Installatie, bediening en onderhoudsvoorschriften Verwarmer Lijn F1 Serie Direkt gestookte luchtverwarmers voor het verwarmen van middelgrootte ruimten Aardgas/LPG gestookt 11/2006 HOOFDSTUK 1: ALGEMEEN...........................................................................................3 VOORSCHRIFTEN EN RICHTLIJNEN ........................................................................................... 4 HOOFDSTUK 2: TECHNISCHE GEGEVENS...................................................................5 AANWIJZINGEN VOOR HET GEBRUIK ........................................................................................ 5 CONSTRUCTIE ......................................................................................................................................... 5 TECHNISCHE SPECIFICATIES ............................................................................................................... 6 AFMETINGEN ........................................................................................................................................... 8 HOOFDSTUK 3: INSTALLATIEVOORSCHRIFTEN ........................................................9 ALGEMENE VOORSCHRIFTEN VOOR HET INSTALLEREN VAN HET TOESTEL ............................ 9 AFMETING EN INSTALLATIE VERBRANDINGSLUCHTTOEVOER EN ROOKGASAFVOER ............11 INSTALLEREN OP WANDCONSOLE ...........................................................................................15 INSTALLATIE VAN HET BESTURINGSPANEEL OP DE VLOER .....................................................15 INSTELLEN VAN DE BRANDERDRUK .........................................................................................16 DRUKTABEL VOOR HET AARDGAS WOBBE-INDEX GETAL ........................................................17 OMSCHAKELEN GASSOORT ......................................................................................................18 ELEKTRISCH SCHEMA ...............................................................................................................20 REGELSCHEMA .........................................................................................................................21 AANSLUITSCHEMA VOOR MEERDERE UNITS ............................................................................22 HOOFDSTUK 4: BEDIENINGSVOORSCHRIFTEN .......................................................24 IN- EN UITSCHAKELEN VAN DE UNIT ........................................................................................24 WINTER .....................................................................................................................................24 UITSCHAKELEN ........................................................................................................................24 ZOMER ......................................................................................................................................25 UITSCHAKELEN ........................................................................................................................25 ONTGRENDELEN VAN DE MAXIMAALTHERMOSTAAT ..............................................................25 HOOFDSTUK 5: ONDERHOUD EN BEDIENING ..........................................................26 REINIGEN EN DEMONTEREN VAN DE BRANDER .............................................................................. 26 EVENTUELE STORINGEN...................................................................................................................... 26 EVENTUELE STORINGEN MET HUN OORZAAK ................................................................................ 27 SITUATIE 1 – HET TOESTEL VALT DIRECT IN STORING ...................................................27 SITUATIE 2 – HET TOESTEL GAAT TIJDENS BEDRIJF IN STORING ..................................27 SITUATIE 3 – DE MAXIMAALTHERMOSTAAT (M1) SCHAKELT DE BRANDER UIT ..............27 SITUATIE 4 – DE BRANDER SCHAKELT NIET, ONDANKS DE DALENDE RUIMTETEMPERATUUR ..............................................................................27 SITUATIE 5 – DE ROOKGASVENTILATOR START NIET .....................................................27 SITUATIE 6 – DE ROOKGASVENTILATOR START, ECHTER HET TOESTEL ONTSTEEKT NIET ...................................................28 F1 serie 11/2006 2 F1 serie 11/2006 HOOFDSTUK 1: ALGEMEEN - - - - - Het handboek is een wezenlijk onderdeel van de unit en dient aan de gebruiker overhandigd te worden. Gecertificeerd personeel zijn personen welke beschikken over specifieke vakkennis van de verwarmingsinstallatie. Men kan indien gewenst te allen tijde contact opnemen met de serviceafdeling van Thermo Air (telefoonnummer 035-524 9000). Het toestel, een direct gestookte luchtverwarmer, mag alleen als luchtverwarmer toegepast worden. Elke andere toepassing is niet toegestaan. Elke contractuele en buiten contractuele garantie van de fabrikant met betrekking tot eventuele schade door verkeerde installatie als ook door niet goed interpreteren en gebruiken van de bedieningsvoorschriften worden uitgesloten. In geval van schade en/of een niet goed functioneren van het apparaat, dient deze direct uitgeschakeld te worden en de elektrische toevoer en de gastoevoer onderbroken te worden. Reparatie dient uitsluitend en alleen door geautoriseerde personen uitgevoerd te worden. Eventuele reparaties dienen uitgevoerd te worden met originele onderdelen. Wanneer men geen originele onderdelen gebruikt kan dit het efficiënt en correct functioneren van het apparaat beïnvloeden. Teneinde het functioneren van de unit te waarborgen is het noodzakelijk jaarlijks onderhoud te plegen. Volgens de door de fabrikant meegeleverde voorschriften, uitgevoerd door gekwalificeerd personeel. Wanneer het apparaat door welke oorzaak dan ook van eigenaar en geïnstalleerde plaats veranderd, dient men ervoor te zorgen, dat de algemene bedieningsvoorschriften bij het apparaat meegeleverd worden. Alleen op deze wijze kan de gebruiker en/of de installateur op juiste wijze het apparaat opnieuw installeren. Voor het in gebruik nemen van de directgestookte luchtverhitter, dient het gekwalificeerde personeel de volgende punten te controleren: • of het geleverde stroom en gas overeenkomt met datgene wat op het typeplaatje aangegeven is; • of de rookgasafvoer en de luchttoevoer op de juiste wijze functioneren; • of de verbrandingslucht en de rookgasafvoer volgens de voorschriften uitgevoerd zijn; • of de binnen en buitenafdichting van de gasaanvoerleiding in orde zijn; • of de toegeleverde hoeveelheid gas overeenkomt met wat voor de directgestookte luchtverhitter vereist is; • of de unit met de juiste gassoort gevoed wordt; • of de aansluitdruk overeenstemt met dat wat op het typeplaatje aangegeven is; • of de gastoevoerleiding overeenstemt met de vereiste capaciteit op de luchtverhitter en deze volgens de geldende voorschriften met de veiligheidscontrole systemen zijn uitgerust; Gastoevoerleidingen niet voor aarding van elektrische componenten gebruiken; Gasgestookte luchtverhitter niet onnodig in bedrijf laten, elektrische aansluiting onderbreken en gaskraan dichtdraaien. Dit geldt eveneens bij langere afwezigheid van de gebruiker en daardoor het niet benutten van de unit. BIJ HET RUIKEN VAN GAS • • • • Serie F1 Geen elektrische schakelaar, telefoon of andere apparaten inschakelen of bewegingen maken die vonken kunnen veroorzaken; Direct deuren en ramen openen en voor doorspoeling van de ruimte zorgdragen; De gaskraan direct sluiten; Gekwalificeerd personeel de situatie laten onderzoeken. 3 11/2006 VOORSCHRIFTEN EN RICHTLIJNEN De montage, installatie en eerste inbedrijfstelling mogen alleen door een geautoriseerde installateur, conform de geldende voorschriften en technische regels worden uitgevoerd. Luchtverwarmingstoestellen uit de serie Robur zijn volautomatische luchtverwarmingstoestellen conform DIN EN 1020 met alle noodzakelijke regel- en veiligheidsvoorzieningen . Als brandstof kunnen uitsluitend aardgassoorten conform het DVGW-werkblad G 260 "Gaskwaliteit", vloeibaar gas en stadsgas worden gebruikt. Ten aanzien van de installatie aan de gaszijde moeten het DVGW-werkblad G 600 "TRGI1986/ 96 Technische regels voor de gasinstallatie" alsmede TRF 1996 "Technische regels vloeibaar gas" in acht worden genomen. Bovendien moet rekening worden gehouden met: HeizAnlV Verordening verwarmingsinstallaties HeizBetrV Verordening werking verwarming DIN 4701 Regels voor het berekenen van de verwarmingsbehoefte van gebouwen DIN 4751 Veiligheidstechnische uitrusting van verwarmingsinstallaties DIN 4756 Gasbranders in verwarmingsinstallaties DVGW G 660 Technische regels voor de mechanische afvoer van rookgassen in verbrandingsinstallaties V DE 0722 Elektrische voorschriften V DE 0100 Bepalingen voor het opzetten van krachtstroominstallaties Daarnaast moeten de bepalingen van onderstaande instanties in acht worden genomen: LBO FeuVo TAB 4 Provinciale bouwverordening (Duitsland) Provinciale verordeningen ten aanzien van verbrandingsinstallaties (Duitsland) Technische aansluitvoorwaarden van de plaatselijke nutsbedrijven F1 serie 11/2006 HOOFDSTUK 2: TECHNISCHE GEGEVENS AANWIJZINGEN VOOR HET GEBRUIK - - - - De luchtverwarmer uit de serie F1 werkt volgens het gesloten principe. Het toestel is geschikt voor binnengebruik. Het toestel kan zowel op aardgas als op propaan werken en behoort tot de categorie II2L3B/P. volgens de Euronorm EN 1020 Het verbrandingscircuit is ten opzichte van de ruimte gescheiden en voldoet aan de Curonovum EN 1020 voor apparaten van het type C: wordt de verbrandingslucht en rookgas circulatie middels een ventilator gegarandeerd en gebeurt buiten de verwarmingsruimte. De unit is ook als type B toegelaten, hierbij wordt de verbrandingslucht uit de te verwarmen ruimte getrokken. Een ruimtethermostaat (meerwerk) zorgt voor een goede werking; bij het inschakelen hiervan wordt de hoofdbrander ontstoken middels een ontstekingsapparaat. De ionisatie-elektrode controleert of de ontsteking heeft plaatsgevonden. Indien er geen ontsteking heeft plaatsgevonden, dan schakelt de besturing de brander af. De verbrandingsgassen stromen door de warmtewisselaar, waarbij deze de koude lucht van de ventilator opwarmt en als verwarmde lucht in de ruimte blaast. De richting wordt middels lamellen gestuurd. Op aanvraag wordt tevens een verticaaluitblaas geleverd, om de luchtstroom verticaal te regelen. De axiaalventilator schakelt alleen in als de thermostaat deze vrijgeeft, dus bij het verwarmen van de warmtewisselaar. Hij schakelt uit als er geen warmtevraag meer is, om zodoende geen koude lucht de ruimte in te blazen. In geval van oververhitting, schakelt de maximaalthermostaat om en zorgt ervoor dat het gascombiblok wordt gesloten waardoor de brander uitgaat. OPMERKING Het uitwisselen van de maximaalthermostaat mag alleen door een vakman geschieden om zodoende de oorzaak van de storing te kunnen vaststellen. - De ventilator mengt het gas met de koude lucht en verzorgt de afzuiging van de rookgassen. Bij verstopping van de schoorsteen of in geval van een bedrijfsstoring grijpt een verschildrukschakelaar in en blokkeert de gastoevoer naar de brander. Zomers kan de ventilator als koelluchtventilator gebruikt worden. CONSTRUCTIE - RVS-brander Ventilator Cylindrische branderkamer uit RVS Warmtewisselaar, patent Robur, gemaakt van lichtmetaallegering, met horizontale lamellen op de luchttoevoer en verticale lamellen op de retour met hoge luchtuittredesnelheid. Omkasting geïsoleerd staalverzinkt voorzien van poedercoating Axiaalventilator voor grote luchthoeveelheden Conform de normen Serie F1 5 11/2006 TECHNISCHE SPECIFICATIES - - - Veiligheidsthermostaat 100°C met handontgrendeling voorkomt oververhitting van de warmtewisselaar. Verschildrukschakelaar Ter bewaking van de ventilator; in geval van bedrijfsstoring of bij verstopping van het luchtkanaal blokkeert deze de gasmagneetventiel. Gasmagneetventiel Bij een bedrijfsstoring wordt het gasmagneetventiel losgekoppeld van de voedingspanning waardoor de gastoevoer naar de brander wordt onderbroken. • Voeding 230V 50Hz • Bedrijfstemp. 0 tot +60°C • Type SIT 830 Tandem / BM 762 / BM 771 Ontsteking en bewaking De brander wordt met een hoogspanningsontsteking ontstoken en m.b.v. een ionisatie-elektrode bewaakt. Wanneer binnen de vooraf ingestelde tijd (5 sec) de brander niet ontstoken wordt, wordt het toestel automatisch uitgeschakeld. De hernieuwde vrijgave moet handmatig met de reset-toets worden uitgevoerd. • Tijdlimiet Ontstekingssysteem 5 seconden Veiligheidstijdssysteem 10 seconden • Voorspoeltijd 40 seconden • Voedingspanning 230V – 50Hz • Type Ontstekingssysteem BRAHMA CM32PR met ontsteektrafo BRAHMA TC2LTCAF bijv. EICHHOFF E 4718/2 C B A)flame Branderautomaat A) control box B) switch B)pressure Verschildrukbewaking C) fuse 6,3A 5x20 D C) Zekering (6,3A 5x20) D) speed regulation board E) transformer D)ignition Frequentieregelaar E) Ontsteking transformator A E Afb. 1 6 F1 serie 11/2006 TECHNISCHE GEGEVENS SERIE F1 TYPE F1 21 Unitklasse Unittype F1 31 F1 41 F1 51 F1 61 F1 81 II2L3B/P C13 - C33 - B23 - C63 - C53 Nominale belasting kW 23,08 30,77 37,15 48,35 61,32 77,14 kcal/h 19850 26460 31950 41580 52735 66340 Nominaal vermogen kW 21 28 33,8 44 55,8 70,2 kcal/h 18060 24080 29070 37840 47990 60370 Rendement % 91 3 m /h 2000 2700 3400 4200 5200 7800 Temperatuurverhoging K 31,1 30,7 29,5 31 31,8 26,7 Gasverbruik (2) 3 Nominale luchtopbrengst (1) Aansluitdruk Aardgas Butaan Propaan G 25 G 30 G 31 m /h 2,84 3,78 4,57 5,95 7,54 9,49 kg/h 1,80 2,42 2,93 3,81 4,84 6,09 kg/h 1,78 2,38 2,87 3,74 4,75 5,97 Aardgas Butaan G 25 G 30 mbar 25 mbar 30 Propaan G 31 mbar 37 640 900 Doorlaat Gasaanvoerleiding Doorlaat Verbrandingsluchttoevoer “ ¾F mm 80 Doorlaat Schoorsteen mm 80 Voedingspanning Geïnstalleerd vermogen 230V - 50Hz W Bedrijfstemperatuur °C 0° +35° (4) Afzekeren A 6,3 Luchtafvoer (uitblaassnelheid) (3) m 14 16 20 22 25 29 In het vrije veld dB(A) 41 43 44 46 47 49 Bij de installatie dB(A) 53 55 56 57 60 63 kg 55 59 68 80 90 108 260 400 450 Geluidsniveau op 6m afstand Gewicht Tabel 1 1 bij 20 oC – 1013 mbar 2 bij 15 oC – 1013 mbar 3 in vrije veld gemeten waarde; bij een reële installatie kan deze waarde 2 tot 3 keer hoger liggen als de aangegeven waarde (afhankelijk van de hoogte van de ruimte en isolatiewaarde van het plafond) 4 Opmerking: De ruimtetemperatuur is 0° +35° Voor het elektrische deel is dit 0 oC tot 60oC Wijzigingen voorbehouden. Serie F1 7 11/2006 AFMETINGEN A B C D E F G H J L N F1 21 630 640 800 490 370 405 440 430 120 285 95 F1 31 630 640 800 490 370 405 440 430 120 285 95 F1 41 770 670 800 490 510 405 580 430 120 285 95 F1 51 880 700 800 490 620 405 690 430 120 285 95 F1 61 1070 640 800 490 810 405 880 430 120 285 95 F1 81 1270 700 800 490 1010 405 1080 430 120 285 95 P Q R S T U V W X Y Z F1 21 390 435 340 600 720 90 3/4 - 80 80 355 F1 31 390 435 340 600 720 90 3/4 - 80 80 355 F1 41 460 435 340 600 720 90 3/4 - 80 80 410 F1 51 515 435 340 600 720 90 3/4 - 80 80 410 F1 61 398 435 340 600 720 90 3/4 432 80 80 355 F1 81 468 435 340 600 720 90 3/4 495 80 80 410 VISTA FRONTALE VOORAANZICHT VISTA LATO DESTRO LINKER ZIJAANZICHT Afb. 2 H C Q L F D B maximum massima T 2 Y X E G A 1 3 Z S 2 Z S R N U V J P VISTA POSTERIORE ACHTERZIJDE F1 21-31-41-51 F1 21-31-36-41-51 8 1 T R V 4 X Y 4 N U J P W VISTA POSTERIORE ACHTERZIJDE F1 81-61 F1 81-61 IM3050 3 1 1 Schoorsteen SCARICO FUMI 2 2 VerbrandingsPRESA ARIA COMBURENTE luchttoevoer INGRESSO CAVO 3 3 Voedingaansluiting DI ALIMENTAZIONE 4 4 Gas-aansluiting ATTACCO GAS F1 serie 11/2006 HOOFDSTUK 3: INSTALLATIEVOORSCHRIFTEN ALGEMENE VOORSCHRIFTEN VOOR HET INSTALLEREN VAN HET TOESTEL De installatie dient volgens de voorschriften en door bevoegd personeel te gebeuren. Een onjuist gemonteerde installatie kan schade toebrengen aan personen, dieren en andere zaken. De leverancier kan hiervoor niet verantwoordelijk worden gehouden. Men dient zich altijd aan de geldende normen te houden Vóór de montage van de unit dienen de benodigde gas- en voedingsleidingen geïnstalleerd zijn. Vóór installatie dienen de volgende punten nagekeken te worden: A) Het toestel uit de verpakking halen en zorgvuldig controleren, of er tijdens het transport geen schade is ontstaan. Schade dient direct aan de transporteur gemeld te worden. (Ieder toestel wordt in de fabriek voor vertrek gecontroleerd) B) Er dient rekening gehouden te worden met voldoende afstand tot de muur, i.v.m. voldoende luchtinstroom. (zie afbeelding 3) C) De optimale ophanghoogte is 2½ tot 3½ m. Het wordt afgeraden het toestel onder de 2½ meter (vanaf de grond) te hangen. D) Een handafsluiter dient in de aanvoergasleiding gemonteerd zijn. E) Houdt u er rekening mee dat er voldoende gastoevoer beschikbaar is. In het bijzonder: Aardgas Aansluitdruk bij een ingeschakeld toestel is 25 mbar (tolerantie tussen 20 en 30 mbar). Butaan (gemengd) Het dient de aanbeveling om een drukregelaar in de buurt van de gastank te plaatsen om de gasdruk van 1,5 bar te reduceren en één in de buurt van de luchtverwarmer om nogmaals van 1,5 bar naar 30 mbar te reduceren. Propaan (schoon) Het dient de aanbeveling om een drukregelaar in de buurt van de gastank te plaatsen om de gasdruk van 1,5 bar te reduceren en één in de buurt van de luchtverwarmer om nogmaals van 1,5 bar naar 37 mbar te reduceren. OPMERKING Bij twijfel over de propaansoort dient men butaan aan te houden. F) Electrisch aansluiten volgens het aansluitschema (afbeelding 19), let op: de spanning dient 230V/50Hz 1ph te zijn. Voor deze actie dient men rekening te houden met hetvolgende: • De voedingspanning dient gelijkt te zijn als op het typeplaatje • De toevoerleiding dient 3x1½ mm2 te zijn en een maximale diameter van 8,4mm • De aardingskabel dient langer te zijn als de fasedraad, hierdoor zal, indien het toestel losschiet, de fase draad eerst losbreken en daarna de aarde. OPMERKING De elektrische veiligheid van het toestel is alleen gewaarborgd indien deze volgens de huidige normen is aangesloten. Gasleidingen mogen niet als aardleiding gebruikt worden. G) Het toestel dient d.m.v. een meerpolige schakelaar aangesloten te worden op het net. De schakelaar dient buiten de fase ook de nul te kunnen afschakelen. H) Het is verplicht om een ruimtethermostaat toe te passen. Voor aansluiting, zie afbeelding 19. Het verdient de aanbeveling om de voeler 1½ meter boven de vloer te monteren, beschermd voor luchtstromen, tegen directe straling en invloeden van warmtebronnen (lampen, warmeluchtstromingen, etc) en indien mogelijk niet tegen de buitenmuur, om de gemeten temperatuur niet te beïnvloeden. Hierdoor worden ongewenste in- en uitschakelingen voorkomen en een optimaal ruimtecomfort gewaarborgd. Serie F1 9 11/2006 I) Als alternatief voor een ruimtethermostaat zijn diverse meet- en regelapparatuur leverbaar. J) Voor het hoogste rendement en het grootste comfort dient men op de volgende punten te letten: • Het toestel dient in de omgeving van de werkplek aanwezig te zijn, voorkomen moet worden dat de mensen hinder ondervinden van de warme luchtstroom. • De aanwezige obstakels te ontwijken • Om een betere warmteverdeling te krijgen dient men bij de montage van meerdere toestellen met de luchtstroom rekening te houden (afbeelding 4) • In sommige gevallen kan het noodzakelijk zijn om het toestel bij roldeuren te monteren om zodoende een warmteluchtgordijn te creëren. A = minimale afstand tot de wand Afb. 3 MONTAGE AFSTAND Afb. 4 10 F1 serie 11/2006 AFMETING EN INSTALLATIE ROOKGASAFVOER EN LUCHTTOEVOER De unit heater type F1 kan als volgt geïnstalleerd worden: Installatie type B23: hierbij wordt de verbrandingslucht uit de ruimte gehaald en de rookgas wordt middels een schoorsteen naar buiten geleid, deze kan zowel horizontaal als verticaal gemonteerd worden. Hierbij spreken we van een open systeem (afbeelding 6 en 7). - Installatie type C13 en C33: de luchttoevoer en de rookgasafvoer worden middels één gezamenlijke concentrische pijp horizontaal (C13, afb. 8 en 9) of verticaal (C33, afb. 10) toegepast. Hierbij spreken we over een gesloten systeem. - Installatie type C53: de luchttoevoer wordt middels een pijp in het toestel gevoerd, de rookgassen verlaten het toestel via een pijp in het dak (afb 11). - Installatie type C63: bij deze methode worden standaard pijpen en bochten toegepast. Er kunnen eventueel pijpen met een grotere diameter (>80mm) worden toegepast bij grotere lengten. Voor de berekening hiervan verwijzen wij u naar tabel 2. Om een juiste leidingberekening te maken dient het drukverlies van het toestel bekend te zijn. In tabel 3 zijn de toegestane drukverliezen van de luchttoevoer- en rookgasafvoerpijp genoteerd. Bij de berekening moet erop worden gelet dat de som van de weerstanden aan toevoerzijde en rookgasafvoerzijde hoger is dan het minimaal toelaatbare en lager is dan het maximaal toelaatbare drukverlies van de unit (zie tabel 2). De maximaal toe te passen pijplengten bij verschillende installaties zijn in tabel 4 weergegeven. - OPMERKING Bij horizontale montage van de pijp dient men erop te letten dat deze onder afschot ligt, 2 à 3 cm per meter lengte, zodat er geen condensaat naar het toestel kan lopen. 2 à 3 cm per meter Afb. 5 HORIZONTALE MONTAGE OPMERKING Bij verticale pijpen dient men bij een lengte van meer dan 3 meter een T-stuk onder aan de pijp te monteren, zodat er geen condensaat naar het toestel kan lopen. Serie F1 11 11/2006 BOVENAANZICHT ROOKGASSEN LUCHT Afb. 6 Afb. 7 INSTALLATIE B23 MET HORIZONTALE AANSLUITING Type F1 21 F1 31 F1 41 F1 51 F1 61 F1 81 Tabel 2 INSTALLATIE B23 MET VERTICALE AANSLUITING TECHNISCHE GEGEVENS LUCHTTOEVOER/ROOKGASAFVOER SYSTEEM RookgasRookgasCO2 in rookgas % Max. toelaatbaar temperatuur hoeveelheid drukverlies (Pa) Aardgas Propaan °C kg/h 195 38,2 19 197 51,0 25 205 61,6 30 9,2 10,7 195 80,0 60 198 101,5 80 195 127,7 85 TECHNISCHE GEGEVENS OP AANVRAAG LEVERBAAR LUCHTTOEVOER/ROOKGASAFVOER SYSTEEM Ø 80 EN Ø 100 MM Drukverlies accessoires Ø 80 Drukverlies accessoires Ø 100 Buis Bocht 90° Concentrisch Buis Bocht 90° Coaxial Type (Pa/m) (Pa) (Pa) (Pa/m) (Pa) (Pa) Afvoer Lucht Afvoer Lucht F1 21 F1 31 F1 41 F1 51 F1 61 F1 81 Tabel 3 0,9 1,4 2,0 2,3 3,5 9 0,5 0,7 1,0 1,6 2,4 3,4 1,0 2,6 4,2 6,5 9,9 14,8 1,0 1,3 1,8 3,5 5,7 11,0 Wand (OSCR007) 1,7 3,2 4,9 N.M. N.M. N.M. Dak Afvoer Lucht Afvoer Lucht (OSCR008) 2,1 8,7 N.M. N.M. N.M. N.M. 0,2 0,3 0,6 1,3 2,1 2,5 0,2 0,3 0,6 1,0 1,1 1,4 0,5 1,7 2,8 5,0 7,4 10,9 0,5 0,8 1,3 2,5 4,7 8,1 Dak (OKTC004) 1,2 5,1 10,1 16,9 N.M. N.M. N.M : INSTALLATIE NIET MOGELIJK 12 F1 serie 11/2006 TECHNISCHE GEGEVENS OP AANVRAAG LEVERBAAR LUCHTTOEVOER / LUCHTAFVOER SYSTEEM ∅ 130 mm Drukverlies accessoires ∅ 130 Buis (Pa/m) Type Concentrisch (Pa) Bocht 90° (Pa) Afvoer Lucht Afvoer Lucht Dak (OKTC001) Wand (OKTC004) F1 51 0,8 0,2 2,8 1,2 14 14 F1 61 1,1 0,3 3,2 1,4 19 19 F1 81 1,4 0,5 4,2 1,8 25 25 Tabel 3A OPMERKING Ieder T-stuk moet gerekend worden als een lengte van 3,0 m iedere 45o bocht moet gerekend worden als een lengte van 1,2 m MAX. TOELAATBARE BUISLENGTE BIJ VERSCHILLENDE TYPEN INSTALLATIES Installatietype B 23 C 13 C 33 Concentrisch wand Geschei den pijp Ø 80 Pijp Ø 80 Mod Horiz. Verti. Afvoer Afvoer F1 21 21 F1 31 17 F1 41 Ø 125 (OSCR007) Ø 180 (OKTC004) Pijp Ø 80 Pijp Ø 130 C 53 Concentrisch dak Ø 125 Ø 150 (OSCR008) (OSCR009) Pijp Ø 80 Pijp Ø 100 Ø 210 (OKTC001) Gescheiden pijp Ø 80 Pijp Ø 130 Lucht/ Lucht/ Lucht/ Lucht/ Lucht/ Lucht/ Lucht/ Afvoer Afvoer Afvoer Afvoer Afvoer Afvoer Afvoer 16 13+13 12+12 N.D. 8+8 15+15 N.D. 1+15 14 11+11 10+10 N.D. 5+5 7+7 N.D. 1+14 15 11 10+10 8+8 N.D. N.M. 4+4 N.D. 1+12 F1 51 25 23 14+14 N.M. 15+15 N.M. 8+8 15+15 1+15 F1 61 20 18 11+11 N.M. 12+12 N.M. 6+6 15+15 1+14 F1 81 8 6 5+5 N.M. 10+10 N.M. N.M. 14+14 1+6 Tabel 4 N.M : INSTALLATIE NIET MOGELIJK N.D. INSTALLATIE NIET BESCHIKBAAR OPMERKING Alle concentrische pijpensets worden compleet met verbindingen geleverd. OPMERKING Indien uw installatie niet voldoet aan tabel 4 (bijvoorbeeld Type F1 61, installatietype C13 met toevoerluchtpijp Ø 80, 10m lengte, en rookgasafvoer pijp Ø 80 met 16m lengte) moet men vervolgens de weerstand van het totale leidingwerk (zie ondergenoemd voorbeeld) doorberekenen of dit toelaatbaar is. Bij toepassen van grote lengtes is het raadzaam contact op te nemen met uw toeleverancier. REKENVOORBEELD Een F41 toestel met de volgende luchttoevoer/rookgasafvoersysteem wordt toegepast. - 8 meter rookgasafvoer ∅ 80 - 2 bochten 90o op rookgasafvoer - 8 meter luchtpijp ∅ 80 In de berekening dient het maximaal toelaatbare drukverlies van 30 Pa in acht genomen te worden (zie ook tabel 2). Serie F1 13 11/2006 Aantal Rookgasafvoer Ø 80 Drukverlies 8 x 2,0 Pa = 16,0 Pa + 90 bocht 2 x 4,1 Pa = 8,2 Pa + Toevoerluchtpijp Ø 80 8 x 1,0 Pa = 8,0 Pa = o Totaal drukverlies 32,2 Pa Het berekende totaal drukverlies is HOGER dan de maximaal toelaatbare (32,2 is hoger dan 30 Pa). Conclusie een installatie in deze uitvoering is NIET MOGELIJK. Met enige aanpassingen kan de installatie wel toegepast worden: - kortere lengte luchttoevoer/rookgasafvoersysteem - diameter vergroten van Ø 100 BOVENAANZICHT BOVENAANZICHT F ROOKGASSEN A – Unit heater F1 D – Pijp Ø 80 E – Pijp Ø 80 F – Concentrische pijp D E A LUCHT Afb. 8 Afb. 9 INSTALLATIE C13 MET GESCHEIDEN HORIZONTALE PIJPEN INSTALLATIE C13 MET HORIZONTALE CONCENTRISCHE PIJP Afb. 10 Afb. 11 INSTALLATIE MET VERTICALE CONCENTRISCHE PIJP INSTALLATIE MET ROOKGASAFVOER 14 HORIZONTALE LUCHTTOEVOER EN VERTICALE F1 serie 11/2006 2 1 1 2 2 1 TOEGESTAAN NIET TOEPASSEN 1 – ROOKGAS 2 – TOEVOERLUCHT VOORKEUR Afb. 12 POSITIE WINDBESCHERMKAP INSTALLEREN OP WANDCONSOLE Als toebehoren van de unit heater kan er (type afhankelijk) een wandconsole worden toegepast. Gaarne de maatvoering van afb. 13 in acht nemen. De unit wordt met 4 M10 moeren op de wandconsole gemonteerd. VOORAANZICHT ZIJAANZICHT Afb. 13 Type F1 21 F1 31 F1 41 F1 51 F1 61 F1 81 A 370 370 510 620 810 1010 INSTALLATIE VAN HET BESTURINGSPANEEL OP DE VLOER De toestellen uit de serie ROBUR type F1 worden met een besturingspaneel geleverd, bestaande uit: zomer/winter schakelaar, reset-toets en storingslamp (afb. 23) Monteer het besturingspaneel op een geschikte plaats. De bekabeling (afb. 19) is overeenkomstig de markering van de bedrading en de klemmenstrook in het schakelschema, nr.1 tm 7. De aders 4 en 8 worden niet gebruikt. OPMERKING Het aansluiten mag alleen door een vakman uitgevoerd worden, koppel het toestel los van de voedingsspanning. De minimale kabeldoorsnede moet 1mm2 bedragen. Voor de installatie van het besturingspaneel als volgt te werk gaan: - Bevestig het besturingspaneel; Bedrading 8 x 1mm2 van voorbestemde lengte gebruiken; Koppel het toestel los van de voedingsspanning; Bevestig de bedrading overeenkomstig met het schakelschema (zie afb. 19) aan de klemmen van de klemmenstrook; Schakel de spanning in; Serie F1 15 11/2006 Schakel het apparaat in; Controleer of het storingslampje (afb. 23) op het besturingspaneel gaat brander wanneer de gaskraan wordt dichtgedraaid; Controleer of het storingslampje uitgaat en het toestel weer opstart wanneer de gaskraan wordt geopend en de reset-toets wordt ingedrukt; Controleer of bij schakelaar A op de zomerstand de correcte zomerwerking wordt uitgevoerd (de brander gaat uit, alleen de ventilatoren blijven draaien). - INSTELLEN VAN DE BRANDERDRUK Voor het correct functioneren moet de branderdruk overeenkomen met tabel 5, 6 en 7. De unit is vanaf de fabriek ingesteld op de aangegeven gassoort. In geval het noodzakelijk is om de instellingen te veranderen, dient u er op te letten dat: Bij aardgas: de druk met de instelschroef A geregeld wordt (afb. 14); Bij propaan of butaan: de instelschroef A dient compleet ingedraaid te worden, zodat de drukregelaar buiten werking gesteld wordt. De druk wordt door middel van twee zich in het leidingnet bevindende drukregelaars ingesteld (zie hoofdstuk 3 algemene instelgegevens van het apparaat pag. 7 punt 1). - Om de branderdruk in te stellen dient met het type ventiel te verifiëren (afb. 14) en als volgt handelen: Een manometer aan de druk uitgang van ventiel E aansluiten; Na het verwijderen van de afsluitschroef apparaat inschakelen; Drukregelschroef A zodanig instellen dat de juiste waarde bereikt wordt. Bij propaan / butaangas, de drukregelschroef A compleet indraaien en indien noodzakelijk met de tweede drukregelaar de druk instellen; Manometer demonteren en de sluitschroef aandraaien; Het apparaat enige malen in en uitschakelen en controleren of de druk stabiel blijft; Indien gewenst kan de aanvangsdruk bij meetpunt B met een manometer gecontroleerd worden. - - OPMERKING • • • Na de aangegeven instelling apparaat aan en uit schakelen en controleren of de branderdruk stabiel blijft. Eventueel naregelen; Na voorgeschreven instelling, instelschroef verzegelen; Na voorgeschreven instelling, instelschroef op dichtheid controleren. BRANDERDRUKTABEL VOOR UNITS MET AARDGAS G25 (VOORDRUK 25 mbar) Branderdruk (mbar) (mmH2O) F1 21 8,0 81 F1 31 6,0 61 F1 41 7,7 78 F1 51 8,0 81 F1 61 9,8 99 F1 81 7,6 77 F1 51 27,8 283 F1 61 28,0 285 F1 81 26,5 270 F1 51 35,5 362 F1 61 35,5 362 F1 81 33,3 339 Tabel 5 BRANDERDRUKTABEL VOOR UNITS MET VLOEIBAAR GAS G30 (BUTAAN OF GASMENGSELS – VOORDRUK 30 mbar) Branderdruk (mbar) (mmH2O) F1 21 28,5 290 F1 31 28,5 290 F1 41 28,5 290 Tabel 6 BRANDERDRUKTABEL VOOR UNITS MET VLOEIBAAR GAS G31 (PROPAAN – VOORDRUK 37 mbar) Branderdruk (mbar) (mmH2O) F1 21 36,5 372 F1 31 36,5 372 F1 41 36,5 372 Tabel 7 16 F1 serie 11/2006 TABEL MIT INSTELGEGEVENS VOOR DE DRUK VAN DE BRANDER BY AARDGAS WOBBE INDEX F1 21 F1 21 CM F1 41 F1 41 CM F1 31 F1 51 F1 61 F1 81 F1 81 CM 15°C 1013 mbar GRUPPE LL Düsen Liter Düsen Liter Düsen Liter Düsen Liter Düsen Liter Düsen Liter wobbe Brenn. minute Brenn. minute Brenn. minute Brenn. minute Brenn. minute Brenn. minute index 3 (mbar) (mbar) (mbar) (mbar) (mbar) (mbar) kWh/m GRUPPE E Brenn. Brenn. 11,7 11,2 10,9 10,1 9,6 9,2 8,8 8,3 8,0 7,8 7,5 7,2 5,40 13,6 13,0 12,5 11,9 11,4 11,0 10,6 10,5 10,3 9,9 9,6 9,3 9,0 4,40 23 08 Serie F1 81,8 76,9 72,6 68,7 66,3 63,1 60,1 57,4 55,7 54,2 52,0 50,6 48,7 45,8 44,7 43,7 42,3 40,9 40,1 39,7 38,9 38,1 37,0 36,0 35,3 8,8 8,4 8,1 7,6 7,2 6,9 6,6 6,2 6,0 5,9 5,6 5,4 8,00 12,0 11,5 11,1 10,5 10,1 9,8 9,4 9,3 9,1 8,8 8,5 8,2 8,0 5,40 30 77 109,1 102,6 96,8 91,6 88,4 84,1 80,1 76,5 74,3 72,2 69,3 67,5 64,9 61,1 59,6 58,3 56,4 54,6 53,4 52,9 51,8 50,8 49,3 47,9 47,0 11,2 10,8 10,4 9,7 9,3 8,9 8,5 8,0 7,7 7,5 7,2 6,9 8,50 12,4 11,9 11,5 10,9 10,5 10,1 9,7 9,6 9,4 9,1 8,8 8,5 8,2 6,10 37 15 131,7 123,8 116,8 110,6 106,8 101,5 96,7 92,4 89,7 87,2 83,7 81,5 78,4 73,7 72,0 70,4 68,0 65,9 64,5 63,8 62,5 61,3 59,5 57,9 56,8 11,7 11,2 10,9 10,1 9,6 9,2 8,8 8,3 8,0 7,8 7,5 7,2 9,90 10,3 9,9 9,5 9,0 8,7 8,4 8,1 8,0 7,8 7,6 7,3 7,1 6,9 8,00 48 35 171,5 161,2 152,0 143,9 138,9 132,1 125,9 120,3 116,8 113,5 108,9 106,0 102,0 95,9 93,7 91,6 88,6 85,7 83,9 83,1 81,4 79,8 77,5 75,3 73,9 14,2 13,6 13,2 12,3 11,7 11,2 10,7 10,1 9,7 9,5 9,1 8,7 11,10 10,7 10,3 9,9 9,4 9,0 8,7 8,4 8,3 8,1 7,8 7,6 7,3 7,1 9,00 61 32 217,4 204,4 192,8 182,5 176,2 167,5 159,7 152,5 148,1 143,9 138,1 134,5 129,4 121,7 118,8 116,1 112,3 108,7 106,5 105,4 103,2 101,2 98,3 95,5 93,8 11,1 10,6 10,3 9,6 9,2 8,7 8,4 7,9 7,6 7,4 7,1 6,8 13,00 9,0 8,7 8,4 7,9 7,6 7,4 7,1 7,0 6,8 6,6 6,4 6,2 6,0 11,10 wobbe HUB HON index kWh/m3 kWh/m3 MJ/m 3 273,5 257,1 242,6 229,6 221,7 210,8 200,9 191,9 186,3 181,1 173,7 169,2 9,54 9,75 9,90 10,25 10,50 10,75 11,00 11,30 11,53 11,65 11,90 12,15 34,36 35,10 35,64 36,90 37,80 38,70 39,60 40,68 41,52 41,94 42,84 43,74 4,7 5,0 5,3 5,6 5,8 6,1 6,4 6,7 6,9 7,1 7,4 7,6 5,4 5,8 6,1 6,5 6,7 7,1 7,4 7,7 8,0 8,3 8,6 8,9 162,7 153,1 149,5 146,1 141,3 136,8 133,9 132,5 129,9 127,3 123,6 120,2 118,0 12,40 12,65 12,90 13,25 13,50 13,75 14,00 14,09 14,25 14,50 14,75 15,00 15,21 44,64 45,54 46,44 47,70 48,60 49,50 50,40 50,72 51,30 52,20 53,10 54,00 54,76 7,9 8,4 8,6 8,8 9,1 9,4 9,6 9,7 9,9 10,1 10,4 10,7 10,9 9,2 9,9 10,1 10,3 10,6 11 11,2 11,3 11,6 11,8 12,1 12,5 12,7 77 14 17 11/2006 A VENTIEL HONEYWELL VK 4225A E A drukregel instelschroef (brander) bij BM762 schroefkop verwijderen B meetpunt ingangsdruk E Meetpunt uitgangsdruk B B E A VENTIEL BM 762 Afb. 14 OMSCHAKELEN GASSOORT OPMERKING Dit dient door bevoegd personeel te gebeuren. Niet juist verrichte arbeid kan tot gaslekkage leiden. Alle aansluitingen moeten met een daarvoor bestemd middel worden afgedicht. Als de voorhanden zijnde gassoort niet omschreven is op het toestel, dan dient het toestel omgeschakeld te worden naar de juiste gassoort. Men dient dan als volgt te werk te gaan: A) Unit spanningsvrij maken B) Zie afbeelding 15. Men dient de zeskantschroef los te draaien. De O-ring niet beschadigen of kwijtraken. 18 F1 serie 11/2006 Afb. 15 Afb. 16 C) De 4 schroeven waarmee de gasaansluiting aan het ventiel vastzit losdraaien echter niet verwijderen (afb. 16). D) Gasaansluiting verschuiven en nozzle uitnemen (afb. 17). O-RING E) O-ring van de nozzle verwijderen en op de nieuwe nozzle monteren. F) Nieuwe nozzle monteren. G) Gasaansluiting vastzetten gelijktijdig controleren of NOZZLE beide pakkingen goed zitten. De moer met een draaimoment van 62 ±2Nm vastdraaien; schroeven op het gasventiel vastdraaien H) Branderdruk voor de nieuwe gassoort inregelen, zie vorige paragraaf I) Apparaat inschakelen en alle aansluitingen op dichtheid controleren met zeepsop/lekspray J) Typeplaat aanpassen conform de gassoort Afb. 17 AARDGAS EN PROPAAN/BUTAAN NOZZLEGEGEVENS F1 21 F1 31 F1 41 F1 51 F1 61 F1 81 Aardgas groep LL Bestelnummer (mm) 5,40 073 8,00 076 8,50 084 9,90 086 11,10 078 13,00 088 Propaan/butaan Bestelnummer (mm) 2,50 079 3,00 080 3,25 081 3,65 129 4,20 098 4,80 130 Tabel 8 Serie F1 19 11/2006 (*) Interne verbinding naar gas klep Schakelpaneel Klep ELEKTRISCH SCHEMA Groen Geel Grijs Winter - Blauw Zomer – Rood Blauw (21) BSRB Bruin (22) Bruin Afb. 18 ELEKTRISCH SCHEMA VAN DE F1 SERIE (ZIE LEGENDA VAN FIGUUR 18) 20 F1 serie 11/2006 REGELSCHEMA Afb. 19 BSRB Pos. M9 M2 CV V Z1 Z9 M1 M4 L1 P1 Beschrijving Zekering 5x20 6.3A F Ventilatorthermostaat Ventilatorcondensator (2 stuks voor F1 61/81) Ventilatormotor (2 stuks voor F1 61/81) Schakelaar zomer/winter Ruimtethermostaat (optioneel) Maximaalthermostaat Vlamcontrole Storingslamp Reset-toest Beschrijving Pos. S Ventilatormotor TR Ontstekingstrafo RP7 Ontstekingselektrode (2 stuks) RP8 Controle-elektrode Q1 Gas elektroventiel L Fase N Nul GND Aarde NP Drukbewaking Condensator ventilator CS (alleen voor F1 21/31/41) BSRB Ventilator toerenregelaar Serie F1 21 11/2006 AANSLUITSCHEMA VOOR MEERDERE UNITS Unit 1 Unit 2 Unit 3 P Regelaar TA Ruimtethermostaat RL1-2-3 Relais AARDE Afb. 20 INSTALLATIESCHEMA VOOR MEERDERE UNITS MET REGELAAR EN MEERDERE RUIMTETHERMOSTATEN Unit 1 Unit 2 Unit 3 P Regelaar TA Ruimtethermostaat RL1-2-3 Relais AARDE Afb. 21 INSTALLATIESCHEMA VOOR MEERDERE UNITS MET REGELAAR EN ÉÉN RUIMTETHERMOSTAAT (MET MEERDERE RELAIS) 22 F1 serie 11/2006 Unit 1 Unit 2 Unit 3 P TA RL Regelaar Ruimtethermostaat Relais AARDE Afb. 22 INSTALLATIESCHEMA VOOR MEERDERE UNITS MET REGELAAR EN ÉÉN RUIMTETHERMOSTAAT (MET ÉÉN RELAIS) Serie F1 23 11/2006 HOOFDSTUK 4: BEDIENINGSVOORSCHRIFTEN IN- EN UITSCHAKELEN VAN DE UNIT OPMERKING De inbedrijfstelling mag alleen worden uitgevoerd door bevoegd personeel. Voor het inbedrijfstellen dienen de volgende punten gecontroleerd te worden: • • • • Voorzieningen conform typeplaat; Benodigde druk en capaciteit van de luchtverwarmer conform typeplaat; Rookgasafvoer op correcte wijze geïnstalleerd; Voldoen de toevoerlucht en de rookgasafvoer aan de geldende normen. WINTER 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. De ruimtethermostaat op maximale temperatuur vraag instellen; Controleren of de gaskraan geopend is; Spanning inschakelen; Zomer/winter schakelaar op winterstand zetten (zie afb. 23); Na voorspoelen (ca. 40 seconden), opent het gasventiel en wordt de brander ontstoken; Indien de vlam aanwezig is houdt de regeleenheid het ventiel geopend; Als dit niet het geval is, wordt de unit uitgeschakeld en brandt storingslamp C op reset-toets B (afb. 23); Bij situatie, zoals beschreven bij punt 7, reset-toets B indrukken; Als de brander in bedrijf is, dan ruimtethermostaat op gewenste temperatuur instellen. OPMERKING Indien de unit langere tijd buiten gebruik is geweest, dan kan het mogelijk zijn dat bij het eerste inschakelen, door lucht in het leidingwerk, bovengenoemde stappen doorlopen moeten worden. A: Zomer/winter schakelaar: Winterstand = de unit verwarmt Zomerstand = de unit ventileert B: Reset-toets C: Storingslamp Afb. 23 HANDBEDIENING UITSCHAKELEN - 24 De ruimtethermostaat op minimale waarde instellen, de brander wordt uitgeschakeld en de ventilatoren lopen door tot de unit afgekoeld is. F1 serie 11/2006 OPMERKING Indien de unit langere tijd buiten gebruikt wordt gesteld, wordt aanbevolen de gaskraan af te sluiten en de spanning van de unit te halen. OPMERKING In geen geval de unit afschakelen door stroomonderbreking. De ventilatoren vallen dan stil waardoor er beschadiging kan optreden en de maximaal temperatuur beveiliging aanspreekt. Deze moet dan weer met de hand gereset worden. ZOMER - Gaskraan sluiten en vaststellen of er spanning op de unit blijft staan. Zomerstand inschakelen; in deze situatie start het ventileren. UITSCHAKELEN - Unit uitschakelen en wachten tot de ventilatoren stilstaan. Gaskraan sluiten. Als men geen gebruik wil maken van de ventilatie-functie, spanning van de unit afhalen. ONTGRENDELEN VAN DE MAXIMAALTHERMOSTAAT In geval van oververhitting schakelt de maximaalthermostaat de brander uit. Het ontgrendelen moet handmatig gebeuren aan de achterzijde van de unit. Beschermkap demonteren, knop indrukken (zie afb. 24), vervolgens beschermkap weer monteren. Ontgrendelen maximaalthermostaat Afb. 24 OPMERKING Het aanspreken van de maximaalthermostaat is altijd een foutmelding. Bij herhaling moet men de servicedienst bellen. Serie F1 25 11/2006 HOOFDSTUK 5: ONDERHOUD EN BEDIENING BELANGRIJK Indien de unit langere tijd buiten gebruikt wordt gesteld, wordt aanbevolen de gaskraan af te sluiten en de spanning van de unit te halen. REINIGEN EN DEMONTEREN VAN DE BRANDER De brander is in de F1 heater unit gemonteerd en kan gedemonteerd worden: deze constructie is opmerkelijk voor het reinigen van de brander. LET OP Het schoonmaken van de brander dient te gebeuren door gekwalificeerd personeel. Onjuist of verkeerd monteren van de gasleiding kan tot gevaarlijke sitiuaties leiden, zoals gaslekkages . Om de brander schoon te maken dienen de volgende punten te worden gevolgd: 1. Schakel de voedingspanning uit en draai de gastoevoer dicht; 2. Open het zijpaneel van de heater; 3. Draai de zeshoekige moer, welke de gaspijp met de unit verbindt, los(zie afb. 15); 4. Haal de gaspijp weg en verwijder de gasnozzle (zie afb. 17); 5. Draai 4 moeren los, waarmee de ventilator is bevestigd; 6. Verwijder de afbuiginrichting en pakking; 7. Draai 4 schroeven los welke de brander vasthouden en indien deze los is kunnen de schroeven geheel verwijderd worden; 8. Schuif een pijp in de brander (LET OP: verdraai de branderpositie niet en beschadig de afbuiginrichtingen in de brander ook niet) en gebruik de pijp om de brander eenvoudig los te nemen; 9. Blaas de brander schoon met hoge druk; 10. Monteer de brander weer (OPM.: de sleuf in de brander dient aan de bovenzijde te zitten); 11. Draai eerst de onderste schroeven erin en daarna de bovenste. Kruislings aandraaien; 12. Monteer het membraan en de pakking; 13.Draai de 4 schroeven van de ventilator weer vast; 14. Monteer de nozzle en pakking in de nozzlehouder; 15. Draai de zeskantige moer wederom voorzichtig vast.; Deze procedure dient eens in de 2/3 jaar uitgevoerd te worden bij normale bedrijfscondities, anders één keer per jaar indien er veel vervuilde verbrandingslucht aanwezig is (bijv.: “B-type” heater unit in de buurt van een lasproces). EVENTUELE STORINGEN Na constatering van een storing, dient men eerst de volgende punten te controleren: A) Voedingspanning aanwezig: 230V ± 10% 50 Hz, en aarde op juiste wijze aangesloten; B) Gastoevoer; C) Benodigde gasdruk. Bij een te lage gasdruk werkt het toestel gebrekkig. Mogelijke oorzaken zijn: Bij aardgas: • Defecte gasmeter • Te grote lengte en/of aantal bochten in verhouding tot de pijpdiameter Bij propaan • 26 Valt het toestel na uitschakeling direct weer inschakelen in storing. In dit geval is er een te lage gasdruk. Mogelijk drukregelaar defect. F1 serie 11/2006 • Kan de gewenste druk niet bereikt worden, op grond van te weinig capaciteit op de drukregelaar op de tank, bijvoorbeeld te grote afstand en/of te veel bochten in verhouding tot de pijpdiameter. Na deze controle kan men beginnen met het zoeken naar de oorzaak van het probleem bij het toestel. BELANGRIJK Voordat het toestel wordt geopend, dient het volledig spanningsloos gemaakt te worden. EVENTUELE STORINGEN MET HUN OORZAAK Bevoegd personeel van de service dienst inschakelen. SITUATIE 1: A) B) C) D) E) F) G) HET TOESTEL VALT DIRECT IN STORING De ontstekingselektroden zijn defect of onjuist geplaatst De ionisatie elektrode is defect of onjuist geplaatst of maakt sluiting met massa Defecte ontsteekinrichting of onjuist bedraad Defect gasventiel of onjuiste bedrading Onvoldoende aarding Lucht in leidingsysteem Verkeerde branderdrukinstelling SITUATIE 2: HET TOESTEL GAAT TIJDENS BEDRIJF IN STORING A) De gastoevoer is onderbroken; de besturing herhaalt de ontsteking en sluit aansluitend het gasventiel. Het toestel gaat op storing. B) De voedingspanning is onderbroken; waarop de maximaalthermostaat (M1) aanspreekt en het toestel in storing zet. Indien er weer voldoende spanning aanwezig is, dient men de maximaalthermostaat handmatig te resetten. Men dient de kap van de thermostaat af te halen en de resetknop onder deze kap in te drukken (zie afbeelding 21). C) De ionisatiepen heeft massa-sluiting of de aansluiting is onderbroken. D) Het gasventiel opent zich niet door een defect of een defecte aansluitingen. SITUATIE 3: DE MAXIMAALTHERMOSTAAT (M1) SCHAKELT DE BRANDER UIT A) De luchtverwarmer is oververhit; werking van de ventilator controleren, evenals de gasdruk en nozzles. B) De luchtverwarmer wordt oververhit op grond van vervuiling bijvoorbeeld verstopping van de opening. Schoonmaken van de openingen van de luchtverwarmer. Thermostaat handmatig, d.m.v. de drukknop resetten (afb. 21). SITUATIE 4: DE BRANDER SCHAKELT NIET IN ONDANKS DE DALENDE RUIMTETEMPERATUUR A) Werking van de ruimtethermostaat controleren, evenals de aansluitingen. B) Instelling controleren en er zeker van zijn dat deze goed is ingesteld. SITUATIE 5: A) B) C) D) DE ROOKGASVENTILATOR START NIET Werking van de ruimtethermostaat controleren evenals zijn aansluitingen. Aansluiting van de ventilator controleren. Beveiliging controleren. Controleren of de maximaalthermostaat niet vergrendeld is. Serie F1 27 11/2006 SITUATIE 6: A) B) C) D) 28 DE ROOKGASVENTILATOR START, ECHTER HET TOESTEL ONTSTEEKT NIET De schoorsteen is verstopt of te lang. De elektrische of drukzijdige aansluitingen van de drukschakelaar zijn defect. De ontsteekinrichting treedt niet in werking, deze eventueel vervangen. Drukschakelaar inregelen of eventueel vervangen. F1 serie 11/2006 Hoofdschakelaar uitzetten De unit start weer om te verwarmen of te ventileren JA Zekering testen. Defect? Zekering vervangen Installateur informeren NEE NEE Gaskraan openen en hoofdschakelaar paraat zetten Spanning en polariteit controleren JA NEE Spanning is 220V/50Hz Aansluitingen zijn correct Fase/nul wisselen JA NEE Gasdruk in stilstand en tijdens bedrijf controleren Is er voldoende druk aanwezig? Drukinstelling veranderen JA NEE Staat de zomer/winterschakelaar op winter? Schakelaar omzetten naar winterstand JA NEE Is het toestel met een klokthermostaat uitgerust JA NEE De klokthermostaat vraagt warmte Klokthermostaat op hogere temperatuur instellen Ruimtethermostaat op maximale temperatuur instellen Thermostaat inregelen Defecte thermostaat vervangen en ventilator controleren Defecte thermostaat vervangen en ventilator opnieuw controleren Start de ventilator? JA NEE Oorzaak vaststellen, ventilator defect, te veel gas, etc. NEE NEE Is er spanning aanwezig? NEE Is er sprake van overhitting? Ruimtethermostaat controleren, sluit het contact? JA JA JA JA Defecte drukschakelaar vervangen Maximaalthermostaat controleren, is het contact open? NEE Installatie controleren: 1 Pijplengte 2 Verstoppingen 3 Vervangen van de silliconenslang van de drukschakelaar eventueel drukschakelaar vervangen. JA Veiligheidsthermostaat controleren, is het contact open? NEE NEE Drukschakelaar controleren. Is deze verstopt? Condensator van ventilator vervangen. Heeft dit geen effect, dan ventilator vervangen. ZIE VOLGENDE PAGINA Serie F1 29 11/2006 Ontsteekelektroden vervangen Zekering vervangen JA NEE Na 30sec begint de voorontsteking Ontsteekelektroden en aansluitingen controleren. Klopt de positie sluiting massa NEE De zekering van de ontsteekinrichting is defect JA NEE Ontsteekinrichting vervangen JA Ontsteekinrichting instellen Ionisatie-elektroden vervangen Indien nodig fase/nul omwisselen De brander ontsteekt, maar valt direct in storing JA NEE JA Ontsteekelektroden controleren. Is de positie juist? Klopt de positie, sluiting massa JA Fase – nul correct? NEE Ontsteekinrichting vervangen NEE Ontsteekinrichting instellen Oorzaak vaststellen gastoevoer Magneetventiel vervangen JA NEE De brander ontsteekt, gas aanwezig? NEE JA Is er gas aanwezig? JA Is er voedingspanning naar gasventiel aanwezig? Ventiel controleren NEE Ontsteekinrichting vervangen Thermostaat vervangen JA Na enige minuten start de ventilator NEE Ventilatorthermostaat controleren. Is deze defect? NEE Condensator vervangen. Heeft dit geen effect, dan ventilatormotor Unit werkt 30 F1 serie 11/2006 Door het steeds verbeteren en verder ontwikkelen, behoudt ROBUR S.p.A. zich het recht voor deze installatie en bediendingsvoorschriften zonder vooraankondiging te wijzigen. Thermo Air Ambachtsweg 18 NL 1271 Am Huizen Tel.: (035) 524 9000 Fax: (035) 5262424 Serie F1 31 Codice: D-LBR205 rev.D 06 MCM PSS 044 23/11/2006 Robur is dedicated to dynamic progression in research, development and promotion of safe, environmentally-friendly, energy-efficiency products, through the commitment and caring of its employees and partners. Robur Mission Robur Spa advanced heating and cooling technologies Via Parigi 4/6 24040 Verdellino/Zingonia (Bg) Italy T +39 035 888111 F +39 035 4821334 www.robur.com [email protected]