vragengodsdienst

advertisement
3 kostbaarheden van het boeddhisme.
Drievoudige toevlucht tot de drie Kostbaarheden: de Boeddha, zijn Leer (Dharma) en zijn
gemeenschap (Samgha).
-de Boeddha: de historische Boeddha (Iyakyamuni) van de 6e EvC.
later ook de Boeddha als object van verering
-de Leer (Wet): woord van de historische Boeddha, zoals hij zei aan zijn lln.
later ook het geheel van boeddhistische geschriften die de Canon uitmaakten.
-de Gemeenschap: de volgelingen van Boeddha, orde van monniken en nonnen.
later ook de lekengemeenschap, economische ondersteuning voor de monniken.
Kenmerken en vroege ontwikkeling van het Mahayana Boeddhisme
vraag: interpretatie van de vinaya door de monniken: conservatieve /vernieuwende strekking?
Naderhand ook meningsverschil over interpretatie doctrine.
-Strekking die vooral de superioriteit van de Arhat wilde ondermijnen: Mahāyāna strekking.
vasthoudend aan Arhatschap: Theravāda of ook Hīnayāna genoemd. ‘Kleine voertuig’.
-ontstaan 18 nieuwe subscholen in Indisch Boeddhisme. oa. devotionele ZL is Mahāyāna.
-algemene kritiek van Mahāyāna-scholen op abhidharma:
-het individuele bereiken van het nirvāna als enige doel
-te sterk gericht op kloosterleven, weinig aandacht voor lekengemeenschap
-te filosofisch, betekenis van leegte en niet-zijn van ego is vervaagd.
het bodhissatva-ideaal als alternatie voor het arhat-ideaal
kenmerken van het Mahāyāna-Bdh:
-iedereen krijgt kans tot inzicht door vertrouwen op tariki maw een boeddha of
bodhissatva, die de mens naar inzicht zal leiden.
-daarom ook Bodhissatva-bdh of ‘Voertuig van Bdhss (tg.Voertuig toehoorders)
kenmerken van de Bodhissatva:
-meestal historisch persoon, lichtend voorbeeld voor de gelovige. steun en toevertrouw op
moeilijke momenten.
- zijn taak als leraar: hij moet anderen verder helpen op het pad.
-religieuze praktijk van de bdhss: ‘de 6 vervolmakingen’: geven, morele discipline,
duldzaamheid, juiste inspanning, meditatie, wijsheid. De eerste vijf ingegeven door
medelijden, het zesde is intuïtieve inzicht van leegte van alles. (sūnyatā)
- er zijn ook 10 vervolmakingen, waarbij oa. de Bdhss eed: gelofte om alle wezens te zullen
helpen op het pad naar inzicht. Altruïsme belangrijk (ook al overtreding regel)
herformulering betekenis nirvāna
- in oude formulering verdween elke boeddha na zijn dood uit de wereld. Nu echter is het ‘nirvāna
zonder verblijfplaats’ geworden: de bdss zal wezens helpen zonder zich te hechten aan samsāra of
nirvāna.
- nieuwe nirvāna: men bestrijdt alle verlangens, maar niet de levende wezens, men heeft wijsheid
bereikt maar behoudt medelijden.
In china en Japan w bdhss voorgesteld als iemand die op punt staat verlichten te bereiken, maar ten
dienste van anderen uit heeft gesteld. Inhoudelijk echter weinig zinvol: het is niet het nirvāna als
dusdanig waard e Mahāyānabdhss de rug naar keert, maar het nirvāna van de arhat.
boeddha en ‘boeddha-lichamen’
- eerste eeuwen na historische boeddha geen prenten of verering. Daarna wordt hij als god vereerd,
eerst de stūpa’s en later ook beeltenissen van hem.
-in Mahāyānabdh. werd het dharma-lichaam een universeel principe, dat in het esoterische bdh
belichaamd w door de Boeddha Vairocana, de kosmische boeddha.
-ontwikkeling wereldbeeld: in tijd zowel als ruimte ontelbare boeddha’s. Oorspronkelijk 1, later 10
(1 per windrichting), later ontelbare in ontelbare werelden. Trichilicosmos, waarbij boeddha’s
manifestaties zijn van het dharma-lichaam vb. Amida.
filosofie van de leegte
- de dingen bestaan niet uit dharmas met een eigen natuur, (cfr. abhidharma) maar zijn
fundamenteel leeg, hebben geen eigen natuur. Filosofie van non-dualiteit: geen zelf en dus geen
onderscheid tussen subject en object.
Mahāyāna teksten
-nieuwe ideeën gebaseerd op leer samengevat in de Āgamas en mondelinge tradities.
-idee van sūtra: alle geschriften geschreven in de geest van de leer als virtuele woord van Boeddha.
oa. Lotus sūtra (van de Ware Wet)
Verdere ontwikkeling van het Indisch Mahāyāna-boeddhisme.
Mid-Mahāyāna (eind 3e E-midden 7e E)
-Voorraadschuurbewustzijn idee ontwikkelt zich: de totaliteit van alle mentale elementen,
inbegrepen deze uit het verleden. Elke goede/slechte ervaring wordt bewaard als een zaadje en laat
indruk na: de kiemende kracht beïnvloedt toekomstige ervaringen. Dit bewustzijn is geen ziel!
-Tathāgata embryo: éénieder heeft de bdhnatuur in zich en heeft de mogelijkheid wijsheid en
nirvāna te beriken. De menselijke natuur is fundamenteel zuiver maar bezoedeld door
onwetendheid.
Laat- Mahāyāna (midden 7e E-begin 13eE)
6e EnC: ontwikkeling esoterische Tantrayāna, verspreiding naar Tibet en Oost-Azië.
-groeit in Tibet uit tot Lamaïsme.
-kenmerkend voor laatste stadium Indische Mahāyāna: beïnvloed door toen populaire
magico-religieuze praktijken. esoterisch (‘binnenin’): een leraar wijdt zijn leerling in in de
geheime van de leer tijdens een initiatieritueel door rechtstreekse, mondelinge overdracht.
(zie ook Shingon)
Shinto
verklaring term:
- ‘weg van de Kami’
- autochtone inheemse religie van Japan, (ook wel beïnvloed door Bdh.) los geheel van
geloofspraktijken gekenmerkt door shamanisme, animisme, sterke gebondenheid met de natuur en
geloof in en de verering van kami.
- niet georganiseerd, geen doctrine of geschriften. Later echter werden sommige aspecten wel meer
georganiseerd vb. keizerlijke shintō.
-onderverdeling van shintō in:
keizerlijk shintō:
-baseert zich op een overkoepelende mythologie die het gezag van de keizer als afstammeling
van de zonnegodin legitimeert.
-keizer als enig in staat tot communicatie met zonnegodin en toezicht op riten ter bescherming
van de natie.
-niet open voor publiek en bijgevolg vrij beperkt.
schrijnshintō: shintō dat zich afspeelt in en rond het shintō-heiligdom
volksshintō:
- amalgaam van magico-religieuze praktijken en bijgeloof.
- geen lidmaatschap noch doctrine
staatsshintō: in kader van toenemend nationalisme tijden Meiji periode.
sekteshintō: verzamelnaam voor de ’13 nieuwe religies’ die vanaf de 19e E rond charismatische
leiders ontstonden.
Tendai
-gesticht door Saichō, genoemd naar Chinese berg Tiantai
-gesteund op Lotus Sūtra.
a) Origine van de Tandai school
-Stichter van Tiantai in China: Zhiyi, bekend om zijn classificatie van de verschillende sūtra
volgens vijf perioden
-Avatamsaka periode: verspreiding van de leer van Causaliteit
-periode van het Hertepark: bekering en verspreiding van de basisleer
-Mahāyāna periode: tweede fase in onderricht: toevoeging Mahāyāna doctrine aan basisleer
(Hinayāna)
-Prajñā periode: metafysische periode: leer van middenpad of leegte
-Saddharma periode en nirvāna: positieve formulering absolute, onmetelijke bdhbestaan.
De leer van Boeddha omvat meerdere niveaus ngl. interpretatievermogen toehoorder. Elke periode
komt overeen met filosofische moeilijkheidsgraad. superioriteit Tiantai doctrine met voorkeur voor
Lotus- nirvāna en bloemenkrans sūtras.
b) de stichter: Saichō
-785: na wijding trekt hij zich terug op Hiei-berg, wat hoofdkwartier Tendai wordt.
-studie van chinese Tiantai teksten met steun keizer Kanmu (tegengewicht Nara)
-studie in China en bij terugkeer poging tot bekomen eigen wijdingsplatform: afwijzing want
minder wijdingsplatformen: sterkere controle van staat op clerus.
bedoeling Saichō:
-onafhankelijker opereren van Nara boeddhisme, zelf toezien en beslissen
ivm. wijding
-voorstander van Mahāyāna leefregel (cfr. Nara: Hinayāna)
-Wil ook esoterische elementen invoegen. Eerst steun van Kūkai, later breuk.
-Na zijn dood: wijdingsplatform en staatserkenning, hijzelf posthume titel: Dengyō Daishi.
-belangrijkste werken:
-uiteenzetting over de Vinaya
-Hoofdstuk over bescherming van de staat
-reglement voor Tendai studenten (3 petities aanvraag wdplatf)
c) Tendai na Saichō
-de volmaakte leer van de lotussūtra
-meditatie, zowel nenbutsu als zen
-esoterische praktijk
-mahāyāna vinaya
waarbij de derde pijler een toevoeging is van het Japanse Tendai, maar mettertijd een voorwaarde
werd om hoofd van de school te kunnen worden in Japan.
-Belangrijke scholen uit Nieuwe Kamakura Boeddhisme die ontstaan vanuit een voel van
ontevredenheid met de bestaande bdh orde zullen telkens vooral één van de 4 pijlers van het Tendai
bdh gaan benadrukken. Alle stichters begonnen hun carrière als Tendai-monnik.
-2 andere, belangrijke ontwikkelingen binne Tendai school:
-verspreiding van het Zuivere Land bdh.
-onwikkeling van de hongaku idee. ‘Inherente verlichting’
-in China door religieuze praktijk: iedereen bezit potentieel maar resultaat hangt af
van persoonlijke inspanning.
-in Japan wordt het mettertijd als essentiële natuur van alles gezien en vervalt het
onderscheid tussen bdh en mens. Precies op dit punt stelt Dōgen de vraag naar de
noodzaak van religieuze praktijk die zich op shigaku, ‘veworven verlichting’, richt.
-verschillende breuken in Tendai gemeenschap door ruzie over opvolging. In 1571 vernietigt Oda
Nobunaga de Enryakuji en breekt daarbij macht van Tendai voorgoed. Herstel in Edo.
-4 pijlers:
Shingon
1. de Shingon school (rond 816)
-lett: ‘School van het Ware Woord’ of ‘Mantra school’, gesticht door Kūkai.
-gesteund op Vairocana Sūtra en Vajra-top Sūtra.
a) Origine van de Shingon school
-esoterisch boeddhisme (mikkyō), ook wel Tantrayāna of Mantrayāna genoemd, met als centrale
object van verering de Tathāgatha (māha)Vairocana (Dainichi Nyorai). Het is gebaseerd op
Madhyamaka, Yogācāra en Kegon gedachtegoed.
- Zijn leer kan enkel door geheime overlevering worden overgedragen.
b) de stichter: Kūkai
-groeit op in Shikoku als zoon van een aristocratische familie. Studeert Chinese Klassieken in
hoofdstad, maar besluit zich toe te leggen op studie vd boeddhistische leer.
798: ‘Richlijnen voor de Drie Leringen’: vergelijking tussen leerstellingen van het confucianisme,
taoisme en het boeddhisme.
-804: wordt in china ingewijd in esoterisch boeddhisme. Terug in Japan krijgt hij goede relatie met
keizer Saga door zijn eruditie en calligrafie. Voert verscheidene riten uit ter bescherming van de
staat en richt in 806 op de Kōyaberg een centrum voor esoterische meditatie op.
-Dankzij oprichting initiatieruimte in Tōdaiji snelle verspreiding in Kyōto. Krijgt ook Tōji-tempel
ter beschikking.
-Kūkai wordt gezien als uitvinder van het fonetisch kana schrift. Zijn belangrijkste werken:
-Onmiddellijke Verwezenlijking van het Boeddhaschap in dit Leven.
-Verhandeling over de 10 Stadia in de Ontwikkeling van het Bewustzijn: classificatie van
alle bdh en niet-bdh scholen en filosofiën volgens de 10 stadia van het religieuze bewustzijn,
met Shingon aan de top.
c) kenmerken
tantras: rituele praktijk
-men onderscheidt 3 (of 4) soorten tantras:
-uitwendige rituelen: om regen te maken, tempels te bouwen, ter genezing etc.
-beoefeningstantras: uitwendig ritueel en inwendige meditatie. Dmv deze tantra duurt het
vele kalpa’s voor de beoefenaar verlichting bereikt.
-Yoga tantra: verbale, mentale en fysieke handelingen, tezamen de ‘3 handelingen’ te doen
overeenstemmen met de ‘3 geheime handelingen’ van Vairocana.
-(Onovertroffen Yoga met onderscheid tussen vader tantras en moeder tantras)
-Kūkai maakt verder onderscheid tussen
-esoterisme allerlei (Zōmitsu): uitwendige rituelen
-Zuivere esoterisme (Junmitsu): beoefeningstantras, Yoga tantra
over de Betekenis van de ‘Onmiddellijke verwezenlijking van het bdhschap in dit Leven’
-Via de Yoga tantra kan men het bdhschap snel bereiken. In deze tantra probeert men eigen
handelingen te doen overeenstemmen met de verbale, fysieke en mentale handelingen van
Vairocana via het reciteren van mantras, via mudrās en via meditatie over mandala’s.
mantra:
-verzen of woorden met een magische en mystieke kracht, onvertaald!
-overgedragen van leraar op leerling
-langere mantra’s: darani
mudrā:
-handgebaar met eigen betekenis vb. mudrā van het wiel van de leer
-sommige boeddha’s hebben eigen typische mudrā.
vb. vasjramudrā voor Vairocana en meditatiehouding voor Amida.
mandala:
-rituele ruimte of kring, fysiek of mentaal als geheugensteun bij meditatie
-verschillende onderwerpen -centrale boeddhafiguur
-bepaalde boeddhafamilie
-de vijf Boeddhafamilies
-vb. Ryōbu mandala: Mandala van de 2 werelden: Embryonale en Vajra wereld.
door meditatie over eerste ziet men de wereld zoals hij is, over tweede zoals
Vairocana de wereld ziet, dan staat men zelf centraal en vormen de verschillende
elementen een geheel.
-onderwerp kan op verschillende manieren uitgevoerd worden
-grote mandala: verschillende Bdh/Bdhss met eigen attr./handgeb.
-conventie mandala: afbeelding van conventionele attributen
-zaad of dharma mandala: door syllabe van het siddham schrift
-actie mandala: driedimensioneel die door beelden op verhoog handelingen
van Bdh/Bdhss uitbeeldt. vb. altaar in esoterische riten.
Latere ontwikkeling
-12eE: monnik Kakuban sticht ‘Instituut voor Overlevering van de Dharma’, tegen zin hoofdtempel.
-Raiyu (lln. Kakuban) sticht ‘Nieuw Shingon’, na vernietiging hoofdtempel, 2 takken nl. Buzan tak
(Hasedera) en Chizan tak (Chishakuin)
-In 20eE bestaat Shingon school uit 45 subscholen.
esoterische terminologie
esoterisme
initiatie
kalacakratantra
vijfde tantra als synthese van de vierde tantra. de non-dualiteit houdt in dat
het mannelijke en vrouwelijke 1 geheel vormen
Lamaïsme
esoterisch bdh beïnvloed door pantheïstische Bönreligie.
Lama (Tib.): superieur. Dalai: (Mong.): wijd, uitgestrekt
Mikkyō
Japanse esoterisme (tg. Mizong: chinese esoterisch Bdh.)
Vajra
magische scepter met aan weerszijden 1,3,5 tanden
Vajrayāna
Vajra voertuig. Benaming voor vierde ‘Onbeperkte Yoga Tantra’
zuiver land boeddhisme en ware zuiver land boeddhisme
2. Zuiver Land Boeddhisme of Amidisme
-1212: gesticht door Hōnen
-gesteund op -Langere sūtra over Paradijs van Geluk
-Kortere Sūtra over Paradijs van Geluk
-Sūtra over Mediteren over Amida Boeddha
a) herkomst en kenmerken
-ontwikkeling vanuit vroege Mahāyāna
-aandacht lekengemeenschap
-eenvoudige ontsnapping kringloop
-vermijden van hergeboorte door geboorte in een Zuiver Land, waar geen onheilzame
bestaanswijzen zijn nl. (Gokuraku) Jōdo lett. (het paradijs) van het Zuivere Land.
nb. verkeerde vertaling sanskriet: lett. ‘gelukkige Land’
-De basisteksten houden oa. 48 geloftes van Dharmākara in: wanneer hij Boeddha is, zal hij
éénieder die met vastberadenheid wenst en die wens 10x voor de geest roept, in zijn land laten
herboren worden. Verzekering te krijgen door goede werken, devotie en vooral nenbutsu.
nenbutsu: ‘mediteren over de Boeddha(-kenmerken)
-oorspronkelijk voorbereidende meditatie-oefeningen, die moeten zuiveren van de vijf mentale
bezoedelingen (intellect, begeerte, trots, toorn, onwetendheid)
-3 soorten
-meditatieve: mediteren/denken over de boeddha
-contemplatieve: het zich voor de geest roepen van een boeddha
-aanroepings-: uitspreken van vb. Namu Amida Butsu: voor de gewone mens!
-ook onderverdeling van de gelovigen in 3 (9) categorieën: superieur-middelmatig-inferieur.
-oiv mappōgedachte in China: bij gebrek aan wijzen sterkste nadruk op aanroepingsnenbutsu.
monnik Shandao: vooral geloof in eigen inferioriteit en geloof in genade van Amida.
sluiten andere praktijken niet uit, maar zijn enkel ondersteunend.
b) introductie en vroege ontwikkeling vh ZLB in Japan
-eerste kennismaking in 804 door Saichō’s introducti van Zhiyi’s werk, in het bijzonder
‘wandelende samādhi’: 90 dagen rond beeld van Amida lopen, met contempl en
aanroepingsnenbutsu met als doel INZICHT te krijgen.
-9eE: introductie van nenbutsu in 5 etappes. Nenbutsu wordt steeds meer devotioneel en wordt
dagelijkse praktijk voor Tendai-monniken nl. yama no nenbutsu. (hieruit ontwikkelt Kūya zijn
dansende nenbutsu: mengeling Tendai en magico-rel. elementen; tevens verspreider nenbutsu onder
het volk)
-10eE: Tendai-monniken bestuderen ZLB en zijn aanhangers van Amida oa. Genshins werk:
‘Essentialia over de Geboorte in het Zuivere Land’: handleiding over nenbutsu, soort bloemlezing.
Dit wordt basistekst voor latere school.
-pas tegen einde van de Heian echt onafhankelijke ZL school olv Hōnen.
-Ryōnin: rontrekkende nenbutsu monnik en stichter van yūzū nenbutsu school: elke
aanroepingsnenbutsu houdt alle andere aanroepingen in en vice versa. Aanroeping verzekert niet
alleen eigen geboorte in Zuivere Land, maar ook dat van de anderen.
-overhand van aanroepingsnenbutsu zorgt voor spanningen ts. orthodoxe Tendai met strenge
discipline en ZLB dat geboorte mogelijk makt voor iedereen (popularistisch)
c) Hōnen en de Stichting van de Japanse ZL school
-1175: officiële stichtingsdatum Japanse ZL school of Jōdoshū
leer
-Mensen zijn in tijden van mappō niet meer in staat de drie disciplines (juiste meditatie, morele
discipline, inzicht) te eerbiedigen.
-Hōnen stelt aanroepingsnenbutsu voor als enige heilsmiddel. Hij keurt de andere methodes niet af,
ze zijn alleen niet meer geschikt in een tijd van mappō.
-Hij verdeelt Bdh praktijk in 2:
-de Leer van de heilige weg: door traditionele bdh discipline het inzicht bereiken; eigen
inzet en praktijk of jiriki
-de Leer van het Zuivere Land: overgave aan genade van Amida en via nenbutsu
hergeboorte in zijn Paradijs; vertrouwen op de ander of tariki.
-superioriteit van Nenbutsu in ‘Bloemlezing over de oorspronkelijke eed en nenbutsu
-nenbutsu is allesomvattend
-nenbutsu is universeel in ruimte en tijd (voor iedereen een eeuwig)
-nenbutsu geeft snel en zeker resultaat, indien geen overtredingen gepleegd
-bij Hōnen is nenbutsupraktijk een voorbereiding om op het ogenblik van de dood de juiste focus op
Amida te krijgen. De praktijk is voor monnik en leek hetzelfde (tg. gevestigde orden!)
d) Shinran en de Stichting van de Japanse Ware Zuivere Land school
leer van Jōdo Shinshū (Shinshū)
-bouwt verder op leer van Hōnen, die hij van alle franje ontdoet.
-absolute nadruk op tariki ( en nenbutsu)
-geloof is absoluut vertrouwen in tariki en is de kern van alles
-herhaaldelijk reciteren nenbutsu vindt hij categoriek en stelt dat één nenbutsu met geloof
gereciteerd je brengt tot het ‘stadium zonder terugkeer’ en geboorte verzekert.
-ondanks overtredingen toch geboorte in ZL mogelijk. sleutel: erkennen eigen onmacht en
zwakte.
-eerbiedigen van de leefregel is overbodig. (huwde zelf)
-lekengenootschappen voor zowel mannen als vrouwen.
lezing door prof. Hee-Sung Keel
-Tendai evolueert van nadruk op de 3 juwelen (Boeddha, leer, gemeenschap) tot uitdrager van
1 boodschap (Zuivere Land). De radicalisatie gebeurt onder sociale omstandigheden gedurende
kamakura: traditionele manier om te ontsnappen aan samsāra werkt niet meer.
-shinran vertoont 3 gelijkenissen met Luther:
-huwde
-geen geloof meer in de Kerk als instituut (Tendai)
-alleen geloof kan je redden (eenvoudig): zich volledig overgeven ad genade van God.
-Men kan spreken van de Kamakura ‘reformatie’: concentratie op 1 doel. (senjū: sole-faith)
-dōgen: zazen
-Nichiren: Lotussūtra
-Hōnen: nenbutsu
-Shinran: geloof alleen
-bij Shinran: het geloof zelf ook geschonken door Amida.
-bij zenbdh: men wil zichzelf verliezen in een niet-zijn. Zen wordt altijd gezien als een
individualistische godsdienst, maar is net het omgekeerde: men wil zichzelf
‘kwijt’.
Algemene kenmerken van het kamakura boeddhisme
-Alle ontstaan vanuit stromingen binne het Tendai-bdh als reactie tegen de heersende degeneratie.
Alle stichters waren geschoold in oude bdh en gebruikten dit als basis.
-belangrijkste: ZLBdh van Hōnen, Ware ZLBdh van Shinran, Zenscholen van Eisai en Dōgen,
Lotusschool van Nichiren. (ook subschoole van monniken Myōe: vinaya; Jischool van Ippen)
-kenmerken:
-gericht op de lekengemeenschap
-spelen in op tijdsgeest van Mappō
-een unieke, exclusieve praktijk
-steuen op Tendaidoctrine van ‘oorspronkelijk inzicht’ (hongaku)
-verschillen op vlak van leer, organisatie en doelstelling tov. oude bdh.
Zen
2. Zen boeddhisme
a) betekenis van ‘Zen’
-vertaling van het Chinese ‘Chan’, sanskriet ‘Dhyāna’: meditatie, een van de 3 (4) pijlers.
-doel: rust verkrijgen, nirvāna bereiken: langzaam proces in verschillende stadia.
-voorbereidende oefeningen: -worden in zen de kern van de meditatie:
j. gomonzen, trad. ‘voorbereidende yoga’
-aangepast aan de persoonlijkheid van de leerling.
-‘gevorderde’ oefeningen
-yoga: -‘verbinden’: van eigen huidige handelen en handelen van de Boeddha.
(tg. in Hindoeïsme: ts. eigen ziel en wereldziel
-‘inspanning leveren’: via meditatie verbinding tot stand brengen.
e
-1 EvC:
-eerste meditatiehandleiding in Sarvāstivādaschool: om arhat te worden.
-ontstaan filosofie van de leegte (tg. sarvāstivāda: fenomenen bestaan echt)
-opkomst van de bodhissatva’s (cfr. heilig verklaarde goede leraars)
b) oprichting van de Chinese Chanschool
-2eEnC: boeddhisme bereikt China via de zijderoutes: vooral interesse in praktische onderrichtingen
over het bereiken boeddhaschap en organisatie kloosters.
-vanuit daoïsme: nieuwe meditatietechniek als aanvulling op hun eigen technieken voor hun doel:
één worden met de natuur (dao) en onsterfelijkheid, of bijzondere krachten krijgen.
-6eEnC: beoefening vooral door teruggetrokken daoïsten en rondtrekkende meditatiemeesters oa.
Bodhidharma (officiële stichter van de chanschool), symbool doorzettingsvermogen.
-7eEnC: eerste onafhankelijke Chan kloostergemeenschappen, die zich toeleggen op meditatie en
monastieke discipline. Ook ideeëngoed over leegte.
belangrijke tekst volgens Daoxin: Sūtra over de Nederdaling in Lanka: samensmelting van de
ideeën over voorraadschuurbewustzijn en boeddha-embryo.
-Vrij snel na oprichting eerste Changemeenschap door Daoxin, komt het tot splitsing
-Noordelijke School (ook in Z): Shenxiu; geleidelijke verlichting
-Zuidelijke School of ‘Zen van de Patriarchen’ olv. Huineng
-‘Sūtra over de Perfecte Wijsheid die Snijdt als een Diamand’
-plotse verlichting door rechstreekse mentale overdracht van leermeester op leerling staat
boven schriftuur en woorden. Alle intellectuele kennis overboord door oa Kōan om het
denken af te leren: iedereen heeft bdhnatuur in zich: zoek niet naa wat er al is.
Verschillende huizen in Z. School leggen elk nadruk op bepaalde meditatietechniek
-Rinzai: kōan tg. Sōtō: zazen
-Is Chanbdh een religie? –als men stelt dat men nirvāna bereikt door eigen inspanning: nee
-als men gebruikt maakt van godsdienstige el. voor dit doel: ja.
c) Japanse Zen
-Oiv degeneratie vh bdh trekken vele Tendai monniken naar China om scholen te revitaliseren.
-Vooral aandacht voor leefregel en meditatie viel in de smaak.
-2 grootste zenscholen:
-Eisai: rinzai
-Dōgen: Sōtō
Beiden waren Tendai monniken, opgeleid in de viervoudige Tendai praktijk met meditatie.
Eisai en de oprichting van de Rinzai school
-Hoewel ‘zen’ ongetwijfeld tot ‘Heilige pad’ behoort, toch ook universele methode. Hij wil zen
incorporeren in de bestaande eclectische Tendai traditie, als methode voor verlichting.
Dōgen en de oprichting van de Sōtō school
-na terugkeer uit china wordt zijn houding gekenmerkt door een toenemende strengheid tov de
zuiverheid van de leer en de gemeenschap
-sterke afkeer voor sektarisme en syncretisme
-absolute voorkeur voor het afgezonderde kloosterleven
-belangrijkste werk: ‘het Oog en de Schatkamer van de Ware Leer’: verhandelingen over zen,
verschillende sūtras waaronder het Lotussūtra en het monastieke leven.
leer:
-Gefascineerd door tegenstelling tussen hongaku en shikaku: waarom praktijk als men al verlicht is?
Wanneer wordt men Bdh als men in feite reeds Bdh is?
conclusie: Het ‘absolute nu’:
-Boeddha zijn en Boeddha worden gebeuren simultaan. Wanneer men mediteert, betreedt
men de Bdhwereld.
-de dharma degenereert niet en ook mappō is irrelevant.
-beste oefenmethode is zazen als bewezen, eeuwige methode.
-beste levenswijze is het afgezonderde kloosterleven.
Katholicisme
2. Katholicisme
-1547: Fransiscus Xaverius zet voet aan wal als eerste missionaris. Steun van heren
(onafhankelijkheid) en Nobunaga (ook omwille van anti-bdh politiek) omwille van buitenlandse
handel en westerse kennis oa vuurwapens.
-vanaf 1585 (Hideyoshi) steeds minder steun van de overheid; wordt verboden en vervolgd.
-onder Ieyasu (1542-1616) oiv twisten tussen buitenlanders onderling/gevoel van bedreiging door
buitenlanders/ onverdraagzaamheid vh katholicisme valt het in ongenade. Gelijktijdig
confucianisme aangehaald, Shintō en Bdh geherwaardeerd.
-onder Iemitsu komt in 1637 volledig verbod op katholicisme. Velen geheime
geloofsgemeenschappen: verjapansing van de christelijke leer oiv syncretisme.
-1873: opheffing verbod, ook invoering protestantisme en orthodoxe kerk; ontstaan typisch Japanse
vormen van Christendom oa. Mukyōkai en Genri undō. En syncretisme met confucianisme en
Shintō: Dōkai.
anti-katholieke literatuur
-begin Edoperiode: door individuele bdh en conf geleerden en volkse verhalen
-1620: door Fabian Fukan. Eerst gelovige jezuïet, daarna omslag. Hij stelt verschillende vragen oa.
-indien almachtig waarom dan zovele christenen omgekomen?
-indien genadig waarom zondaar dan eeuwige straf in hel?
vooral kritiek op -schepping en zondeval –creatie van Kwade door god zelf
-idee dat mens fundamenteel zondig zou zijn
-mirakels en kruisiging: misdadiger vereren? aanhangers gevaar voor staat!
-van confucianisten vooral kritiek op 1e gebod: loyaliteit tov heer in het gedrang!
-van boeddhisten: -monotheïsme
-herleiding van kosmische bezieldheid tot individuele ziel
-cfr. protestantisme: ontkenning autoriteit paus, sacramenten, corruptie
-kritiek op de padres die enkel overwinning van Japan voor ogen zouden hebben zonder enig
respect voor de Japanse cultuur.
shugendo
2. Shugendō
a) historisch overzicht
-toegeschreven aan de legendarische figuur En no Gyōja.
-9e-10eE: synthese van inheemse en uitheemse religieuze geloofspraktijken rond heilige bergen en
rituelen rond de berg-kami.
-oiv continentale ascetische praktijen gaat men kami in de bergen opzoeken om in kracht te delen
dmv. shamanistische, magisch daoïstische en esoterische rituelen. (vooral in Heian door
Tendai/Shingon). De bovennatuurlijke kracht w gebruikt voor magico-rel. rituelen.
-shugenja: iemand die zich in de bergen meester maakt van technieken voor magische kracht.
ook wel yamabushi genaamd. belangrijke rol in verspreiding syncretisme onder volk.
-ontstaan shugendōcentra rondom heilige bergen -Kumano Sanzan in Kumano
-Kinbusen in Yoshino
samen met affiliatie kami-bdh stelt men dat Kumano: embryowereld; Kinbusen: Vajra
-12eE: populariteit pelgrimstochten met beeldjes van dōji (knapen) of ōji (prins) als beschermdende
amulet. Ook langs weg kleine schrijntjes met deze beeldjes.
-Onder Tokugawawetgeving: beperking mobiliteit: permanente vestiging door shugenja.
-begin 19eE: verbod omwille van ver doorgezet syncretisme. inspiratiebron nieuwe rel.
b) Wereldbeeld
-pantheïstisch wereldbeeld, universum van meerdere bestaanswerelden, waarvan menselijke en
spirituele belangrijkst zijn. spirituele wereld bestaat uit:
-universele bdh en shintō godheden
-lokale kami
-boosaardige goden en geesten
-mens als microkosmos met goddelijk karakter: door ascetisme zelf boeddha worden
-bergen als grens tussen menselijke en spirituele wereld, ts hemel en hel, dit leven en volgend.
wezens die in bergen wonen, (yamabushi) behoren zowel tot fenomenale als tot spirituele wrl
-belang van (heilige berg) binnen verschillende godsdiensten
-bdh: -in Nachi berg ligt het Potalaka Paradijs van bdhss Avalokitésvara (Kannon)
-in steile bergen ligt ZL van de Arendspiek (ZL van Sākyamuni)
-soms associatie met ryōbu mandala
-Miroku zal op berg neerdalen en vandaar heel kosmos vernieuwen
-shintō:
-geesten van gestorven voorouders leven in de bergen
-idee van bergkami die in zomer veldkami worden
-daoïsme: associatie met de Hōraiberg: land van de eeuwige jeugd.
-Ascetische praktijk om boeddhaschap te verkrijgen niet zonder verering berggoden en haar
toestemming. gidsen naar haar zijn de dōji, haar dienaren.
c) ritueel
doelstelling en structuur
-dmv ascese één worden met Fudō Myōō (Dainichi), diens krachten toeëigenen in 3 stadia:
-het besef de boeddhanatuur in zich te hebben
-de identificatie met de boeddha
-het overstijgen van het onderscheid tussen boeddha en mens
en zo in staat zijn kwade af te weren of uit te drijven.
-oorzaak van onheil komt men te weten door orakels of waarzeggerij. (samen met exorcisme
rechtstreeks uit shamanisme), werkt hiervoor samen met miko (typisch Japans fenomeen).
waarzeggerij
-Onmyōdō: ‘weg van Yin en Yang’: geheel van voorspellingstechnieken gebaseerd op Chinese
theorie van yin en yang, de vijf elementen en cyclische interactie tussen beiden.
breedste betekenis: ook astrologie, astronomie, geomantie, metereologie etc.
-7eE: Bureau voor Voorspellingen, einde Heian verdwijnt het weer: volkse bezweerders.
-belangrijk onderdeel: richtingstaboos en bepaling (on)gunstige dagen.
-oorzaak onheil zijn kwaadwillige geesten of kami
-hem dwingen zichzelf te identificeren en wrok te uiten dmv. medium
exorcisme
-verdrijven van een kwade geest of kami, oorzaak allerlei onheil.
-in geval van ziekte/zinsverbijstering: uitdrijving nodig
-in geval van ongeluk: verdrijving
-types van kami die voor onheil zorgen
-kami die verwaarloosd is of door heiligschennis beledigd
-wraaklustige geest van levende/overledene waaronder die van voorouders voor wie
nakomelingen niet gepaste rituelen hebben uitgevoerd.
-betoverde dieren vb. vossen, slangen, (honden)
uitdrijving door yamabushi, Shingon, Tendai, Nichiren, (zenpriester)
-gebruikte technieken:
-reciteren van een krachtige tekst vb. Lotussūtra, mantra
-verschillende shugendōtechnieken: -uitdrijving door bedreiging of bezwering
-inschakelen dienaars Fudō Myōō
-vuurrituelen
-gebruik van talismannen en spreuken.
Kurozumikyo en de nieuwe religies.
J. De Nieuwe Religies en Nieuwe Nieuwe Religies
-Inhoudelijk hoofdzakelijk geïnspireerd op 1 vd gevestigde religies, voornamelijk shintō, in
mindere mate bdh en Xdom.
-aangevuld met elementen uit neoconf. en volkse geloofspraktijken.
-organisatorisch los van de geïnstitutionaliseerde religies.
categorieën ngl. ogenblik van ontstaan
1) Nieuwe religies (tussen einde Edo en voor WOII, zonder spectaculaire groei ’70)
-1e golf : einde van de Edo periode oiv Fujikō
oa. 13 Shintō sektes vb. Kurozumikyō
-2e golf: ts. Meiji (1868-1912) en Shōwa (1926-1989)
oa. ōmoto (Shintō inspiratie)
reiyūkai (Nichiren inspiratie)
e
-3 golf: ontstaan voor WOII, groei na WOII
oa. sōka gakkai
2) Nieuwe Nieuwe Religies
-ontstaan rond WOII, groei vanaf ‘70
oa. Agonshū, Mahikari, Shinnyoen…
-ontstaan splinterbewegingen is geen nieuw fenomeen
-binnen overkoepelende school vb. Ryōbu Shintō, shugendō…
-los van andere scholen vb. ZL, Zen, Nichiren…
-op lokaal vlak rond gezaghebbende shamaan of charismatisch figuur (verdwenen bij dood
van hun leid(st)er)
-toch verschil ts. splinterbewegingen en nieuwe religies (dr. pol/soc. omstandigheden): heel andere
drijfveren.
Historische achtergrond
1) Staat en religie in Edo en Meiji
-anti-christelijke houding en controle op religieuze instellingen.
-verplicht inschrijven in een tempel met familieregisters (geboorte/dood): danka seido
-in boeddhistische tempel want shintōschrijnen in algemeen niet georganiseerd
-Ise en Izumo schrijn: prieserfamilies met erfelijke functie
-lokale schrijnen: door miyaza, een gilde.
-inventarisering van de schrijnen olv. Yoshida-clan
-oiv. Kokugaku (‘nationale studieën’): beweging ter herwaardering vd Japanse cultuur oa. shintō
zuiveren van uitheemse elementen
-leidde in 19e E tot creatie staatsshintō olv. Hirata Atsutane.
!! voor kami-concept: christelijke inspiratie
-kritiek op boeddhisme: op rijkdom kloosters, als boeddhistische leer. oa. hist.authent.
-1868: herstel van keizerlijke macht: opnieuw rechtstreeks gezag. Shintō als officiële staatsreligie:
-creatie Bureau voor Shintō Aangelegenheden.
-verbod op vermenging bdh en shinto oa. shugendō en magische praktijken.
-creatie 13 officieel erkende shintōsektes. (bij splitsing in 1945: 50 groepen!)
2) populaire religie in de Edo periode
-16e -17eE: pelgrimtochten!!!
-religieuze overwegingen
-ontspanning; als verzetje
gevolgen:
-ontstaan van pelgrimsassociaties olv. charismatische figuur als overgangsvorm tussen de
lokale parochie als religieuze eenheid en nationaal georganiseerde nieuwe (nieuwe) religies.
-verhoogde communicatie tussen het volk: soms van daaruit opstanden tegen de overheid en
de heersende wantoestanden: strijd voor 世直し: betere wereld.
-kenmerken van de volksreligie:
-amalgaam van praktijken uit bdh, shintō en volksgeloof.
-morele code sterk beïnvloed door neoconfucianisme
nieuwe religies:
-volks van aard
-vaak gesticht door ongeletterde leek
-ultieme religieuze ervaring: eenwording met universeel (bdh/shintō/conf.) principe
2. een voorbeeld: Kurozumikyō
omdat het ons inzicht geeft in het ontstaan van de eerste golf nieuwe religies.
-gegevens:
-gesticht door Kurozumi Munetada, shintōpriester in Okayama. geneest van tuberculosis
door nippai: opnemen van zonne-energie.
-zijn geloofgenezingen ↔ yamabushi en zijn schrijn
-verkondiging eigen leer verdrijft samurai-volgelingen (niet geauthoriseerd)
-door Yoshida-clan als kami erkent en na Meiji gecategoriseerd als secte shintō.
-geloof:
-belangrijkste godheid Amaterasu ōmikami: verpersoonlijking van de zon.
-ook geloof in 8 miljoen andere kami
-iedereen wordt bij zijn overlijden kami: begrafenis is vreugdefeest
-een worden met Amaterasu door
-cultivatie van nippai en volgen van de Zeven Geboden (met bekomen energie van
nippai kan men genezen dmv handoplegging. (majinai))
-gevoelen van dankbaarheid (geïnspireerd op filosofie van het hart (shingaku): conf.:
het onbaatzuchtige cultiveren van het hart i.e. de oorspronkelijke natuur, brengt
voorspoed.)
-reinheid is reinheid van het hart (dus niet fysiek)
-de religieuze praktijk is voor priesters en leken dezelfde. (mannen zowel als vrouwen; priesters
huwen). Onderschrijven wel traditionele rollenpatroon.
-rol van de priester als vertrouwenspersoon en raadsman
doel: -verbeterde levenskwaliteit: een gezond en gelukkig leven
-onmiddellijk resultaat: hier en nu
3. overzicht van enkele gemeenschappelijke kenmerken
1) stichter
-ikigami: ‘levende kami’: shamanistische type.
-godheid in menselijke gedaante
-tijdelijk bezeten door kami
na overlijden: leiderschap door wie kan communiceren met godheid
-mens: niet als levende godheid gezien, maar wel zo behandeld.
2) leer
-syncretisch van aard, met nadruk op een of meer trad. rel.; alledaagse moraliteit uit confuc.
-nadruk op leven hier en nu
-doctrine van eigen schriftuur; apocalyptisch ingesteld.
3) organisatie:
-vertikale ouder-kindstructuur; gericht op leken
4) Ontstaansgrond en aantrekkingskracht: urbanisatie; gemeenschapsgevoel
Houding tov ziekte
shinto -genezer-tovenaar: oorzaak ziekte was kwaadwillige geest: aangezien sjamaan medium was:
bemiddelen en zo genezen.
21 Aardse overtredingen of ‘vervelende dingen (magakoto): ziekte, magie, epidemie, dingen
waarover men geen controle heeft.
-kegare: bezoedeling van spirituele of fysieke aard door vuil, dood, ziekte, menstruatie.
shugendo
exorcisme
-verdrijven van een kwade geest of kami, oorzaak allerlei onheil.
-in geval van ziekte/zinsverbijstering: uitdrijving nodig
Vrij zijn van illusie zegt iets over je Boeddha-natuur, niet over je lichaam. Je lichaam kan nog steeds ziek
worden. Alleen lijdt de Boeddha-natuur er niet meer onder, maar leert ervan. natuurlijk kan een verlichte
meester met zijn Boeddha-natuur zijn lichaam genezen, maar daar moet dan wel reden toe zijn. Als zijn rol
is
gespeeld in dit leven, dan maakt het sterven niet uit. Er is altijd weer een nieuw leven
tantrayana
Vajrayāna Buddhism, also known as Tantric Buddhism, Mantrayana, Tantrayana, Esoteric
Buddhism, '"Diamond Vehicle" or "True Words Sect", is often viewed as the third major
school of Buddhism, alongside the Theravada and Mahayana schools. (Note that 'Yana'
means 'vehicle' in Sanskrit.) The Vajrayana is actually a subset of Mahayana Buddhism.
Vajrayana Buddhists themselves often classify their school as the final stage in the evolution
of Indian Buddhist theory which they enumerate as: Hinayana, Mahayana, Vajrayana (see
dharma wheel).
Karma
het boeddhisme stelt dat intentionele daden een bepaalde onmiddellijke of toekomstige werking
hebben die aan de grond ligt van één of van een hele reeks gebeurtenissen. Ze brengen een soort
krachtveld teweeg dat blijft bestaan. Deze daden en hun resultaat is wat men (heilzaam of
onheilzaam) karma noemt. Karma is wat na onze dood overblijft en overgaat in een volgend
leven. Het heeft dus niks te maken met transmigratie van een ziel, maar wordt gezien als de
verbinden van het krachtveld dat karma is met materie.
Boddhisattva-ideaal
kenmerken van het Mahāyāna-Bdh:
-iedereen krijgt kans tot inzicht door vertrouwen op tariki maw een boeddha of
bodhissatva, die de mens naar inzicht zal leiden.
-daarom ook Bodhissatva-bdh of ‘Voertuig van Bdhss (tg.Voertuig toehoorders)
kenmerken van de Bodhissatva:
-meestal historisch persoon, lichtend voorbeeld voor de gelovige. steun en toevertrouw op
moeilijke momenten.
- zijn taak als leraar: hij moet anderen verder helpen op het pad.
-religieuze praktijk van de bdhss: ‘de 6 vervolmakingen’: geven, morele discipline,
duldzaamheid, juiste inspanning, meditatie, wijsheid. De eerste vijf ingegeven door
medelijden, het zesde is intuïtieve inzicht van leegte van alles. (sūnyatā)
– er zijn ook 10 vervolmakingen, waarbij oa. de Bdhss eed: gelofte om alle wezens te
zullen helpen op het pad naar inzicht. Altruïsme belangrijk (ook al overtreding regel)
yoga tantra
Yoga tantra: verbale, mentale en fysieke handelingen, tezamen de ‘3 handelingen’ te doen
overeenstemmen met de ‘3 geheime handelingen’ van Vairocana.
Mudra
mudrā:
-handgebaar met eigen betekenis vb. mudrā van het wiel van de leer
-sommige boeddha’s hebben eigen typische mudrā.
vb. vasjramudrā voor Vairocana en meditatiehouding voor Amida.
staatsshinto
1) Staat en religie in Edo en Meiji
-anti-christelijke houding en controle op religieuze instellingen.
-verplicht inschrijven in een tempel met familieregisters (geboorte/dood): danka seido
-in boeddhistische tempel want shintōschrijnen in algemeen niet georganiseerd
-Ise en Izumo schrijn: prieserfamilies met erfelijke functie
-lokale schrijnen: door miyaza, een gilde.
-inventarisering van de schrijnen olv. Yoshida-clan
-oiv. Kokugaku (‘nationale studieën’): beweging ter herwaardering vd Japanse cultuur oa. shintō
zuiveren van uitheemse elementen
-leidde in 19e E tot creatie staatsshintō olv. Hirata Atsutane.
!! voor kami-concept: christelijke inspiratie
-kritiek op boeddhisme: op rijkdom kloosters, als boeddhistische leer. oa. hist.authent.
-1868: herstel van keizerlijke macht: opnieuw rechtstreeks gezag. Shintō als officiële staatsreligie:
-creatie Bureau voor Shintō Aangelegenheden.
-verbod op vermenging bdh en shinto oa. shugendō en magische praktijken.
-creatie 13 officieel erkende shintōsektes. (bij splitsing in 1945: 50 groepen!)
Tsumi kegare
-zuivering nodig van 2 soorten bezoedeling
-tsumi: verstoring van de ordeprincipes
-8 Hemelse overtredingen: begaan in de Hoge vlakte van de Hemel door Susa-no-o
bij bezoek aan zijn zus Amaterasu.
-21 Aardse overtredingen of ‘vervelende dingen (magakoto): ziekte, magie,
epidemie, dingen waarover men geen controle heeft.
-kegare: bezoedeling van spirituele of fysieke aard door vuil, dood, ziekte, menstruatie.
Keizerlijk shinto
keizerlijk shintō:
-baseert zich op een overkoepelende mythologie die het gezag van de keizer als afstammeling
van de zonnegodin legitimeert.
-keizer als enig in staat tot communicatie met zonnegodin en toezicht op riten ter bescherming
van de natie.
-niet open voor publiek en bijgevolg vrij beperkt.
2. Shintō mythologie en keizerlijk Shintō
- 645: Yamato keizer was heerser over hele aarde en de ujigami Amaterasu over de hemel.
- creatie van een mythologie ter legitimatie macht van Amaterasu en afgezant de keizer,
opgeschreven in de Kojiki en Nihonshoki, die een weerspiegeling zijn van de Taika-hervormingen,
maar ondanks manipulatie door hof belangrijke bron.
- drie goddelijke voorwerpen, symbolen van de keizerlijke macht:
- het zwaard
- de spiegel van acht handlengten
- het snoer van gekromde juwelen
- na Taika: religie onder strikt staatstoezicht. Jingikan door Nakatomi, Inbe, Urabe geleid: gebeden
ten gunste van de staat.
-codificatie in 9e en 10e E: groei tot coherente religie met eigen mythen, priesters, riten en schrijnen.
Typisch voor Kofun:
- proces van personificatie
- ontstaan van een hiërarchie onder kami onderling
-ontwikkeling concept van ‘heilige ruimte’
-regalia (goddelijke voorwerpen)
Sokushin jobutsu
attainment of Buddhahood during life
lotussutra
-de Lotussūtra (mahāyāna-tekst):
-het onmetelijke leven van Tathāgata: Boeddha is overal/altijd aanwezig. Van deze
universele boeddha is Sākyamuni, de historische boeddha, een verschijning: om de mens
heilsmiddelen aan te reiken.
-hij krijgt hulp van de Bdhss Kannon, symbool voor mededogen; attribuut: rode lotus.
Echte betekenis van de Lotussūtra wordt tijdens mappō vijfvoudig geopenbaard
-dat Lotusleer de hoogste is
-de capaciteiten van mensen een laagtepunt hebben bereikt en daarom nood hebben
aan deze hoogste leer
-de tijd voor de openbaring mappō is
-de land van verspreiding de Japanse natie is
-de leraar, Nichiren, de reïncarntie is van de bdhss Jōgyō (lln. eeuwige Bdh)
shushigaku
leer van Zhuzi
-‘leer van Zhuzi’ (shushigaku), gebaseerd op synthese van belangrijkste neoconf. theorieën, krijgt
vanaf Nanbokuchō periode (1333-1392) belangrijke plaats in zenopleiding.
-kenmerken:
-zelfontwikkeling: omplooien van eigen individuele natuur, bezoedeld door verlangen en
eigenbelang, naar zuivere menselijke natuur, beheerst door ri dmv vervulling morele plicht
want elk is van geboorte ongelijk en heeft eigen plicht in de maatschappij; in Japan vooral
plicht tov staat ipv. ontplooiing individu nadruk.
-rationeel onderzoek
dit uitte zich tijdens Tokugawa shoguns in maatschappijleer door
-Vijf ethische principes: ideale kenmerken van 5 menselijke relaties nl. heer-dienaar,
vader-zoon, echtgenoten, oud-jong, vrienden.
-onderverdeling van de mij in 4 klassen: militairen, landbouwers, ambachtslui en handelaars.
(‘kastelozen’: eta of hinin: niet-mens)
-overeenkomst met (bep stromingen in) bdh:
-menselijke natuur cfr. voorraadschuurbewustzijn
-streven naar harmonie tussen micro- en macrokosmos (ook in shintō)
-overeenkomst met shintō: fundamentele goedheid van de mens.
Theravada
-Strekking die vooral de superioriteit van de Arhat wilde ondermijnen: Mahāyāna strekking.
vasthoudend aan Arhatschap: Theravāda of ook Hīnayāna genoemd. ‘Kleine voertuig’.
Nirvana
herformulering betekenis nirvāna
- in oude formulering verdween elke boeddha na zijn dood uit de wereld. Nu echter is het ‘nirvāna
zonder verblijfplaats’ geworden: de bdss zal wezens helpen zonder zich te hechten aan samsāra of
nirvāna.
- nieuwe nirvāna: men bestrijdt alle verlangens, maar niet de levende wezens, men heeft wijsheid
bereikt maar behoudt medelijden.
In china en Japan w bdhss voorgesteld als iemand die op punt staat verlichten te bereiken, maar ten
dienste van anderen uit heeft gesteld. Inhoudelijk echter weinig zinvol: het is niet het nirvāna als
dusdanig waard e Mahāyānabdhss de rug naar keert, maar het nirvāna van de arhat
Wie verlangens opzij kan schuiven, bereikt volkomen rust, het nirvāna. Wie tijdens zijn leven
nirvāna bereikt, wordt niet meer hergeboren (geen opstapeling karma meer). De toestand van de
Boeddha na zijn dood is parinirvāna. Deze (enge) betekenis van nirvāna werd later uitgebreid oiv
Mahāyānabdh.
Vaitocana dainichi
esoterisch boeddhisme (mikkyō), ook wel Tantrayāna of Mantrayāna genoemd, met als centrale
object van verering de Tathāgatha (māha)Vairocana (Dainichi Nyorai). Het is gebaseerd
op Madhyamaka, Yogācāra en Kegon gedachtegoed.
Mantra
mantra:
-verzen of woorden met een magische en mystieke kracht, onvertaald!
-overgedragen van leraar op leerling
-langere mantra’s: darani
animisme
b) animisme: bezield zijn van mensen/dingen
-mens bezit een tamashii (of hitodama)
-Na zijn dood: naar het ‘Eeuwige Land’ of ‘Land van de Gele Bron’. Op de 33 ste
overlijdensverjaardag moet een ritueel worden uitgevoerd opdat de tama van de
overledene zou verenigd w met die van de voorouders.
-Indien onrecht aangedaan: op wraak beluste kwelgeest.
vb. Sugawara no Michizane (w tot kami verheven: Tenjin-sama)
-natuurobjecten en woorden bezitten een kotodama
-kami bezitten 2 zielen: een ruwe (aramitama) en een zachte (nigimitama).
-Elke tama kan afzonderlijk worden opgeroepen.
-de tama is onuitputtelijk en kan dus op verschillende plaatsen tegelijk zijn.
Kami
1. Kami
a) etymologie en definitie
-term is wsch. afkomstig van het Mongoolse woord ‘kam’: sjamaan.
-omvat kami van hemel en aarde, geesten, mensen, dieren, bomen en planten, oceanen en bergen,
zowel goedwillige als kwaadwillige.
-belangrijkste kenmerk is een buitengewone kracht.
-niet voor alle kami een schrijn: niet voor levende personen en niet voor dieren. Enkel voor kami
van hemel en aarde en soms voor overleden menselijke kami.
Matsuri
- gemeenschaps-en individuele feesten en ceremonieën rond het lokale schrijn: matsuri voor het
welzijn van de lokale gemeenschap: voor bescherming of goede oogst etc.
Clan shinto
) ujigami en het Ontstaan van Clan-shintō
Tijdens de Kofunperiode:
- één machtige clan leider als primus inter pares, gevestigd in de Yamato-streek.
- import van luxegoederen oa. spiegels, gekromde juwelen (magatama)en zwaarden.
- personificatie van de kami en daarbij de ontwikkeling van het ujigami-concept. De beschermende
clan-kami was soms voorouder-kami, maar vaker een verheven streek-kami.
-alleen leider kon in contact treden met clan-kami: machtsovername steeds gepaard aan
opeising religieuze autoriteit over de clan-kami.
- ontwikkeling van een ‘heilige ruimte’.
-afbakening van een stuk land met
- in het midden een verblijfplaats het zogezegde ‘kami-lichaam’. Kan tijdelijk zijn, vb. een
boom, rots of ook permanent: een artefact (vanaf einde kofun)
nenbutsu
nenbutsu: ‘mediteren over de Boeddha(-kenmerken)
-oorspronkelijk voorbereidende meditatie-oefeningen, die moeten zuiveren van de vijf mentale
bezoedelingen (intellect, begeerte, trots, toorn, onwetendheid)
-3 soorten
-meditatieve: mediteren/denken over de boeddha
-contemplatieve: het zich voor de geest roepen van een boeddha
-aanroepings-: uitspreken van vb. Namu Amida Butsu: voor de gewone mens!
-ook onderverdeling van de gelovigen in 3 (9) categorieën: superieur-middelmatig-inferieur.
-oiv mappōgedachte in China: bij gebrek aan wijzen sterkste nadruk op aanroepingsnenbutsu.
monnik Shandao: vooral geloof in eigen inferioriteit en geloof in genade van Amida.
sluiten andere praktijken niet uit, maar zijn enkel ondersteunend.
Daimoku
nichiren
werking van Daimoku: men zaait de boeddhanatuur in elkeen zonder klassenonderscheid. Verzekert
de onmiddellijke verwezenlijking van de boeddhanatuur in dit leven en geboorte in het land van
de eeuwige boeddha, het Zuivere Land van de Spirituele berg.
-praktijk van daimoku: reciteren titel van lotussūtra
shamanisme
-sjamanisme:
-magico-religieuze praktijk uitgevoerd door een Sjamaan (Tungus: ‘asceet’)
-enge betekenis: kenmerken voor religies Centraal-Azië en Siberië
brede betekenis: gelijkaardige praktijken over hele wereld, met kenmerken van het
Siberische prototype.
-kenmerken van een sjamaan:
-medium: via trance in staat zich tussen deze en gene wereld te bewegen.
-genezer-tovenaar: oorzaak ziekte was kwaadwillige geest: aangezien
sjamaan medium was: bemiddelen en zo genezen.
-2 types: vrouwelijke miko en mannelijke yamabushi (asceet-sh)
4 edele waarheden
- ‘Discours dat het Wiel van de Dharma in beweging zet’ handelt over kern Bdh. leer en wordt
samengevat als ‘de leer van de 4 Edele Waarheden en het niet-zelf’.
1) diagnose: ALLES IS LIJDEN
2) oorzaak van het lijden: VERLANGEN of DORST
3) Beëindigen van het lijden is mogelijk door UITSCHAKELEN DORST
4) Therapie: de BOEDDHISTISCHE PRAKTIJK nl. het ‘Achtvoudige edele pad’.
3voudige praktijk en het 8voudige pad:
1. zich toeleggen op de analytische kennis van de 4 edele waarheden
(1. juiste inzicht, 2. juiste besluitvorming)
2. zich toeleggen op moreel gedrag
(3. juiste woorden (niet liegen etc), 4. juiste daden (gn diefstal etc) 5. juiste leven
(zich weerhouden van afgunst etc)
3. zich toeleggen op mentale discipline
(7. juiste bedachtzaamheid (geestestoestand), 8. juiste concentratie op 1 punt)
6. geldt voor alledrie: juiste krachtdadigheid/streven (cultiveren en bewaren van
goede gedachten)
Meestal verschillende hergeboortes nodig voor men uiteindelijk nirvāna bereikt. Afbouw van
kettingen van karma: toename heilzaam karma. Het laatste stadium: arhat, iemand die het inzicht zal
bereiken en boeddha worden.
Vijf stadia op de weg naar de verlichting:
1. toehoorder
2. diegene die nog slechts éénmaal terugkeert
3. diegene die niet meer terugkeert: wordt in godenwereld herboren en bereikt van daaruit
het nirvana
4. arhat: de verdienstvolle, de volmaakte: bereikt nirvāna in huidig leven
5. boeddha: de ontwaakte
nb. in het Mahāyānabdh. maakt het arhat-ideaal plaats voor het bodhissatva-ideaal.
3-voudige praktijken
3voudige praktijk en het 8voudige pad:
4. zich toeleggen op de analytische kennis van de 4 edele waarheden
(1. juiste inzicht, 2. juiste besluitvorming)
5. zich toeleggen op moreel gedrag
(3. juiste woorden (niet liegen etc), 4. juiste daden (gn diefstal etc) 5. juiste leven
(zich weerhouden van afgunst etc)
6. zich toeleggen op mentale discipline
(7. juiste bedachtzaamheid (geestestoestand), 8. juiste concentratie op 1 punt)
6. geldt voor alledrie: juiste krachtdadigheid/streven (cultiveren en bewaren
van goede gedachten)
todaiji
Boeddhisme: - keizer Shōmu (Tenpyō-periode) maakt Bdh staatsreligie. In 741 in elke provincie
een tempel en nonnenklooster (kokubunji) met hoofd de Tōdaiji in Nara
- Chinese monnik Ganjin sticht Ritsu of Vinaya school en installeert eerste
ordinatieplatform in de Tōdaiji.
-Nara: keizer Shōmu richt een systeem van staatstempels nl. kokubunji op. Elke provincie krijgt
tempel en klooster, met aan het hoofd de Tōdaiji met de Vairocana Boeddha.
Mandala
mandala:
-rituele ruimte of kring, fysiek of mentaal als geheugensteun bij meditatie
-verschillende onderwerpen -centrale boeddhafiguur
-bepaalde boeddhafamilie
-de vijf Boeddhafamilies
-vb. Ryōbu mandala: Mandala van de 2 werelden: Embryonale en Vajra wereld.
door meditatie over eerste ziet men de wereld zoals hij is, over tweede zoals
Vairocana de wereld ziet, dan staat men zelf centraal en vormen de verschillende
elementen een geheel.
-onderwerp kan op verschillende manieren uitgevoerd worden
-grote mandala: verschillende Bdh/Bdhss met eigen attr./handgeb.
-conventie mandala: afbeelding van conventionele attributen
-zaad of dharma mandala: door syllabe van het siddham schrift
-actie mandala: driedimensioneel die door beelden op verhoog handelingen
van Bdh/Bdhss uitbeeldt. vb. altaar in esoterische riten.
Yamabushi
mannelijke shamaan
-shugenja: iemand die zich in de bergen meester maakt van technieken voor magische kracht.
ook wel yamabushi genaamd. belangrijke rol in verspreiding syncretisme onder volk.
Harae/misogi
-zuiveringsriten na begaan fout:
-voor tsumi: harae: vb. boete opleggen of nagels en haren knippen.
overdracht op een ritueel voorwerp: pop wegdrijven of papieren
kwast: vandaar ook exorcisme genoemd.
-voor kegare: misogi: vb. Izanagi die zich wast in rivier na bezoek Onderwereld.
Secte shinto
sekteshintō: verzamelnaam voor de ’13 nieuwe religies’ die vanaf de 19e E rond charismatische
leiders ontstonden. Bvb Kurozumikyō
staatsboeddhisme nara
-staatsbdh: bdh van de Nara-periode: bdh ten dienste van de staat, maar met controle van de staat
over de bdh instellingen. De staatswetten stonden boven de bdh wetten.
a) bescherming van de staat
-belangrijkste taak kloosters: uitvoeren van rituelen ter bescherming van de staat ie de keizerlijke
familie en de aristocratie. vooral ‘3 sūtra’s ter bescherming van de staat’
-Nara: keizer Shōmu richt een systeem van staatstempels nl. kokubunji op. Elke provincie krijgt
tempel en klooster, met aan het hoofd de Tōdaiji met de Vairocana Boeddha.
b)de organisatie van de bdh orde volgends de ritsuryō administratie
-624: overheid richt een Centrale Monastieke Overheid op, met aan het hoofd een Samgha Hoofd,
een prefect en later (683) een Vinaya meester, allen eminente (aristocr.) monniken
-8e E: een hiërarchie met verschillende rangen ngl. eruditie, anciëniteit en vroomheid.
Reglementering voor Monniken en nonnen (sōniryō)
-de Yōrō-code van 718 voorzag in ‘reglementering voor monniken en nonnen in 27 artikels’. Hield
strafmaatregelen in maar ook reglementering organisatie onder staatscontrole. Eerder echter een
strafwet (van werkstraf tot terugkeren naar lekenleven)
Drie grote categorieën:
-controle van volk en indijking belastingsontduiking
-bezit en economische activiteit te controleren
-controle op gedrag en activiteiten kloosterlingen
-onstaan officieel vs. zwart circuit van boeddhistische clerus.
Oudste tempels
-grondplan: volgens Koreaans grondplan uit Paekche. Later verjapanst grondplan (Hōryūji)
-Yakushiji (680) door keizer Tenmu met triade van Boeddha van Genezing met de bodhissatva’s
van de zon en maan (Nikko en Gakkō)
-Ikarugadera (later Hōryūji) en Shitennōji door Shōtoku Taishi
-klooster van Asuka door Sōga no Umako
hongaku/tathagatagarbha
onwikkeling van de hongaku idee. ‘Inherente verlichting’
-in China door religieuze praktijk: iedereen bezit potentieel maar resultaat hangt af
van persoonlijke inspanning.
-in Japan wordt het mettertijd als essentiële natuur van alles gezien en vervalt het
onderscheid tussen bdh en mens. Precies op dit punt stelt Dōgen de vraag naar de
noodzaak van religieuze praktijk die zich op shigaku, ‘veworven verlichting’, richt.
Honki/suijaku
-9eE (ook invoering esoterisch bdh): invoering honji suijaku-concept: inheemse kami zijn de
Japanse manifestatie van bdh’s en bdhss’s. (avatāra’s: nederdalingen). 10eE: goed
ingeburgerd: men gelooft ook dat verering van de kami, de magische kracht van
figuren uit het bdh pantheon vrij maakt en zo de weg opent naar de Paradijzen van
Amida, Kannon en Yakushi.
vb. fundamenteel syncretistisch koppel: Vairocana (Dainichi)- Amaterasu
exorcisme
exorcisme
-verdrijven van een kwade geest of kami, oorzaak allerlei onheil.
-in geval van ziekte/zinsverbijstering: uitdrijving nodig
-in geval van ongeluk: verdrijving
-types van kami die voor onheil zorgen
-kami die verwaarloosd is of door heiligschennis beledigd
-wraaklustige geest van levende/overledene waaronder die van voorouders voor wie
nakomelingen niet gepaste rituelen hebben uitgevoerd.
-betoverde dieren vb. vossen, slangen, (honden)
uitdrijving door yamabushi, Shingon, Tendai, Nichiren, (zenpriester)
-gebruikte technieken:
-reciteren van een krachtige tekst vb. Lotussūtra, mantra
-verschillende shugendōtechnieken: -uitdrijving door bedreiging of bezwering
-inschakelen dienaars Fudō Myōō
-vuurrituelen
-gebruik van talismannen en spreuken.
Boeddha : boeddha: de ontwaakte, ontsnapt uit de cirkel van hergeboorte
vinaya : kloosterregel, orderegel voor ingewijden
torii : poort tot heilige ruimte.
Mappo : mappō: het einde van de Leer, de boeddhistische apocalyps. Degeneratie van de Leer en
uiteindelijk verdwijnen ervan.
Koan : meditatietechniek
eisai : Eisai sticht Rinzai school met nadruk op kōan als meditatietechniek
kukai Shingon school (rond 816)
-lett: ‘School van het Ware Woord’ of ‘Mantra school’, gesticht door Kūkai
dharma : de boeddhistische leer
amaterasu : zonnegodin
jinja : naam voor een shinto complex
honen : . Zuiver Land Boeddhisme of Amidisme
-1212: gesticht door Hōnen
zazen : Dōgen sticht Sōtō school met nadruk op zazen als meditatietechniek
amida : Amida is the Japanese name of a popular Buddhist deity
(nichiren en ZL boeddhisme
samgha : Drievoudige toevlucht tot de drie Kostbaarheden: de Boeddha, zijn Leer (Dharma) en zijn
gemeenschap (Samgha).
Izanami en izanagi : 2 kami die de wereld hebben geschapen en een massa kinderen/kami hebben
gekregen
ganjin : Ritsu (753)
-gesteund op de Leefregel in Vier delen, gesticht door Ganjin.
Shinran :
opvolger van Hōnen nl. Shinran sticht Nieuwe Zuivere Land School (Jōdo Shinshū), eerste
monnik die huwt. ZLBdh. belangrijke rol in verspreiding Bdh. onder het volk.
Dogen : Dōgen sticht Sōtō school met nadruk op zazen als meditatietechniek
saicho :. Tendai school
-gesticht door Saichō, genoemd naar Chinese berg Tiantai
Download