INFLUENZA PANDEMIC PLANNING OP REGIONAAL NIVEAU BUREAU RGF REGIO UTRECHT VISI PROJECT REGIO UTRECHT OKTOBER 2003 2 Voorwoord Een influenzapandemie is een wereldwijde epidemie gekenmerkt door een groot aantal ziekenhuisopnames, verhoogde morbiditeit en mortaliteit. Het aantal mensen dat ziek wordt kan oplopen tot meer dan 30% van de bevolking, waarvan een deel zal overlijden. Dit komt door een antigene shift waardoor een nieuw pathogeen influenzavirus ontstaat waartegen in de bevolking geen immuniteit is. Van eerdere pandemieën is de Spaanse Griep (1918-1919) de meest bekende (20 miljoen doden wereldwijd). Normaliter zijn de ouderen (65+), chronische zieken en kinderen slachtoffer van het virus. Tijdens de Spaanse Griep bleken juist de 20-40 jarigen de meest getroffen dodelijke slachtoffers. Dit geeft aan dat de ernst van een influenzapandemie niet van tevoren kan worden ingeschat. De economische kosten van de sociale ontwrichting ten gevolge van een pandemie worden geschat op 300 miljoen euro. Een influenzapandemie kan overal ontstaan. De recente ervaringen met de vogelpest in Nederland illustreren dat in hoge mate. Uitgangspunt (geformuleerd door de Inspectie Gezondheidszorg: J. van Wijngaarden) in dit draaiboek is dat er geen influenzavaccin is en onvoldoende pneumococcenvaccin en neuraminidaseremmers zijn. Dit wordt het non-interventiescenario genoemd. Alle nadruk komt te liggen op de organisatie van de zorg. De gemeenten hebben de taak de gevolgen van de pandemie binnen hun grenzen te bestrijden. Het is heel waarschijnlijk dat ten tijde van een pandemie de reguliere zorg (mede door uitval) de vraag niet meer aan kan terwijl de behoefte aan zorg veel groter is dan normaal. Doordat de vaccinproductie enige maanden duurt en in de eerste instantie niet beschikbaar zal zijn moet de continuïteit van zorg in de regio gewaarborgd worden. Onder leiding van de GHOR (Geneeskundige Hulpverlening Ongevallen en Rampen) kan de zorgorganisatie worden aangepast. De ziekenhuizen moeten afgeschermd worden van de patiënten toestroom om de schaarse en beperkte gespecialiseerde zorg zo eerlijk mogelijk te verdelen. Een systeem van triage moet de reguliere ziekenhuis- en beademingsbedden toedelen aan de geselecteerde patiënten. Als er een vaccin beschikbaar komt is het nog de vraag of er voor alle inwoners een vaccin bestaat; landelijk zijn er afspraken met vaccinproducenten gemaakt waarin enkel in vaccins voor de kwetsbare medische doelgroepen wordt voorzien. Er is nog geen departementale uitspraak over de ethisch-politieke vraag of dit non-interventie scenario acceptabel is voor de samenleving. Er zijn antivirale middelen in de handel die profylactisch en therapeutisch ingezet kunnen worden. Normaliter worden deze medicijnen niet of nauwelijks gebruikt waardoor de voorraden heel klein zijn in Nederland; maar ten tijde van een pandemie kunnen ze vele levens redden en voorkomen dat vitale groepen (zoals bijvoorbeeld werkers in de gezondheidszorg, politiemensen, bestuurders, brandweermensen, en andere vitale functies) ziek worden. Dit draaiboek bevindt zich nog in een ontwikkelfase. Het is geschreven in de regio Utrecht. Ter becommentariëring wordt dit concept-draaiboek aangeboden aan de andere VISI- en GHOR regio’s in Nederland. Op dit moment wordt er bij de GGD Nederland een "moederdraaiboek" ontwikkeld over omgaan met acute grootschalige uitbraken van ernstige infectieziekten. Dit moederdraaiboek zal mogelijk tot aanpassingen van dit draaiboek leiden. Over de toekomstige status van dit draaiboek is nog geen beslissing genomen, actualisatie zou tenminste om de twee jaar moeten plaatsvinden. Het ligt voor de hand dat de Raad van RGF-en zorg draagt voor de actualisering van het deel dat de GHOR taken beschrijft. Het medisch-inhoudelijke deel omvat enerzijds de bestrijding van de pandemie, anderzijds de triage van ziekenhuisbehoeftige patiënten. Veranderde bestrijdingsinzichten kunnen vanuit de LCI ingebracht worden. De criteria voor triage en behandeling moeten worden gewaarborgd onder verantwoordelijkheid van het ministerie van VWS. 3 Dit draaiboek kan in praktijk alleen resultaten geven als het ook regelmatig wordt geoefend door de verschillende betrokken operationele diensten. 4 Inhoudsopgave VOORWOORD ...................................................................................................................................................................... 3 INHOUDSOPGAVE............................................................................................................................................................... 5 LIJST MET FIGUREN .......................................................................................................................................................... 5 1 INLEIDING..................................................................................................................................................................... 5 1.1 BESTUURLIJKE EN OPERATIONELE VERANTWOORDELIJKHEID .................................................................................... 6 2 FASE 0: DE INTERPANDEMISCHE PERIODE .................................................................................................... 10 3 FASE 1: DE OPKOMST VAN EEN GEMUTEERD OF NIEUW INFLUENZAVIRUS ...................................... 12 4 FASE 2: HET UITBREKEN VAN DE INFLUENZAPANDEMIE BUITEN NEDERLAND ............................... 13 5 FASE 3: HET UITBREKEN VAN DE INFLUENZAPANDEMIE IN NEDERLAND .......................................... 14 5.1 ZORG ONDER VERANTWOORDELIJKHEID HUISARTSEN .............................................................................................. 14 5.2 ZORG ONDER VERANTWOORDELIJKHEID GHOR ...................................................................................................... 14 5.3 ZORGORGANISATIE TEN TIJDE VAN EEN INFLUENZAPANDEMIE ................................................................................. 15 5.4 DISEASEMONITORING EN MANAGEMENT INFORMATIE .............................................................................................. 16 5.5 GHOR ACTIECENTRUM ........................................................................................................................................... 16 5.6 VERANTWOORDELIJKHEDEN GEMEENTELIJKE OVERHEID........................................................................................ 17 5.7 TRIAGE TIJDENS EEN INFLUENZAPANDEMIE ............................................................................................................. 17 5.8 ZORGORGANISATIE VAN DE TWEEDE LIJN: ZIEKENHUIZEN ....................................................................................... 18 5.9 WIJKZIEKENBOEG .................................................................................................................................................... 18 5.10 VACCINATIE BEVOLKING ......................................................................................................................................... 19 5.10.1 Influenzavaccinaties: ...................................................................................................................................... 19 5.10.2 Pneumokokkenvaccinaties: ............................................................................................................................. 20 5.10.3 Neuraminidaseremmers: ................................................................................................................................. 20 5.11 PREVENTIE .............................................................................................................................................................. 20 5.11.1 Preventie door middel van het dragen van mondmaskers. ............................................................................. 20 5.11.2 Preventie door middel van sluiten van openbare gebouwen .......................................................................... 20 5.12 SURVEILLANCE ........................................................................................................................................................ 20 6 FASE 4: DE POSTPANDEMISCHE PERIODE....................................................................................................... 21 7 LIJST MET AFKORTINGEN .................................................................................................................................... 22 8 LITERATUUR .............................................................................................................................................................. 23 BIJLAGEN ............................................................................................................................................................................ 25 BIJLAGE I: ZAKEN WAAROVER LANDELIJK MOET WORDEN BESLOTEN.................................................................................. 25 BIJLAGE II: SAMENSTELLING EXPERTGROEP INFLUENZAPANDEMIE. .................................................................................... 26 BIJLAGE III: SCENARIO-ANALYSE ZORGVRAAG BIJ EEN GRIEPPANDEMIE. ............................................................................ 27 BIJLAGE IV: TRIAGE TIJDENS EEN INFLUENZAPANDEMIE ..................................................................................................... 29 BIJLAGE V: GRIP PROCEDURE ............................................................................................................................................ 30 Lijst met figuren FIGUUR 1: FASERING VAN EEN INFLUENZAPANDEMIE ............................................................................................. 8 FIGUUR 2: ZORGORGANISATIE ....................................................................................................................................... 16 FIGUUR 3: TRIAGESCHEMA ............................................................................................................................................. 18 5 1 Inleiding Het regionaal draaiboek influenzapandemie is een regionale uitwerking van het (concept) Landelijk Draaiboek Influenzapandemie Nederland, dat onder auspiciën van het Ministerie van VWS is geschreven, alsmede van de deelprocessen rampenbestrijding en het millenniumplan zorg die op regionaal of gemeentelijk niveau zijn vastgesteld. Vanuit de Inspectie is gesteld dat er bij de ontwikkeling van een regionaal draaiboek van een scenario moet worden uitgegaan waarbij geen extra vaccin of antivirale middelen ter beschikking staan, het zogenaamd non-interventie scenario. Los van het al dan niet beschikbaar zijn van extra interventiemogelijkheden zijn er plannen voor de regionale aanpak van de regionale bestrijding alsmede de organisatie van de zorg bij een tekortschietend aanbod van zorg ontwikkeld. Bij het schrijven van dit regionaal draaiboek stond versie GZB-7 dd 09-05-2001 van het landelijk draaiboek influenzapandemie ter beschikking. Het landelijk draaiboek is tot op heden nog niet officieel vastgesteld en vrijgegeven. Een aantal beleidsontwikkelingen zijn gaande en moeten nog hun beslag krijgen in een definitief vast te stellen versie. Het draaiboek is geschreven ten behoeve van rampen- en infectieziektebestrijders bij RGF Bureaus en GGD-en in de regio, alsmede hun beleidsverantwoordelijken. In de normale werksituatie zijn er doorgaans weinig raakvlakken op uitvoerend niveau tussen deze beide beroepsgroepen. Daar waar nodig wordt een korte uitleg gegeven van vaktermen. Bij de discussies over dit draaiboek is gesproken over de afgrenzing van verantwoordelijkheden tussen infectieziektebestrijders/GGD-en en rampenbestrijders/Bureau RGF. Dit draaiboek moet worden gelezen als een aanvulling op het landelijk draaiboek influenzapandemie, alsmede op het millenniumplan zorg en bestaande regionale rampendeelplannen en -draaiboeken. Zaken die in het landelijk draaiboek te vinden zijn worden niet herhaald. De lezer van dit regionale draaiboek moet de beschikking hebben over het (concept) landelijke draaiboek om de inhoud te kunnen begrijpen. In aanvulling op wat in het landelijk draaiboek beschreven staat zijn enkele antwoorden te vinden op vragen onzerzijds aan VWS in bijlage I. Een landelijke expertgroep heeft als klankbordgroep gefungeerd voor het schrijven van het draaiboek, zie bijlage II. 1.1 Bestuurlijke en operationele verantwoordelijkheid Tijdens een pandemie kan er een omslagpunt in de regio komen waardoor de eerstelijnszorg in gevaar komt. Door de hoge attack rate (= aantal mensen dat ziek wordt) van het influenzavirus zou er een grote uitval onder de reguliere hulpverleners in de regio kunnen ontstaan, mede doordat hulpverleners ook als eerste met patiënten te maken hebben en er geen bescherming in de vorm van profylactisch gebruik van antivirale middelen geregeld is. Een ontwrichting van het maatschappelijke leven en de reguliere zorg kan het gevolg zijn. Door het uitvallen van de reguliere structuren komt in die situatie de continuïteit van zorg voor een groot deel van de bevolking in gevaar. Dit geeft het openbaar bestuur de bevoegdheid om maatregelen te treffen om de zorg zoveel mogelijk in stand te houden. Het aanpassen van de zorgstructuur behoort tot de mogelijkheden. Bestuurlijke verantwoordelijkheid De bestrijding van infectieziekten is vastgelegd in de infectieziektewet. De gemeente is verantwoordelijk voor deze taak en de uitvoering ervan ligt bij de GGD. Zo ook is de gemeente verantwoordelijk voor de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen. Veelal is de eerste taak neergelegd bij een wethouder Volksgezondheid en de tweede taak bij de burgemeester. Bij een grootschalige infectieziekte-uitbraak waarbij sprake is van een maatschappelijke ontwrichting zal het openbaar bestuur de Rampenstructuur hanteren voor de bestrijding. Het opperbevel, zoals dit dan wordt genoemd, ligt bij de burgemeester. 6 In geval van een pandemie zal er sprake zijn van een landelijk probleem wat gecoördineerd dient te worden qua bestrijding. Opschaling op nationaal niveau is van toepassing, GRIP 5, zie bijlage V. Operationele verantwoordelijkheid Elke zorginstelling of aanbieder is verantwoordelijk om zich voor te bereiden op calamiteiten en rampen, conform de Kwaliteitswet Zorginstellingen. De directeur GGD is verantwoordelijk voor de infectieziektebestrijding in zijn of haar regio. Rechtstreeks door de Inspectie Gezondheidszorg van het ministerie van VWS worden instructies en maatregelen aan de GGD´en en andere zorginstellingen opgedragen. De Regionaal Geneeskundig Functionaris heeft de regionale regiefunctie bij de geneeskundige hulpverlening onder rampenomstandigheden. De RGF ziet er op toe dat de ketenpartners (o.a. GGDen, huisartsen, CPA, ambulancediensten, traumazorgnetwerken, GGZ) de noodzakelijke voorbereidingen treffen. Onder rampenomstandigheden is het de taak van de RGF ervoor zorg te dragen dat de keten van (geneeskundige) zorg zoveel mogelijk in stand blijft, de bestrijding effectief ter hand wordt genomen en verdere (gezondheids)schade wordt beperkt. Een aantal acties die voortvloeien uit dit regionale draaiboek worden uitgewerkt in een aantal reeds bestaande rampendeelprocessen. Wat betreft de deelprocessen zijn tenminste van toepassing: deelproces 3 (voorlichting/informatie), 8 (handhaven rechtsorde), 12 (preventieve volksgezondheid en medisch hygiënische maatregelen), 13 (geneeskundige hulpverleningsketen), 14 (opvangen/verzorgen), 15 (registratie), 17 (uitvaartverzorging), 21 (verzorging/logistiek rampenbestrijdingspotentieel), 24 (geestelijke verzorging), 26 (operationeel basisplan), 27 (verbindingen) en 30 (nazorg). Het millenniumplan zorg dat ontwikkeld werd bij de millenniumwisseling en dat gebaseerd is op het uitvallen van nutsvoorzieningen heeft een model met wijkmeldpunten ontwikkeld en beschrijft het crisis adviesteam zorg. In dit draaiboek is dit model overgenomen. De uitwerking van de deelprocessen verschilt per regio. Iedere regio moet nagaan of de eigen deelprocessen bruikbaar zijn voor de hier geschetste situatie en deze zo nodig aanpassen. Tijdens een influenzapandemie is er sprake van een tekort aan zorgaanbod bij een grote vraag. In die situatie krijgt de regionale rampenbestrijding eindverantwoordelijkheid voor de organisatie van de zorg. Bij tekortschietende zorg is de GHOR verantwoordelijk voor een aangepaste zorgorganisatie, in nauwe samenspraak met beleidsverantwoordelijken en inhoudsdeskundigen. Het bureau RGF heeft een kleine bezetting. Bij de uitvoering van de plannen wordt altijd gebruik gemaakt van de bestaande hulpverleningskanalen. Infectieziektebestrijders zullen hun normale rol blijven vervullen, namelijk het bestrijden van de epidemie middels bijvoorbeeld vaccinaties. Bij schaarste aan b.v. personeel kan de GHOR bijstand verlenen. De GHOR doet hiertoe een beroep op de ketenpartners, b.v. op de snel inzetbare groepen ter medische assistentie en de vrijwilligers van het Rode Kruis. Met diverse vertegenwoordigers van de zorgverleners die in dit draaiboek genoemd worden is overleg geweest bij de totstandkoming van dit draaiboek. Verder overleg met de huisartsen vindt nog plaats. Aan de betrokken partijen is voorgesteld volgens de hier genoemde opzet te gaan functioneren. Het regionale draaiboek is opgebouwd volgens de internationaal gebruikelijke fasering (zie Figuur 1: Fasering van een influenzapandemie): 7 In de epidemiologie van de influenza kunnen de volgende 5 fasen onderscheiden worden. FASE 4: De postpandemische periode Evaluatie en aanpassing draaiboek. Fase 0 FASE 0: De interpandemische periode In de interpandemische periode is geen sprake van een crisissituatie. Wel wordt deze periode gekenmerkt door regelmatig terugkerende influenza-epidemieën. Fase 4 Fase 1 Fase 3 FASE 1: De isolatie van een gemuteerd of nieuw influenzavirus Deze fase start na een bericht van de WHO of een andere betrouwbare bron. FASE 3: Het uitbreken en bestrijden van een influenzapandemie in Nederland Waarschuwing van OMT naar GHOR/GGD’en Fase 2 FASE 2: Het uitbreken van influenza t.g.v. het nieuwe virus buiten Nederland De GHOR/GGD’en zullen door het LCI worden geïnformeerd over de stand van zaken. De GHOR/GGD’en moeten een regionaal OMT starten. De IGZ draagt zorg voor informatieverstrekking naar zorginstellingen en huisartsen. Voorbereiding implementatie Regionaal Draaiboek FIGUUR 1: FASERING VAN EEN INFLUENZAPANDEMIE Tijdens fase 0, de interpandemische periode, waarin wij ons nu bevinden moeten plannen worden gemaakt. Een opsomming van deze plannen wordt gegeven. Fase 1 en 2 beschrijven de reactie van de regionale hulpverleners op de opkomst van een nieuw influenzavirus en het uitbreken van de pandemie buiten Nederland. In deze fase worden de eerder gemaakte plannen geactualiseerd. Indien voorhanden, kan overgegaan worden tot grootschalige influenzavaccinatie ter bescherming van de bevolking. Fase 3 beschrijft de kern van dit draaiboek, namelijk de organisatie van de zorg tijdens schaarste. Er zullen onvoldoende zorgverleners en onvoldoende ziekenhuisbedden zijn om zieken op te vangen. Hiervoor wordt een alternatief beschreven. Fase 4 beschrijft de afloop waarin nazorg geregeld moet worden en verloop en bestrijding geëvalueerd. 8 Kengetallen in de regio Utrecht zijn als volgt: Kengetallen GHOR regio Utrecht Aantal inwoners: 1.134.000 GGD’en: GG&GD Utrecht GGD Eemland GGD Midden-Nederland Ziekenhuizen: Universitair Medisch Centrum (Utrecht) Wilhelmina Kinder Ziekenhuis (Utrecht) Centraal Militair Hospitaal (Utrecht) St. Antonius Ziekenhuis (Nieuwegein) Meander Medisch Centrum (Amersfoort, Baarn) Mesos Medisch Centrum (Utrecht) Diakonessenhuis (Utrecht, Zeist en Doorn) Hofpoort Ziekenhuis (Woerden) Calamiteitenhospitaal (Utrecht), landelijke voorziening Aantal Huisartsen: 471 Ambulancedienst: RAVU 9 2 Fase 0 FASE 0: De interpandemische periode Actie/Omschrijving Verantwoordelijkheid De omvang van de verschillende op sociale gronden voor vaccinatie geïndiceerde groepen in hun regio te inventariseren. Overzicht te vaccineren beroepsgroepen en (zorg)instellingen, afspraken met ARBOdiensten en zorginstellingen over vaccinaties van werknemers. Afspraken met huisartsen, thuiszorg over aangepaste zorgorganisatie. Afspraken met huisartsen en internisten over opnamecriteria en rapportage ten behoeve van actiecentrum. Afspraken over opzet triage binnen aktiecentrum, deelname huisarts en/of infectioloog en/of intensivist hierin. Uitwerking disease monitoring in aktiecentrum, afspraken met eerste lijn hierover. Uitwerking soorten benodigde bedden (IC-bedden, medium care bedden, afdelingsbedden) in ziekenhuizen en waar tekorten zullen optreden. Afspraken met ziekenhuizen over verdeling IC-bedden tijdens pandemie, doormelden lege bedden naar aktiecentrum GHOR. Aanpassing ziekenhuisrampenopvangplannen aan situatie ten tijde van influenzapandemie. Afspraken met gemeenten/verzorgingshuizen over lokaties zorgmeldpunten en wijkziekenboeg, logistieke ondersteuning gemeenten. Afspraken met gemeenten over openbare orde aspecten, b.v. afscherming ziekenhuizen, verwerking grote aantallen overledenen. Voorlichtingsplan uitwerken: hoe frequent en met welke detaillering. Afspraken maken met GGZ over de psychosociale hulpverlening tijdens en na de epidemie. Oefenen scenario influenzapandemie met gemeenten en parate diensten. Aanpassing bestaande rampendeelprocessen, zoals deelproces 3, 8, 12, 13, 14, 15, 17, 21, 24, 27, 30 GGD GGD GHOR GHOR GHOR GHOR GHOR Ziekenhuizen Ziekenhuizen GHOR GHOR GHOR GHOR GHOR GHOR/Gemeente In deze fase moeten de afspraken worden gemaakt met alle regionale partijen die een rol spelen bij de bestrijding van de influenza pandemie. In deze fase is de GHOR samen met de GGD verantwoordelijk voor het opstellen van het draaiboek. Vanwege nog lopende ontwikkelingen b.v. over het aankopen van oseltamivir in grondstofvorm door het ministerie, kan aan sommige bestrijdingsstrategieën nog geen uitwerking worden gegeven. Afspraken zijn nodig over: uitvoering vaccinaties tegen influenza of pneumokokken volgens landelijke richtlijnen, vaccinatiedraaiboek als uitvloeisel hiervan. organisatie van de zorg buiten het ziekenhuis: begeleiding en medische verzorging van influenzaslachtoffers/huisartspatiënten (als de reguliere zorg in de wijk tekort schiet ten gevolge van ziekteverzuim onder de hulpverleners) het formuleren van triagecriteria opname ziekenhuis, daadwerkelijke zorgtoewijzing ziekenhuisbed in aktiecentrum GHOR organisatie zorg in het ziekenhuis: ziekenhuizen moeten eigen rampenplannen maken, c.q. aanpassen aan dit scenario in verband met een grotere toeloop van patiënten (reserveren bedden, prioritering acute- en niet-acute gevallen, versneld ontslag) en ziektegevallen onder het eigen personeel (kleinere personeelsbezetting en reorganisatie van taken om ziekteverzuim op te vangen) beschrijving regionale beleidsstaf, openbare orde aspecten, rol gemeentelijke overheid regionale disease monitoring tijdens pandemie 10 voorlichting tijdens de pandemie: locaties voor hulp en inenting en lokale stand van zaken, richting pers en publiek, regionaal call centre, toegankelijkheid ziekenhuizen De belangrijkste rol die infectieziekten- en rampenbestrijders te vervullen hebben in deze fase is het vergroten en op peil houden van de ‘awareness’ voor dit probleem bij bestuurders 11 3 FASE 1: De opkomst van een gemuteerd of nieuw influenzavirus Fase 1 Actie/Omschrijving Procedures en draaiboeken actualiseren. Indien vaccin voorhanden afspraken vaccinatiestrategie onder de aandacht brengen van huisartsen, ARBO-diensten, vaccinerende instellingen. Informeren ketenpartners Bij onrust regionale informatie verspreiden over zorgorganisatie tijdens pandemie. Verantwoordelijkheid GHOR/GGD GGD GGD, GHOR GHOR Gemuteerde virussen worden vaak voor het eerst geïsoleerd in Oost-Azië. Er moet echter rekening mee worden gehouden dat een nieuw virus als eerste in Nederland wordt gevonden (uitbraak vogelpest maart 2003!). Indien overdracht van mens op mens mogelijk blijkt en er derhalve een pandemie zou kunnen gaan uitbreken moeten de infectieziekten en GHOR procedures worden opgestart. Alle stappen die beschreven staan in het regionaal draaiboek moeten worden doorlopen. Waar nodig moeten procedures en draaiboeken worden geactualiseerd. Landelijke aanwijzingen moeten worden geïmplementeerd. Aansluitend op de landelijke informatie en richtlijnen zal aanvullende regionaal relevante informatie moeten worden verstrekt aan alle partijen in de zorg. Indien het in dit stadium nodig mocht blijken wordt voorlichting aan de bevolking over regionale afspraken gegeven. De exacte omvang van te vaccineren groepen wordt in kaart gebracht. Afspraken over de te volgen vaccinatiestrategie worden onder de aandacht gebracht van hen die deze eventueel moeten gaan uitvoeren. 12 4 FASE 2: Het uitbreken van de influenzapandemie buiten Nederland Fase 2 Actie/Omschrijving Verdere actualisering draaiboeken en procedures. Start GHOR actiecentrum, regionaal crisisteam zorg. GGD brengt info uit over vaccinatiestrategie indien vaccin voorhanden, gaat over tot massavaccinatie in samenwerking met anderen. GHOR geeft voorlichting over zorgorganisatie aan professionals, in later stadium aan publiek. Bijeenroepen regionaal beleidsteam, regionaal operationeel team Verantwoordelijkheid GHOR, GGD GHOR, GGD GGD GHOR Gemeente, regiobestuur Als door de WHO vastgesteld is dat er sprake is van een beginnende pandemie ergens ter wereld kan met zekerheid gesteld worden dat deze pandemie ook Nederland zal bereiken. Mochten nog niet alle procedures van fase 1 zijn geactualiseerd dan zal dit nu alsnog met spoed moeten gebeuren. De GHOR/GGD’en moeten een GHOR actiecentrum en een regionaal crisisteam zorg starten. Er wordt een regionaal beleidsteam en een regionaal operationeel team ingesteld waarbij een coördinerend bestuurder de leiding heeft. In rampenterminologie dreigt er een GRIP 5 situatie, de regionale rampenstaf wordt op het hoogste regionale niveau (conform standaard GRIP 4 procedure, bijlage V) bijeengeroepen. Naast de gebruikelijke vertegenwoordigers van gemeenten en parate diensten wordt het team aangevuld met een arts infectieziekten van de GGD’en. Informeren van alle betrokken beroepsgroepen over de voorhanden zijnde interventiemaatregelen zal landelijk gebeuren. Aanvullend hierop zal regionaal relevante informatie vanuit de GGD’en over vaccinaties en virostatica worden gegeven. Vaccinaties, indien voorhanden, worden zo spoedig mogelijk ten uitvoer gebracht conform de landelijke aanwijzingen. Gelet op de productietijd van de huidige generatie vaccins zal er in deze fase waarschijnlijk geen vaccin beschikbaar zijn. Het RGF bureau zal alle intra- en extramurale zorginstellingen, huisartsen en andere zorgverleners informeren over de organisatie van de zorg tijdens de pandemie. De contacten worden gelegd op directieniveau, daarnaast eventueel afschrift naar bepaalde functies binnen de organisatie. Voorbereidingen voor de organisatie van psychosociale nazorg worden getroffen (deelproces 24 (psychosociale hulpverlening bij ongevallen en rampen) en deelproces 30 (nazorg)). In dit draaiboek wordt ervan uitgegaan dat er geen vaccin beschikbaar is in deze fase. Een nieuw gemuteerd virus is aanvankelijk kreupel. Door een mutatie welke zich gedurende een volgend seizoen kan manifesteren krijgt het plotseling de virulente eigenschappen waardoor er zoveel slachtoffers gemaakt worden. Het is denkbaar dat er in zo’n scenario wel een vaccin kan worden ontwikkeld en op grote schaal kan worden gegeven. Er is dan voldoende tijd om al in deze fase langs normale weg te vaccineren, dus via huisartsen, ARBO-diensten en zorginstellingen zoals GGD-en en ziekenhuizen. 13 5 Fase 3 FASE 3: Het uitbreken van de influenzapandemie in Nederland Actie/Omschrijving GHOR actiecentrum, GRIP V procedure Aanpassing zorgorganisatie eerste lijn door de eerste lijn zelf Aanpassing zorgorganisatie eerste lijn door de GHOR, verdeling schaarste Inrichting zorgmeldpunten, wijkziekenboeg Grootschalige vaccinatie medische risicogroepen Grootschalige vaccinatie vitale/sociale groepen Grootschalige vaccinatie restgroepen, informatievoorziening hierover Regelen aanvullend vaccinatiepersoneel bij schaarste Informatievoorziening zorgorganisatie en verloop bestrijding naar media en publiek Daadwerkelijke start triage bij schaarste ziekenhuisbedden Inwerkingtreden ziekenhuisrampenopvangplannen Plan psychosociale zorg Openbare orde aspecten, noodverordeningen afsluiting ziekenhuizen Verantwoordelijkheid GHOR Huisartsen, thuiszorg GHOR Gemeente, GHOR, eerstelijn Huisartsen ARBO-diensten GGD GHOR VWS, gemeente, GHOR, GGD GHOR Ziekenhuizen GHOR, GGZ Gemeente, politie 5.1 Zorg onder verantwoordelijkheid huisartsen Huisartsen en andere zorgverleners worden zelf ook getroffen door ziekte. Alle uitstelbare huisartsenzorg zal moeten worden uitgesteld, dan wel op een laag pitje worden gezet. In huisartsenkring schat men dat driekwart van het huisartsenwerk gedurende een aantal weken kan worden opgeschort. De zorg voor de reguliere acute patiënten kan worden voortgezet vanuit de eigen praktijk. Eén huisarts zal deze zorg moeten verlenen ten behoeve van meerdere praktijken. Het valt te overwegen om alle patiënten met influenza-gerelateerde vragen te laten bellen naar een zorgmeldpunt en ook influenza-/IAZ-consulten te laten plaatsvinden in het zorgmeldpunt. Een consequentie hiervan is dat de relatie tussen de patiënt en diens huisarts wordt verbroken. Huisartsen hebben de vrijheid om te gaan werken vanuit een dergelijke centrale locatie in een wijk of stadsdeel waar meerdere zorgverleners van meerdere disciplines samen werken. De wijkziekenboeg (zie 5.9) zou bij voorkeur gekoppeld moeten worden aan dit zorgmeldpunt. Ook zou aan het zorgmeldpunt een call centre verbonden moeten worden voor mensen met vragen over influenza dan wel meldingen van influenza. De bevolking moet geïnstrueerd worden zich voor griepvragen te wenden tot dit call centre. Dit zal de reguliere praktijk ontlasten, gevreesd moet worden dat reguliere praktijken anders onbereikbaar worden door de grote zorg- en voorlichtingsvraag. Huisartsen kunnen onderling afspreken een collega te belasten met huisbezoeken, welke veelvuldig zullen moeten plaatsvinden. Andere huisartsen doen spreekuur in het zorgmeldpunt, ondersteunen het call centre en zijn belast met de zorg in de ziekenboeg. Het is van overheidswege niet mogelijk en niet nodig huisartsen te dwingen in één bepaalde landelijk uitgestippelde structuur te gaan functioneren onder de omstandigheden van een pandemie. De huisartsen zullen zelf moeten afwegen welke structuur in hun lokale situatie het meest effectief is. De lokale overheid zal uiteraard wel assistentie moeten verlenen bij het vinden van een geschikte locatie als gekozen wordt voor een zorgmeldpunt. 5.2 Zorg onder verantwoordelijkheid GHOR Tijdens een pandemie kan er een omslagpunt in de regio komen waardoor de eerstelijnszorg in gevaar komt. Door de hoge attack rate van het influenza virus zou er een grote uitval onder de reguliere hulpverleners in de regio kunnen ontstaan, mede doordat hulpverleners ook als eerste met patiënten te maken hebben en er mogelijk geen bescherming in de vorm van profylactisch gebruik van antivirale middelen geregeld is. 14 Door het uitvallen van de reguliere structuren komt in die situatie de continuïteit van zorg voor een groot deel van de bevolking in gevaar. Hierdoor ontstaat voor de GHOR (Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen) de noodzaak om de zorgstructuur aan te passen (zie Figuur 2: Zorgorganisatie) . Om te voorkomen dat de eerstelijnszorg ontoegankelijk is moet de zorg op een andere manier worden georganiseerd. Het voorstel is zorgmeldpunten (ZMP's) op te starten onder verantwoordelijkheid van de gemeente en het Actiecentrum GHOR. Of deze van bovenaf georganiseerde zorgmeldpunten nodig zijn in een wijk of gemeente zal per situatie moeten worden bekeken en besloten. De GHOR is verantwoordelijk voor het aanvullen van tekorten van zorgverleners, c.q. ziet toe op het juist verdelen van schaarse zorgverleners. Werken vanuit een zorgmeldpunt betekent dat een gedeeltelijke inrichting van een huisartspraktijk ter plekke moet worden gerealiseerd. Dit vergt een grote inspanning vanuit de GHOR en de gemeente. De inzetcriteria van een zorgmeldpunt moeten vooraf goed worden afgewogen. Ook zorg buiten kantoortijd zou moeten worden verleend vanuit het zorgmeldpunt. In sommige situaties kan aansluiting worden gezocht bij de huisartsenpost. Als een huisartsenpost echter gelokaliseerd is naast de Eerste Hulp van een ziekenhuis zou deze post niet kunnen fungeren als meldpunt voor grieppatiënten. Voorkomen zal moeten worden dat het ziekenhuis overstroomt met grieppatiënten. Mogelijk zal politiebewaking nodig zijn om dit te voorkomen. 5.3 Zorgorganisatie ten tijde van een influenzapandemie In onderstaande Figuur 2: Zorgorganisatie staat globaal wat er moet gebeuren als de reguliere zorg het niet meer aankan. De ZorgMeldPunten (ZMP) bieden basale huisartszorg voor grieppatiënten en huisvesten een aantal andere disciplines die ook met zware uitval van personeel te maken hebben. ZMP’s moeten een 24 uurs bereikbaarheid hebben. Patiënten kunnen op telefonische afspraak terecht of direct (met of zonder afspraak) binnenlopen met hun zorgvragen. Een zorgmeldpunt is een op dorp/stad of wijkniveau een basale eerstelijnszorg voorziening. Het GHOR actiecentrum is ondersteunend aan de GHOR en GGD medewerkers om een aantal activiteiten uit te voeren dan wel te coördineren. De locaties die in kader van het draaiboek massavaccinatie pokken zijn aangewezen als vaccinatielocatie kunnen fungeren als locatie voor een zorgmeldpunt/wijkziekenboeg. Op het niveau van een gemeente is tenminste één locatie nodig, Voor grotere steden kan uitgegaan worden van de maximumlocatie voor massavaccinatie (72.000 inwoners), in grotere steden zullen meer locaties worden ingericht. 15 Zorgsysteem intact? (Geen uitval reguliere zorgvoorzieningen) Start Vangnet Systeem Reguliere Zorg Ja Monitoring zorgverlening regio in aktiecentrum GHOR Monitoring wijst op deficiënties in de zorg GRIP 5 Zorgmeldpunten (ZMP) opstarten Figuur 2: Zorgorganisatie Coördinatie vanuit actiecentrum GHOR/ GGD Overleg met Regionaal of gemeentelijk beleidsteam RGF coördineert Start inrichting Zorgmeldpunten conform opzet Millenniumdraaiboek Huisarts Thuiszorg Rode Kruis (Opvang en verzorging) Psychosociale hulpverlening Verloskundige zorg Tandheelkundige noodzorg Apotheken Verpleeg- en verzorgingshuizen 5.4 Diseasemonitoring en management informatie De ZMP's zijn ook de diseasemonitoring instanties. Aantal en soort consulten, aantal influenzapatiënten, informatievragen van patiënten, ziekenhuisopnames en sterfte moeten geregistreerd worden om een beeld te krijgen van het verloop van de pandemie. De zorgmeldpunten hebben als laagdrempelige zorgvoorziening een belangrijke rol in de communicatie over het verloop van de pandemie en de voorlichting over influenza naar de bewoners in de wijk/plaats waarin ze werken. Vaccinatie strategieën kunnen via de zorgmeldpunten, GGD’en en de reguliere huisartsenpraktijken verlopen. Opname in het ziekenhuis vanwege influenzacomplicaties kan ook enkel via de huisartsen/ZMP’s verlopen. Anders gaan mensen direct naar de Eerste Hulp van het ziekenhuis. De Eerste Hulp blijft wel doorfunctioneren voor de "normale" spoedeisende patiënten. 5.5 GHOR actiecentrum Het GHOR actiecentrum heeft een aantal taken: Logistieke afstemming door vertegenwoordigers van raden van bestuur van ziekenhuizen, DHV, GGZ, thuiszorg. 16 Ontvangen meldingen huisartsen en andere hulpverleners ten behoeve van het zorgtoewijzingsorgaan. Triage en toewijzing schaarse beademingsbedden door een zorgtoewijzingscommissie met tenminste een sociaal-geneeskundige (voorzitter), een huisarts en een specialist, b.v een infectioloog. Disease monitoring Voorlichting t.b.v. het callcenter. Dit actiecentrum koppelt zorgvraag en zorgaanbod aan elkaar. Hier vindt de eigenlijke triage plaats. Ook worden hier op basis van disease monitoring en beschikbare zorg situatierapporten gemaakt ter informatie van zorgverleners, gemeenten en landelijke coördinatiestructuren en pers. 5.6 Verantwoordelijkheden Gemeentelijke Overheid De gemeente is verantwoordelijk voor de bestrijding van de pandemie in de eigen gemeente. De taken van het gemeentebestuur zijn als volgt: Ondersteuning bij het vinden en geschikt maken van lokaties in de wijk ten behoeve van de zorgmeldpunten, ondersteuning bij het vinden van personeel Het inrichten van zorgmeldpunten, b.v. met communicatiemiddelen Ondersteuning bij het opzetten van een wijkziekenboeg Facilitering van de voorlichting aan het publiek Openbare orde en veiligheidsaspecten, met name met het oog op schaarste aan ziekenhuiszorg en vaccin. Te denken valt aan het afschermen van ziekenhuizen voor patiënten, bescherming van lokaties waar vaccin ligt opgeslagen, dan wel personen die toegang hebben tot het vaccin. Wat betreft de rampendeelprocessen: tenminste van toepassing zijn: deelproces 3 (voorlichting/informatie), deelproces 8 (handhaven rechtsorde), deelproces 12 (preventieve volksgezondheid en medisch hygiënische maatregelen), deelproces 13 (geneeskundige hulpverleningsketen), deelproces 14 (opvangen/verzorgen), deelproces 17 (uitvaartverzorging), deelproces 21 (verzorging/logistiek rampenbestrijdingspotentieel), deelproces 24 (geestelijke verzorging), deelproces 26 (operationeel basisplan), deelproces 27 (verbindingen) en deelproces 30 (nazorg). Het millenniumplan zorg dat ontwikkeld werd bij de millenniumwisseling en dat gebaseerd is op het uitvallen van nutsvoorzieningen heeft een model met wijkmeldpunten ontwikkeld en beschrijft het crisisadviesteam zorg. In dit draaiboek is dit model overgenomen. 5.7 Triage tijdens een influenzapandemie Opname in het ziekenhuis vanwege influenzacomplicaties kan ook enkel via de huisartsen/ZMP’s verlopen. Anders gaan mensen direct naar de Eerste Hulp van het ziekenhuis waardoor de ziekenhuiszorg overbelast raakt. De Eerste Hulp blijft wel doorfunctioneren voor de "normale" spoedeisende patiënten. Triage tijdens een pandemie zal plaatsvinden vanuit het GHOR actiecentrum, dus op afstand van huisarts en patiënt (Figuur 3: Triageschema). Triage moet gebeuren op grond van objectieve criteria, welke door experts moeten worden vastgesteld (zie bijlage IV). In het actiecentrum wordt bepaald welke door huisartsen aangeboden patiënten voor opname ook daadwerkelijk in het ziekenhuis een bed krijgen. Hierbij moet worden aangetekend dat het aanbod van bedden en de lijst van indicatiecriteria per dag kan fluctueren. Als het aanbod in de tweede lijn groter is kunnen er ook meer mensen worden geholpen. 17 Patiënt Patiënt (R)BT Zorgvraag infectieziektenarts Huisarts RGF SEH Diagnose HSGHOR/ROT ZMP tel. aanmelding patient GHOR Actiecentrum Triage unit Arts infzkt interne afstemming Reg. Crisisteam Zorg logistiek monitoring communicatie call-center etc. Algemene triage criteria logistieke input Opname RIVM VWS LCI Next-best oplossing Gemandateerde vertegenwoordigers zorgsysteem Geen opname/hulp Figuur 3: Triageschema 5.8 Zorgorganisatie van de tweede lijn: Ziekenhuizen De zorginstellingen melden iedere dag aan het GHOR actiecentrum de beschikbare zorgcapaciteit (ziekenhuisbedden IC’s, medium care, overige bedden, noodvoorzieningen). Tenminste dagelijks wordt doorgegeven aan het actiecentrum GHOR wanneer er een beademingsbed vrijkomt. Aan de hand van de in bijlage IV genoemde (door VWS uit te werken) scenario’s kan een verdere inschatting worden gemaakt van de optredende tekorten in ziekenhuiszorg. 5.9 Wijkziekenboeg Ziekenhuizen beschikken slechts over een beperkt aantal bedden op het totaal benodigde aantal. Een (op sommige momenten groot) deel van de zieken zullen dus thuis moeten blijven of – bij afwezigheid van familie/mantelzorg – in een wijkziekenboeg moeten worden opgevangen. Hierbij zal de zorg moeten worden verleend door thuiszorgmedewerkers (indien voorhanden) en vrijwilligers. Huisartsen 18 moeten toezicht houden op deze ziekenboeg. Verwacht mag worden dat er (veel) mensen gaan overlijden in deze ziekenboeg. Naast het directe ziekteverzuim hebben we ook te maken met het indirecte ziekteverzuim doordat hele gezinnen ziek zijn of opvang moeten bieden als mantelzorgers (in geval van ouders/familie in bejaardenhuis, verpleeghuis of gewoon thuis). De normale capaciteit van de zorg kan mede hierdoor tot 50% afnemen. Als er een zorgmeldpunt is ingericht wordt de wijkziekenboeg idealiter gekoppeld aan het zorgmeldpunt. De ziekenboeg omvat een aantal bedden voor verzorging van patiënten (observatie en vervangende thuiszorg). Een wijkziekenboeg kan in bepaalde situaties worden ingericht bij verzorgings- of verpleeghuizen. Indien dit alles niet mogelijk is komen sporthallen e.d. in aanmerking. 5.10 Vaccinatie bevolking 5.10.1 Influenzavaccinaties: Indien vaccin voorhanden is zullen de huisartsen de medische risicogroepen vaccineren zoals dat tot nu toe ook al door hen gedaan wordt. Vitale groepen die voor vaccinatie in aanmerking komen moeten door de ARBO-diensten van de betreffende instellingen worden gevaccineerd, b.v. personeel gemeenten, brandweer, politie, militair personeel. Dit gebeurt nu ook al in bepaalde situaties. In een aantal gevallen, b.v. zorginstellingen met eigen artsen, GGD’en kan de eigen organisatie voorzien in vaccinatie. Restgroepen die niet onder een ARBO-dienst vallen, b.v. vrijwillige brandweer, vrijwilligers die gaan werken in een zorgmeldpunt worden door de GGD-en gevaccineerd. De GGD’en zien toe op de bewaking van de “cold chain”, de toedieningsregistratie en de registratie van bijwerkingen. Verwacht mag worden dat de Provinciale Ent Administratie een rol krijgt bij vaccindistributie en registratie van vaccinaties. Mogelijk dat de hulp van de brandweer nodig is voor de distributie. Het is mogelijk dat vaccin deels beschikbaar komt vóór of tijdens de pandemie, dus in onvoldoende mate om alle patiënten uit de medische risicogroepen te vaccineren. Door het Ministerie van VWS zullen dan prioriteiten worden gesteld wie als eerste in aanmerking komt voor het vaccin. In dat geval is het voorstelbaar dat de regie en de uitvoering van het vaccineren bij de GGD-en komen te liggen, waardoor de huisarts geen last krijgt van (ongewenste) aandrang van patiënten om het vaccin te verstrekken. Wel zal de huisarts gevraagd worden lijsten/bestanden van de geïndiceerden aan te leveren aan de GGD, zoals door VWS bepaald. Afweging: agressie bij een ook voor jongvolwassenen potentieel dodelijk verlopend ziektebeeld is voorstelbaar. Politiebescherming van vaccinvoorraden zal misschien nodig blijken te zijn. Een beperkt aantal uitgiftepunten van vaccin vergemakkelijkt beveiliging van het vaccin. Omdat huisartsen indicaties zullen moeten stellen is agressie rond het niet-stellen van een indicatie soms onvermijdelijk. Mocht er onverhoopt toch (veel) meer vaccin beschikbaar komen dan zal de landelijke overheid een keus moeten maken wie dit vaccin gaat geven. De staatssecretaris van VWS heeft op 1612-2002 in antwoord op kamervragen gezegd dat ze gebruik wil maken van het scenario dat GGD Nederland ontwikkeld heeft om in korte tijd de gehele bevolking te vaccineren in het kader van de verdediging tegen bioterrorisme (pokken). Indien GGD-en hiertoe zouden worden aangewezen ligt het voor de hand om te kiezen voor een aanpak zoals beschreven in het pokkendraaiboek massavaccinatie GGD en draaiboek massavaccinatie GHOR. 19 5.10.2 Pneumokokkenvaccinaties: Deze vaccinatie kan – mits voldoende voorhanden – gegeven worden aan de medische risicogroepen voor influenzavaccinatie als influenzavaccin niet voorhanden is. Hierbij wordt dezelfde strategie gevolgd als boven bij influenzavaccinaties. Aangezien het non-interventie scenario uitgangspunt is wordt dit punt niet verder uitgewerkt. Vaccinatie voor de vitale groepen: hierover moet een uitspraak komen van VWS. 5.10.3 Neuraminidaseremmers: Voor zover voorhanden worden deze via behandelend artsen verstrekt. Dit kan zowel therapeutisch als profylactisch zijn. 5.11 Preventie 5.11.1 Preventie door middel van het dragen van mondmaskers. Het dragen van neus-mond maskers (papieren neus-mond maskers) in het openbaar reduceert het risico van transmissie en lijkt in praktijk zinvol. Deze conclusie in tot nu toe echter gebaseerd op één studie (bron OMT 2003) 5.11.2 Preventie door middel van sluiten van openbare gebouwen Het sluiten van openbare gebouwen zoals bijvoorbeeld scholen gedurende een week tijdens het hoogtepunt van een pandemie leidt tot een significante daling van de transmissie van het virus en lijkt derhalve zeer zinvol. Ook deze conclusie is getrokken op basis van slechts een studie. Het OMT zal pas per situatie het juiste tijdstip voor deze voorgenomen sluiting kunnen voorstellen. 5.12 Surveillance Voor lokale GGD’en ligt er geen taak in het verzamelen van surveillancegegevens. De landelijke geïntensiveerde surveillance (RIVM) voorziet in relevante informatie. De CMR peilstations (Continue Morbiditeits Registratie) leveren hierbij gegevens aan. Wel is het van belang zicht te hebben op optredende ziekte en ziekenhuisopname in verband met de planning van de zorgcapaciteit. Voor deze “disease monitoring” is het GHOR Actiecentrum verantwoordelijk: gegevens worden verkregen van huisartsen en ziekenhuizen. De GHOR actiecentra zullen op een gestandaardiseerde manier gegevens verzamelen bij de diverse zorgmeldpunten, huisartsen en ziekenhuizen. 20 6 FASE 4: De Postpandemische periode Fase 4 Plan psychosociale nazorg Evaluatie Nazorg GHOR, GGZ GHOR/GGD Gemeente Evaluatie GHOR, GGD, gemeente In de postpandemische periode is er sprake van terugkeer naar de normale situatie. De crisissituatie is ten einde. De postpandemische fase is in wezen de volgende interpandemische periode. Regionale aktiviteiten in deze fase zijn: Psychosociale nazorg. De GHOR is verantwoordelijk voor de acute psychosociale hulpverlening tijdens een incident/ramp (deelproces 24). Langdurige nazorg is een gemeentelijk proces (deelproces 30) en bestaat uit financiële schadeafwikkeling, juridische bijstand, herhuisvesting indien nodig en psychosociale zorgverlening (vergelijk met het informatie en advies centrum zoals opgestart in Enschede na de vuurwerkramp). Evaluatie van het verloop van de bestrijding. Het draaiboek kan aan de hand van de evaluatie worden aangepast. 21 7 Lijst met afkortingen ABC-instabiel Levensbedreigende situatie door obstructie ademwegen, stoornissen van de ademhaling en/of bloedsomloop ARBO Arbeidsomstandigheden COPD Chronic Obstructive Pulmonary Disease CVD Cardio Vascular Disease of hartvaatziekte cVTV Volksgezondheid Toekomst Verkenningen DHV Districts Huisartsen Vereniging GGZ Geestelijke Gezondheidszorg GHOR Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen GRIP Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedure GZB Gezondheidsbeleid (directie VWS heet nu: preventie en openbare gezondheidszorg = POG) HS-GHOR Hoofd Sectie Geneeskundige Hulpverlening Ongevallen en Rampen IAZ Influenza Achtig Ziektebeeld IC Intensive Care LCI Landelijke Coördinatiestructuur Infectieziektebestrijding NA-remmers Neuraminase remmers OMT Outbreak Management Team (R)BT (Regionaal) Beleidsteam RGF Regionaal Geneeskundig Functionaris RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne SEH Spoedeisende Eerste Hulp VISI Versterking Infrastructuur Infectieziektebestrijding (project GGD Nederland) VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport WHO World Health Organization ZMP Zorgmeldpunten 22 8 Literatuur - - - - - - - ACIP 1999; Prevention and control of Influenza. Recommendations of the Advisory Committee on Immunization Practices (ACIP). U.S. Department of Health and Human Services. CDC Atlanta, Georgia 30333. www.cdc.gov Basisleerstof GHOR, oktober 2002, niGHR & NIBRA Bartelds, A.I.M., Continue Morbiditeitregistratie Peilstations Nederland 2000, Hoofdstuk 9 en 10, NIVEL, Utrecht 2001. Bartelds, A.I.M., Zee, J. van der, “Geen paniek door Griep”, Medisch Contact, jaargang 55, nr. 18, pag. 651-654, 5 mei 2000. Boer J.de, Huijsman-Rubingh R.R.R. (1998); Geneeskundige hulpverlening bij rampen. Bohn Stafleu Van Loghum. Houten/Diegem. Chen W., Calvo P.A., Malide D. et all (2001); A novel influenza A virus mitochondrial protein that induces cell death. Nat Med Dec; 7(12): 1306-1312. Couch R.B. (2000); Prevention and treatment of influenza. NEJM, december 14, pp1778-1786. Das P. (2001): Flu experts fear countries are unprepared for a future pandemic. Lancet May 5; 357 (9266); 1419. Desenclos J.C. (1996); Get ready for the next influenza pandemic! Clin Microbiol Infect. Mar; 1(3): 221-222. Dijk, G.D. van, Draaiboek Influenzapandemie Nederland, Ministerie van VWS, voorlopige versie GZB-7, 28-01-2002. Dowdle, Walter R., “Striking the balance”, International Congress Series 1219 (2001) pag. 3-7. ESWI (European Scientific Workinggroup on Influenza), Annual Report 2000, c/o Link inc Antwerp (Belgium), 2001. ESWI (European Scientific Workinggroup on Influenza), Conference program and Abstracts, “ Options for the control of Influenza IV, Hersonissos, Crete, Greece, 23-28 September 2000, c/o Link inc Antwerp, (Belgium), 2000. ESWI (European Scientific Workinggroup on Influenza), Conference program and Abstracts, Preparedness planning in the Community: Influenza and other health threats, 27 november 2001, Brussels (Belgium), c/o Link inc Antwerp, (Belgium), 2001. Europese Unie; Monitoring of influenza in the EISS European networ member countries from October 2000 to April 2001. Euro Surveillance, 6(9). Genugten, M.L.L. van, Heijnen, M.L.A., e.a., Scenario-ontwikkeling zorgvraag bij een influenzapandemie, RIVM rapport 217617004 (herziene versie), oktober 2001. Gust I.D., Hampsom A.W., Lavanchy D. (2001); Planning for the next pandemic of influenza. Rev Med Virol Jan-Feb; 11(1): 59-70. Hak E. (2001); Effectiveness and implementation of influenza vaccination experimental approach. Thesis University of Utrecht, The Netherlands. Ipp M.; The next influenza pandemic www.utoronto.ca (03-04-2002) Jong de J.C., Claas E.C.J., Osterhaus A.D.M.E. (1998); Influenza A (H5N1) in Hong Kong: voorbode van een pandemie of alleen een wetenschappelijk interessant verschijnsel en een nuttige oefening in pandemiologie? Ned. Tijdschr. Geneeskd 30 mei; 142(22): 1252-1256. Jong J.C. de, Rimmelzwaan G.F., Fouchier R.A.M. and Osterhaus D.M.E.(200); Influenza Virus: a master of metamorphosis. Journal of Infection, 40, pp 218-228. Jong, J.C. de, Beyer, Walter E.P., e.a. “Mismatch Between the 1997/1998 Influenza Vaccine and the Major Epidemic A (H3N2) Virus Strain as the cause of an Inadequate Vaccine-Induced Antibody Response to This Strain in the Elderly”, Journal of Medical Virology jaargang 61, pag. 94-99, 2000. Jong, J.C. de, Rimmelzwaan G.F., e.a. “Het influenzaseizoen 2000/2001 en de virussamenstelling voor het seizoen 2001/2002”, Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde, jaargang 145 nr.40, pag. 1945-1950, 6 oktober 2001. Keavey S. (1999); Preparing for the next influenza outbreak--or (inevitably) pandemic. JAAPA Nov; 12(11): 28-30, 33-34, 37-40. Köhler, W., Influenza-epidemie, NRC, zaterdagbijlage,18 januari 2002. 23 - - Mayor S. (2000); Flu experts warn of need for pandemic plans. BMJ Oct. 7; 321 (7256): 852. McConnell J. (2002); Ready for the next influenza pandemic? Lancet Mar 30; 359 (9312): 1133. Meiss de Haas, Ch.L.”Influenza: Pandemic planning op regionaal niveau. Paper MPH, NSPH juni 2002. Microsoft Encarta Online Encyclopedia 2001; www.encarta.msm.com.(03-04-2002) Ministerie van VWS (2001); Draaiboek Influenzapandemie Nederland, conceptversie GZB-7, 240502001. Mortimer P. (2001); On being prepared: The influenza pandemic plan. Commun Dis Public Health Sep; 4(3):156-157. Nationaal Influenza Centrum (NIC) e.a., Nieuwsbrief Influenzasurveillance 2001-2002, jaargang 10 no. 1, 20 November 2001. Nationaal Influenza Centrum (NIC) e.a., Nieuwsbrief Influenzasurveillance 2001-2002, jaargang 10 no. 2, 16 januari 2002. National Vaccine Program Office; Pandemic Influenza: A planning guide for state and local officials (draft 2.1). CDC 04-7-2001. (03-04-2002) www.cdc.gov NIH Consensus Development Program. 1979;19 Amantadine: Does it have a role in de prevention and treatment of Influenza? No Authors listed (2000); Epidemic and Pandemic Flu. Lancet Feb. 12; 355 (9203): 509. Osterhaus A.D., Rimmelzwaan G.F., Martina B.E., Bestebroer T.M. Fouchier R.A. (2000); Influenza B virus in seals. Science May 12; 288 (5468): 1051-1053. Owens S.R. (2001); Being prepared. Preparations for a pandemic of influenza. EMBO Rep. Dec;2(12): 1061-1063. Oxford J.S., Sefton A. Jackson R., Innes W., Daniels R.S., Johnson N.P. (2002); World War I may have allowed the emergence of "Spanish Flu". Lancet Infect. Dis. Feb; 2(2): 111-4. Patterson K.D. (1985); Pandemic and epidemic influenza 1830-1848. Soc.Sci.Med, , pp 571-580. Penn C.R., Osterhaus A. (2001); Zanamivir: a rational approach to influenza B. Scand J Infect Dis. ; 33(1): 33-40. Pronk E. 2000; Het gevaar griep; de dreiging van een pandemie. Medisch Contact, 55 (50), pp 17821784. Rekenthaler D. 1999; The Flu Pandemic of 1918: is a repeat performance likely? (part 1 of 2) and Eighty years later, threat of influenza pandemic remains large(part 2 of 2) Disaster relief.org (03-042002) www.slackinc.com Schenk H. (2002); Influenzapandemie, is Nederland voldoende voorbereid? Scriptie 24-02-2002 voor MCDM 4. Schoch-Spana M. (2000); Implications of pandemic influenza for bioterrorism response. Clin Infect Dis. Dec; 31(6): 1409-1413. Schoenbaum Stephan C., “The impact of pandemic influenza, with special reference tot 1918”, International Congress Series 1219 (2001) pag. 43-51, Elsevier Science BV 2001. Senior K. (2001); Are we ready for the next flu pandemic? Lancet Infect Dis Dec; 1(5): 295. Shortridge K.F. (1995); The next pandemic influenza virus? Lancet Nov 4; 346(8984): 1210-1212. Simonsen L., Fukuda K., Schonberger L.B., Cox N.J. (2000); The impact of influenza on hospitalizations. J. Infect. Dis Mar; 181(3): 831-837. Solvay Pharmaceuticals, Palache, B., Bruin, I. de, The Production of Influenza Vaccines: an Annual Race against Time, Weesp (Netherlands), z.j. Stephenson I., Nicholson K.G. (2001); Influenza: vaccination and treatment. Eur Respir J. Jun; 17(6): 1282-1293. Sternberg S.: A doughboy's Lung yield 1918 flu virus; based on Taubenberger, J.K., et al. 1997. Initial genetic characterization of the 1918 "Spanish" Influenza virus. Science 275 (March 21): 1793 Tooley P. (2001); Unprepared for an influenza pandemic. Lancet Aug. 25; 358 (9282): 670-671. Webster R.G. (1994); While awaiting the next pandemic of influenza A. BMJ Nov 5; 309 (6963): 11791180. White R.T. (1997); When the next influenza pandemic comes. BMJ Jul 26; 315 (7102): 204. Wildavsky, Aaron B., Searching for Safety, 2e druk, Transaction Publisher, New Brunswick (USA) en Oxford (UK), 1988. 24 Bijlagen Bijlage I: Zaken waarover landelijk moet worden besloten Prioritering vaccinatie Afhankelijk van de hoeveelheid beschikbaar vaccin, zullen meer of minder personen voor vaccinatie in aanmerking komen. Afhankelijk van het verloop van de epidemie kan er altijd een wijziging in de lijst optreden. Indien er onvoldoende vaccin is om de gewenste groepen te vaccineren kan overwogen worden deels over te gaan op intracutane enting. Dit kan echter alleen gedaan worden door zeer ervaren vaccinateurs. Ter beperking van de omvang van de gevolgen van een pandemie kan het (lokaal) een effectieve maatregel zijn om jonge kinderen te vaccineren aangezien zij een belangrijke rol spelen bij de overdracht van het virus. Pneumococcenvaccinatie vitale groepen bij afwezigheid influenzavaccinatie. Openstaande Vragen Gesteld aan ministerie van VWS. Beantwoord Mei 2003 door Ministerie van VWS Is aanpassing van de huidige huisartsen griepstandaard nodig i.v.m. een pandemische situatie?Antwoord: Ten tijde van een grieppandemie zal de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) de huisartsen en ziekenhuizen informeren over richtlijnen t.a.v. behandeling en zorg. Is het noodzakelijk dat de rijksoverheid een uitspraak doet over het benoemen van voorrangsgroepen voor preventieve maatregelen? Antwoord: Ja. De Gezondheidsraad heeft in haar rapport van april 2000 aangegeven welke volgorde voor medische risicogroepen gehanteerd zou moeten worden. Deze volgorde heb ik in mijn standpunt op dit gezondheidsraadadvies (GZB/GZ 2.119.804) overgenomen. VWS zal trachten om in overleg met het Ministerie van BZK te komen tot het benoemen van voorrangsgroepen voor vitale functies. Tijdens de grieppandemie is het noodzakelijk de klinische productie goed te monitoren. Hierbij is ICT ondersteuning noodzakelijk. Zijn hier initiatieven vanuit het rijk gaande om op aan te sluiten? Antwoord: Ik neem aan dat u met klinische productie het aantal beschikbare zorgvoorzieningen bedoelt. Ten tijde van een pandemie zal gebruik worden gemaakt van de bestaande systemen. Het RIVM heeft een surveillance systeem gemaakt dat in kaart brengt hoeveel zieken en doden er tijdens een pandemie optreden. ICT ondersteuning waarmee de klinische productiecapaciteit in kaart gebracht kan worden, betreft een onderwerp dat de gehele huidige zorg infrastructuur aangaat en is derhalve geen specifiek onderdeel van de voorbereidingen op een grieppandemie. Dit neemt niet weg dat een dergelijk systeem ook ten tijde van een pandemie zeer welkom zou zijn. 25 Bijlage II: Samenstelling expertgroep influenzapandemie. Naam Organisatie en functie A. Timen Landelijke coördinatiestructuur voor infectieziektenbestrijding, arts infectieziekten Landelijke coördinatiestructuur voor infectieziektenbestrijding, arts infectieziekten Bureau RGF regio Utrecht, hoofd bureau J. van Steenbergen R.J. Schouwerwou Ch.L. Meiss-de Haas F. Woonink G.L.F. van Leeuwen G.D. van Dijk A.H. Zwennes Bureau RGF regio Utrecht, beleidsmedewerker GGD Midden Nederland Arts infectieziekten, Beleidssecretaris, ROI Midden Nederland , project VISI Ministerie van Defensie Joint Kenniscentrum NBC, Stafofficier medische NBC aangelegenheden Ministerie van VWS Directie POG Beleidsmedewerker Ministerie van VWS Directie POG, J.K. van Wijngaarden Ministerie van VWS Inspectie Gezondheidszorg, inspecteur infectieziekten J.K. van der Velden NIVEL H.B. Klaasen Apotheek Deli – Bergsma Apotheker R. Broeksema Van de Bergh’s service apotheek Apotheker H. Schenk GGD Eemland, arts voor M&G, MCDm M. Jambroes GGD Nederland Project VISI Beleidsmedewerker, PH.J. van Dalen Ministerie van VWS Directie POG, Beleidsmedewerker GG&GD Utrecht, hfd I&H / plv RGF regio Utrecht L. Kliphuis Per 1/10/2002 werkzaam bij het ministerie van VWS 26 Bijlage III: Scenario-analyse zorgvraag bij een grieppandemie. Toepassing voor GHOR Utrecht. Marianne van Genugten en Marie-Louise Heijnen RIVM Basisaannames Voor de scenario’s zorgvraag bij een grieppandemie voor de regio Utrecht wordt het RIVM rapport ‘Scenario-ontwikkeling zorgvraag bij een influenzapandemie’ als uitgangspunt genomen. Samengevat zijn de basisaannames: Overall attack rate 30% of 50%. De leeftijdsspecifieke attack en complicatie rates zijn als in een ‘normale’ epidemie. Zorgverlening inclusief de inzet van antibiotica als in een ‘normale’ epidemie Therapeutisch gebruik van één kuur neuraminidase remmers (gestart binnen 48 uur na aanvang symptomen) is 50% effectief in het voorkómen van ziekenhuisopnames en sterfte. Profylactisch gebruik van neuraminidase remmers gedurende de duur van de pandemie is 70% effectief in het voorkómen van influenza en daarmee samenhangende ziekenhuisopname en sterfte. Referentie MLL van Genugten, MLA Heijnen, JC Jager. Scenario-ontwikkeling zorgvraag bij een influenzapandemie. RIVM rapport 217617 004, juni 2001; herziene versie oktober 2001 GHOR Utrecht Tabel 1 Omvang bevolking in de GHOR Utrecht Omvang bevolking* Omvang hoog risico bevolking (%)** 0-19 jaar 279.850 6486 (2,3%) 20-64 jaar 708.099 43561 (6,2%) 65 jaar en ouder 138.319 48344 (35%) Totaal 1.126.268 98391 (8,7%) *Verkregen via Laurens Zwakhals (RIVM, cVTV) ** Gebaseerd op percentage hoog risico bevolking in Nederland (volgens huisartsenregistraties) Het aantal beschikbare ziekenhuisbedden in GHOR Utrecht is 4014. Het aantal huisartsen in GHOR Utrecht bedraagt ongeveer 600. Scenario’s Tabel 2 Verwachte aantal ziekenhuisopnames en sterfgevallen in het niet-interventie scenario en in het scenario ‘therapeutisch inzetten neuraminidase remmers’ bij een pandemie van omvang 30% of 50% Volgens basisaanname Pandemie 30% Therapeutische inzet NA remmers** Pandemie 50% Therapeutische inzet NA remmers** Aantal ziek* Ziekenhuisopnames Sterfgevallen 337.880 idem 688 344 267 133 563.134 idem 1147 573 445 222 27 * Met de aanname dat 1 op de vier personen met influenza naar de huisarts gaat komt het aantal huisartsconsulten op 84.470 (30%) en 140.784 (50%). ** Voor alle zieken is een kuur NA-remmers nodig. Tabel 3 Verwachte aantal ziekenhuisopnames en sterfgevallen in het niet-interventie scenario bij een pandemie van omvang 30% of 50% als ziekenhuisopname en sterfte rate voor laag risico personen gelijk gesteld wordt aan die van hoog risico personen Pandemie 30% Pandemie 50% Aantal ziek 337.880 563.134 Ziekenhuisopnames 4574 7624 Sterfgevallen 677 1128 Tabel 4 Verwachte aantal ziekenhuisopnames en sterfgevallen in de vitale* groepen in het scenario ‘profylactisch inzetten neuraminidase remmers’ bij een pandemie van omvang 30% of 50% Aantal ziek* Ziekenhuisopnames Sterfgevallen Pandemie 30% 83.441 4 2 Pandemie 50% 139.068 6 3 *Voor deze berekening heb ik (door gebrek aan informatie over de omvang van de vitale groepen in GHOR Utrecht) aangenomen dat de vitale groep bestaat uit de werkzame bevolking van 20-64 jaar. De werkzame bevolking in Nederland omvat 63% van de groep 20-64 jaar en we onderstellen dat dit allemaal laag risico personen zijn. Vervolgens nemen we aan dat dit percentage ook geldt voor GHOR Utrecht en komen we uit op een omvang van 418.569 personen. Tijdsverloop De aantallen in Tabel 2-4 zijn totalen voor (een eerste golf) een pandemie van omvang 30% of 50%. Het maximaal aantal personen met influenza per dag en het maximale aantal benodigde ziekenhuisbedden (Tabel 5) wordt bepaald onder de aanname dat het aantal personen met influenza normaal verdeeld is over de tijd en dat de ziekteduur van influenza en de ziekenhuisopnameduur gelijk is aan 8 dagen. Tabel 5 Maximale omvang van de pandemie in termen van personen met influenza per dag en benodigde aantal bedden per dag bij normale verdeling van personen met influenza over de tijd Pandemie 30% Duur 6 weken Duur 3 mnd. Duur 6 mnd. Maximaal aantal personen met influenza per dag (ziekteduur 8 dagen) Totaal 337.880 194.717 105.028 53.561 Maximaal aantal benodigde bedden per dag (opnameduur 8 dagen) Totaal 688 396 214 109 Pandemie 50% Duur 6 weken Duur 3 mnd. Duur 6 mnd. Totaal 563.134 324.528 175.046 89.268 Totaal 1147 661 592 182 Conclusie Bij een pandemie in de GHOR regio Utrecht zal er een toename zijn in het aantal opnames in ziekenhuizen. Normaliter kan worden aangenomen dat een groot aantal patiënten beademing nodig zal hebben. De beademingscapaciteit in de regio Utrecht zal onvoldoende zijn voor alle patiënten. De beademingscapaciteit in de regio Utrecht is ongeveer 95 bedden. Deze bedden zijn dagelijks voor minimaal 80% in gebruik, volledige beschikbaarheid voor een pandemie van deze bedden is daardoor niet mogelijk. Dertig extra bedden kunnen worden benut in het calamiteitenhospitaal. 28 Bijlage IV: Triage tijdens een influenzapandemie De zorg in de tweede lijn is een ander probleem. Eerdere onderzoeken in de UK hebben uitgewezen dat de bevolking bij een naderende pandemie of epidemie de zorg gaat opzoeken en vast een "plaats reserveert" in het ziekenhuis en een groter beroep gaat doen op de (uitvallende) voorzieningen. Er zijn twee mogelijkheden: de zorg vrijgeven en first come/first serve principe hanteren of triage met patiëntgegevens vanuit de eerste lijn. Met triage wordt bedoeld dat op grond van een aantal vastgestelde criteria een selectie wordt gemaakt welke patiënten voor opname in het ziekenhuis in aanmerking komen. Triage is dus nodig om tot zorgtoewijzing van een ziekenhuisbed te komen. Voor infectieziekten/biologische schade is geen systeem van triage ontwikkeld. In de traumatologie/rampenbestrijding wordt onderstaande driedeling (Tabel I) gehanteerd bij ernstig ongevals- of chemisch letsel. Tabel I. Triageschema traumatologie/rampenbestrijding T1 Urgentieklasse 1 (ABC-instabiele slachtoffers): slachtoffers wier leven onmiddelijk wordt bedreigd door een obstructie van de ademwegen (A) en/of door stoornissen van de ademhaling (B) en/of circulatie T2 Urgentieklasse 2 (ABC-stabiele slachtoffers): slachtoffers wier leven na enige uren kan worden bedreigd door een obstructie van de ademwegen en/of stoornissen van de ademhaling en/of circulatie. T3 Urgentieklasse 3 (ABC-stabiele slachtoffers): slachtoffers die niet worden bedreigd door een ademwegobstructie en/of stoornissen van de ademhaling en circulatie. T4 Urgentieklasse 4 (ABC-instabiele slachtoffers): gewonden waarbij onder de gegeven omstandigheden de ademweg niet kan worden vrijgemaakt en vrijgehouden, de ademhaling niet kan worden veiliggesteld, bloedingen niet tot staan kunnen worden gebracht, en shock niet toereikend kan worden bestreden. Deze klasse wordt in principe alleen onder oorlogsomstandigheden gehanteerd. Onderscheid moet worden gemaakt tussen de verslaglegging ten behoeve van de triage en de triage zelf. Eenduidige diagnostiek en verslaglegging wordt door huisartsen/andere daartoe geschoolde artsen uitgevoerd. De huisarts zal tijdens een consult of huisbezoek de diagnose IAZ (Influenza Achtig Ziektebeeld) stellen en een inschatting moeten maken van de ernst van het ziektebeeld en een noodzakelijke medische behandeling (bijvoorbeeld ziekenhuisopname). Huisartsen die een patiënt hebben die geïndiceerd is voor opname maken een verslag van hun bevindingen en sturen dit naar het aktiecentrum GHOR. De huisartsen zoeken dus zelf geen contact met het ziekenhuis voor opname. Om de triage in het aktiecentrum GHOR te kunnen uitvoeren zullen de argumenten/criteria waarom opname gevraagd wordt helder beschreven moeten zijn. Vervolgens kan de triage plaatsvinden aan de hand van de door VWS opgestelde criteria. Het is denkbaar dat er nauwelijks beademingsbedden zijn en een groot patiëntenaanbod waardoor er weinig valt te verdelen. Op dit moment zijn er geen criteria voorhanden. Deze zijn ook niet te herleiden uit de literatuur, simpelweg omdat er sinds 1918 geen ervaring meer mee is opgedaan. Wat wel duidelijk is uit alle beschrijvingen is dat beademing een groot knelpunt zal worden. Naar analogie van de traumatologie zou b.v. de voorkeur kunnen worden gegeven aan T2 patiënten. Een patiënt met een T1 classificatie is zonder heel snelle hulpverlening waarschijnlijk niet te redden en zal gedurende lange tijd een intensieve verzorging nodig hebben. In plaats daarvan kan het zijn dat de keuze uitgaat naar T2 patiënten die op de korte duur een betere prognose hebben als er een grote schaarste aan behandelcapaciteit is. Een andere discussie zou b.v. een leeftijdscriterium voor opname kunnen zijn. 29 Bijlage V: GRIP Procedure Opschalen in de rampenbestrijding In de rampenbestrijding wordt het begrip “Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedure” gehanteerd, afgekort GRIP. Er zijn twee situaties die opschalen noodzakelijk maken: een plotselinge gebeurtenis ontwikkelt zich tot ramp; of een dreigende ramp wordt tevoren bekend. De GRIP fasering laat zich het best toepassen bij acute rampsituaties. Het scenario grieppandemie is een zich langzaam (in de loop van weken) ontwikkelend gebeuren. In zijn volle omvang is dit per definitie een GRIP 5 situatie (ramp op nationaal niveau). In de volgende paragrafen volgt een korte beschrijving van de opschalingniveaus 0 tot en met 5. Coördinatiealarm 0 (GRIP 0). Na melding van een incident rukken in eerste instantie de parate diensten uit. Afhankelijk van de aard van het incident zullen eenheden van zowel brandweer, GGD, politie en mogelijk ook gemeentelijke eenheden meewerken aan de incidentbestrijding. Deze vier organisaties beginnen op routinematige wijze met de bestrijding. Dat wil zeggen dat ter plaatse ieder voor zich werkt. Samenwerking, als dat nodig is, vindt ad hoc plaats. Coördinatiealarm 1 (GRIP 1). Als blijkt dat door de aard van het incident taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden met betrekking tot de bestrijding veranderen, zal worden opgeschaald. De oorzaken voor deze veranderingen kunnen zijn: vraag om gestructureerde coördinatie, behoefte aan meer materieel en de complexiteit van het incident. Coördinatiealarm 2 (GRIP 2). Ook na deze eerste opschaling kan blijken dat het incident niet efficiënt genoeg bestreden kan worden. Dit kan zijn omdat een van de organisaties eenhoofdige leiding wil, er sprake is van een effectgebied (denk aan een gaswolk), zich bestuurlijke consequenties voordoen, of omdat er bijvoorbeeld gevaarlijke stoffen bij betrokken zijn. Door op te schalen naar dit niveau veranderen twee essentiële aspecten. Er is één leidinggevende (commando plaats incident) en de vooraf vastgestelde kernbezettingen van het regionaal operationeel team en het gemeentelijk beleidsteam komen bijeen. Deze kern bezettingen schatten in wat de mogelijke effecten zijn op operationeel gebied, en gaan na wat de consequenties zijn op bestuurlijk niveau of voor het gemeentelijk apparaat. Coördinatiealarm 3 (GRIP 3). De meeste incidenten zullen zich operationeel gezien beperken tot en met coördinatiealarm 2. Er kunnen zich echter incidenten voordoen die een verdere bestuurlijke en operationele opschaling vereisen. Voorbeelden zijn: een grootschalige evacuatie en een omvangrijke brand met grote materiële schade, al of niet met veel slachtoffers. De opschaling kan in deze situatie operationeel gezien het hoogste niveau bereiken. Ook bestuurlijk gezien is sprake van de hoogste paraatheid; de voltallige gemeentelijke rampenstaf komt met GRIP 3 bijeen. Coördinatiealarm 4 (GRIP 4). Tot en met coördinatiealarm 3 is er sprake van een incident dat zich beperkt tot één gemeente. Overschrijdt het incident door zijn omvang de gemeentegrens, dan zal er weer verder opgeschaald worden. Deze opschaling vindt alleen op bestuurlijk niveau plaats. Op provinciaal niveau zal de commissaris der Koningin worden ingelicht terwijl het kabinet is vertegenwoordigd in het regionaal beleidsteam en operationeel team. Coördinatiealarm 5 (GRIP 5) Wanner een incident de grenzen van de provincie overschrijdt of vanaf het begin als nationaal is te beschouwen, zal de minister van BZK de bestrijding van het incident in bestuurlijke zin ter hand nemen. Hij werkt daarbij samen met de minister van VWS. Het NCC (Nationaal Coördinatie Centrum) werkt samen met het VWS Coördinatie Centrum, één of meer Provinciale Coördinatie Centra en wellicht Regionale Coördinatie Centra. 30