FB FB 01-007 hoofdstuk 1 : atoomstructuur van de materie Argon-40 heeft massagetal 40. Bepaal het aantal elektronen, protonen en neutronen van Ar-40. Antwoord: #elektronen = 18; #protonen = 18; #neutronen = 22 FB 01-010 Thallium (Tl) komt voor onder de vorm van 2 isotopen : 203 Tl en 205 Tl. Bereken de isotopenabundantie van Tl met de hieronder weergegeven relatieve atoommassa’s van beide isotopen. 203 Tl: 202,97 205 Tl: 204,97 Antwoord: %(203Tl)= 28,5%; %(205Tl) = 71,5% FB 01-013 Bereken de massa (in gram) van 1 atoom silicium. Antwoord: m(Si-atoom) = 4,66 x 10-23g FB 01-014 Berekening van de relatieve atoommassa. a. Bereken AR(X) als je weet dat 1,35.1012 atomen X een massa hebben van 25,21.10-11 g. b. Bereken AR(Y) als je weet dat 0,07 mol atomen Y een massa hebben van 2,80 g. c. Bereken AR(Z) als je weet dat 10 atomen Z een massa hebben van 27.10-19 mg. Antwoord : Ar (X) = 112,5; Ar (Y) = 40; Ar (Z) = 162,7 FB 01-016 Geef van de volgende elektronenconfiguraties weer of ze mogelijk of onmogelijk zijn: a. 1s22s1 1 b. 1s 2s d. 1s22s22px22py02pz1 2 e. 1s22s22p63s23p63d10 c. 1s12s3 f. 1s22s22p63s23p63d54s1 Antwoord: mogelijk: a, b, e, f; onmogelijk: c, d FB 01-081 Vul volgende tabel verder aan (opmerking: alle atomen zijn neutraal): atoomsoort Z A isotoop 21 kalium #p+ #e- #n° Ne 39 14 28 202 80 cobalt 32 11 B 25 182 30 78 Antwoord beschikbaar via [email protected] oefeningen chemie – AJ 2012-2013 monitoraat biomedische wetenschappen 1 FB 01-082 Element X komt voor onder vorm van 3 isotopen : X1, X2 en X3. Bepaal aan de hand van volgende gegevens (isotopenabundantie en relatieve atoommassa’s) de relatieve atoommassa van het element X. mr(X1) = 94,9 %(X1) = 12,4 % mr(X2) = 95,9 %(X2) = 73,6 % mr(X3) = 97,9 %(X3) = 14,0 Antwoord : Ar(X) = 96,06 FB 01-083 Welke van de volgende uitspraken betreffende isotopen zijn juist? a. De relatieve atoommassa van een element (Ar) is steeds kleiner of gelijk aan de relatieve atoommassa (mr) van het zwaarste isotoop van dit element. b. Het aantal neutronen van een element X is steeds kleiner of gelijk aan het aantal neutronen van het zwaarste isotoop van dit element. c. De relatieve atoommassa (mr) van een isotoop is gelijk aan de absolute atoommassa (m) van dit isotoop gedeeld door de som van het aantal neutronen en protonen aanwezig in dit isotoop. d. Isotopen van een element X kunnen nooit meer protonen bevatten dan het aantal protonen aanwezig in het element X. e. De isotopenabundantie is constant voor een welbepaald element X. Antwoord : juist zijn a, d en e FB 01-084 Een onbekend neutraal element X heeft 2 elektronen op schil n = 1; 8 elektronen op schil n = 2; 8 elektronen op schil n = 3 en 2 elektronen op schil n = 4. Bepaal op basis tabellenboek, periode) en de geef van deze gegevens, en zonder gebruik plaats van dit element in het periodiek tevens het atoomnummer van dit element. te maken systeem Zoek van het (groep en tot slot de identiteit van X op aan de hand van het tabellenboek. Antwoord : groep IIa, periode 4, Z = 20, X = Ca FB 01-085 Geef voor elk van de onderstaande elektronen de juiste set van 4 quantumgetallen: n, l, m en s en geef de configuratie voor deze elektronen. in volgorde van plaatsing volgens het opbouwprincipe van Bohr n l m s elektronenconfiguratie het 5de elektron van N het 21ste elektron van Sc het laatste elektron van Ne het 3de elektron van Fhet 19de elektron van Fe Antwoord beschikbaar via [email protected] oefeningen chemie – AJ 2012-2013 monitoraat biomedische wetenschappen 2