Waterdoorlatende bestratingen

advertisement
1
WATERDOORLATENDE BESTRATINGEN: HOE TE
DIMENSIONEREN?
Dr.ir.ANNE BEELDENS,
Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw
Ir. LIESBETH DONNE, LIEVE VIJVERMAN
Febestral
Waterdoorlatende
bestratingen
zijn
uitermate geschikt voor het bufferen en
infiltreren of lokaal afvoeren van
hemelwater.
Oppervlakken aangelegd
met waterdoorlatende bestratingen, die
een goede structuuropbouw volgen
kunnen volledig afgekoppeld worden van
het referentieoppervlak. Een goed ontwerp
en een goede uitvoering is hierbij echter
cruciaal.
Les
pavages
drainants
sont
particulièrement indiqués pour stocker
provisoirement et infiltrer ou pour évacuer
localement les eaux de précipitation. Il est
possible de dissocier totalement de la
surface de référence les surfaces
constituées de pavages drainants, qui ont
une structure adéquate. Pour ce faire, une
bonne conception et une bonne mise en
œuvre s’imposent.
Op basis van de resultaten van een
onderzoek, gevoerd bij het OCW in
samenwerking met de KULeuven en
FEBESTRAL en gesubsidieerd door het
IWT-Vlaanderen is de goede werking van
deze bestratingen aangetoond en zijn
regels opgesteld voor het dimensioneren
van waterdoorlatende structuren.
Een
overzicht van deze regels en een voorstel
van standaardstructuren voor een goede
dimensionering wordt in deze paper
gegeven.
Sur base des résultats d’une recherche,
réalisée au CRR en collaboration avec la
KULeuven
et
FEBESTRAL
et
subventionnée par IWT-Vlaanderen, le
bon fonctionnement de ces pavages a été
démontré et des règles pour le
dimensionnement
des
structures
drainantes ont été établies. Cette
contribution donne un aperçu de ces
règles et une proposition de structures
standard pour un bon dimensionnement.
2
1. Inleiding
De grote toename van verharde oppervlakken heeft tot gevolg dat het hemelwater niet meer
op een natuurlijke wijze in de ondergrond kan dringen. Grote hoeveelheden hemelwater
moeten bijgevolg via rioleringen en waterlopen worden afgevoerd. Bij overvloedige regenval
kunnen deze afvoersystemen de toevloed niet meer aan. Riooloverstorten treden in werking
en beken, rivieren en straten stromen over.
Hemelwater laten infiltreren via waterdoorlatende betonstraatstenen biedt een oplossing voor
deze waterproblematiek. Dankzij een totaal concept van doorlatendheid, van het oppervlak
tot de bodem, wordt regenwater gebufferd in de fundering en infiltreert het verder in de
ondergrond. Waterdoorlatende betonstraatstenen laten het hemelwater immers ter plaatse
infiltreren. Via de fundering wordt het water gebufferd en naar de ondergrond afgevoerd.
Hierdoor worden enerzijds rioleringen ontlast. Anderzijds wordt tegelijk de steeds verder
dalende grondwaterstand op peil gehouden. Zij vormen bijgevolg een efficiënte oplossing,
die bovendien tegemoetkomt aan een toenemend milieubewustzijn.
Om dit resultaat te bekomen dienen waterdoorlatende bestratingen correct aangelegd te
worden, rekening houdend met het aanwezige type ondergrond en bijhorende
infiltratiemogelijkheden en de intensiteit van het verkeer. De materiaalkeuze en een goede
aanleg zijn hierbij cruciaal.
Waterdoorlatende structuren worden niet enkel toegepast op plaatsen waar onmiddellijke
infiltratie in de ondergrond mogelijk is, maar ook als bufferingsysteem. Als er geen infiltratie
mogelijk is, wordt het water tijdelijk in de constructie opgeslagen en vertraagd naar een
nabijgelegen infiltratiebekken of sloot afgevoerd.
2. Werkingsprincipe
Het werkingsprincipe van waterdoorlatende verhardingen met betonstraatstenen is
gebaseerd op volgende elementen:



opnemen van water aan het oppervlak: dit gebeurt door de straatstenen. Deze dienen
daartoe een voldoende grote doorlatendheid te hebben, hetzij door de steen zelf, hetzij
door verbrede voegen of drainageopeningen. De straatstenen brengen het water zo snel
mogelijk naar de onderliggende lagen;
buffering van het hemelwater: dit gebeurt bij voorkeur onder in de structuur. De
fundering moet immers de nodige draagkracht bieden en het water bij voorkeur enkel
naar de onderfundering doorlaten. De onderfundering doet dienst als buffer, zeker als de
grond weinig doorlatend is;
afvoer van het hemelwater, bij voorkeur door infiltratie in de ondergrond en anders door
vertraagde afvoer naar een nabijgelegen infiltratiebekken of sloot. Belangrijk hierbij is dat
de waterafvoer door middel van een knijpleiding voldoende wordt vertraagd om
stroomafwaarts geen overbelasting te krijgen en de buffering in de waterdoorlatende
structuur te laten plaatsvinden.
De waterdoorlatendheid van de straatstenen wordt gerealiseerd, hetzij door poreuze stenen
te gebruiken, hetzij door verbrede voegen aan te leggen door middel van afstandhouders of
drainageopeningen in de stenen te voorzien. Ook grasdallen kunnen toegepast worden als
waterdoorlatende verhardingen op voorwaarde dat de openingen gevuld worden met
granulaten of dat het gras in voldoende mate groeit. Een beeld van de verschillende type
straatstenen is gegeven in figuur 1.
3
Figuur 1: Overzicht verschillende types straatstenen: poreuze stenen – stenen met verbrede
voegen – stenen met drainageopeningen en grasdallen
3. Toepassingsgebied
Waterdoorlatende bestratingen kunnen in principe op dezelfde plaatsen toegepast worden
als bestratingen met klassieke straatstenen en klassieke (ondoorlatende) opbouw, gezien
dezelfde eisen gesteld worden aan de onderfundering en fundering betreffende de
draagkracht. Zij hebben zelfs het voordeel dat de kans op schade ten gevolge van
stagnerend water zeer klein wordt gezien het water onmiddellijk in de structuur afgevoerd
wordt.
Het is evenwel zo dat ten tijde van zware regen de structuur verzadigd zal zijn wat een
invloed heeft op de draagkracht. Om hiermee rekening te houden worden toch bijkomende
beperkingen opgelegd, voornamelijk aan het zwaar verkeer. Een maximum van 100
vrachtwagens (> 3.5 ton) per dag wordt gesteld. Dit resulteert in de volgende
toepassingsgebieden:
 bedrijfsterreinen, kmo-zones, winkelcentra;
 woonstraten
 parkeerplaatsen voor personenauto’s;
 pleinen en wandelstraten;
 fietspaden;
 voetpaden;
 opritten, terrassen.
Een overzicht van de verschillende standaardstructuren in functie van de verkeersbelasting
wordt verder in deze paper gegeven.
Qua rijcomfort zijn betonstraatstenen met verbrede voegen of met drainageopeningen
minder geschikt voor fietspaden; poreuze betonstraatstenen met hun smalle voegen en
kleine afschuining zijn voor fiets- en voetpaden des te meer aangewezen.
In beschermingszones 1 en 2 van drinkwaterwingebieden is het niet toegestaan het water in
de grond te laten infiltreren, wegens van de specifieke regelgeving die hier van kracht is.
4. Dimensionering
De goede werking van waterdoorlatende bestratingen hangt in sterke mate af van een goed
ontwerp en juiste materiaalkeuze. Bij het ontwerp is het zeer belangrijk de weg van het
water te volgen en op bepaalde punten veiligheden in te bouwen zodanig dat een langdurige
aanwezigheid van water in de structuur vermeden wordt. Naast de waterafvoer dient
natuurlijk ook de draagkracht en de duurzaamheid van de structuur gegarandeerd te worden.
Verkeersintensiteit, type ondergrond, vorstgevoeligheid van de ondergrond zijn bijgevolg
belangrijke factoren.
4
Waterwingebied
?
JA
NEEN
Meer dan 100
vrachtwagens per dag
?
Andere oplossing
JA
NEEN
Drainagesysteem
Doorlatendheid grond?
Laag
k < 10
Aanvaardbaar
-6
m
s
10
Drainage
onder in
de constructie
Fundering
-6
< k < 10
-4
Drainage tussen
fundering en
onderfundering
k > 10
-4
Geen drainage
nodig
Verkeerscategorie?
LV < 5000/dag
ZV < 100/dag
Fundering van
DSB (20 cm) of
ongebonden
steenslag (35 cm)
Onderfundering
LV < 500/dag
ZV < 20/dag
Fundering van
DSB (15 cm) of
ongebonden
steenslag (25 cm)
LV: occasioneel
Geen ZV
Fundering van
ongebonden
steenslag (15 cm)
Grootste van de volgende dikten
Minimum dikte om voldoende
buffering te verkrijgen
Straatlaag- en
voegvullingsmateriaal
Goed
Minimum dikte om de grond
vorstvrij te houden
Type van straatstenen?
Poreuze
betonstraatstenen
Straatlaag:
porfier 0/7
Voegvulling:
grof zand 0/2
Straatstenen met
drainageopeningen
Straatstenen met
afstandhouders
Straatlaag:
porfier 0/7
Straatlaag:
porfier 0/7
Voegvulling: 2/4
Voegvulling: 2/4
Figuur 2: Beslissingsboom voor de dimensionering van waterdoorlatende bestratingen
Waterdoorlatende constructies kunnen zowel voor infiltratie als voor buffering dienen. De
doorlatendheid van het geheel (bestrating, straatlaag, fundering en eventueel
onderfundering) dient ten minste gelijk te zijn aan 5,4 x10-5 m/s. Dit stemt statistisch overeen
5
met een regenbui van 16 mm of omgerekend 270 l/s/ha, rekening houdend met een
veiligheidsfactor gelijk aan 2. Een 10 min durende bui van deze intensiteit heeft statistisch
gezien een terugkeerperiode van dertig jaar.
De dimensionering kan gebeuren aan de hand van de beslissingsboom, weergegeven in
figuur 2. De verschillende punten worden hier verder toegelicht. Belangrijk is tijdens de
dimensionering het doel van de verschillende onderdelen voor ogen te houden:





drainage: water afvoeren als de grond niet doorlatend genoeg is;
onderfundering: water bufferen om infiltratie of afvoer met behulp van een knijpleiding
mogelijk te maken. De onderfundering dient tevens vorstgevoelige grond te beschermen;
fundering: draagkracht aan de structuur leveren;
straatlaag: de straatstenen vastzetten en kleine hoogteverschillen wegwerken;
straatstenen: het oppervlak van de verharding vormen en water naar de onderliggende
constructie doorlaten.
De beperking van waterdoorlatende bestratingen tot zones met beperkt zwaar verkeer (ZV :
vrachtwagens > 3.5 ton) is het gevolg van een afnemende draagkracht bij verzadiging. Om
de invloed hiervan tot een minimum te herleiden is het van belang de buffering te laten
plaatsvinden in de onderfundering en zo weinig mogelijk in de fundering, tenzij de grond zeer
doorlatend is en buffering bijgevolg zeer beperkt zal zijn.
4.1. Waterafvoer
Aan het oppervlak zijn in principe geen straatkolken meer nodig, en dus ook geen riolering:
de waterdoorlatende straatstenen nemen het water op en geven het door aan de
onderliggende lagen. Wel kan extra veiligheid worden ingebouwd door bijvoorbeeld in de
trottoirbanden openingen te laten voor afvoer naar “groene zones”, of door aan de zijkant
van de structuur een lager gelegen grasperk aan te leggen of op de laagste punten een
enkele straatkolk te voorzien. Monitoring van gerealiseerde projecten heeft aangetoond dat
de doorlatendheid van de stenen ook over langere periodes behouden blijft . Als er toch
vervuiling met dichtslibbing optreedt, blijkt zij zich voornamelijk aan het oppervlak voor te
doen en dus reinigbaar te zijn.
Afhankelijk van het type van ondergrond zal onder in de constructie drainage moeten worden
aangebracht. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen sterk doorlatende bodem (k > 10-4
m/s), voldoende doorlatende bodem (10-6 m/s < k < 10-4 m/s ) en niet-doorlatende bodem (k
< 10-6 m/s):
 in het eerste geval is geen drainage nodig;
 in het tweede geval kan drainage worden toegepast ter hoogte van de onderzijde van de
fundering. Deze drainage dient als overloop. Dit heeft het voordeel dat het meeste water
nog in de bodem zal dringen. Bij zeer zware neerslag of aanhoudende regen zal de
noodoverloop voorkomen dat het water te hoog in de structuur komt;
 bij een ondoorlatende bodem, of als het water onderin wordt opgevangen door een
waterdicht membraan, moet men er zeker van zijn dat al water uit de constructie kan
wegvloeien. Hiervoor moet onder in de constructie een drainagevoorziening worden
aangebracht. Deze voorziening hoeft niet in de bodem te worden ingegraven, aangezien
de stenen zelf drainerend zullen werken en het water automatisch naar het laagste punt
zal vloeien. Daar is het van belang dat het water via een knijpleiding verder wordt
afgevoerd.
Figuur 3 geeft aan waar de drainage dient aan te sluiten, afhankelijk van het type van
ondergrond.
6
Figuur 3: Plaatsing van drainage naargelang van het type van ondergrond, bij
waterdoorlatende bestratingen: sterk doorlatende bodem (k > 10-4 m/s), voldoende
doorlatende bodem (10-6 m/s < k < 10-4 m/s ), weinig tot niet-doorlatende bodem (k < 10-6
m/s) en geen infiltratie toegestaan
De grootte van de draineerbuis is afhankelijk van de hoeveelheid water die moet en mag
worden afgevoerd, en dus van de grootte van het oppervlak en de capaciteit van het
opvangbekken. Het afvoerdebiet wordt bepaald door de toegestane lozing van hemelwater.
De drainage zelf dient geen rekening te houden met buffering van hemelwater en kan
bijgevolg in afmeting worden beperkt. Bij voorkeur wordt een knijpleiding aangebracht,
waardoor aan de vereisten kan worden voldaan.
Indien het type grond gekend is, kan men volgens onderstaande tabel een bepaalde
waterdoorlatendheid aannemen. Een meer nauwkeurige waarde wordt verkregen door
opmeting, bijvoorbeeld met de open-end test.
 zand/grind
10-3 – 10-5 m/s;
 lemig zand
10-4 – 10-7 m/s;
 zandig leem
10-5 – 10-8 m/s;
 leem
10-6 – 10-9 m/s;
 klei
10-9 – 10-11 m/s.
Onder in het baanbed kan geotextiel worden toegepast, om te voorkomen dat fijne
gronddeeltjes in de onderfundering of fundering dringen. Dit is zeker aan te raden als de
constructie op kleigrond wordt aangebracht.
4.2. Standaardstructuren
De fundering wordt gedimensioneerd in functie van de verkeersbelasting. Bij zwaar verkeer
wordt gaat de voorkeur naar drainerend schraal beton. Bij minder zwaar belaste constructies
kan voor ongebonden steenslag worden geopteerd, steeds met een beperking van de
hoeveelheid fijn bestanddelen. Volgende standaardstructuren, zoals weergegeven in figuur
4, kunnen aangenomen worden, rekening houdend met de verkeersbelasting en het type
grond.
De fundering heeft natuurlijk ook als taak het water naar de onderfundering door te voeren.
Daarom is ook de waterdoorlatendheid van het funderingsmateriaal belangrijk. Deze
doorlatendheid dient minimaal gelijk te zijn aan 5,4 x 10-5 m/s. Dit zal ook leiden tot een extra
buffervolume dat als bijkomende veiligheid kan ingebracht worden.
Aan de funderingsmaterialen worden de volgende eisen gesteld:
 drainerend schraal beton volgens de standaardbestekken, bijvoorbeeld SB 250:
o minimale gemiddelde druksterkte: 13 N/mm²;
o doorlatendheidscoëfficiënt bij verzadiging, in het laboratorium bepaald aan
kernmonsters uit de fundering: ten minste 4 x 10-4 m/s;
 ongebonden steenslag met continue korrelverdeling, bijvoorbeeld 0/32:
7

o fractie fijne bestanddelen (< 63 µm): beperkt tot 3 %;
o fractie 0/2 mm: beperkt tot 25 %.
ongebonden steenslag zonder fijne fractie:
o kleinste diameter bij voorkeur gelijk aan 2 mm, om een goede verdichting te
verkrijgen.
Zeer doorlatend
Zware voertuigen < 100 per dag
Lichte voertuigen < 5 000 per dag
10
1
3
2
7
8
1
3
2
4
20
4
35
Zware voertuigen < 20 per dag
Lichte voertuigen < 500 per dag
25
Geen zware voertuigen
Occasioneel lichte voertuigen
8
1
7
3
2
15
15
3
3
3
6
6
6
6
Goed doorlatend
6
10
1
3
2
7
4
1
3
2
7
4
20
25
8
35
8
3
15
8
1
3
2
15
3
20
5
3
8
5
8
5
7
5
6
6
5
20
20
20
20
8
8
7
7
6
7
6
7
6
10
1
8
1
3
2
3
2
8
1
7
3
2
4
15
15
3
5
20
20
5
Weinig doorlatend
7
4
35
20
25
3
3
5
8
20
8
20
5
7
6
8
20
6
5
8
7
7
6
7
6
8
7
6
CRR-OCW21732
1.
2.
3.
4.
Betonstraatstenen
Straatlaag
Steenslag
Drainerend schraal beton
5.
6.
7.
8.
Steenslag
Ondergrond
Doorlatend geotextiel
Draineerbuis
maten in cm
Figuur 4: Standaardstructuren voor waterdoorlatende bestratingen in functie van de
verkeersintensiteit en het type grond
8
4.3. Buffercapaciteit
De buffercapaciteit wordt bij voorkeur voorzien in de onderfundering. Deze heeft een dubbele
functie. Enerzijds moet zij de constructie bijkomende buffercapaciteit bezorgen, afhankelijk
van de mogelijke infiltratiesnelheid; anderzijds moet zij de grond beschermen tegen de
inwerking van vorst. Beide functies gaan veelal samen: een weinig of niet doorlatende
ondergrond, zoals kleigrond, is tevens zeer gevoelig voor de inwerking van vorst.
Voor de bepaling van de buffercapaciteit is de watertoegankelijke porositeit van de
materialen belangrijk. Onderzoek heeft aangetoond dat de buffercapaciteit kan worden
bepaald uit de hoeveelheid watertoegankelijke holten in het verdichte materiaal. Deze
hoeveelheid kan in het laboratorium worden gemeten. Er wordt een veiligheidsfactor van 1,5
toegepast, om rekening te houden met mogelijke luchtinsluitsels in de structuur.
De nodige buffercapaciteit is afhankelijk van het type van ondergrond en de bijbehorende
infiltratiecapaciteit. In de “stedenbouwkundige verordening hemelwater”1 is vastgelegd dat
het buffervolume minimaal 1.500 l/100 m² moet zijn indien alles geïnfiltreerd wordt en
2.000l/100 m² referentieoppervlak indien gewerkt wordt met een begrenzer die de afvoer
beperkt tot maximaal 1.500 l/uur/100 m².
De statische buffercapaciteit kan als volgt worden bepaald uit de dikte van het materiaal en
de watertoegankelijke porositeit.
Berekening buffercapaciteit
Structuur:
 straatstenen met verbrede voegen;
 straatlaag 0/7: 3 cm;
 fundering 0/32: 15 cm;
 onderfundering 0/32: 30 cm.
Buffervolume voor 100 m²:
 onderfundering: 0,30 x 23 % (watertoegankelijke porositeit) x 100 x 1 000 = 6 900 l;
 fundering: 0,15 x 23 % x 100 x1000 = 3 450 l;
 straatlaag: 0,04 x 28 % x 100 x 1000 = 840 l.
Het buffervolume dat, rekening houdend met de veiligheidscoëfficiënt, nodig is (1,5 x
2 000 l/100 m² = 3 000 l/100 m²), wordt dus ruimschoots bereikt in de onderfundering.
De buffercapaciteit van de fundering, de straatlaag en de straatstenen kan als bijkomende
veiligheid worden beschouwd.
1
Besluit van de Vlaamse regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke
stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen,
buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (22/8/2006).
9
Mogelijk kan de onderfundering ook worden gebruikt als buffer voor het hemelwater
afkomstig van naastgelegen ondoorlatende verhardingen of zelfs van naastgelegen
woningen. In Nederland wordt dat al veelvuldig toegepast.
In werkelijkheid zal de buffercapaciteit natuurlijk sterk afhangen van de leegloopsnelheid,
dus van ofwel de infiltratiesnelheid in de ondergrond, ofwel de vertraagde afvoer via de
drainage.
4.5. Materiaalkeuze
Een goede materiaalkeuze is belangrijk voor een duurzame structuur, waarbij zowel
draagkracht als doorlatendheid verzekerd worden.
De waterdoorlatendheid van de straatstenen wordt bekomen hetzij door gebruik te maken
van poreuze straatstenen, hetzij door stenen met verbrede voegen of drainageopeningen te
voorzien. De keuze wordt bepaald door de opdrachtgever, rekening houdend met het
gebruiksgemak en de visuele aspecten. Opvolging van reële toepassingen heeft immers
aangetoond dat op langere termijn de doorlatendheid van de verschillende types
straatstenen ongeveer gelijk wordt en in de meeste gevallen ver boven de gewenste
doorlatendheid van 5,4*10-5 m/s gelegen is.
De eisen gesteld aan de waterdoorlatende betonstraatstenen zijn vastgelegd in PTV 122.
Het is bijgevolg mogelijk om waterdoorlatende betonstraatstenen onder het BENOR label te
leveren.
Het voegvullingsmateriaal wordt gekozen in functie van de toegepaste straatsteen. In het
geval van poreuze straatstenen wordt geopteerd voor een grof zand 0,5/2; in het geval van
straatstenen met verbrede voegen of met drainageopeningen wordt geopteerd voor
steenslag of gebroken zand met een maximale korrelafmeting gelijk aan 6,3 of lager.
Bij de keuze van het type van straatlaag dient rekening te worden gehouden met de
volgende eisen:
- waterdoorlatendheid: deze dient minimaal gelijk te zijn aan 5,4 x 10-5 m/s;
- filterstabiliteit: de straatlaag mag niet in de onderliggende funderingslaag verdwijnen;
- weerstand tegen vergruizing: vorming van fijn materiaal onder verkeersbelastingen dient
vermeden te worden. Dit houdt in dat de granulaten minstens tot categorie Ab (Wallonië) of 3
(Vlaanderen) behoren volgens PTV 411. Dit betekent dat de Los Angelescoëfficiënt niet
groter mag zijn dan 20 en de Micro-Devalwaarde niet groter dan 15. De dikte van de
straatlaag bedraagt 3 cm na verdichting.
Meer informatie over de eisen die aan de materialen gesteld dienen te worden is terug te
vinden in het dossier handelend over waterdoorlatende bestratingen (ref.1) en in de
handleiding over de aanleg van betonstraatstenen (ref.2).
5. Controle en onderhoud
De controle kan op verschillende momenten plaatsvinden. Voordat het ontwerp wordt
opgemaakt, dient de doorlatendheid van de grond te worden bepaald. Dit is mogelijk aan
grondmonsters of door metingen in situ, bijvoorbeeld met de “open-end test” of volgens de
dubbele-ringmethode.
Bij de uitvoering kan de doorlatendheid van de verschillende materialen worden bepaald uit
doorlatendheidsproeven in het laboratorium (kolomproef op zand, op grof granulaat).
Ten slotte kan de oppervlakdoorlatendheid worden bepaald met de dubbele-ringmethode.
Hierbij wordt de doorlatendheid van het bovenste gedeelte van de constructie getest,
10
namelijk van de straatstenen en voegen, van de straatlaag en van een gedeelte van de
fundering.
Het onderhoud van verhardingen aangelegd met waterdoorlatende bestratingen is zeer
beperkt. Ondanks de grotere poriën zijn de straatstenen niet meer onderhevig aan
onkruidgroei dan klassieke straatstenen. Dit is ten gevolge van het feit dat het water sneller
afgevoerd wordt waardoor het kiemen minder snel gebeurt.
Reiniging dient enkel te gebeuren wanneer zich een verstopping voordoet. Deze verstopping
zal hoofdzakelijk in de bovenste centimeters aan het oppervlak optreden. Hierdoor is het
mogelijk om met een veeginstallatie of onder hoge druk de bovenste centimeters van de
voegen en poriën vrij te maken en zo opnieuw een goede doorlatendheid te verkrijgen. Bij
stenen met verbrede voegen of drainageopeningen kan de voegvulling over de bovenste
centimeters worden vervangen om de doorlatendheid te herstellen.
De infiltratie van olie wordt vaak als probleem bij waterdoorlatende bestratingen aanzien.
Onderzoek heeft echter aangetoond dat de olieconcentratie bij de uitstroom onderaan de
structuur 70 tot 90% lager ligt dan de concentratie in het oppervlaktewater. Dit is het gevolg
van het vasthechten van de olie in de structuur, waar een afbraakproces plaatsvindt door
bacteriën die zich daar ontwikkelen. Dit mechanisme is ook voor andere polluenten
teruggevonden waardoor kan gesteld worden dat vervuiling door olie en andere polluenten
zeer beperkt blijft in normale omstandigheden (ref.3).
6. Toepassingen in situ en verdere ontwikkelingen
Een aantal realisaties in situ zijn reeds gedurende een 5-tal jaar opgevolgd door het OCW.
Hierbij wordt op geregelde tijdstippen de doorlatendheid getest en het algemeen gedrag van
de structuur. Hieruit blijkt dat de doorlatendheid over langere termijn voldoende blijft,
ondanks een kleine afname in vergelijking met de oorspronkelijke staat onmiddellijk na
aanleg. Een overzicht van de realisaties kan teruggevonden worden op de website van het
OCW (ref.4).
In het kader van de technische dienstverlening, die momenteel bij het OCW loopt, gesteund
door het IWT-Vlaanderen, wordt een software opgesteld om op een eenvoudige manier de
dimensionering en de materiaalkeuze te kunnen uitvoeren.
Nieuwe toepassingen worden bestudeerd en de kennis wordt verder verspreid. Zo wordt de
aanleg van waterdoorlatende bestratingen voor nieuwe verkavelingen opgevolgd, waarbij
geopteerd kan worden voor twee manieren: aanleg van waterdoorlatende bestratingen vanaf
het begin met een regelmatige reiniging van het oppervlak tijdens de aanleg van de huizen of
aanleg van de weg in twee fasen, waarbij eerst een gesloten oppervlak voorzien wordt dat
daarna vervangen wordt door de waterdoorlatende bestratingen (ref.5).
7. Besluit
Waterdoorlatende bestratingen kunnen als infiltratiesysteem, maar ook als
bufferingssysteem worden toegepast. Een goede dimensionering is hierbij belangrijk, waarbij
de functies van de verschillende elementen dienen gerespecteerd te worden.
De straatstenen laten het water onmiddellijk doorstromen naar de onderliggende structuur.
De fundering staat in voor de draagkracht, hierin wordt bij voorkeur niet gebufferd en de
onderfundering doet dienst als buffering. Afhankelijk van de doorlatendheid van de
ondergrond dient nog een drainagesysteem onderaan de structuur aangebracht te worden
om het water via een vertraagde afvoer af te voeren. De waterafvoer kan zich beperken tot
11
een drainage op het laagste punt van de structuur. Waterkolken aan het oppervlak zijn niet
meer nodig.
Waterdoorlatende bestratingen zijn zeer onderhoudsvriendelijk. Geen extra maatregelen
dienen genomen te worden. In het geval van een dichtslibbing van de structuur gebeurt dit
eerst aan het oppervlak waardoor een reiniging met hoge druk mogelijk wordt.
Dankbetuiging
De auteurs danken het IWT-Vlaanderen voor de ondersteuning bij het project VIS-CO
020788 en de technische dienstverlening TD 070499.
Referenties
[1] “Dossier 5: Waterdoorlatende verhardingen met betonstraatstenen”, bijlage bij OCW
Mededelingen 77, dec. 2008, http://www.brrc.be/pdf/mededelingen/med77t.pdf
[2] “Handleiding voor betonstraatstenen”, OCW publicatie
[3] S. Perez, A. Beeldens, “Sanerende effecten van waterdoorlatende bestratingen op
verontreiniging
met
voertuigolie”,
OCW
mededelingen
77,
http://www.brrc.be/pdf/mededelingen/med77.pdf
[4] Fiches projecten: http://www.brrc.be/ocw/n15/n15_03a_b1.php
[5] F. De Ryst, A. Beeldens, “Het toepassen van waterdoorlatende betonstraatstenen als
rijwegverharding en de positieve consequenties ervan op de aanleg van de RWA-riolering en
de financiële haalbaarheid van het project”, bijdrage ingediend voor dit congres, Thema 2.
Download