BLOK 1 DE WERELD OM JE HEEN Les 1 De wereld van hout

advertisement
BLOK 1 DE WERELD OM JE HEEN
Les 1 De wereld van hout
Miljoenen bomen zorgen ervoor dat wij hout kunnen gebruiken. In de techniek wordt hout veel
gebruikt.
-Hout komt van bomen. Het is een natuurlijk materiaal.
-Er zijn twee soorten hout: loofhout (van loofbomen) en naaldhout (van naaldbomen).
-Hout kan op veel manieren verbonden worden: met lijn, spijkers, schroeven en met een pen-engatverbinding.
Je noemt dit houtverbindingen.
-Bij techniek gaat het om alles wat mensen bedenken en maken. In de techniek werk je met
gereedschappen, apparaten of machines.
Les 2 Het tropisch regenwoud
Steeds meer hout komt uit tropische regenwouden. Deze regenwouden zijn erg belangrijk voor het
leven op aarde.
-Houtsoorten uit het tropisch regenwoud zijn populair, omdat het hout minder gevoelig is voor vocht
en schimmels.
-In het tropisch regenwoud is het warm en vochtig.
-Planten zorgen voor zuurstof in de lucht. Mensen en dieren halen de zuurstof uit de lucht. Ze
ademen kooldioxide uit. Planten halen de kooldioxide uit de lucht. Dit gas hebben ze nodig om
voedsel te maken.
Op deze manier ontstaat een kringloop van gassen.
-Een bioloog kijkt naar alle levende wezens op aarde: planten, dieren en mensen.
Les 3 Een blokje hout
Door proeven te doen met hout kom je veel te weten over de eigenschappen van het hout. De
natuurkunde kijkt anders naar hout dan de techniek en de biologie.
-Loofhout heeft andere eigenschappen dan naaldhout.
-In het water vallen voorwerpen naar beneden, net als in de lucht. Dit komt door de zwaartekracht.
-In het water werkt er ook een kracht omhoog: de opwaartse kracht. Deze kracht duwt een voorwerp
in het water naar boven.
-Loofhout doet er langer over om te verbranden dan naaldhout.
-De natuurkunde kijkt naar de levenloze natuur.
BLOK 2 PLANTEN EN DIEREN
Les 1 Eten en gegeten worden
In de natuur draait het om eten en gegeten worden.
Dit kun je heel goed zien in een voedselketen en in een voedselkringloop.
-Er bestaan veel verschillende leefomgevingen, want in elk gebied is de levenloze natuur anders.
-Een voedselketen is een schema waarin je kunt zien in welke volgorde planten en dieren elkaar eten.
Bijvoorbeeld: paardenbloem->konijn->vos.
-Een voedselketen begint altijd met een plant.
-Een voedselketen eindigt altijd met een dier waarop niet gejaagd wordt.
-Bodemdieren zijn dieren die op of in de bodem leven.
Ze eten plantenresten en dierenresten.
-Schimmels leven van plantenresten en dierenresten. Ze ruimen afval in de natuur op.
-Planten, planteneters, vleeseters, bodemdieren en schimmels vormen samen een kringloop van
voedsel.
Les 2 Hoe groeit een plant?
Mensen en dieren kunnen niet leven van alleen licht, lucht en water. Planten kunnen dit wel. Daarom
hebben mensen en dieren planten nodig. Zonder planten kunnen mensen en dieren niet leven.
-Planten maken hun eigen voedsel in de vorm van suikers. Alle groene delen van de plant kunnen
suikers maken.
-Planten hebben licht, lucht en water nodig om voedsel te kunnen maken. Het licht van de zon geeft
de plant energie. Uit de lucht haalt de plant kooldioxide. Het water haalt de plant uit de bodem.
-Een plant kan niet alle voedingsstoffen zelf maken.
Daarom haalt hij mineralen uit de bodem. De mineralen zitten in het water.
-Mineralen komen in de grond door bodemdieren en schimmels.
Les 3 Mensen in de natuur
Mensen veranderen de natuur. Dit heeft gevolgen voor de planten en dieren die er leven.
-Als het leefgebied van de mensen groter wordt, wordt het leefgebied van de planten en dieren
kleiner.
-In een voedselweb zie je welke dieren en planten in een gebied met elkaar verbonden zijn door
voedselketens.
-Giftige stoffen in de natuur hebben gevolgen voor alle dieren in de voedselketen.
-In een nationaal park wordt de natuur beschermd door regels en wetten.
BLOK 3 VOEDING EN JE LICHAAM
Les 1 Voeding en je lichaam
Een mensen kan niet zonder zuurstof, voedsel en vocht.
-In ons voedsel zitten brandstoffen en bouwstoffen.
Deze stoffen geven energie, en we hebben ze nodig om te kunnen groeien.
-Belangrijke brandstoffen en bouwstoffen zijn eiwitten, koolhydraten, vitaminen en vetten.
-Onze bloedsomloop zorgt voor de aan- en afvoer van voedingsstoffen en afvalstoffen.
Les 2 Je spijsvertering
Het voedsel maakt een lange reis door je lichaam en komt door allerlei organen. Elk van die organen
heeft een eigen taak bij de vertering van het voedsel.
-In je mond kauw je het eten tot kleine stukjes en maak je het met speeksel nat.
-Door de slokdarm glijdt het voedsel omlaag naar je maag. De maag waarschuwt als het voedsel wat
je eet niet goed meer is.
-In de dunne darm worden belangrijke voedingsstoffen door het bloed opgenomen.
-Voedsel dat niet gebruikt of verteerd kan worden, verlaat als poep je lichaam.
-De nieren zorgen ervoor dat er afvalstoffen uit je bloed verdwijnen in de vorm van urine.
Les 3 Je vijf zintuigen
Je hebt vijf zintuigen. Daarmee kun je zien, proeven, horen, ruiken en voelen.
-Je neus gebruik je om te weten of iets eetbaar en lekker is.
-Met je tong kun je kou, warmte en pijn voelen.
Met de smaakpapillen op je tong kun je de smaken zoet, zout, zuur en bitter proeven.
-Door de pupil komt licht je oog binnen.
-Met het trommelvlies vangen je oren geluiden op.
BLOK 4 TECHNIEK OM JE HEEN
Les 1 Achtbanen
De stevigheid van een constructie heeft te maken met het soort materiaal, de vorm van de
constructie en het profiel.
-Hout en staal zijn materialen die je kunt gebruiken om een achtbaan van te maken.
-Ieder materiaal heeft eigen kenmerken.
-Een driehoeksconstructie is een stevige vorm.
-De kracht van materiaal wordt ook bepaald door het profiel.
Les 2 De baan moet in elkaar
De stevigheid van een constructie heeft niet alleen te maken met het materiaal, maar ook met het
soort verbinding dat je gebruikt.
-Een verbinding is de manier waarop je materialen aan elkaar vastmaakt.
-Er zijn veel verschillende manieren om materialen met elkaar te verbinden. Elke verbinding heeft
zijn eigen voor- en nadelen.
-De plek waar de delen door lassen of solderen met elkaar verbonden zijn, noem je een las.
-Beweegbare verbindingen werken meestal met een as.
Les 3 Karren maar!
Een achtbaan maakt voor de beweging van de karretjes gebruik van energie, middelpuntvliedende
kracht en zwaartekracht.
-Door bijvoorbeeld je fietstrappers in beweging te brengen, zet je jouw energie om in
bewegingsenergie.
-Elektrische energie kan ook omgezet worden in bewegingsenergie.
-Middelpuntvliedende kracht zorgt ervoor dat iets opzij wordt gedrukt.
-Zwaartekracht trekt je omlaag.
-Een magneet is een speciaal stukje ijzer dat voorwerpen van ijzer aantrekt.
BLOK 5 WEER EN KLIMAAT
Les 1 Wordt het warm vandaag?
Er zijn grote verschillen in temperatuur op aarde, want de zon schijnt niet overal recht naar beneden.
Ook kunnen de wolken de warmte van de zon tegenhouden, en koelt de aarde ’s nachts weer af.
-Zonnestralen die recht op de aarde vallen, geven meer warmte dan zonnestralen die schuin op de
aarde vallen.
-Omdat de aarde een bol is, krijgen niet alle gebieden op aarde evenveel zonnewarmte.
-Omdat de aarde scheef hangt ten opzichte van de zon krijgen het noordelijk en het zuidelijk halfrond
niet het hele jaar evenveel zonnewarmte.
-In een bewolkte nacht is het warmen dan in een onbewolkte nacht. Overdag is het juist minder
warm als het bewolkt is.
Les 2 Gaat het waaien vandaag?
Wind kun je niet zien, maar wel voelen. Het is lucht die beweegt. Wind heeft een richting en een
snelheid.
-Wind heeft een richting. De richting waar de wind vandaan komt, noemen we de windrichting:
noord, oost, zuid, west. Of een van de richtingen daartussenin.
-Wind ontstaat als er lucht stroomt van gebieden waar warme lucht opstijgt, naar gebieden waar
koude lucht daalt.
-Wind heeft een kracht. Hij waait hard of zacht. De kracht van de wind geven we aan op een schaal
van 0 tot en met 12.
-Een orkaan ontstaat boven een tropische zee uit zware onweersbuien.
Les 3 Gaat het regenen vandaag?
Als je wilt weten of het gaat regenen, moet je naar de wolken kijken. Uit wolken kan neerslag vallen.
Want de zon zorgt voor een kringloop van water.
-Er zijn verschillende vormen van neerslag: regen, sneeuw, hagel en mist.
-In de lucht zit altijd water in de vorm van waterdamp.
-Warme lucht stijgt op en koelt af. In de koude lucht verandert de waterdamp in druppels of
ijskristallen.
Zo ontstaan wolken.
-De waterkringloop is het steeds weer rondgaan van water naar de aarde en weer omhoog naar de
lucht.
-Planten, dieren en mensen zorgen ook voor waterdamp in de lucht.
Download