26/09/2016 Interpellatie van dhr. Johan Van den Driessche, Parlementslid, aan dhr. Rudi Vervoort, MinisterPresident, en dhr. Guy Vanhengel, minister belast met Financiën en Begroting, betreffende “de opmerkingen, opgesomd in het 21ste Boek van het Rekenhof voorgelegd aan het parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en aan de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, omtrent het toezicht van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake de naleving van de budgettaire doelstellingen door de Brusselse lokale besturen” Geachte minister-president en minister Het Rekenhof publiceerde deze week haar 21ste boek over het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het Rekenhof controleert de openbare financiën van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het boek overspant de periode 2010 tot 2014. Algemeen kan men stellen dat dit rapport niet gunstig is voor de Brusselse gewestregering. “Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG) heeft er zich in het samenwerkingsakkoord toe verbonden de Brusselse lokale besturen de afgesproken ESR-budgettaire doelstellingen voor de lokale overheid te doen naleven. Hoewel het Gewest er zich toe verbonden heeft de Brusselse lokale besturen de begrotingsdoelstellingen zoals bepaald in het stabiliteitsprogramma te doen naleven, heeft het daartoe geen specifieke maatregelen genomen. Nochtans zou het Gewest volgens het Rekenhof daartoe allerlei instrumenten kunnen inzetten: het zou bijvoorbeeld zelf akkoorden kunnen sluiten met de bedoelde besturen, regelgeving uitvaardigen of via het toezicht sturen of ingrijpen. Tot nu toe heeft het BHG geen bijkomende maatregelen genomen die specifiek hierop gericht zijn”, aldus het Rekenhof (p. 49). Toen het Rekenhof zijn opmerkingen betreffende de afwezigheid van bijkomende maatregelen die specifiek gericht zijn op het naleven van de budgettaire doelstellingen door de Brusselse lokale besturen, bezorgd heeft aan de minister bevoegd voor de lokale besturen, wijst de bevoegde minister “op de evenwichtsverplichtingen die in de gemeentewet zijn opgenomen alsook op de constante opvolging van de Brusselse lokale besturen door de bevoegde dienst (p. 55)”. Het is echter zo dat de begrotingssaldi, zoals opgetekend in de boekhouding van de lokale besturen, fundamenteel vrij sterk verschillen van de saldi zoals ze worden vastgesteld volgens de ESR 2010-normen die worden gebruikt in het kader van het budgettair stabiliteitspact. Een evenwichtstoestand volgens het boekhoudkundig kader van de lokale besturen betekent, paradoxaal genoeg, niet automatisch dat er een evenwichtstoestand is volgens de Europese normen. “Het Rekenhof herhaalde daarom haar opmerking dat het niet gaat om bijkomende of nieuwe regels of maatregelen die specifiek gericht zijn op de bedoelde begrotingsdoelstellingen en engagementen (p. 55)”. Mijn vraag is de volgende: - Het Rekenhof heeft ongetwijfeld de regering eerder medegedeeld dat zij haar aangebrachte tegenargumenten niet volgt. Welke maatregelen heeft u bijgevolg genomen om uw rol als toezichthoudende overheid ten volle uit te oefenen en specifieke maatregelen aan te wenden opdat de Brusselse lokale besturen alsnog de budgettaire doelstellingen zoals bepaald in het stabiliteitsprogramma zullen naleven? Johan Van den Driessche |Brussels Parlementslid | N-VA Fractievoorzitter http://www.johan-vandendriessche.be / [email protected] Dat constant overleg tussen het Gewest en de lokale besturen lijkt mij bovendien vrij tijds- en middelenintensief. Het Gewest moet immers voortdurend de gemeenten in het oog houden. We weten dat de meeste Brusselse gemeenten in een penibele financiële situatie verkeren en dat zij blijkbaar niet steeds in staat zijn om hun financiële toestand zelfstandig te beheren. Mijn vraag is de volgende: - Heeft u als de minister, bevoegd voor de plaatselijke besturen, acties gepland die de lokale besturen stimuleren om te professionaliseren zodat zij op eigen krachten hun financiële situatie kunnen beheren? Ten slotte wil ik de minister erop wijzen dat door de toepassing van het ESR 2010 een verruimde definitie van de overheidsperimeter bestaat. “Daaronder vallen – naast gemeenten en OCMW’s – ook tal van samenwerkingsverbanden (bijvoorbeeld intercommunales), verzelfstandigde entiteiten (bijvoorbeeld autonome gemeentebedrijven of regies) en andere entiteiten zoals vzw’s waarin een lokaal bestuur belangen heeft (p. 48)”. Het BHG moet erop toezien dat alle Brusselse lokale entiteiten hun budgettaire verplichtingen naleven. “De perimeter ‘overheid’ wordt echter alsmaar groter en mogelijk ontsnappen een aantal entiteiten aan het toezicht (p.49)”. Mijn vraag is de volgende: - Heeft u zicht op alle soorten publieke lokale entiteiten die geen marktdiensten aanbieden en die onder de perimeter ‘overheid’ vallen bepaald door het ESR 2010 en worden die op de aangewezen wijze gecommuniceerd aan de betrokkenen? Ik dank u alvast voor uw antwoord. Johan Van den Driessche |Brussels Parlementslid | N-VA Fractievoorzitter http://www.johan-vandendriessche.be / [email protected]