WGC - 11 bedenkingen - dr Dirk Van de Velde - Eeklo - KGBN

advertisement
http://www.artsenkrant.com/actualiteit/belgie/huisartsen-lijsten-bedenkingen-tegenwijkgezondheidscentra-op
Huisartsen lijsten bedenkingen
tegen wijkgezondheidscentra op
België 26/06/2014 - 17h33
De wijkgezondheidscentra blijven bedenkingen oproepen bij nogal wat huisartsen. Dr.
Dirk Van de Velde is één van hen. Hij heeft elf bedenkingen opgelijst en uitgewerkt.
1. De Vlaamse Regering steunt investeringen in medische huizen via het VIPAfonds.
Waarom kunnen alleen medische huizen genieten van VIPA-steun en kunnen de andere
huisartsenpraktijken dit niet? Is het VZW-statuut doorslaggevend? En zo ja, stimuleert de
Vlaamse Regering het oprichten van andere medische praktijken onder de vorm van een
vzw?
Men moet toch eens duidelijk maken welke medische praktijken als vzw kunnen fungeren
en welke niet. Men moet ook duidelijk maken wie deel kan uitmaken van dergelijke
vzw’s, zeker indien ook private partners mee investeren. Bijvoorbeeld: in het jaarverslag
2013 van de Vereniging van Wijkgezondheidscentra staat te lezen dat een private
partner interesse heeft om financieel te participeren. Als private partner wordt het
momenteel interessant om te beleggen in een medisch huis: er is de VIPA-steun, de
hoge forfaitaire vergoeding voor ingeschreven patiënten en er moet geen belasting
betaald worden omdat de praktijkvorm een vzw is. De ‘winst/reserve’ kan verder
geïnvesteerd worden in ander projecten.
We begrijpen dat een vzw-structuur voor de gezondheidsinstellingen, zoals rustoorden en
ziekenhuizen, een noodzaak is, maar is dit wel ook zo voor huisartsengroepspraktijke?
Onze voorstellen zijn:
- VIPA-steun moet mogelijk zijn voor alle huisartsenpraktijken en er moet duidelijkheid
komen over de financiële structuur en fiscale mogelijkheden van alle medische
praktijken.
- De Orde van Geneesheren moet beslissen welke (para-)medische beroepen exclusief
mogen samenwerken, al of niet onder één dak. Want momenteel verbiedt de Orde elke
vorm van exclusieve samenwerking tussen huisartsen en paramedici, behalve in
medische huizen.
2. Medische huizen (WGC’s) zien bijna geen oudere patiënten.
Uit de gegevens van de vereniging van wijkgezondheidscentra (2013) blijkt dat de
senioren, ouder dan 64 jaar, minder dan 4% uitmaken van het patiëntenbestand van de
WGC’s of medische huizen. Dit is zeer merkwaardig want bijna een kwart van de
bevolking is gepensioneerde. De gemiddelde leeftijd van de patiënten die ingeschreven
zijn in een WGC is nauwelijks hoger dan 30 jaar.
Hoe is het te verklaren dat WGC’s bijna geen oudere mensen behandelen?
- Vermoedelijk omdat de huisartsen van het WGC weinig huisbezoeken doen (gemiddeld
minder dan één dagelijks huisbezoek per huisarts). Dit betekent dat de minst mobiele en
bejaarde mensen niet bereikt worden door de WGC’s.
- Het forfait dat een WGC krijgt voor de verzorging van een bejaarde is te laag voor de
zorg die moet geboden worden.
Recent werd het forfait aangepast volgens de pathologie van de patiënt en een WGC
ontvangt voor zorgbehoevende patiënten en senioren soms tot 372 euro per jaar per
persoon.
Ook voor andere patiënten ontvangt een WGC een riante vergoeding:
bijna de helft van de patiënten in een WGC consulteert nul tot twee keer per jaar de
huisarts.
Het WGC ontvangt dus voor bijna de helft van de patiënten een forfaitaire toelage voor
weinig tot geen medisch werk.
Bijvoorbeeld: WGC Nieuw Gent (jaarverslag 2011): per 1000 ingeschreven patiënten
waren er 469 patiënten die gemiddeld 0,7 maal per jaar naar de huisarts kwamen. Dit is
328 consulten voor 469 patiënten en ruim 90000 euro jaarvergoeding! (of 274 euro per
consult!).
Hoe dan ook is het voor de volksgezondheid van de bejaarden dramatisch dat
wijkgezondheidscentra bijna geen zorg verlenen aan de oudsten in onze samenleving.
3. Factoren die de medische consumptie bepalen.
a. De leeftijd van de patiënt:
in de laatste 30 levensjaren van een 90- plusser stijgen de verzorgingskosten
exponentieel. Het Riziv betaalt voor één 90-plusser evenveel als voor twaalf 30-jarigen.
b. De verzekerbaarheid van de patiënt:
Omniopatiënten zijn gemiddeld 25% ‘duurder’ dan hun leeftijdsgenoten uit de groep
‘normaal verzekerden’. Maar binnen elke groep van verzekerden is er een enorm verschil
in medische consumptie. Bijvoorbeeld: bij jonge leefloners gaat 50% van de kosten naar
5% van de mensen uit die groep. Dit fenomeen ( de frequent bezoekers hebben de
hoogste kosten) werd ook in Nederland vastgesteld.
4. Is er een tekort aan algemeen geneeskundigen?
Volgens het Riziv is het aantal geneeskundigen tussen 2003 en 2011 gedaald met
0.12%, maar ondertussen alweer met 1% gestegen van 2011 naar 2012. Ook het aantal
specialisten is gestegen met 2%. Er is dus geen objectief tekort aan huisartsen, als elke
huisarts voldoende patiënten verzorgt.
5. Lossen de WGC’s of medische huizen het huisartsentekort op?
Nee, ze zijn mede oorzaak van een dreigend huisartsentekort, omdat ze per voltijdse
huisarts te weinig patiënten verzorgen. Het Riziv gaat er van uit dat een huisarts 1100
patiënten verzorgt. (criterium huisartsenarme zone). Een voltijdse huisarts ziet 1250
patiënten gemiddeld 4,8 maal per jaar.
Schoenmakers et al., 'De Vlaamse huisarts anno 2013: op kruissnelheid naar
verandering'. Belgisch Tijdschrift Geneeskunde 2014, 70, nr. 12, p 657-665.
Maar een voltijdse WGC-huisarts ziet minder dan 700 patiënten. Het is merkwaardig dat
huisartsen in een WGC minder patiënten verzorgen, omdat:
- de Nederlandse huisartsen, met een vergelijkbare omkadering, driemaal zoveel
patiënten verzorgen.
- de WGC’s meer verplegend en administratief personeel hebben dan ‘normaal’ werkende
huisartsen, die voltijds 1100-1250 patiënten verzorgen. En ondertussen meer
huisbezoeken doen.
- de consultfrequentie van de patiënten gelijk is in een WGC en in een normale praktijk,
namelijk 4,5 tot 5 keer per jaar. (wat er ook op wijst dat de ‘prestatie’geneeskunde niet
consumptieverhogend werkt…)
6. Wordt de huisartsgeneeskunde duurder indien alle patiënten zich inschrijven
in een WGC?
Ja. Het Riziv betaalde 112 euro per jaar ( in 2011) per patiënt aan huisartsconsulten.
Indien een patiënt lid is van een WGC betaalt het Riziv zeker 200 euro per jaar; het
forfaitair maandbedrag voor een patiënt varieert tussen 11 en 31 euro. Indien elke
patiënt zich inschrijft in een WGC schatten we dat de meerkost 850 miljoen euro
bedraagt. Dit is gelijk aan het volledige tandartsbudget.
Daalt de kost in de tweede lijn indien men patiënt wordt bij een WGC? Ja en neen. Ja,
want het kenniscentrum vond in de Riziv-gegevens (2002 tot en met 2004) dat de
eerstelijnscontacten bij een WGC-lid dubbel zo duur zijn als bij een patiënt bij een
gewone huisarts. Maar dit werd gecompenseerd door minder verbruik in de tweede lijn.
Maar het Kenniscentrum schreef ook dat de patiëntenpopulatie van de onderzochte
WGC’s duidelijk jonger was dan de Belgische populatie. Neen, want uit de Riziv-gegevens
van 2009 ( bron: CM-info 2013) blijkt dat er meest WGC’s zijn in Wallonië en Brussel en
daar is de medische consumptie in de tweede lijn hoger en zijn er meer opnames in
spoed en wordt er meer psychotherapie voorgeschreven. Er is niet gezocht naar een
causaal verband, maar een meer WGC’s remmen de consumptie in de tweede lijn niet af.
7. Vermindert de gezondheidskloof door WGC’s?
De ‘normaal verzekerde’ heeft meest financieel voordeel bij forfaitaire geneeskunde in
België. Zijn remgeld valt weg en hij moet daarvoor geen hogere bijdrage betalen aan het
Riziv of ziekenfonds. Het verschil per raadpleging tussen een WGC- en normale huisarts
is 4 euro.
De patiënten met een verhoogde terugbetaling doen nauwelijks voordeel, want een
consult bij de gewone huisarts kost 1 euro. Daarnaast zijn er de maatregelen zoals de
maximumfactuur (MAF) die de totaalkost voor medische zorg beperken.
Concreet voorbeeld: indien één persoon 7 huisartsraadplegingen heeft op 1 jaar, dan
levert de overstap naar een WGC 7 euro voordeel op voor een omniopatiënt en 28 euro
voor een normaal verzekerde.
Er zijn twee contradicties:
a. De WGC’s zeggen dat ze de gezondheidskloof voor de ‘armsten’ verminderen maar ze
geven meer financieel voordeel aan de ‘rijksten’. En het Riziv moet voor die gratis
geneeskunde meer ophoest.
b. De consulten bij de gewone huisarts zijn zeer betaalbaar door de veralgemening van
het systeem derde betaler sinds 2011. En toch willen veel politici en lobbyisten nu de
forfaitaire geneeskunde doorduwen.
Dit wijst op een politieke actie en heeft niets meer te zien met het bestrijden van de
gezondheidskloof.
Andere belangrijke kosten in de eerste lijn zijn de farmaca, het lidgeld van het
ziekenfonds, tandheelkunde, bril en gehoorapparaat. Al deze kosten worden niet
verminderd door de inschrijving in een WGC.
Recente literatuur toont aan dat er andere redenen, dan financiële, zijn om een
huisartsconsult uit te stellen.
Zie volgend artikel:
Verlinde, E., Poppe, A., DeSmet, A., Hermans, K., De Maeseneer, J., Van Audenhove, C.
and Willems, S. (2013), 'Social differences in postponing a General Practitioner visit in
Flanders, Belgium: which low-income patients are most at risk?. Health & Social Care in
the Community', 21: 364–372.
Abstract: One of the main goals of primary care is providing equitable health-care,
meaning equal access, equal treatment and equal outcomes of healthcare for all in equal
need. Some studies show that patients from lower socioeconomic groups visit a GP more
often, while other studies show that they are more likely to postpone a visit to a GP. In
this study, we want to explore within the social group of low-income patients living in
Flanders, Belgium, which patients have a higher risk of postponing a visit to a GP. A faceto-face questionnaire was administered among 606 low-income users of Public Social
Services. The questionnaire consisted of questions on socioeconomic and demographic
characteristics, social networks, health and healthcare use. A multivariate logistic
regression model was built to study the relationship between postponing or cancelling a
GP visit which respondents thought they needed and variables on health, sociodemographic background. The multivariate regression indicates that depression, selfrated health and trust in the GP independently predict postponing a visit to a GP. Lowincome people with a low trust in the GP, people with a poor self-rated health and people
suffering from a severe depression are more likely to postpone or cancel a GP visit they
thought they needed compared to other people on low incomes. This might indicate that
the access to health-care for low-income people might be hindered by barriers which are
not directly linked to the cost of the consultation.
Laatste bedenking: als die enkele euro’s remgeld bij de huisarts toch zo’n grote invloed
zouden hebben op de gezondheidskloof dan is er één eenvoudige en goedkope oplossing
voor het Riziv: betaal elke omniopatiënt x consulten bij de huisartsen volledig terug,
zonder remgeld.
De meerkost is voor het Riziv: x maal 1 euro ( stel x= 5) maal het aantal
omniopatiënten. Deze maatregel zal veel goedkoper zijn dan de uitgebreide steun aan de
medische huizen.
8. Is het een meerwaarde dat huisartsen en sommige paramedici onder één dak
werken, zoals in een wijkgezondheidscentrum?
De Orde verbiedt deze exclusieve samenwerking voor gewone huisartsenpraktijken. Het
is geen meerwaarde om de samenwerking tussen alle huisartsen en alle
kinesitherapeuten en thuisverpleegkundigen te vervangen door een exclusieve groep in
één huis. Die beperkte groep paramedici van een WGC kan nooit het niveau halen van
het losse netwerk van gewone huisartsen en paramedici. Het Kenniscentrum heeft nooit
een vergelijking gemaakt tussen de kwaliteit die geleverd wordt in een WGC en gewone
huisartsenpraktijk.
9. Einde van de onafhankelijke huisarts
Het lobbywerk op politieke kabinetten en binnen het Riziv zorgt voor een nieuwe WGC’s –
medische huizen. Nu al richten niet- medische vzw’s medische huizen op. Een volgende
stap is dat investeerders (gesubsidieerde) medische huizen oprichten en zelf bepalen
hoeveel huisartsen ze in dienst nemen. Het lijkt logisch dat ze de productiviteit zullen
opvijzelen om de rendabiliteit te verhogen.
De eerste lijn van huisartsen en thuisverpleging zal zo geleidelijk in handen komen van
private investeerders of zorgverzekeraars, naar analogie met de coöperatieven die
apotheken uitbaten. Dit is dan het einde van de vrije huisartsengeneeskunde.
10. Gezondheidsacties voor de hele bevolking en niet voor de kleine groep van
ingeschreven patiënten
De huisartsen werken het best en meest efficiënt samen met de bestaande lokale actoren
voor armoedebestrijding en met de plaatselijke overheid.
Zo komen er acties voor de hele bevolking en niet alleen voor de ingeschreven leden van
de WGC’s .WGC’s bereiken alleen hun eigen patiënten (en uit HAIO-studies blijkt dat
sommige doelgroepen zeer moeilijk te sensibiliseren zijn voor gezondheidsprojecten).
11. Geen schrik van concurrentie
De huisartsen hebben geen schrik van concurrentie, want ze weten dat er ooit nieuwe
collega’s starten. Veel huisartsen hebben al de stap gezet naar een associatie in een duoof groepspraktijk. De huisartsen willen echter niet dat één groep huisartsen zwaar
bevoordeeld worden door gemeente, provincie, Riziv en Orde en fiscus.
Uit bovenstaande tekst wordt duidelijk dat de WGC’s, door hun lobbywerk in het Riziv en
op de kabinetten, mooie voordelen hebben gekregen. Het zou niet meer dan logisch zijn
dat de andere hard(er) werkende huisartsen niet langer benadeeld worden.
Dr. Dirk Van de Velde
Huisarts Eeklo
- See more at: http://www.artsenkrant.com/actualiteit/belgie/huisartsen-lijstenbedenkingen-tegen-wijkgezondheidscentra-op#sthash.CsCz7EJ3.dpuf
Download