2. Het lokaal dienstencentrum: wettelijk kader[1]

advertisement
HANDLEIDING ADVISERING OPRICHTING VAN EEN LOKAAL
DIENSTENCENTRUM
1. Vlaams ouderenbeleid
Het Vlaams ouderenbeleid ondergaat momenteel heel wat veranderingen. Ouderen vragen meer
participatie en worden meer bij het beleid betrokken, rusthuizen veranderen in woon- en zorgcentra, de
thuiszorg wordt sterk gestimuleerd en de lokale dienstencentra verschijnen onder de schijnwerpers.
Momenteel werkt men op Vlaams niveau aan een nieuw decreet. Het zorgdecreet wil de huidige
regelgeving van de residentiële zorg en de thuiszorg in één groot decreet plaatsen. Momenteel is dit nog
niet zo en moet de thuiszorg zich baseren op het thuiszorgdecreet van 1998.
Ook het lokaal dienstencentrum krijgt een plaatst toebedeeld in het thuiszorgdecreet en staat
omschreven als ‘een voorziening die als opdracht heeft aan de lokale bewoners:
1. Activiteiten van algemene informatieve, recreatieve en vormende aard aan te bieden met het oog op
het versterken van het sociale netwerk en dit in overleg met lokale socio-culturele verenigingen en
organisaties die gelijksoortige activiteiten aanbieden.
2. Daarnaast biedt het lokaal dienstencentrum nog een aantal optionele activiteiten zoals het ter
plaatse hulp bieden bij activiteiten van het dagelijkse leven (inzonderheid hygiënische zorg), warme
maaltijden, mindermobielenvervoer, … .
2. Het lokaal dienstencentrum: wettelijk kader1
Voor de lokale dienstencentra bestaan Vlaamse programmatie- en erkenningsnormen. De lokale
dienstencentra ressorteren ook onder het kwaliteitsdecreet voor de welzijnsvoorzieningen en kunnen
subsidies krijgen van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA).
Lokale dienstencentra die zich niet laten erkennen, zullen ook geen subsidies ontvangen.
2.1 Overzicht wetgeving




Decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en
welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg (B.S. 5 september 1998, éénmaal gewijzigd)
Besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring
van de verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg (B.S. 30 maart 1999, meermaals
gewijzigd)
Ministerieel besluit van 30 april 1999 houdende de vaststelling van de evaluatiecriteria met
betrekking tot de programmatie van de lokale dienstencentra (B.S. 4 juni 1999, meermaals
gewijzigd)
Ministerieel besluit van 28 oktober 1999 tot vaststelling van de subsidiëringswijze van de lokale
dienstencentra (B.S. 15 december 1999)
Gebaseerd op: P. SABBE & E. VERLINDEN, Thuiszorg, ouderenbeleid en zorgverzekering: een wegwijzer, 2001,
Politeia, 157 p.
1
317510428 - LABP – oktober 2006 - 1/13








Ministerieel Besluit van 14 november 2000 houdende vaststelling van de nadere regels betreffende
de subsidieverlening voor het aankopen van personenalarmtoestellen (B.S. 22 maart 2001)
Decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden
(B.S. 1 juni 1994, meermaals gewijzigd)
Besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie
en de bouwtechnische normen voor voorzieningen voor bejaarden en voorzieningen in de thuiszorg
(B.S. 31 augustus 1999, meermaals gewijzigd)
Besluit van de Vlaamse regering tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies verstrekt
door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (B.S. 24 oktober
2006)
Besluit van de Vlaamse regering tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt
door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (B.S. 24 oktober
2006)
Decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen
(B.S. 10 november 2003)
Ministerieel besluit van 22 maart 2002 inzake kwaliteitszorg in lokale dienstencentra, in de regionale
dienstencentra en in de diensten voor oppashulp (B.S. 19 juni 2002)
Decreet van 3 maart 2004 betreffende de eerstelijnsgezondheidszorg en de samenwerking tussen
de zorgaanbieders (B.S. 20 april 2004)
2.2 Programmatie
In elke gemeente in Vlaanderen kan per begonnen schijf van 15.000 inwoners één lokaal
dienstencentrum worden opgericht.
2.3 Evaluatiecriteria
De evaluatiecriteria voor de lokale dienstencentra zijn door de minister vastgelegd. Bij de aanvraag tot
erkenning van een lokaal dienstencentrum houdt de Vlaamse administratie minstens rekening met het
bestaande aanbod, de datum van indienen van de erkenningsaanvraag, de ligging en de bereikbaarheid
van het dienstencentrum, het toekomstige profiel van de gebruikers, de samenwerkingsverbanden met
andere welzijnsvoorzieningen en de geografische spreiding van de lokale dienstencentra. Recentelijk
voegde de minister nog een evaluatiecriterium toe. Om nu nog een erkenning te krijgen moet elk nieuw
dienstencentrum een gemotiveerd positief advies bekomen van zowel het college van burgemeester en
schepenen als van het OCMW van de gemeente waar het dienstencentrum wordt opgericht. Beide
besturen moeten bij de adviesverstrekking rekening houden met een drietal punten:
1. de noodzaak en opportuniteit van de oprichting van het lokaal dienstencentrum in kwestie;
2. de mate waarin dit lokaal dienstencentrum past binnen het sociaal beleid van de gemeente en
bijdraagt tot de realisatie ervan;
3. de bereidheid van de initiatiefnemer om zowel bij de oprichting als bij de werking van het lokaal
dienstencentrum nauw samen te werken met het gemeentebestuur en het OCMW.
Over de adviesverstrekking volgt later in deze handleiding meer informatie.
2.4 Erkenning
Om een erkenning te krijgen, stelt de vlaamse overheid een aantal normen voorop. Deze normen
hebben betrekking op de hulp- en dienstverlening, het personeel, de werking en de lokalen.
317510428 - LABP - 27 oktober 20062006 - 2/13
Hulp- en dienstverlening
Het lokaal dienstencentrum dient minstens 10 algemeen informatieve activiteiten in te richten en dit op
minstens 3 verschillende wijzen. De informatiemomenten bevatten onderwerpen die de zelfredzaamheid
en de integratie van de personen in de leefgemeenschap bevorderen. Het dienstencentrum staat
eveneens open voor bewoners van de buurt die informatie en advies vragen. Daartoe hebben zij oa een
sociale kaart die helpt bij doorverwijzing naar de verschillende voorzieningen en organisaties.
Het lokaal dienstencentrum is verplicht om jaarlijks minstens 75 groepsactiviteiten van recreatieve aard
te verrichten. Er moeten zeker vijf verschillende soorten activiteiten zijn. Recreatieve activiteiten zijn
bijvoorbeeld: turnen, koken, ateliers, … .
Het centrum is verplicht om jaarlijks minstens 100 groepsactiviteiten van algemeen vormende aard aan
te bieden over minstens 5 verschillende onderwerpen. Deze activiteiten richten zich op de persoonlijke
ontwikkeling en de verrijking op vlak van kennis en/of vaardigheden van de gebruikers.
Naast de drie bovenvermelde activiteiten is het lokaal dienstencentrum verplicht om vijf activiteiten te
kiezen uit een lijst van 9 verschillende mogelijke taken (warme maaltijden, boodschappendienst,
klusjesdienst, personenalarmtoestellen, personenalarmcentrale, werken met specifieke doelgroepen,
buurthulp, mindermobielencentrale, hulp bij ADL-activiteiten inzonderheid hygiënische zorg).
Personeel
Om erkend te worden moet het lokaal dienstencentrum minstens kunnen beschikken over één halftijds
centrumleider. Deze centrumleider beschikt minstens over een diploma van het niveau van nietuniversitair hoger onderwijs. Jaarlijks moet de centrumleider 10 uur bijscholing gevolgd hebben. In
werkelijkheid is voor een goede werking van het dienstencentrum een halftijds centrumleider
onvoldoende en is dus een ruimere bezetting noodzakelijk.
Werking
Het lokaal dienstencentrum moet minstens 32 uren per week open zijn, gespreid over alle werkdagen.
Elk dienstencentrum beschikt over een centrumraad. Deze centrumraad functioneert als inspraakorgaan
en kan advies uitbrengen over de algemene werking van het lokaal dienstencentrum. De centrumraad
bestaat uit de centrumleider en minstens 8 leden van wie ten minste de helft gebruikers zijn van het
dienstencentrum.
Lokalen
Het dienstencentrum moet beschikken over duidelijk herkenbare en aaneensluitende lokalen die
gemakkelijk toegankelijk zijn voor rolstoelgebruikers. Een aangepaste en voldoende grote
ontmoetingsruimte is minstens 32 uur per week toegankelijk.
Het lokaal dienstencentrum mag niet ingeplant worden binnen een straal van 500 meter t.o.v. een reeds
erkend lokaal dienstencentrum of t.o.v. de inplantingsplaats van een gepland lokaal dienstencentrum
waarvoor een ontvankelijke erkenningsaanvraag is ingediend die past binnen de programmatie en nog
niet is afgehandeld. Daarnaast moet aan de ingang van het lokaal dienstencentrum een aangepaste
mogelijkheid tot in- en uitstappen van de bezoekers. Het lokaal dienstencentrum moet gelegen zijn
binnen bebouwde kom. Tot moet er binnen een straal van 500 meter van de ingang een opstapplaats
van het openbaar vervoer zijn en/of binnen een straal van 300 meter van de ingang voldoende
parkeermogelijkheden.
2.5 Kwaliteitsvereisten
Lokale dienstencentra die erkend willen worden moeten een kwaliteitsbeleid gaan voeren. Dit moet
aantoonbaar zijn via o.a. een kwaliteitshandboek. De minimale inhoud van dit kwaliteitshandboek ligt
wettelijk vast.
317510428 - LABP - 27 oktober 20062006 - 3/13
In het kwaliteitsbeleid van het lokaal dienstencentrum moet het centrum ten eerste zijn missie en visie
geven. De inhoud van de missie en visie is deels door de regelgeving bepaald en bevat oa. iets over de
privacy van de gebruiker en de discretie omtrent informatie, de waardigheid en de eigen
verantwoordelijkheid van de gebruiker, de autonomie van de bezoeker van het dienstencentrum, de
zelfredzaamheid, de zorg op maat, de inspraak binnen het lokaal dienstencentrum, enz. … .
Het dienstencentrum moet ook zijn organisatiestructuur uittekenen evenals de beschrijving van het
personeel, de vrijwilligers, de accommodatie, de financiële structuur, de permanente en / of occasionele
samenwerkingsverbanden, het permanent aanspreekpunt (tijdens de openingsuren moet er steeds een
fysiek persoon aanwezig zijn in het dienstencentrum die de nodige informatie aan de gebruikers kan
geven), de inspraakkanalen en de informatiekanalen naar de gebruiker toe.
Het dienstencentrum stelt eveneens een aantal procedures op. Een procedure is een geheel van
afspraken die gemaakt zijn over het verloop van een proces. De procedures die bij de lokale
dienstencentra minimaal verplicht zijn, zijn een procedure voor het behandelen van vragen, een
procedure voor het ontvangen en behandelen van klachten, een procedure voor het begeleiden,
evalueren en bijsturen van het functioneren van personeel en medewerkers, een procedure voor het
evalueren van de eigen werking en een procedure voor het beheren van de documenten van het
kwaliteitshandboek. Om de documenten in het kwaliteitshandboek inhoudelijk op peil te houden wordt
een garantie-element ingevoerd namelijk een procedure voor het onderhouden van het
kwaliteitshandboek.
Jaarlijks tegen 1 mei moeten alle lokale dienstencentra een kwaliteitsplanning kunnen voorleggen. In de
kwaliteitsplanning wordt omschreven welke projecten en activiteiten zullen worden ondernomen in de
nabije toekomst ter bevordering van de kwaliteit in het dienstencentrum en hoe die zullen worden
uitgevoerd.
2.6 Financiering
Financiering van de werking
Werkingssubsidie:
2006: € 26.407,58
2007: € 26.521,86
2008: € 26.634,65
2009: € 26.745,29
2010: € 26.856,80
Indien het lokaal dienstencentrum personenalarmtoestellen uitleent en / of een personenalarmcentrale
organiseert dan kan deze subsidie worden opgetrokken met een bedrag van maximaal 495,79 euro per
personenalarmtoestel dat ter beschikking wordt gesteld van een zelfstandig wonende gebruiker en
aangekocht is door het centrum. Het subsidiebedrag voor de aankopen van de personenalarmtoestellen
kan jaarlijks maximaal 4957,87 euro bedragen per lokaal dienstencentrum.
Financiering van de infrastructuur
De lokale dienstencentra kunnen bouwsubsidies krijgen via het Vlaams Infrastructuurfonds voor
Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA). Om infrastructuursubsidies te kunnen krijgen van de
Vlaamse gemeenschap moet een voorziening een vrij zware procedure doorlopen en voldoen aan
talloze voorwaarden. Voor de lokale dienstencentra bedraagt de maximaal subsidieerbare oppervlakte
600 m². Het basisbedrag van de investeringssubsidie is 500 euro per m².
Om VIPA-subsidies te verkrijgen moet de initiatiefnemer o.a. een zorgstrategisch plan opstellen. In dit
zorgstrategisch plan moet de voorziening haar huidige werking en haar plannen voor de toekomst
beschrijven aan de hand van een reeks vragen en zichzelf evalueren op basis van aangegeven criteria.
317510428 - LABP - 27 oktober 20062006 - 4/13
Dit zorgstrategisch plan moet een periode van een tiental jaar overspannen en alle projecten van de
initiatiefnemer inzake ouderen- en thuiszorg insluiten. In het zorgstrategisch plan worden drie grote
vragen gesteld:
1. Sluit de realisatie van dit zorgstrategisch plan aan bij de noden van de regio?
2. Is de initiatiefnemer goed geplaatst om op de performante wijze in de geïdentificeerde
behoeften te voldoen?
3. Is voor de realisatie van dit zorgstrategisch plan een investering noodzakelijk voor deze
voorziening?
Deze drie grote vragen worden elk onderverdeeld in een aantal subvragen. Voor meer info verwijzen we
naar de pocket thuiszorg, ouderenbeleid en zorgverzekering: een wegwijzer2.
3. Troeven van een dienstencentrum3
Een dienstencentrum is een belangrijke voorziening. Dit willen we duiden in een aantal troeven.
3.1. Hun plaats in de lokale leefgemeenschap
Verankerd in de buurt
Een dienstencentrum ligt in een buurt en maakt er ook integraal deel van uit. Andere verenigingen (van
allerlei slag) , andere diensten (postbode, mutualiteit, electriciteitsmaatschappij, politie..) die op het
terrein aanwezig zijn kennen het DC en weten dat ze er terecht kunnen om probleemsituaties te
signaleren.
Omgekeerd kan het dienstencentrum alle kanalen in de wijk gebruiken om zaken door te geven.
Dicht bij huis, in hun vertrouwde omgeving, temidden van de mensen en het leven dat ze kennen
betekent het dienstencentrum voor de gebruikers een zeer laagdrempelige en veelzijdige ondersteuning
die zeer nauw bij de specificiteit van de wijk aansluit.
Centraal aanspreekpunt
Het dienstencentrum is voor zijn bezoekers en buurt een plaats waar men voor letterlijk alles terecht kan.
Elke vraag krijgt er een antwoord, soms binnen het eigen aanbod, soms via doorverwijzing naar een
meer gepaste dienst. Ook andere actoren in de wijk (mensen uit verenigingsleven, postbode, wijkagent)
signaleren problemen gemakkelijk aan het dienstencentrum, omdat men weet dat hun opmerking daar
wordt opgenomen en gevolgd.
Laagdrempelig
De dienstencentra zijn een vertrouwd gegeven in de buurt, even “gewoon” als de kruidenier om de hoek.
Iedereen kent wel al iemand die reeds vertrouwd is met het dienstencentrum. Het is rap even
binnengewipt in het dienstencentrum. Daarenboven hoeft men geen lidmaatschap voor te leggen, geen
zware administratieve procedures, geen receptionistes of wachtzalen te trotseren om van het
dienstencentrum gebruik te maken. Ook letterlijk zijn de dienstencentra laagdrempelig: minder-validen en
mensen die slecht te been zijn kunnen de infrastructuur gebruiken. Men hoeft zich niet ver te verplaatsen
om naar het dienstencentrum te komen. De openingsuren zijn zeer cliëntvriendelijk.
3.2. Neutrale positie
Pluralistisch
2
3
zie voetnoot 1.
Gebaseerd op een nota van de Vereniging van Vlaamse Dienstencentra, maart 2000.
317510428 - LABP - 27 oktober 20062006 - 5/13
De meeste lokale dienstencentra zijn opgericht door lokale besturen. Pluralisme is geen formaliteit voor
de statuten, maar een daadwerkelijk uitgangspunt voor het lokaal dienstencentrum. Informatie,
doorverwijziging, zorgafstemming kunnen gebeuren in alle neutraliteit en wars van het belang van de
eigen zuil. Het dienstencentrum verenigt mensen rond een gemeenschappelijke interesse, lokaliteit,
belang of probleem, met respect voor eenieders overtuiging, zonder exclusiviteiten.
Bruggen slaan
Vanuit haar neutraliteit is het lokaal dienstencentrum geneigd en bereid om contacten te leggen en
goede relaties te onderhouden met alle andere voorzieningen die op het terrein actief zijn. Er kan veel
meer vanuit bondgenootschap gewerkt worden, zonder gevaar om in een concurrentiepositie te
komen.Veel liever dan een parallel aanbod op te zetten, maakt het dienstencentrum gebruik van de
bestaande voorzieningen (met respect voor de keuze van de cliënt) en vult het aan waar er leemten zijn.
3.3. Publiek
Heterogeen publiek
De dienstencentra werken niet alleen met/voor een zeer ruime groep mensen, maar ook met een zeer
gevarieerde groep. Het dienstencentrum is een kruispunt voor mensen met zeer verschillende
achtergrond, leeftijd, financiële situatie, gezondheidssituatie, mogelijkheden, interessesfeer,
arbeidsverleden…
Die verscheidenheid is een rijkdom. Veeleer dan te gaan segmenteren (kansarmen, zieken, …) probeert
het dienstencentrum integrerend te werken en de onderlinge ondersteuning te bevorderen.
Uit en thuis
Het LDC is er niet alleen voor mensen die mobiel genoeg zijn om naar het dienstencentrum te komen,
maar heeft ook aandacht voor “huisgebonden” mensen. Naast de haalfunctie (mensen komen
ontspanning/ontmoeting/dienstverlening/vorming/info halen) groeit de brengfunctie (het LDC brengt een
aanbod bij de minder-mobiele bezoeker thuis).
Vraaggestuurd
Zowel op niveau als op het niveau van de groep beweegt het dienstencentrum op het ritme en op
aangeven van de doelgroep. Activiteiten en diensten groeien meestal uit voorstellen van de bezoekers.
Ook individuele tussenkomsten gebeuren op vraag en op maat van de bezoekers.
Participatie
Betrokkenheid bij en inspraak in de werking van het dienstencentrum is inherent aan de werking. Heel
wat initiatieven worden genomen op aangeven van de bezoekers. Participatie werd ingeschreven in het
decreet via de centrumraad. Sowieso worden bezoekers van het dienstencentrum gestimuleerd via
interne overlegstructuren, via informele kanalen, via daartoe opgezette processen om mee te denken
rond en mee te werken aan het dienstencentrum.
De afstand tussen de verschillende actoren in het dienstencentrum is klein – op de werkvloer treffen
zowel bezoekers, als vrijwilligers, als personeel elkaar voortdurend. Op die manier is wederzijdse
feedback (en inspiratie) gegarandeerd.
3.4. Methoden
Integrale aanpak
317510428 - LABP - 27 oktober 20062006 - 6/13
Een bezoeker van een dienstencentrum hoeft niet op 7 adressen bij evenveel sociaal werkers langs om
aan zijn gerief te komen op sportief, educatief, sociaal, materieel, financieel, cultureel vlak. Hij kan in zijn
dienstencentrum terecht met zijn vragen, zijn zorgen, zijn talent, zijn interesse, zijn nood en zijn inzet.
Hij wordt niet herleid tot de zorgvragende oudere, maar blijft erkend voor de vele andere positieve dingen
die deel van hem blijven uitmaken.
Projectmatig werken met de doelgroep
Elk lokaal dienstencentrum is in feite een permanent project, waarin nieuwe situaties die men detecteert
in zijn dagdagelijkse werking de basis vormen voor een gezamenlijke (bezoekers, personeel, beleid)
denkoefening. Dit als aanzet tot het formuleren van antwoorden, nieuwe ontwikkelingen.
Creativiteit
Een lange traditie van schaarste heeft de lokale dienstencentra creatief gemaakt. We gaan aan de slag
met alles wat voorhanden is: de buurt, de achterban, veelzijdigheid van personeel wordt ten volle benut.
Met een minimum aan middelen beogen de dienstencentra een maximum rendement.
3.5. Preventie
Preventie
Vrijwel het gehele dienstencentra-aanbod situeert zich in de sfeer van preventie: om een niet
denkbeeldig sociaal isolement te voorkomen worden activiteiten opgezet, om gezondheidsproblemen
(fysisch of psychisch) voor te zijn worden info momenten en bewegingsoefeningen, relaxatie, diensten
(pedicure) opgezet, om de hygiënische omstandigheden te ondersteunen functioneren poetsdiensten,
wasserettes, … . Een ruime info-verspreiding is erop gericht mensen wegwijs te maken in de wirwar van
voorzieningen en sociale of financiële voordelen. Een omvangrijk netwerk van bezoekers zorgt ervoor
dat noden snel gesignaleerd en aangepakt worden. Met zijn centrumfunctie kan het dienstencentrum
garant staan voor een vlotte doorverwijzing en opvolging achteraf.
Veiligheid
Voor buurtbewoners is het een geruststelling om het dienstencentrum nabij te weten. Wat er ook
gebeurt, men kan er dààr mee terecht. Op welke vraag ook zal het antwoord altijd méér zijn dan een
telefoonnummer of een volgend adres. Daarnaast bouwt een dienstencentrum ook mee aan de
gemeenschap waarin het zich situeert. De dienstencentra willen werken aan een sfeer waarin mensen
zich gedragen voelen. Het veelbesproken onveiligheidsgevoel is voor een stuk angst voor wat men niet
kent. In een dienstencentrum proberen de mensen elkaar te leren kennen.
Naadloze zorg
Het aanbod van het dienstencentrum situeert zich veeleer in de sfeer van welzijn, dan van zorg, voor de
eenvoudige reden dat de behoeften van het doelpubliek zo liggen. Voor vele bezoekers vormt het
dienstencentrum de schakel tussen de volledige zelfstandigheid en de wereld van de poetsdiensten,
gezins- en bejaardenhulp, verpleging aan huis en dergelijke. Binnen één voorziening, dichtbij het
vertrouwde milieu, kan men vandaag nog komen dansen en morgen – na een heupbreuk bijv. een
bejaardenhelpster aanvragen.
Flexibiliteit
317510428 - LABP - 27 oktober 20062006 - 7/13
Binnen de gemeenschappelijke kenmerken en doelstellingen heeft elk dienstencentrum zijn eigenheid,
die vaak bepaald wordt door de geografische inplanting en de socio-culturele realiteit waarin men werkt.
Het huidig beleid (lokaal en bovenlokaal) laat toe eigen klemtonen te leggen. De contouren zijn gelukkig
niet te scherp getekend, zodat nog steeds soepel kan ingespeeld worden op allerlei situaties die zich
aanbieden en waarvoor het traditionele thuiszorgaanbod te traag, te “administratief”of ontoereikend is.
3.6. Vrijwilligerswerk
Economisch non-actief worden is vooral aantrekkelijk voor dezen die het niet zijn. Pensionering,
invaliditeit (en variaties op deze thema’s), het lege nest-fenomeen confronteren vele mensen met een
zee van vrije tijd waar men geen blijf mee weet. Een belangrijk deel van de sociale contacten viel samen
met de beroepsbezigheid of de zorg voor de kinderen/gezin weg. Het dienstencentrum doet graag een
appèl op het potentieel uit haar achterban, omdat zinvol bezig blijven, actief blijven, iets betekenen, iets
doen voor anderen, betekenis geven aan het leven. Naast de erkenning krijgen voor eigen vaardigheid is
er ook een belangrijk sociaal surplus aan het vrijwilligerswerk in dienstencentra: men komt onder de
mensen, men houdt contact met de wereld. Vrijwilligerswerk is in een dienstencentrum dan ook niet
louter middel, maar evenveel doel. Vrijwilligerswerk zonder ondersteuning is doorgaans geen lang leven
beschoren. Een belangrijke taak van de centrumleider bestaat dan ook uit het coördineren en opvolgen
van vrijwilligersinzet.
3.7. Onderliggende doelstellingen
Dienstencentra doen ontzettend veel dingen, van kaarten tot chatten, van voetverzorging tot poetshulp,
van mobiele koffietafel tot cultuurtrip, maar de dienstencentra doen geen van die dingen zomaar.
Dienstencentra bieden niet zomaar vrije tijd die vrijblijvend is. De werking nodigt elke bezoeker uit zorg te
dragen voor zichzelf en voor anderen, om langer, beter en rijker(figuurlijk althans) zelfstandig te kunnen
blijven leven.
4. Adviesverlening door een lokaal bestuur
Zoals reeds gesteld moet het lokaal dienstencentrum wil het een erkenning krijgen, een gemotiveerd
positief advies krijgen van het college van burgemeester en schepenen en de OCMW-raad. Hierbij staat
in de regelgeving omschreven dat het lokaal bestuur zich een drietal vragen moet voorop stellen:
1. de noodzaak en opportuniteit van de oprichting van het lokaal dienstencentrum in kwestie;
2. de mate waarin dit lokaal dienstencentrum past binnen het sociaal beleid van de gemeente en
bijdraagt tot de realisatie ervan;
3. de bereidheid van de initiatiefnemer om zowel bij de oprichting als bij de werking van het lokaal
dienstencentrum nauw samen te werken met het gemeentebestuur en het OCMW.
Een goed werkend dienstencentrum zou ook de verschillende in vorig hoofdstuk vermelde troeven in het
achterhoofd moeten houden. Het kan interessant zijn om de aansluiting bij deze troeven in overweging te
nemen bij de adviesverlening ivm het lokaal dienstencentrum.

Inplanting
Een lokaal dienstencentrum heeft een belangrijke functie in de leefgemeenschap. Steeds meer mensen
geraken in de vereenzaming. Het lokaal dienstencentrum biedt een zeer lage drempel om naar allerlei
activiteiten te komen. Natuurlijk speelt de ligging van het dienstencentrum hierin een belangrijke rol. Er
moet bij de oprichting gekeken worden naar de context waarin het dienstencentrum wordt opgetrokken
en georganiseerd. Is het niet te dicht bij een andere lokaal dienstencentrum zodat de werking van het
dienstencentrum wordt belemmerd? In de regelgeving zijn enkele maatregelen omschreven zoals geen
317510428 - LABP - 27 oktober 20062006 - 8/13
inplanting binnen de 500 meter van een ander erkend dienstencentrum maar toch blijft de benadering
van de hele context ontzettend belangrijk. Om het doel van een dienstencentrum volwaardig te bereiken
zijn deze accenten zeker noodzakelijk. Het is belangrijk dat het dienstencentrum is ingeplant in een wijk
of buurt waar voldoende respons wordt verwacht. Het is logisch dat een dienstencentrum in bijvoorbeeld
een industrieterrein een einde van de bebouwde kom niet wenselijk is. Een lokaal dienstencentrum in de
buurt kan bijdragen tot het veiligheidsgevoel; Daarom liever een lokaal dienstencentrum in een buurt
waar mensen wonen.

De garantie van vrije toegang voor alle bezoekers (dus geen lidmaatschapvereiste)
Een lokaal dienstencentrum heeft als belangrijke troef dat mensen geen lidmaatschap moeten hebben
willen zij aan een activiteit participeren. Deze troef dragen de dienstencentra hoog in het vaandel. De
vrije toegang voor alle bezoekers zorgt voor een heel heterogeen bezoekerspubliek. Dit maakt ook de
participatie mogelijk van verschillende groepen uit de samenleving. Het zou jammer zijn dat een lokaal
dienstencentrum verbonden wordt met een bepaald lidmaatschap. Dit loopt immers voorbij aan de
doelstellingen van het dienstencentrum.

Betaalbaarheid van de dienstverlening voor alle burger
Momenteel bieden de lokale dienstencentra hun activiteiten aan zeer democratische prijzen aan.
Daardoor kunnen de dienstencentra ook en heel divers publiek aantrekken. De betaalbaarheid van de
activiteiten bevordert de deelname aan het leven binnen het dienstencentrum en kan een middel zijn in
de strijd tegen de vereenzaming van voornamelijk ouderen.

Verzekeren van pluralistische werking (afspraken met alle thuiszorgpartners)
Pluralisme en tegelijk de algemene ontzuiling van de samenleving hebben er toe geleid dat het lokaal
dienstencentrum een belangrijke voorziening is geworden. Dankzij de pluralistische invalshoek stond het
lokaal dienstencentrum ook steeds open voor samenwerkingen met organisaties van verschillende
strekkingen. Bruggen over de verschillende zuilen heen werden gebouwd, elke vraag kreeg een passend
antwoord. Pluralisme van het dienstencentrum moet gegarandeerd blijven wil men het lokaal
dienstencentrum uitbouwen tot één van de belangrijkste voorzieningen in de gemeente.

Het voorleggen van een strategisch meerjarenplan en effectenrapportage
In het kader van het lokaal sociaal beleid is het lokaal bestuur in belangrijke mate verantwoordelijk voor
het sociaal beleid binnen zijn gemeentegrenzen. De oprichting van een lokaal dienstencentrum zal ook
moeten bekeken worden binnen het lokaal sociaal beleid. Het voorleggen van een strategisch
meerjarenplan door het kandidaat-dienstencentrum kan een belangrijk hulpmiddel zijn om na te gaan of
het lokaal dienstencentrum zijn werking echt afstemt analoog met de verschillende troeven die het
dienstencentrum heeft. Het dienstencentrum kan in zijn meerjarenplanning aanduiden wat men wil
bereiken. Achteraf kan nog gevraagd worden naar een effectenrapportage. Deze effectenrapportage kan
aantonen wat het dienstencentrum heeft bereikt binnen een bepaalde periode en het bereik naar zijn
burgers.
Aangezien het lokaal dienstencentrum een belangrijke pijler is in de hulp- en dienstverlening naar de
burgers toe, is een goed overwogen advies essentieel. Het is belangrijk om open te staan voor elke
initiatiefnemer die een dienstencentrum wil oprichten. Het is even belangrijk om een kritisch en
voldoende gemotiveerd advies te geven over het al dan niet oprichten van een dienstencentrum. Vraag
dus de nodige garanties bij de oprichting van een dienstencentrum.
Sommige lokale besturen hebben reeds een gemotiveerd advies verleend aan een lokaal
dienstencentrum. Enkele van de gebruikte modellen vindt u in bijlage.

Samenwerking met het lokaal bestuur
317510428 - LABP - 27 oktober 20062006 - 9/13
In het kader van het lokaal sociaal beleid is het lokaal bestuur de centrale actor. Het lokaal
dienstencentrum zal gezien zijn takenpakket ook nauw verbonden zijn met het lokaal sociaal beleid. Het
is dan ook belangrijk dat er een vlotte samenwerking is met het lokaal bestuur.
317510428 - LABP - 27 oktober 20062006 - 10/13
MODEL 1
DE RAAD VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN / HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN
SCHEPENEN,
Gelet op het schrijven, dd. …………. (datum), waarbij …………………. (intiatiefnemer) te ………………
(plaats) refereert naar de vastgestelde evaluatiecriteria met betrekking tot de programmatie van de lokale
dienstencentra (Ministerieel Besluit van 30 april 1999) ;
Overwegende de noodzaak en de opportuniteit van de oprichting van het lokaal dienstencentrum;
Overwegende dat …………. (de raad voor maatschappelijk welzijn of het college van burgemeester en
schepenen) de mening is toegedaan dat de oprichting van een lokaal dienstencentrum past binnen het
lokaal sociaal beleidsplan en bijdraagt tot de realisatie ervan ;
Overwegende dat ………………….. (initiatiefnemer) zich, dd. …………… (datum), bereid verklaart nauw
samen te werken met het gemeente- en OCMW-bestuur van …………….. (plaats) bij de ontplooiing van
het lokaal dienstencentrum ;
BESLIST : éénparig
Artikel 1. – Een positief advies te verlenen aan de aanvraag van ………………… (initiatiefnemer) te
…………….. (plaats) voor de erkenning van een lokaal dienstencentrum.
Artikel 2. – De (voorzitter of burgemeester) ……………… en de secretaris worden gemachtigd om in
naam van en voor rekening van (het OCMW of de gemeente) …………….. alle nodige documenten in dit
verband te ondertekenen.
Artikel 3. – …………………… (initiatiefnemer) wordt van deze beslissing in kennis gesteld.
Namens ……………………….. (de raad voor maatschappelijk welzijn of college van burgemeester en
schepenen)
…………., secretaris
…………, (voorzitter of burgemeester)
Voor éénsluidend afschrift, afgeleverd op …………………….. (datum)
317510428 - LABP - 27 oktober 20062006 - 11/13
MODEL 2
ADVIES
INZAKE DE VOORGENOMEN OPRICHTING VAN EEN DIENSTENCENTRUM TE ……………………..
DOOR HET OCMW/ DE GEMEENTE/ VZW ……… VAN EN TE ……………………..
DE RAAD VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN / HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN
SCHEPENEN,
Gelet op het schrijven, dd. …………. (datum), waarbij …………………. (intiatiefnemer) te ………………
(plaats) refereert naar de vastgestelde evaluatiecriteria met betrekking tot de programmatie van de lokale
dienstencentra (Ministerieel Besluit van 30 april 1999) ;
Gelet op de beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn/ het college van burgemeester en
schepenen van …………………. (gemeente) van …………………… (datum) houdende aanvraag
erkenning lokaal dienstencentrum,
Overwegende de noodzaak en de opportuniteit van de oprichting van het lokaal dienstencentrum;
Overwegende dat …………. (de raad voor maatschappelijk welzijn of het college van burgemeester en
schepenen) de mening is toegedaan dat de oprichting van een lokaal dienstencentrum past binnen het
lokaal sociaal beleidsplan en bijdraagt tot de realisatie ervan ;
Overwegende dat ………………….. (initiatiefnemer) zich, dd. …………… (datum), bereid verklaart nauw
samen te werken met het gemeente- en OCMW-bestuur van …………….. (plaats) bij de ontplooiing van
het lokaal dienstencentrum ;
Overwegende dat de oprichting van een dienstencentrum bijdraagt tot één der basisdoelstellingen van
het beleid van het OCMW, te weten het bevorderen van de sociale (her)integratie van onze inwoners in
het algemeen en van de meer kwetsbaren onder hen in het bijzonder,
Overwegende dat de inplanting van het lokaal dienstencentrum geen belemmering vormt voor andere
erkende lokale dienstencentra,
Overwegende dat de vrije toegang van de bezoekers aan het dienstencentrum gegarandeerd is,
Overwegende dat de betaalbaarheid van de dienstverlening vanuit het dienstencentrum betaalbaar is
voor alle burgers,
Overwegende dat het lokaal dienstencentrum een pluralistische werking heeft of minstens afspraken
maakt met alle thuiszorgpartners,
Overwegende dat het lokaal dienstencentrum er zich toe verbindt een strategisch meerjarenplan en een
effectenrapportage voor te leggen aan het OCMW/gemeente,
Dat, bovendien, zulk dienstencentrum er toe kan bijdragen dat reeds bestaande dienstverlening op een
meer gecoördineerde en dus meer efficiente wijze wordt georganiseerd,
BESLUIT, met éénparigheid:

het voornemen van ………………… (intiatiefnemer) tot oprichting van een dienstencentrum te
…………………. (plaats) …………….. (positief/negatief) te adviseren naar de Vlaamse
Administratie toe.
317510428 - LABP - 27 oktober 20062006 - 12/13
Aldus gedaan te ……………. (plaats) in zitting van ……………….. (datum).
Namens …………. (de raad voor maatschappelijk welzijn of college van burgemeester en schepenen)
……….., secretaris
……………. , (voorzitter of burgemeester)
Voor éénsluidend afschrift, afgeleverd op ……………….. (datum)
317510428 - LABP - 27 oktober 20062006 - 13/13
Download