeld zijn over de landen naar gelang de ontwikkeling van hun aanbod sinds de
voorgaande crisis. Omwille van de transparantie zouden de nationale maatregelen aan de
Commissie moeten worden meegedeeld.
PR\421125NL.doc
7/9
PE 232.567
NL
CONCLUSIES: Het behoud van de producenten en het Europese landbouwmodel
De wijziging van de GMO in de sector varkensvlees dient een toetssteen te worden voor het
gemeenschappelijk landbouwbeleid. Nu is het moment om op te houden met de ostentatieve
verklaringen zonder toekomstperspectief. Alles moet in het werk worden gesteld om zoveel
mogelijk positieve bijdragen tot ons Europese landbouwmodel in stand te houden. De omvang
van deze uitdaging moet geen reden zijn om daarvan af te zien. Er zijn wegen om het doel te
bereiken.
PE 232.567
NL
8/9
PR\421125NL.doc
Zonder ingrijpende wijzigingen van de GMO kan men niet aannemen dat zich in de toekomst
geen crisis meer voordoet. Het lijkt absurd en onverantwoord om te denken dat men deze kan
voorkomen in het meer dan onzekere vooruitzicht van een gezondheidscrisis. Daarom is het
zeer wenselijk en dringend om het voorstel van de Commissie te verbeteren en aan te vullen
met als doel de inkomsten te reguleren en crises op de korte en lange termijn te bezweren.
Natuurlijk moeten de instrumenten van de communautaire preferentie tegelijkertijd worden
gemobiliseerd om risico's in verband met externe destabilisatie te verminderen.
Tegelijkertijd moet men uiterst aandachtig toezien op de toepassing en de versterking van de
wetgeving inzake de bescherming van het milieu, de gezondheid en het welzijn van dieren.
Deze regelgeving is immers voor een stuk een antwoord op de hoge verwachtingen van de
maatschappij, waarbinnen de aanvaardbaarheid van de varkensvleesproductie op de tocht kan
komen te staan, maar kan tevens bijdragen tot het beheersen van de ontwikkeling van de
productie van varkensvlees op Europees niveau.
Tenslotte dient de gehele regelgeving zodanig te zijn opgezet en aangepast dat deze morgen in
een uitgebreid Europa kan functioneren, aangezien zich hier reeds problemen met de markt en
vooral ook de inkomens van een groot aantal extra landbouwers hebben voorgedaan.
PR\421125NL.doc
9/9
PE 232.567
NL
Download