1 WATERDOORLATENDE BESTRATINGEN: HOE TE DIMENSIONEREN? Dr.ir.ANNE BEELDENS, Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw Ir. LIESBETH DONNE, LIEVE VIJVERMAN Febestral Waterdoorlatende bestratingen zijn uitermate geschikt voor het bufferen en infiltreren of lokaal afvoeren van hemelwater. Oppervlakken aangelegd met waterdoorlatende bestratingen, die een goede structuuropbouw volgen kunnen volledig afgekoppeld worden van het referentieoppervlak. Een goed ontwerp en een goede uitvoering is hierbij echter cruciaal. Les pavages drainants sont particulièrement indiqués pour stocker provisoirement et infiltrer ou pour évacuer localement les eaux de précipitation. Il est possible de dissocier totalement de la surface de référence les surfaces constituées de pavages drainants, qui ont une structure adéquate. Pour ce faire, une bonne conception et une bonne mise en œuvre s’imposent. Op basis van de resultaten van een onderzoek, gevoerd bij het OCW in samenwerking met de KULeuven en FEBESTRAL en gesubsidieerd door het IWT-Vlaanderen is de goede werking van deze bestratingen aangetoond en zijn regels opgesteld voor het dimensioneren van waterdoorlatende structuren. Een overzicht van deze regels en een voorstel van standaardstructuren voor een goede dimensionering wordt in deze paper gegeven. Sur base des résultats d’une recherche, réalisée au CRR en collaboration avec la KULeuven et FEBESTRAL et subventionnée par IWT-Vlaanderen, le bon fonctionnement de ces pavages a été démontré et des règles pour le dimensionnement des structures drainantes ont été établies. Cette contribution donne un aperçu de ces règles et une proposition de structures standard pour un bon dimensionnement. 2 1. Inleiding De grote toename van verharde oppervlakken heeft tot gevolg dat het hemelwater niet meer op een natuurlijke wijze in de ondergrond kan dringen. Grote hoeveelheden hemelwater moeten bijgevolg via rioleringen en waterlopen worden afgevoerd. Bij overvloedige regenval kunnen deze afvoersystemen de toevloed niet meer aan. Riooloverstorten treden in werking en beken, rivieren en straten stromen over. Hemelwater laten infiltreren via waterdoorlatende betonstraatstenen biedt een oplossing voor deze waterproblematiek. Dankzij een totaal concept van doorlatendheid, van het oppervlak tot de bodem, wordt regenwater gebufferd in de fundering en infiltreert het verder in de ondergrond. Waterdoorlatende betonstraatstenen laten het hemelwater immers ter plaatse infiltreren. Via de fundering wordt het water gebufferd en naar de ondergrond afgevoerd. Hierdoor worden enerzijds rioleringen ontlast. Anderzijds wordt tegelijk de steeds verder dalende grondwaterstand op peil gehouden. Zij vormen bijgevolg een efficiënte oplossing, die bovendien tegemoetkomt aan een toenemend milieubewustzijn. Om dit resultaat te bekomen dienen waterdoorlatende bestratingen correct aangelegd te worden, rekening houdend met het aanwezige type ondergrond en bijhorende infiltratiemogelijkheden en de intensiteit van het verkeer. De materiaalkeuze en een goede aanleg zijn hierbij cruciaal. Waterdoorlatende structuren worden niet enkel toegepast op plaatsen waar onmiddellijke infiltratie in de ondergrond mogelijk is, maar ook als bufferingsysteem. Als er geen infiltratie mogelijk is, wordt het water tijdelijk in de constructie opgeslagen en vertraagd naar een nabijgelegen infiltratiebekken of sloot afgevoerd. 2. Werkingsprincipe Het werkingsprincipe van waterdoorlatende verhardingen met betonstraatstenen is gebaseerd op volgende elementen: opnemen van water aan het oppervlak: dit gebeurt door de straatstenen. Deze dienen daartoe een voldoende grote doorlatendheid te hebben, hetzij door de steen zelf, hetzij door verbrede voegen of drainageopeningen. De straatstenen brengen het water zo snel mogelijk naar de onderliggende lagen; buffering van het hemelwater: dit gebeurt bij voorkeur onder in de structuur. De fundering moet immers de nodige draagkracht bieden en het water bij voorkeur enkel naar de onderfundering doorlaten. De onderfundering doet dienst als buffer, zeker als de grond weinig doorlatend is; afvoer van het hemelwater, bij voorkeur door infiltratie in de ondergrond en anders door vertraagde afvoer naar een nabijgelegen infiltratiebekken of sloot. Belangrijk hierbij is dat de waterafvoer door middel van een knijpleiding voldoende wordt vertraagd om stroomafwaarts geen overbelasting te krijgen en de buffering in de waterdoorlatende structuur te laten plaatsvinden. De waterdoorlatendheid van de straatstenen wordt gerealiseerd, hetzij door poreuze stenen te gebruiken, hetzij door verbrede voegen aan te leggen door middel van afstandhouders of drainageopeningen in de stenen te voorzien. Ook grasdallen kunnen toegepast worden als waterdoorlatende verhardingen op voorwaarde dat de openingen gevuld worden met granulaten of dat het gras in voldoende mate groeit. Een beeld van de verschillende type straatstenen is gegeven in figuur 1. 3 Figuur 1: Overzicht verschillende types straatstenen: poreuze stenen – stenen met verbrede voegen – stenen met drainageopeningen en grasdallen 3. Toepassingsgebied Waterdoorlatende bestratingen kunnen in principe op dezelfde plaatsen toegepast worden als bestratingen met klassieke straatstenen en klassieke (ondoorlatende) opbouw, gezien dezelfde eisen gesteld worden aan de onderfundering en fundering betreffende de draagkracht. Zij hebben zelfs het voordeel dat de kans op schade ten gevolge van stagnerend water zeer klein wordt gezien het water onmiddellijk in de structuur afgevoerd wordt. Het is evenwel zo dat ten tijde van zware regen de structuur verzadigd zal zijn wat een invloed heeft op de draagkracht. Om hiermee rekening te houden worden toch bijkomende beperkingen opgelegd, voornamelijk aan het zwaar verkeer. Een maximum van 100 vrachtwagens (> 3.5 ton) per dag wordt gesteld. Dit resulteert in de volgende toepassingsgebieden: bedrijfsterreinen, kmo-zones, winkelcentra; woonstraten parkeerplaatsen voor personenauto’s; pleinen en wandelstraten; fietspaden; voetpaden; opritten, terrassen. Een overzicht van de verschillende standaardstructuren in functie van de verkeersbelasting wordt verder in deze paper gegeven. Qua rijcomfort zijn betonstraatstenen met verbrede voegen of met drainageopeningen minder geschikt voor fietspaden; poreuze betonstraatstenen met hun smalle voegen en kleine afschuining zijn voor fiets- en voetpaden des te meer aangewezen. In beschermingszones 1 en 2 van drinkwaterwingebieden is het niet toegestaan het water in de grond te laten infiltreren, wegens van de specifieke regelgeving die hier van kracht is. 4. Dimensionering De goede werking van waterdoorlatende bestratingen hangt in sterke mate af van een goed ontwerp en juiste materiaalkeuze. Bij het ontwerp is het zeer belangrijk de weg van het water te volgen en op bepaalde punten veiligheden in te bouwen zodanig dat een langdurige aanwezigheid van water in de structuur vermeden wordt. Naast de waterafvoer dient natuurlijk ook de draagkracht en de duurzaamheid van de structuur gegarandeerd te worden. Verkeersintensiteit, type ondergrond, vorstgevoeligheid van de ondergrond zijn bijgevolg belangrijke factoren. 4 Waterwingebied ? JA NEEN Meer dan 100 vrachtwagens per dag ? Andere oplossing JA NEEN Drainagesysteem Doorlatendheid grond? Laag k < 10 Aanvaardbaar -6 m s 10 Drainage onder in de constructie Fundering -6 < k < 10 -4 Drainage tussen fundering en onderfundering k > 10 -4 Geen drainage nodig Verkeerscategorie? LV < 5000/dag ZV < 100/dag Fundering van DSB (20 cm) of ongebonden steenslag (35 cm) Onderfundering LV < 500/dag ZV < 20/dag Fundering van DSB (15 cm) of ongebonden steenslag (25 cm) LV: occasioneel Geen ZV Fundering van ongebonden steenslag (15 cm) Grootste van de volgende dikten Minimum dikte om voldoende buffering te verkrijgen Straatlaag- en voegvullingsmateriaal Goed Minimum dikte om de grond vorstvrij te houden Type van straatstenen? Poreuze betonstraatstenen Straatlaag: porfier 0/7 Voegvulling: grof zand 0/2 Straatstenen met drainageopeningen Straatstenen met afstandhouders Straatlaag: porfier 0/7 Straatlaag: porfier 0/7 Voegvulling: 2/4 Voegvulling: 2/4 Figuur 2: Beslissingsboom voor de dimensionering van waterdoorlatende bestratingen Waterdoorlatende constructies kunnen zowel voor infiltratie als voor buffering dienen. De doorlatendheid van het geheel (bestrating, straatlaag, fundering en eventueel onderfundering) dient ten minste gelijk te zijn aan 5,4 x10-5 m/s. Dit stemt statistisch overeen 5 met een regenbui van 16 mm of omgerekend 270 l/s/ha, rekening houdend met een veiligheidsfactor gelijk aan 2. Een 10 min durende bui van deze intensiteit heeft statistisch gezien een terugkeerperiode van dertig jaar. De dimensionering kan gebeuren aan de hand van de beslissingsboom, weergegeven in figuur 2. De verschillende punten worden hier verder toegelicht. Belangrijk is tijdens de dimensionering het doel van de verschillende onderdelen voor ogen te houden: drainage: water afvoeren als de grond niet doorlatend genoeg is; onderfundering: water bufferen om infiltratie of afvoer met behulp van een knijpleiding mogelijk te maken. De onderfundering dient tevens vorstgevoelige grond te beschermen; fundering: draagkracht aan de structuur leveren; straatlaag: de straatstenen vastzetten en kleine hoogteverschillen wegwerken; straatstenen: het oppervlak van de verharding vormen en water naar de onderliggende constructie doorlaten. De beperking van waterdoorlatende bestratingen tot zones met beperkt zwaar verkeer (ZV : vrachtwagens > 3.5 ton) is het gevolg van een afnemende draagkracht bij verzadiging. Om de invloed hiervan tot een minimum te herleiden is het van belang de buffering te laten plaatsvinden in de onderfundering en zo weinig mogelijk in de fundering, tenzij de grond zeer doorlatend is en buffering bijgevolg zeer beperkt zal zijn. 4.1. Waterafvoer Aan het oppervlak zijn in principe geen straatkolken meer nodig, en dus ook geen riolering: de waterdoorlatende straatstenen nemen het water op en geven het door aan de onderliggende lagen. Wel kan extra veiligheid worden ingebouwd door bijvoorbeeld in de trottoirbanden openingen te laten voor afvoer naar “groene zones”, of door aan de zijkant van de structuur een lager gelegen grasperk aan te leggen of op de laagste punten een enkele straatkolk te voorzien. Monitoring van gerealiseerde projecten heeft aangetoond dat de doorlatendheid van de stenen ook over langere periodes behouden blijft . Als er toch vervuiling met dichtslibbing optreedt, blijkt zij zich voornamelijk aan het oppervlak voor te doen en dus reinigbaar te zijn. Afhankelijk van het type van ondergrond zal onder in de constructie drainage moeten worden aangebracht. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen sterk doorlatende bodem (k > 10-4 m/s), voldoende doorlatende bodem (10-6 m/s < k < 10-4 m/s ) en niet-doorlatende bodem (k < 10-6 m/s): in het eerste geval is geen drainage nodig; in het tweede geval kan drainage worden toegepast ter hoogte van de onderzijde van de fundering. Deze drainage dient als overloop. Dit heeft het voordeel dat het meeste water nog in de bodem zal dringen. Bij zeer zware neerslag of aanhoudende regen zal de noodoverloop voorkomen dat het water te hoog in de structuur komt; bij een ondoorlatende bodem, of als het water onderin wordt opgevangen door een waterdicht membraan, moet men er zeker van zijn dat al water uit de constructie kan wegvloeien. Hiervoor moet onder in de constructie een drainagevoorziening worden aangebracht. Deze voorziening hoeft niet in de bodem te worden ingegraven, aangezien de stenen zelf drainerend zullen werken en het water automatisch naar het laagste punt zal vloeien. Daar is het van belang dat het water via een knijpleiding verder wordt afgevoerd. Figuur 3 geeft aan waar de drainage dient aan te sluiten, afhankelijk van het type van ondergrond. 6 Figuur 3: Plaatsing van drainage naargelang van het type van ondergrond, bij waterdoorlatende bestratingen: sterk doorlatende bodem (k > 10-4 m/s), voldoende doorlatende bodem (10-6 m/s < k < 10-4 m/s ), weinig tot niet-doorlatende bodem (k < 10-6 m/s) en geen infiltratie toegestaan De grootte van de draineerbuis is afhankelijk van de hoeveelheid water die moet en mag worden afgevoerd, en dus van de grootte van het oppervlak en de capaciteit van het opvangbekken. Het afvoerdebiet wordt bepaald door de toegestane lozing van hemelwater. De drainage zelf dient geen rekening te houden met buffering van hemelwater en kan bijgevolg in afmeting worden beperkt. Bij voorkeur wordt een knijpleiding aangebracht, waardoor aan de vereisten kan worden voldaan. Indien het type grond gekend is, kan men volgens onderstaande tabel een bepaalde waterdoorlatendheid aannemen. Een meer nauwkeurige waarde wordt verkregen door opmeting, bijvoorbeeld met de open-end test. zand/grind 10-3 – 10-5 m/s; lemig zand 10-4 – 10-7 m/s; zandig leem 10-5 – 10-8 m/s; leem 10-6 – 10-9 m/s; klei 10-9 – 10-11 m/s. Onder in het baanbed kan geotextiel worden toegepast, om te voorkomen dat fijne gronddeeltjes in de onderfundering of fundering dringen. Dit is zeker aan te raden als de constructie op kleigrond wordt aangebracht. 4.2. Standaardstructuren De fundering wordt gedimensioneerd in functie van de verkeersbelasting. Bij zwaar verkeer wordt gaat de voorkeur naar drainerend schraal beton. Bij minder zwaar belaste constructies kan voor ongebonden steenslag worden geopteerd, steeds met een beperking van de hoeveelheid fijn bestanddelen. Volgende standaardstructuren, zoals weergegeven in figuur 4, kunnen aangenomen worden, rekening houdend met de verkeersbelasting en het type grond. De fundering heeft natuurlijk ook als taak het water naar de onderfundering door te voeren. Daarom is ook de waterdoorlatendheid van het funderingsmateriaal belangrijk. Deze doorlatendheid dient minimaal gelijk te zijn aan 5,4 x 10-5 m/s. Dit zal ook leiden tot een extra buffervolume dat als bijkomende veiligheid kan ingebracht worden. Aan de funderingsmaterialen worden de volgende eisen gesteld: drainerend schraal beton volgens de standaardbestekken, bijvoorbeeld SB 250: o minimale gemiddelde druksterkte: 13 N/mm²; o doorlatendheidscoëfficiënt bij verzadiging, in het laboratorium bepaald aan kernmonsters uit de fundering: ten minste 4 x 10-4 m/s; ongebonden steenslag met continue korrelverdeling, bijvoorbeeld 0/32: 7 o fractie fijne bestanddelen (< 63 µm): beperkt tot 3 %; o fractie 0/2 mm: beperkt tot 25 %. ongebonden steenslag zonder fijne fractie: o kleinste diameter bij voorkeur gelijk aan 2 mm, om een goede verdichting te verkrijgen. Zeer doorlatend Zware voertuigen < 100 per dag Lichte voertuigen < 5 000 per dag 10 1 3 2 7 8 1 3 2 4 20 4 35 Zware voertuigen < 20 per dag Lichte voertuigen < 500 per dag 25 Geen zware voertuigen Occasioneel lichte voertuigen 8 1 7 3 2 15 15 3 3 3 6 6 6 6 Goed doorlatend 6 10 1 3 2 7 4 1 3 2 7 4 20 25 8 35 8 3 15 8 1 3 2 15 3 20 5 3 8 5 8 5 7 5 6 6 5 20 20 20 20 8 8 7 7 6 7 6 7 6 10 1 8 1 3 2 3 2 8 1 7 3 2 4 15 15 3 5 20 20 5 Weinig doorlatend 7 4 35 20 25 3 3 5 8 20 8 20 5 7 6 8 20 6 5 8 7 7 6 7 6 8 7 6 CRR-OCW21732 1. 2. 3. 4. Betonstraatstenen Straatlaag Steenslag Drainerend schraal beton 5. 6. 7. 8. Steenslag Ondergrond Doorlatend geotextiel Draineerbuis maten in cm Figuur 4: Standaardstructuren voor waterdoorlatende bestratingen in functie van de verkeersintensiteit en het type grond 8 4.3. Buffercapaciteit De buffercapaciteit wordt bij voorkeur voorzien in de onderfundering. Deze heeft een dubbele functie. Enerzijds moet zij de constructie bijkomende buffercapaciteit bezorgen, afhankelijk van de mogelijke infiltratiesnelheid; anderzijds moet zij de grond beschermen tegen de inwerking van vorst. Beide functies gaan veelal samen: een weinig of niet doorlatende ondergrond, zoals kleigrond, is tevens zeer gevoelig voor de inwerking van vorst. Voor de bepaling van de buffercapaciteit is de watertoegankelijke porositeit van de materialen belangrijk. Onderzoek heeft aangetoond dat de buffercapaciteit kan worden bepaald uit de hoeveelheid watertoegankelijke holten in het verdichte materiaal. Deze hoeveelheid kan in het laboratorium worden gemeten. Er wordt een veiligheidsfactor van 1,5 toegepast, om rekening te houden met mogelijke luchtinsluitsels in de structuur. De nodige buffercapaciteit is afhankelijk van het type van ondergrond en de bijbehorende infiltratiecapaciteit. In de “stedenbouwkundige verordening hemelwater”1 is vastgelegd dat het buffervolume minimaal 1.500 l/100 m² moet zijn indien alles geïnfiltreerd wordt en 2.000l/100 m² referentieoppervlak indien gewerkt wordt met een begrenzer die de afvoer beperkt tot maximaal 1.500 l/uur/100 m². De statische buffercapaciteit kan als volgt worden bepaald uit de dikte van het materiaal en de watertoegankelijke porositeit. Berekening buffercapaciteit Structuur: straatstenen met verbrede voegen; straatlaag 0/7: 3 cm; fundering 0/32: 15 cm; onderfundering 0/32: 30 cm. Buffervolume voor 100 m²: onderfundering: 0,30 x 23 % (watertoegankelijke porositeit) x 100 x 1 000 = 6 900 l; fundering: 0,15 x 23 % x 100 x1000 = 3 450 l; straatlaag: 0,04 x 28 % x 100 x 1000 = 840 l. Het buffervolume dat, rekening houdend met de veiligheidscoëfficiënt, nodig is (1,5 x 2 000 l/100 m² = 3 000 l/100 m²), wordt dus ruimschoots bereikt in de onderfundering. De buffercapaciteit van de fundering, de straatlaag en de straatstenen kan als bijkomende veiligheid worden beschouwd. 1 Besluit van de Vlaamse regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (22/8/2006). 9 Mogelijk kan de onderfundering ook worden gebruikt als buffer voor het hemelwater afkomstig van naastgelegen ondoorlatende verhardingen of zelfs van naastgelegen woningen. In Nederland wordt dat al veelvuldig toegepast. In werkelijkheid zal de buffercapaciteit natuurlijk sterk afhangen van de leegloopsnelheid, dus van ofwel de infiltratiesnelheid in de ondergrond, ofwel de vertraagde afvoer via de drainage. 4.5. Materiaalkeuze Een goede materiaalkeuze is belangrijk voor een duurzame structuur, waarbij zowel draagkracht als doorlatendheid verzekerd worden. De waterdoorlatendheid van de straatstenen wordt bekomen hetzij door gebruik te maken van poreuze straatstenen, hetzij door stenen met verbrede voegen of drainageopeningen te voorzien. De keuze wordt bepaald door de opdrachtgever, rekening houdend met het gebruiksgemak en de visuele aspecten. Opvolging van reële toepassingen heeft immers aangetoond dat op langere termijn de doorlatendheid van de verschillende types straatstenen ongeveer gelijk wordt en in de meeste gevallen ver boven de gewenste doorlatendheid van 5,4*10-5 m/s gelegen is. De eisen gesteld aan de waterdoorlatende betonstraatstenen zijn vastgelegd in PTV 122. Het is bijgevolg mogelijk om waterdoorlatende betonstraatstenen onder het BENOR label te leveren. Het voegvullingsmateriaal wordt gekozen in functie van de toegepaste straatsteen. In het geval van poreuze straatstenen wordt geopteerd voor een grof zand 0,5/2; in het geval van straatstenen met verbrede voegen of met drainageopeningen wordt geopteerd voor steenslag of gebroken zand met een maximale korrelafmeting gelijk aan 6,3 of lager. Bij de keuze van het type van straatlaag dient rekening te worden gehouden met de volgende eisen: - waterdoorlatendheid: deze dient minimaal gelijk te zijn aan 5,4 x 10-5 m/s; - filterstabiliteit: de straatlaag mag niet in de onderliggende funderingslaag verdwijnen; - weerstand tegen vergruizing: vorming van fijn materiaal onder verkeersbelastingen dient vermeden te worden. Dit houdt in dat de granulaten minstens tot categorie Ab (Wallonië) of 3 (Vlaanderen) behoren volgens PTV 411. Dit betekent dat de Los Angelescoëfficiënt niet groter mag zijn dan 20 en de Micro-Devalwaarde niet groter dan 15. De dikte van de straatlaag bedraagt 3 cm na verdichting. Meer informatie over de eisen die aan de materialen gesteld dienen te worden is terug te vinden in het dossier handelend over waterdoorlatende bestratingen (ref.1) en in de handleiding over de aanleg van betonstraatstenen (ref.2). 5. Controle en onderhoud De controle kan op verschillende momenten plaatsvinden. Voordat het ontwerp wordt opgemaakt, dient de doorlatendheid van de grond te worden bepaald. Dit is mogelijk aan grondmonsters of door metingen in situ, bijvoorbeeld met de “open-end test” of volgens de dubbele-ringmethode. Bij de uitvoering kan de doorlatendheid van de verschillende materialen worden bepaald uit doorlatendheidsproeven in het laboratorium (kolomproef op zand, op grof granulaat). Ten slotte kan de oppervlakdoorlatendheid worden bepaald met de dubbele-ringmethode. Hierbij wordt de doorlatendheid van het bovenste gedeelte van de constructie getest, 10 namelijk van de straatstenen en voegen, van de straatlaag en van een gedeelte van de fundering. Het onderhoud van verhardingen aangelegd met waterdoorlatende bestratingen is zeer beperkt. Ondanks de grotere poriën zijn de straatstenen niet meer onderhevig aan onkruidgroei dan klassieke straatstenen. Dit is ten gevolge van het feit dat het water sneller afgevoerd wordt waardoor het kiemen minder snel gebeurt. Reiniging dient enkel te gebeuren wanneer zich een verstopping voordoet. Deze verstopping zal hoofdzakelijk in de bovenste centimeters aan het oppervlak optreden. Hierdoor is het mogelijk om met een veeginstallatie of onder hoge druk de bovenste centimeters van de voegen en poriën vrij te maken en zo opnieuw een goede doorlatendheid te verkrijgen. Bij stenen met verbrede voegen of drainageopeningen kan de voegvulling over de bovenste centimeters worden vervangen om de doorlatendheid te herstellen. De infiltratie van olie wordt vaak als probleem bij waterdoorlatende bestratingen aanzien. Onderzoek heeft echter aangetoond dat de olieconcentratie bij de uitstroom onderaan de structuur 70 tot 90% lager ligt dan de concentratie in het oppervlaktewater. Dit is het gevolg van het vasthechten van de olie in de structuur, waar een afbraakproces plaatsvindt door bacteriën die zich daar ontwikkelen. Dit mechanisme is ook voor andere polluenten teruggevonden waardoor kan gesteld worden dat vervuiling door olie en andere polluenten zeer beperkt blijft in normale omstandigheden (ref.3). 6. Toepassingen in situ en verdere ontwikkelingen Een aantal realisaties in situ zijn reeds gedurende een 5-tal jaar opgevolgd door het OCW. Hierbij wordt op geregelde tijdstippen de doorlatendheid getest en het algemeen gedrag van de structuur. Hieruit blijkt dat de doorlatendheid over langere termijn voldoende blijft, ondanks een kleine afname in vergelijking met de oorspronkelijke staat onmiddellijk na aanleg. Een overzicht van de realisaties kan teruggevonden worden op de website van het OCW (ref.4). In het kader van de technische dienstverlening, die momenteel bij het OCW loopt, gesteund door het IWT-Vlaanderen, wordt een software opgesteld om op een eenvoudige manier de dimensionering en de materiaalkeuze te kunnen uitvoeren. Nieuwe toepassingen worden bestudeerd en de kennis wordt verder verspreid. Zo wordt de aanleg van waterdoorlatende bestratingen voor nieuwe verkavelingen opgevolgd, waarbij geopteerd kan worden voor twee manieren: aanleg van waterdoorlatende bestratingen vanaf het begin met een regelmatige reiniging van het oppervlak tijdens de aanleg van de huizen of aanleg van de weg in twee fasen, waarbij eerst een gesloten oppervlak voorzien wordt dat daarna vervangen wordt door de waterdoorlatende bestratingen (ref.5). 7. Besluit Waterdoorlatende bestratingen kunnen als infiltratiesysteem, maar ook als bufferingssysteem worden toegepast. Een goede dimensionering is hierbij belangrijk, waarbij de functies van de verschillende elementen dienen gerespecteerd te worden. De straatstenen laten het water onmiddellijk doorstromen naar de onderliggende structuur. De fundering staat in voor de draagkracht, hierin wordt bij voorkeur niet gebufferd en de onderfundering doet dienst als buffering. Afhankelijk van de doorlatendheid van de ondergrond dient nog een drainagesysteem onderaan de structuur aangebracht te worden om het water via een vertraagde afvoer af te voeren. De waterafvoer kan zich beperken tot 11 een drainage op het laagste punt van de structuur. Waterkolken aan het oppervlak zijn niet meer nodig. Waterdoorlatende bestratingen zijn zeer onderhoudsvriendelijk. Geen extra maatregelen dienen genomen te worden. In het geval van een dichtslibbing van de structuur gebeurt dit eerst aan het oppervlak waardoor een reiniging met hoge druk mogelijk wordt. Dankbetuiging De auteurs danken het IWT-Vlaanderen voor de ondersteuning bij het project VIS-CO 020788 en de technische dienstverlening TD 070499. Referenties [1] “Dossier 5: Waterdoorlatende verhardingen met betonstraatstenen”, bijlage bij OCW Mededelingen 77, dec. 2008, http://www.brrc.be/pdf/mededelingen/med77t.pdf [2] “Handleiding voor betonstraatstenen”, OCW publicatie [3] S. Perez, A. Beeldens, “Sanerende effecten van waterdoorlatende bestratingen op verontreiniging met voertuigolie”, OCW mededelingen 77, http://www.brrc.be/pdf/mededelingen/med77.pdf [4] Fiches projecten: http://www.brrc.be/ocw/n15/n15_03a_b1.php [5] F. De Ryst, A. Beeldens, “Het toepassen van waterdoorlatende betonstraatstenen als rijwegverharding en de positieve consequenties ervan op de aanleg van de RWA-riolering en de financiële haalbaarheid van het project”, bijdrage ingediend voor dit congres, Thema 2.