Nieuwe Testament: taal 1 Het Nieuwe Testament is geheel geschreven in het hellenistische of koinè-Grieks1. Dit Grieks was de internationale taal in de eerste eeuw in het oostelijk gedeelte van het Middellandse-Zeegebied tot in Rome toe, zoals Engels dat nu is in grote delen van de wereld. Naast de eigen landstaal sprak men Grieks. In de steden, waar de invloed van het hellenisme het grootst was, sprak men zelfs overwegend Grieks. De evangelisten en de apostelen, die missionair ingesteld waren, gebruikten Grieks om zich tot het gehelleniseerde deel van de joden en tot niet-joden te richten. De eerste christenen maakten evenals de gehelleniseerde joden gebruik van de Griekse versie van het Oude Testament, de Septuaginta. De ‘godvrezenden’ die Paulus ontmoette, waren door de Septuaginta met het joodse gedachtegoed in aanraking gekomen. De Septuaginta, met haar aanpassing van de Hebreeuwse manier van spreken aan de Griekse en hellenistische context, was van grote betekenis voor de verbreiding van het christelijk geloof. Of Jezus en de meesten van zijn volksgenoten Grieks gebruikten, is zeer de vraag. Waarschijnlijk niet. Zo goed als zeker spraken ze Aramees (de taal die al voor het einde van de Perzische overheersing de belangrijkste taal voor het joodse volk was, zowel in Babylonië als in Palestina) en kenden ze nog min of meer het Hebreeuws van de Tenach. Min of meer, want de Tenach kenden ze hoofdzakelijk in een Aramese vertaling. Al vanaf de tijd van Ezra (omstreeks 460 voor Christus) was het de gewoonte dat de voorlezing van de Tenach vergezeld ging van een vertaling in het Aramees. De vertalingen werden eeuwenlang mondeling doorgegeven en stonden op den duur min of meer vast. Bij zijn Fragment uit Codex Sinaïticus toespraken citeerde Jezus meermalen de Tenach. Zeer waarschijnlijk deed hij dat in het Aramees. Het Aramees klinkt door in het Grieks dat de evangelisten gebruikten. Soms citeerden ze zelfs een uitspraak van Jezus in het Aramees. Zo liet Marcus Jezus tot de dove zeggen: Effatha (‘word geopend’, 7:34) en tot de dochter van Jaïrus: Talitha koem (‘meisje sta op’, 5:41) en zo haalde Mattheüs een kruiswoord, ontleend aan Psalm 22, in het Hebreeuws of Aramees aan: Eli, Eli, lama sabachtani (‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?’, 27:46). Om zijn intieme wijze van verbondenheid met God tot uitdrukking te brengen, noemde Jezus Hem in het Aramees Abba (‘vader’ of ‘papa’, Marcus 14:36). Ook Paulus verried zijn achtergrond niet. In zijn Grieks komen allerlei Aramese uitdrukkingen voor, bijvoorbeeld de uitroep Maranatha (‘Onze Heer, kom!’, 1 Corinthe 16:22). Ook gebruikte hij het woord Abba (Galaten 4:6; Romeinen 8:15). Doordat het Grieks in de theologie en liturgie van de eerste christenen gebruikt werd, kreeg deze taal een nieuwe, christelijke inkleuring. Evenals in het Oude Testament is in het Nieuwe Testament poëzie te vinden, bijvoorbeeld in de aanhef van het Johannesevangelie en in het boek Openbaring. Een aantal treffende uitspraken zoals bijvoorbeeld de ‘zaligsprekingen’ (Mattheüs 5:3–12) en het Onze Vader (Mattheüs 6:9–13) hebben een poëtisch karakter. © L. den Besten Literatuur Besten, Leen den, Het uitgelezen boek. De bijbel in Nederland, Zoetermeer: Meinema 2005. Miller, Stephen M. & Huber, Robert V., De geschiedenis van de Bijbel. Het ontstaan en de invloed van de Bijbel, Kampen: Kok 2004. 1 In Athene werd klassiek (Attisch) Grieks gesproken. De meerderheid van de literatuur die uit de klassieke periode 700 voor Christus – 476 na Chrisuts) nog bewaard is gebleven, is in dit dialect geschreven. Belangrijke uitzonderingen zijn de historicus Herodotos (circa 485-425/420, die in het Ionische dialect van het Grieks schreef en de dichteres Sappho (circa 630-circa 580), die haar voornamelijk lyrische poëzie in het Aeolische dialect van het Grieks te boek stelde. Alexander de Grote (356-323 voor Christus) speelde een belangrijke rol in het samenvoegen van deze dialecten tot Koinè-Grieks (naar het Griekse woord voor algemeen). Door de eentaligheid van zijn leger werd de communicatie makkelijker. Ook leerden de bewoners van bezette gebieden dit Koinè, waardoor het de status van "wereldtaal" kreeg. Koinè-Grieks werd dan ook de lingua franca in het oostelijke gedeelte van het Romeinse Rijk (ook wel Byzantijnse Rijk). Het moderne Grieks stamt hiervan af. 2 Bladzijde uit de Codex Sinaïticus, een van de oudste bewaard gebleven Bijbels. Deze bevat het grootste deel van de tekst van de Septuaginta, de eerste Griekse vertaling van de Hebreeuwse Bijbel, inclusief de boeken die de joden er later uit verwijderd hebben en die door protestanten als apocrief worden gehouden. Bovendien bevat ze alle 27 boeken van het Nieuwe Testament , alsook de Brief van Barnabas en De Herder van Hermas.