Docentenhandleiding de Geo havo Indonesië

advertisement
Schema Indonesië actueel
1
Samenvatting Indonesië actueel
1 De Indonesische archipel
De hoofdvraag in dit hoofdstuk is:
Welke samenhang is er tussen de natuurlijke en landschappelijke
kenmerken van de Indonesische archipel?
1.1 Eenheid en verscheidenheid
Wat zijn de (topografische) karakteristieken van de Indonesische archipel?
Grote archipel
Relatieve ligging
Zeevaart vroeg
belangrijk
Vanaf 1500 islamisering
VOC: specerijenhandel,
alleenrecht
Vanaf 1850 handel in
meer grondstoffen
Eilanden lang zelfstandig
Eenheidsstaat lastig
Java belangrijkste eiland
360 etnische groepen
Grote groep Chinezen
Indonesiërs meest
moslim
De staat is seculier
Grootte, omvang en eilandstructuur
►Indonesië is de grootste archipel (eilandengroep) ter wereld. Absolute
ligging wordt bepaald door geografische coördinaten (6º-11º ZB en 95 º 141 º OL).
●De relatieve ligging van de archipel is dat ze wordt omsloten door de
Indische Oceaan, de Zuid-Chinese Zee en de Grote Oceaan.
Verbindingen
►Het archipelkarakter van het land heeft als een barrière gewerkt. De
zeevaart speelde een belangrijke rol in de geschiedenis.
●Nog vóór de VOC werd via de zee contact met andere landen gelegd.
●Het gebied was door het Hindoeïstisch, totdat in 15e eeuw de islamisering
begon.
●De VOC handelde vooral in specerijen. Deze organisatie had het
alleenrecht op alle Indische handel en handelde vanaf de kust. Na 1850
(Industriële Revolutie) nam de handel in grondstoffen voor de wereldmarkt
toe. Grote delen van Indonesië werden ‘opengelegd’.
■Nederlands-Indië is tot 1949 onder Nederlands bestuur gebleven.
►Elk eiland kon zich eeuwenlang zelfstandig cultureel ontwikkelen; wat het
moeilijk maakt om nu een eenheidsstaat te zijn.
●Het Bahasa Indonesia is de lingua franca: de taal die geldt als
gemeenschappelijke communicatiemiddel.
●Een probleem voor de eenheidsstaat is dat de gas- en olierijke provincie
Aceh zich wil afscheiden.
►Op Java woont tweederde van alle inwoners. Het is het economische en
politieke centrum.
Bevolking
►Indonesië telt circa 360 verschillende etnische groeperingen. Er woont
een grote groep Chinezen die economisch gezien sterk zijn.
●De meeste Indonesiërs zijn moslim; Christenen en Hindoes vormen een
minderheid. Indonesië is een seculiere staat.
1.2 De natuurlijke en landschappelijke kenmerken
Wat zijn de kenmerken op het gebied van klimaat en vegetatie?
Van welke natuurlijke hulpbronnen maakt Indonesië gebruik?
Drie klimaten:
De Geo, tweede fase - havo
Klimaat
►Er komen drie klimaten voor: twee vormen van het A-klimaat, het Af-
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2009
Schema Indonesië actueel
Af-klimaat, Aw-klimaat
(moesson), Cf-klimaat
Hoge temperaturen
Geen seizoenen
Veel neerslag uit
stijgings- en
stuwingsregens
Januari droge moesson
Juli natte moesson
Wind uit het zuiden
Wind uit het noorden
Tropisch regenwoud
Verdwijnt snel
Exploitatie delfstoffen
vaak door buitenlandse
bedrijven
Aardolieproducten
grootste inkomstenbron
Winning van metalen
Export landbouwproducten groot
2
klimaat (in een groot deel van Indonesië) en het Aw-klimaat (in het
zuidoostelijke deel, ook moessonklimaat), en een Cf-klimaat (in de
berggebieden).
●Indonesië ligt tussen beide keerkringen: daarom staat de zon het hele jaar
om 12 uur hoog aan de hemel en kent het gebied geen seizoenen.
●De vele jaarlijkse neerslag valt uit stijgingsregens (ontstaan omdat de zon
de aarde sterk verwarmt) en stuwingsregens (ontstaan als vochtige lucht op
moet stijgen bij een gebergte).
►In Indonesië waait de moesson: een droge moesson in januari en een
natte moesson in juli.
●In juli ligt boven Azië een lagedrukgebied en boven Australië een hoge
drukgebied. Hierdoor stroomt lucht vanuit het zuiden richting Indonesië.
Westelijk gelegen regio’s krijgen meer neerslag dan de zuidoostelijk
gelegen regio’s: de lucht legt een langere weg over de warme zee af.
●In januari komt de wind precies uit de tegenovergestelde richting, het
noorden, omdat het dan winter is in Azië en zomer in Australië. Boven zee
neemt de lucht waterdamp op, boven het land van Indonesië stijgt de lucht
waardoor neerslag ontstaat.
Natuurlijke plantengroei
►De begroeiing bestaat vooral uit tropisch regenwoud. In grote delen is het
echter verdwenen. Andere vegetatietypen zijn licht tropisch woud en
mangrovebos langs de slibrijke kusten.
Natuurlijke hulpbronnen
►Indonesië heeft een grote delfstoffenrijkdom: olie en gas, mineralen en
metalen. De exploitatie is vaak in handen van buitenlandse maatschappijen,
soms samen met Indonesische bedrijven (joint ventures).
●Ruwe aardolie en aardolieproducten vormen de grootste inkomstenbron
voor de overheid.
●Verder wordt veel tin, nikkel en goud gewonnen.
●De meeste mensen werken in de landbouw. Een groot deel van de export
bestaat uit agrarische producten (rubber, palmolie, koffie, rijst) en uit hout.
1.3 Vulkanisme op Indonesië
Welke natuurlijke gevaren kent Indonesië?
Wat is het verband tussen het voorkomen van ertsen en vulkanisme?
Vier bewegende platen
In het zuiden: subductie,
aardbeving
Onderduikende plaat
smelt: vulkanisme
Bij Molukken: dubbele
subductiezones
Bij subductie zeebeving
mogelijk
Bij bewegende
De Geo, tweede fase - havo
Een geologisch ‘paradijs’
►Er bewegen bij Indonesië vier platen.
●In het zuidelijk deel van Indonesië vindt subductie plaats: de Australische
plaat duikt onder de Sundaplaat. Die beweegt schoksgewijs (aardbeving)
noordwaarts. In de diepte smelt de onderduikende plaat af en zorgt voor
vulkanisme. Het gevolg is de hele boog die dit deel van Indonesië vormt
met veel actieve vulkanen.
●Bij de Molukken is sprake van dubbele subductiezones (twee platen
duiken onder de Euraziatische plaat) waardoor twee parallelle actieve
eilandbogen zijn ontstaan.
►Als gevolg van subductie kan een zeebeving ontstaan, als bij een
aardbeving het epicentrum op de bodem van de oceaan ligt. Beweegt de
zeebodem daarbij plotseling op en neer (met al het water dat er op ligt) dan
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2009
Schema Indonesië actueel
zeebodem tsunami
80% vulkanen actief
Gevolgen uitbarstingen:
(in)directe slachtoffers,
temperatuurdaling
Vulkanen met
kratermeer: gevaar voor
lahars
Vulkaan Merapi
Taai magma zorgt voor
heftige uitbarsting
Magmahaard koelt af en
mineralen stollen bij
ongelijke temperatuur
Magmatische differentiatie: steeds hogere
concentratie chemische
elementen in magma
Gas in restsmelt vormt
scheuren in aardkorst
Restsmelt stolt en vormt
ertsaders in scheuren
3
kan een tsunami het gevolg zijn.
►Tachtig procent van alle Indonesische vulkanen was in de 20ste eeuw
actief. Voorbeelden van bekende uitbarstingen zijn:
►De Krakatau en ►de Toba en ►de Galunggung (hoge eruptiezuilen). De
gevolgen zijn vaak enorm: veel directe slachtoffers en ook indirecte omdat
oogsten mislukken als gevolg van dalende temperatuur door het stof in de
atmosfeer.
►Veel vulkanen hebben een kratermeer (oa. de Kelud). Die zijn gevaarlijk:
het vrijkomen van veel water kan leiden tot een lahar (modder- en
puinstroom).
►De vulkaan Merapi ontstond door de subductie van de IndischAustralische plaat onder de Sundaplaat. Deze zone is 2000 kilometer lang.
►Het taaie magma van de Merapi komt van gesmolten oceanische korst,
inclusief water en oceaansediment. Hoe taaier het magma, des te heftiger
de vulkaanuitbarsting.
Ertsen
►In een vulkanisch gebied zijn vaak veel delfstoffen door het afkoelen van
magmahaarden: een van onderen afgesloten hoeveelheid vloeibaar
gesteente, dat het oppervlak niet heeft bereikt. Magma is een heet mengsel
van chemische elementen, die bij bepaalde temperaturen mineralen
vormen.
●Koelt een magmahaard langzaam af, dan vormen zich eerst kristallen
mineralen. Vervolgens stolt het mineraal dat dan de hoogste
stollingstemperatuur heeft. De concentratie van sommige chemische
elementen wordt zo steeds hoger in het magma dat overblijft. Dat heet
magmatische differentiatie.
■In de restsmelt komen gassen voor. Daardoor loopt de druk in de
magmahaard hoog op. Bij zwakke plekken in de aardkorst ontstaan
scheuren. Daarin kan de restsmelt doordringen en dan vormen ertsaders
zich van de mineralen die stollen.
Samenvatting Indonesië actueel
2 Land in opkomst
De hoofdvraag van dit hoofdstuk is:
De sociaalgeografische kenmerken van Indonesië zijn in de afgelopen
decennia veranderd. Welke relaties zijn er tussen deze veranderingen?
2.1 Demografische en culturele kenmerken
Welke sociaalgeografische kenmerken heeft Indonesië?
Zijn die in de loop der tijd veranderd?
Veel inwoners, snelle groei,
ongelijk gespreid
Java dichtbevolkt
Op een kluitje
►Kenmerkend voor Indonesië zijn de grote omvang, de ongelijke
spreiding en de zeer snelle groei van de bevolking. Vooral op Java is
hoge bevolkingsdichtheid, het binnenland soms zeer dunbevolkt.
Steeds meer mensen
De Geo, tweede fase - havo
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2009
Schema Indonesië actueel
Grote natuurlijke
bevolkingsgroei
Kinderen zijn:
- verzekering oudedag
- extra inkomen
- vanzelfsprekendheid
Daling gemiddeld aantal
kinderen
Jonge bevolking: geeft
problemen.
Gezinsplanningpolitiek
Demografische transitie
(van hoge naar lage
geboorte- en sterftecijfers)
Onder invloed Nederland
vroege daling sterftecijfer,
vanaf 1800
Na onafhankelijkheid
verdere daling, o.a. door
meer voedsel
Geboortecijfer nog hoog
Binnenlandse migratie naar
ontwikkeld, stedelijk gebied
Buitenlandse migratie eerst
Arabische Golf, later (Zuid)
Oost-Azië
Vooral laag geschoolden
Illegale migratie
4
►De grote omvang komt door natuurlijke bevolkingsgroei, niet door
de sociale bevolkingsgroei (dat is het verschil emigratie – immigratie).
●Kinderen worden gezien als een verzekering voor de oude dag en
●Zij werken mee voor extra inkomen.
●Kinderen krijgen wordt ook als een vanzelfsprekendheid beschouwd.
De emancipatie van vrouwen staat in de kinderschoenen.
●In het verleden is het gemiddeld aantal kinderen constant gedaald.
Dat kwam door meer onderwijs voor vrouwen, meer anticonceptie en
de stijging van de huwelijksleeftijd.
●Maar de grote zuigelingensterfte zorgt nog steeds voor een hoog
geboortecijfer.
►Indonesië heeft een jonge bevolking toont het bevolkingsdiagram.
Deze leeftijdsopbouw zorgt voor grote problemen en hoge kosten
(onderwijs, voldoende gezondheidszorg en werk). Om de snelle
bevolkingsgroei te beteugelen heeft de regering een
gezinsplanningprogramma’s ingevoerd (twee kinderen genoeg).
Demografische veranderingen
►Is de ontwikkeling van het geboortecijfer te vergelijken met die van
rijke westerse landen? Kenmerkend is de demografische transitie: de
overgang van hoge geboorte - en sterftecijfers naar een nieuw
evenwicht met relatief lage geboorte- en sterftecijfers.
●Tot 1800 had Indonesië hoge geboorte- en sterftecijfers. De hoge
sterftecijfers kwamen door binnenlandse oorlogen, hongersnood en
epidemieën.
●Het sterftecijfer daalde al tussen 1800 en 1850. Dat had te maken met
de Nederlandse overheersing: die beëindigde onderlinge oorlogen,
verbeterde het transport voor voedselhulp, introduceerde modernere
medische zorg, nam meer gebied in gebruik voor landbouw en
verbeterde irrigatiewerken.
●Na de onafhankelijkheid in 1949 werden de landbouwgebieden
gebruikt voor de eigen voedselvoorziening. Ook door een verdere
verbetering van de medische zorg daalde het sterftecijfer. Het
geboortecijfer bleef hoog. De demografische transitie in Indonesië is
dus nog niet helemaal volledig.
Migratie
►Reden voor migratie is meestal het vinden van werk.
●De migratie binnen Indonesië is vooral naar steden en gebieden met
intensieve dan wel commerciële landbouw of een ontwikkelde industrieen dienstensector (vooral de stedelijke gebieden van West-Java,
Noord-Sumatra en Oost-Kalimantan). Ook is transmigratie.
●De emigratie nam sinds de tweede helft van de jaren zeventig toe,
eerst vooral naar de staten rondom de Arabische Golf, later naar
Zuidoost-Aziatische landen (o.a. Singapore) en nu naar Oost-Azië (o.a.
Japan, Hongkong)
■Er is sprake van selectieve migratie: met name laag geschoolde
arbeidskrachten en/of vrouwen.
■Migratie gebeurt ook illegaal, waarbij regelmatig gebruik wordt
gemaakt van netwerken van mensensmokkelaars.
■De laatste decennia migreren ook veel hoger geschoolde
arbeidskrachten naar Indonesië.
Een culturele mix
De Geo, tweede fase - havo
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2009
Schema Indonesië actueel
5
►Indonesië kent grote etnische en culturele verschillen. Taal-
Veel etnische verschillen
Taal wordt eenheid
Religieuze verschillen
Minder in Jakarta
kundige verschillen verdwijnen langzaamaan door de eenheidstaal.
●De religieuze verschillen leveren, mede door de verplichte migratie
binnen Indonesië, af en toe grote problemen op.
●In Jakarta lijken door de globalisering de culturele verschillen weg te
zijn gevallen.
2.2 In de vaart der volkeren
Wat zijn de economische kenmerken van Indonesië en hoe worden
ze verklaard?
Laag BNP per hoofd, wel
veel economische groei
BRP/hoofd en opleidingsniveau verschilt veel
Beroepsbevolking vooral in
de landbouw
Veel rijstbouw
Jaren ’60: Groene Revolutie
Vijfjarenplannen stimuleren
landbouw en industrie
Import
Positieve ontwikkelingen:
 groei export
 buitenlandse investeringen
 dienstensector
Meer mensen werken in
industrie en dienstverlening
Ondanks tegenslagen is er
positieve betalingsbalans
►Indonesië heeft een laag BNP/hoofd. Het heeft een behoorlijke
economische groei, maar is toch een ‘lagelonenland’ in Zuidoost-Azië.
●Er zijn grote verschillen in het BRP/hoofd, Bruto Regionaal Product,
en het opleidingsniveau van de beroepsbevolking. Buiten Java en de
grootste steden is de bevolking minder goed opgeleid.
►Het grootste deel van de beroepsbevolking werkt in de landbouw. Dit
aandeel neemt af. De meeste cultuurgrond is in gebruik voor voedingsgewassen, de rest voor handelsgewassen. Rijst wordt verbouwd op
sawa’s en op droge, jaarlijks wisselende velden (tegalans).
●Sinds 1960 is geprobeerd de voedselproductie te verhogen door
introductie van nieuwe soorten: de Groene Revolutie.
►Met vijfjarenplannen (Repelita’s) heeft de regering sinds 1969
geprobeerd de economische ontwikkeling te bevorderen. Eerst via de
landbouw, dat bleek kwetsbaar, dus vanaf de jaren tachtig via de
industrie. Dat levert buitenlandse deviezen en ook werkgelegenheid op.
Het importpakket bestaat nog steeds uit ruwe grondstoffen,
kapitaalgoederen en consumptiegoederen. Positieve ontwikkelingen
zijn dat de export, buitenlandse investeringen en economische groei de
laatste decennia toegenomen zijn. Ook groeide de dienstensector sterk.
De samenstelling van de beroepsbevolking wijzigt: steeds meer
mensen werken in de industrie en diensten sector.
●De economische crisis in 1997 en 1998, terroristische aanslagen in
2002 op Bali en in 2003 in Jakarta en de tsunami in 2004 zorgden voor
een economische dip. Het land herstelde zich: de betalingsbalans
werd weer positief en in de handelsbalans (onderdeel van de
betalingsbalans) zijn de inkomsten door export groter dan de uitgaven
voor invoer van producten.
2.3 Verstedelijking en bevolkingsspreiding
Wat zijn de oorzaken en gevolgen van de verstedelijking in Indonesië?
Wat is de reden en het gevolg van het beleid om bevolking te spreiden?
Overbevolkte steden
Hoge urbanisatiegraad en –
tempo door trek naar steden/
natuurlijke bevolkingsgroei
Overbevolking leidt tot
werkloosheid. Daarom
De Geo, tweede fase - havo
►In Indonesië is de urbanisatiegraad hoog (in 2005: 47%) net als het
urbanisatietempo. Er zijn twee oorzaken: de verstedelijking, grote
trek van het platteland naar de steden (toenemende druk op de
beschikbare landbouwgrond) en de sterke natuurlijke bevolkingsgroei.
►De overbevolking leidt vooral op Java tot werkloosheid. Daarom
voerden Nederlanders vanaf 1904 het beleid van transmigratie.
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2009
Schema Indonesië actueel
transmigratiebeleid
Neveneffect: Javanisering
Beleid geen groot succes,
ook gezien als bron van
etnisch geweld
Jakarta is belangrijkste stad
Grote trek naar deze stad:
zorgt ook voor veel
(milieu)problemen
Om problemen aan te
pakken: verstedelijkingsbeleid (JABOTABEK)
Niet goed gelukt
6
Javaanse gezinnen verhuizen naar andere eilanden (de
Buitengewesten) om de bevolkingsdruk verlichten en die eilanden
door meer kennis economisch te ontwikkelen.
►Het neveneffect hiervan was de Javanisering: meer invloed van de
Indonesische overheid op de Buitengewesten.
►De transmigratie was niet zo succesvol: de bevolking op Java neemt
niet af (door migratie vanuit andere eilanden) en de kennisverspreiding
gebeurde onvoldoende. Veel migranten vertrokken weer. Het beleid
wordt gezien als de oorzaak van etnisch geweld.
■In 1999 is het ministerie van Transmigratie afgeschaft.
Megastad Jakarta
►Jakarta is een primate city. In de stedelijke hiërarchie staat de stad
bovenaan.
●De stad trekt veel nieuwe bevolking aan, maar deze groei veroorzaakt
problemen: files, ernstige luchtvervuiling, sterke daling van de
grondwaterspiegel en heel veel afval – dat vaak in rivieren belandt.
►Om de problemen aan te pakken zijn er plannen gemaakt (naam:
JABOTABEK). Het stedelijk netwerk (van Jakarta, Bogor, Tangerang
en Bekasi) had tot doel:
– de stadsontwikkeling en economie in goede banen te leiden
– de stedelijke groei in het heuvelland onder Jakarta af te remmen
– tegengaan van de illegale zelfbouw
●Het verstedelijkingsbeleid (het JABOTABEK-plan: de drie steden
als groeisteden om Jakarta te ontlasten) lukte niet. Misschien helpen
de pas gebouwde satellietsteden, maar iedereen blijft werken in
Jakarta.
Samenvatting Indonesië actueel
3 Werk en welvaart in Indonesië
De hoofdvraag van dit hoofdstuk is:
Wat is de sociaal-economische positie van Indonesië in het Verre Oosten
en in de wereld?
3.1 Kappen, graven en planten rond de evenaar
Wat kenmerkt de primaire sector in het land?
Welke ontwikkeling maakten de land- en mijnbouw na de Tweede
Wereldoorlog door, onder andere door de globalisering?
Beroepssectoren
Helft beroepsbevolking in
primaire sector
Na 1980 werd Indonesië meer betrokken bij de wereldeconomie.
►De beroepssectoren geven een indicatie van de economie.
●De helft van de beroepsbevolking werkt in de primaire sector.
De primaire sector
►De producten in de primaire sector worden rechtstreeks aan de
natuur onttrokken.
●Agrarische producten hebben een relatief hoog aandeel in de export.
De Geo, tweede fase - havo
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2009
Schema Indonesië actueel
Agrarische producten hoog
aandeel in export – hout,
mijnbouw, rijst
7
■Binnen de sector zijn grote verschillen, zoals tussen de bos- en
mijnbouw (sterk gemechaniseerd) en de sawarijstbouw of visserijsector
(arbeidsintensief).
Bomen kappen
►Indonesië ie een belangrijke producent van tropisch hardhout.
Houtkap is grote bron van
deviezen
Steeds vaker verwerkte
houtproducten:
exportvalorisatie
Bosbouw ook op plantages
Mijnbouw veel delfstoffen
Dagbouw schadelijk voor het
landschap
Buitenlandse bedrijven, soms
samen met Indonesische
Lid OPEC maar nu meer
invoer dan uitvoer van olie
Decentralisatie opbrengst
meer naar regio’s
Akkerbouw belangrijkste tak
Bevolkingslandbouw naast
ondernemingslandbouw:
plantagelandbouw
Indonesië wereldproducent
koffie, rubber, palmolie
Bosbouw ook in
beheersbossen
Rijst is hoofdgewas: droge
(buitengewesten) en natte
rijstbouw op sawa’s (Java)
Sawa arbeidintensief door
weinig grond en veel
mensen is opbrengst klein
Gemiddeld kleine bedrijfjes,
afhankelijk van overheid en
handelaren
De Geo, tweede fase - havo
●Het is een belangrijke deviezenbron. De oppervlakte aan bos is nog
50%, maar het wordt snel minder.
■De bosbouw levert veel ruw hout, maar ook steeds meer verwerkte
houtproducten. Het toevoegen van waarde aan grondstoffen voor
uitvoer heet exportvalorisatie. Het voordeel is dat het meer opbrengt
en de werkgelegenheid. De export van ruw hout is grotendeels
verboden.
■Het bosgebied is erg ongelijk verdeeld over Indonesië. Bosbouw vindt
ook plaats op plantages. Daar vindt aan heraanplant plaats.
Graven
►Indonesië is rijk aan delfstoffen: met name olie, gas en tin, verder ook
bauxiet en goud. De mijnbouw is van belang in het BNP, maar vooral
de winning in dagbouw is ook erg schadelijk voor het landschap.
■De ontginning is vaak in handen van buitenlandse ondernemingen,
soms als joint venture met binnenlandse bedrijven.
■Indonesië is lid van de OPEC, maar sinds 2004 netto-importeur door
uitputting van olievelden. De overheid is belangrijke mede-eigenaar.
■Sinds de decentralisatiepolitiek geven de natuurlijke rijkdommen meer
inkomsten aan de regio’s.
Planten
►Akkerbouw is de belangrijkste tak van landbouw. Maar er is weinig
cultuurgrond en veel kleine bedrijfjes. Naast de bevolkingslandbouw is
er ook grootschalige ondernemingslandbouw op plantages,
●deze plantagelandbouw is nog opgezet door de Nederlanders.
●Plantages concurreren met bevolkingslandbouw om grond, arbeid en
water. De overheid stimuleert plantagelandbouw want het levert
deviezen op bij export en grondstoffen voor verwerking in eigen land.
■Indonesië is wereldproducent van koffie, rubber, palmolie.
●Bosbouw in beheersbossen neemt toe.
Overal rijst
►Rijstbouw is het hoofdgewas in de bevolkingslandbouw. Er is de
droge rijstbouw in gebieden, met name de buitengewesten, waar de
neerslag voldoende is (de tegalans). De natte rijstbouw vindt, met
name op Java, plaats op sawa’s, bevloeide akkers.
●Sawa’s zijn een goed voorbeeld van uiterst arbeidsintensieve
irrigatielandbouw.
■De hoge bevolkingsdruk en grote grondschaarste maakt rijstteelt erg
arbeidsintensief. De opbrengst per hectare valt tegen door gebrek aan
vakkennis, meststoffen en organisatie.
■Gemiddeld zijn de bedrijfjes in de sawalandbouw klein. Zij zijn
gedeeltelijke zelfvoorzienend. Kleine boeren zijn vaak sterk afhankelijk
van overheid, handelaren en watervoorziening.
■De oppervlakte sawagrond neemt af door verstedelijking en
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2009
Schema Indonesië actueel
8
Sawagrond steeds minder
door verstedelijking
infrastructuur, daarmee neemt ook de import van rijst toe.
●Op de tegalans worden ook handelsgewassen verbouwd.
■De buitengewesten voelen zich uitgebuit door hoofdeiland Java.
Agrarische transitie: steeds
moderner. Olie-inkomsten
kwamen ook platteland ten
goede.
Landbouw in verandering
►De Indonesische landbouw is verwikkeld in een proces van
agrarische transitie.
●Met het geld verdiend door hogere olieprijzen na de oliecrisis (1975)
vond ook plattelandsontwikkeling plaats. Door de recessie in 1980
daalden de grondstoffenprijzen. De ruilvoetverslechtering leidde tot
problemen.
■De overheid gaf extra hulp aan de landbouw. De Groene Revolutie
leverde bovendien stijgende opbrengsten op, en door
liberaliseringspolitiek kwam meer ruimte voor het bedrijfsleven.
■Het aandeel mensen dat in de landbouw werkt daalt. Door stijgende
kosten is schaalvergroting nodig (grotere bedrijven). De economie
neemt echter het overtollige landbouwpersoneel nauwelijks op. Dit
vertraagt de agrarische transitie en het proces van de-agrarisatie.
●Toch treedt een geleidelijke modernisering op, waardoor de rurale
differentiatie toeneemt: de kloof tussen arm en rijk groeit; dit komt in de
plaats van gedeelde armoede.
■De toename van de gemiddelde bedrijfsgrootte gaat samen met een
toenemende mechanisatiegraad. Seizoensarbeid van vrouwen wordt
overbodig, wat leidt tot de verandering van rolpatronen. Onderlinge
verschillen nemen toe; de landloze boeren trekken naar de stad.
Problemen na recessie
Overheidssteun en Groene
Revolutie helpen
Dalend aandeel mensen in
landbouw
Schaalvergroting:
werkloosheid
Vertragin in agrarische
transitie.
Toch modernisering:
toename rurale differentiatie
Meer mechanisatie: maakt
(seizoens)arbeid overbodig
3.2 Schroeven en schrobben
Hoe ontwikkelden de secundaire en tertiaire sector zich na 1980?
Hoe kan de grote sociaal-ruimtelijke ongelijkheid worden verklaard?
Secundaire sector: van
halffabrikaten naar
eindproducten
Overheid koos voor
importsubstitutie
Voordelen: deviezen, werk,
minder afhankelijkheid
buitenland
Maar bureaucratie maakte
productie inefficiënt, ook
weinig innovatie
Na 1980 twee ontwikkelingen
1 exportgerichtheid:
buitenlandse investeerders
gericht op wereldmarkt
2 verbod uitvoer ruwe
De Geo, tweede fase - havo
Industrie, een jonge sector
►De secundaire sector omvat industrie, ambacht en bouwnijverheid.
Grondstoffen worden tot halffabrikaten en tot eindproducten verwerkt.
25% van de Indonesische beroepsbevolking werkt er. Veel ambachten
worden verdrongen door massaproductie.
●Na de onafhankelijkheid koos de overheid voor importsubstitutie,
stak vooral geld in opbouw van de basisindustrieën (cement, papier,
kunstmest), gericht op de binnenlandse markt.
■De voordelen van importsubstitutie zijn besparing van deviezen,
minder afhankelijkheid van buitenlands kapitaal, werkgelegenheid en
knowhow.
●Maar bureaucratie en regelgeving maakten de productie inefficiënt en
te duur.
■Het uitschakelen van de concurrentie door importbelemmeringen leidt
tot beperkte innovatie en kostenbesparing.
►Na 1980 zijn er twee samenhangende ontwikkelingen:
●1 De overheid kiest voor exportgerichte industriepolitiek. Ze trekt
buitenlandse investeerders aan, die afkomen op de lage loonkosten.
Deze MNO’s zijn vooral gericht op de wereldmarkt en minder op de
interne markt van Indonesië. Veel assemblage van producten.
●2 De overheid verbiedt de export van ruwe grondstoffen en kiest
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2009
Schema Indonesië actueel
grondstoffen
Exportgerichte industrie
(vooral textiel) is motor
economie, biedt ook veel
werk.
Veel productie in EPZ, op
locaties met goed transport
Welvaart nam toe, tot Aziëcrisis
Veel terugkerende
migranten: hoge
werkloosheid
Reactie: veel gastarbeid,
vooral naar Maleisie.
Voordeel: minder werkloosheid, buitenlands geld
Eerst naar Midden Oosten,
later naar Pacific Rim
Gastarbeiders afkomstig uit
bepaalde regio’s
Ook veel illegale gastarbeid,
zeer kwetsbare groep
Tertiaire of dienstensector:
formele sector (waaronder
de overheid) en
informele sector: vaak lokaal
georiënteerd, is vluchtsector
Modernisering is
fragmentarisch
Informele sector neemt veel
mensen op, beloningen
dalen: involutieproces
Banken weinig interesse
informele sector
Overheid geeft
De Geo, tweede fase - havo
9
daarmee voor exportvalorisatie.
■De exportgerichte industrie (textiel- en kledingindustrie) is de motor
van de Indonesische economie. Ze zijn vaak arbeidsintensief; het land
heeft ook veel werk nodig.
■Na een dip groeit de textielindustrie weer, ze moet blijven investeren in
kwaliteit.
■Veel productie vindt plaats in Export Processing Zones. Daar
werken vooral veel jonge vrouwen.
■Deze zones liggen op locaties met goede transportmogelijkheden.
Daarnaast zijn er veel sweatshops in de informele economie, ze
hebben een slechte naam.
Succes en crisis
►De nieuwe economische koers leidde tot een toenemende welvaart,
●maar de Azië-crisis (eind jaren ‘90) pakte vernietigend uit. Talloze
migranten kwamen terug en er was een terugloop van overmakingen.
Het werkloosheidscijfer steeg flink.
■Sinds 2000 is er weer wat herstel, maar de economische groei
vertraagt door de sterke bevolkingsgroei, de enorme corruptie en het
hoge werkloosheidsniveau.
►Een omvangrijke gastarbeid, vooral naar Maleisië, is een reactie op
de binnenlandse economische toestand.
●Voordelen daarvan zijn dat de druk op de arbeidsmarkt afneemt,
overmakingen versterken de betalingsbalans en buitenlands geld kan
worden benut voor investeringen.
■De gastarbeidersstroom verschoof van het Midden-Oosten naar de
snelle groeiers in de Pacific Rim.
■De positie van de vaak ongeschoolde gastarbeiders is slecht, met
name van vrouwen.
■Gastarbeiders komen uit vaak uit regio’s waar weinig werk is. Er treedt
ook kettingmigratie (mensen vestigen zich bij bekenden) op.
●Veel mensen kiezen voor illegale gastarbeid.
■De omvang van illegale gastarbeid is groot. Deze mensen zitten in
uiterst kwetsbare posities.
Een zwakke dienstensector
►De tertiaire sector of dienstensector is kenmerkend voor de
stedelijke samenleving. De dienstverlening is te onderscheiden in
●de formele sector (waaronder de overheidssector) die vaak
mondiaal georiënteerd is.
■De lage beloning bij de overheid leidt tot nevenbaantjes en smeergeld.
De informele sector is lokaal georiënteerd. Het is te zien als een
vluchtsector, mensen verdienen er vaak erg weinig.
►Op veel punten is de samenleving gemoderniseerd, maar dat heeft
maar gedeeltelijk plaats gevonden: het is een fragmentarische
modernisering.
■De bevolking vermijdt een situatie van open werkloosheid. Velen
vluchten in de scharreleconomie.
■De grote opnamecapaciteit van de informele sector leidt tot een
involutieproces, dat wil zeggen dat de beloning daalt.
■Voor banken is de informele economie niet interessant, omdat er vaak
geen sprake kan zijn van een onderpand bij een lening. Met behulp van
overheidssteun (bijv. minikredieten) zijn er toch investeringkansen voor
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2009
Schema Indonesië actueel
microkredieten
Toerisme is belangrijke
sector, etnische spanningen
maken het kwetsbaar
Tegenstellingen tussen
centrum en periferie, vooral
tussen Java en de rest
Regionale ongelijkheid door
ongelijke spreiding
bevolking en hulpbronnen
Decentralisatie geeft regio’s
meer autonomie
10
de informele sector.
■Het toerisme is een steeds belangrijkere bron van werk, deviezen en
inkomsten. Pull-factoren zijn de cultuur en landschap, maar etnische
spanningen en terrorisme zijn push-factoren.
■Overal in Indonesië is de centrum-periferietegenstelling terug te
vinden. Lokaal tussen de CBD en de kampongs, op nationaal niveau
tussen Java en de buitengewesten.
●Java is het financiële, het economische en het bestuurscentrum van
Indonesië.
■De regionale ongelijkheid is te wijten aan de ongelijke spreiding van de
bevolking en van de hulpbronnen, het koloniale verleden en de etnische
en religieuze verschillen en spanningen.
●Het streven naar decentralisatie geeft regio’s meer autonomie. De
inkomsten uit bosbouw en mijnbouw blijven zo meer in de eigen regio.
§ 3.3 Indonesië in de wereld
Welke taak vervult Indonesië in de wereldeconomie?
Welke rol spelen Japan en China in de economie van het land?
Groeiende welvaart door
openstelling voor
wereldmarkt
Ontwikkeling van agrarische
naar industriële samenleving
In vijf fasen
Na 1980: Indonesië
gemengde kapitalistische
economie
Meer exportgericht
Vrijhandelszone
Economie Indonesië wel
kwetsbaarder voor
wereldwijde ontwikkelingen
Inzet buitenlands geld: heeft
voordelen (kapitaal, werk)en
nadelen (meer risico’s)
De Geo, tweede fase - havo
Voorspoed en crisis
►Tussen 1980 en 1997 groeide de welvaart in Indonesië.
●Het inkomen per hoofd van de bevolking steeg dankzij openstelling
voor de wereldmarkt en verminderde invloed van de overheid.
●De externe economische relaties worden belangrijker en
buitenlandse investeringen groeien.
●Na 1950 gaat het land over van een agrarische naar een industriële
samenleving. Vijf fasen kenmerken de ontwikkeling:
 1967-1973 economisch herstel, met vijf-jarenplannen
 1974-1982 hoge olieprijzen, brandstoffeneconomie
 1983-1996 dalende olieprijzen en wereldrecessie. De
overheidsinvloed neemt af, liberalisering en exportoriëntatie.
 1997-2002 Azië-crisis; aftreden Suharto; ingrijpen IMF
 na 2003
mondiale oriëntatie; minder regionale ongelijkheid;
exportverbod van onbewerkte grondstoffen.
●Na 1980 ontwikkelde Indonesië zich tot een gemengde
kapitalistische economie: ruimte voor vrij ondernemerschap binnen
randvoorwaarden van de overheid, die ook inkomens herverdeelt.
Een radertje in de wereldeconomie
►De samenstelling van het exportpakket van Indonesië laat zien dat de
economie steeds meer gericht is op de export.
■Zo werd eiland Batam aangewezen tot vrijhandelszone (EPZ).
●De vrijhandel maakt het land meer kwetsbaar voor wereldwijde
ontwikkelingen: Indonesië ondervond de effecten van de Azië-crisis, de
aanslag op het WTC in New York en aanslagen op Bali.
■Door de duurdere invoer van olie daalt de koopkracht van burgers.
Buitenlands geld, plussen en minnen
●Buitenlandse investeringen worden ingezet om de economie te
ontwikkelen.
■Voordelen van buitenlands geld is beschikbaarheid van kapitaal,
werkgelegenheid, belastinginkomsten.
■Nadelen zijn dat een deel van de winst terugvloeit naar buitenlandse
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2009
Schema Indonesië actueel
Groeiende staatsschuld
tempert groei BNP
Afhankelijkheid Japan, VS en
Singapore
Positieve handelsbalans
Toename van arbeidsintensieve productie, maar
aanbod arbeidskrachten
groeit sneller dan welvaartsgroei: stijgende werkloosheid
Politieke instabiliteit, matige
infrastructuur en corruptie:
minder groei den buurlanden
Zeevaart is erg belangrijk.
Overheid stimuleert
Mainportontwikkeling
Japan belangrijke
handelspartner
Sterke verbondenheid met
Japan vanuit geschiedenis
Akkoord met China om
profiteren van elkaars
voordelen: grondstoffen voor
China, geld voor Indonesië
China groeit sterker. Blijft
verhouding gelijkwaardig?
De Geo, tweede fase - havo
11
investeerders en zij zich snel naar elders verplaatsen.
■Lenen van geld heeft risico’s: bij een recessie mislukt het betalen van
rente en aflossing. Indonesië heeft een groeiende staatsschuld. Die
tempert de groei van het BNP.
Werk en welvaart voor iedereen?
►Indonesië is sterk afhankelijk van Japan, VS en Singapore, al neemt
het aandeel van uitvoer naar Japan wat af.
●Vooral de fabricage van schoenen, textiel en elektronica is belangrijk.
●In 2006 had het land een positieve handelsbalans.
■Kwetsbaarheid verminderde door diversificatie van het exportpakket.
●Het accent op arbeidsintensieve productie neemt weer wat toe.
■Indonesië is een economische zwaargewicht in de ASEAN en heeft
zich na de Azië-crisis redelijk herstelt.
■Maar het aanbod van arbeidskrachten neemt sneller toe dan de
welvaartsgroei. De stijgende officiële werkloosheid duidt op
toenemende verschillen tussen arm en rijk.
■De economische groei blijft achter bij de buurlanden, door de politieke
instabiliteit, bureaucratie en het onvoorspelbare overheidsbeleid, de
corruptie, de relatief hoge loonkosten en een matige infrastructuur.
Zeehavens, poorten naar de wereld
►De zeescheepvaart is van levensbelang voor Indonesië.
●De scheepsgrootte neemt toe ten gevolge van de groei van het
containervervoer, langere scheepvaartroutes en schaalvergroting. Dit
noodzaakt tot het vergroten en verdiepen van zeehavens.
■De overheid bevordert de mainportontwikkeling van twee
diepzeehavens met containeroverslag als kernactiviteit.
Hoofdkantoor Japan
►Japan is de grootste handelspartner van en investeerder in Indonesië
en is kernland in de centrum-periferieverhoudingen in Oost-Azië.
Japan doet directe buitenlandse investeringen in de regio, dat lever
hen winst en renteopbrengsten.
●Al lang is er een sterke verbondenheid tussen Japan en Indonesië.
■Sinds 1853 is Japan op zoek naar afzetmarkten en grondstofleveranciers in Azië. Na 1946 kreeg het een leidende positie in de
westelijke Pacific Rim en sloot het belangrijke handels- en
arbeidsovereenkomsten met Indonesië.
China: partner of concurrent?
►In 2006 sloten China – Indonesië een bilateraal akkoord voor
‘strategisch partnerschap’: beide landen profiteren van elkaars
voordelen (complementariteit):
●de investeringen in Indonesië stellen de grondstoffenvoorziening van
China veilig. Indonesië heeft zo geld voor infrastructuur, energie,
landbouwondernemingen etc.
●China groeit sterker dan andere landen. Trekt Indonesië in de relatie
met China uiteindelijk aan het kortste eind? De uitvoer naar China blijft
namelijk sterk achter bij de invoer.
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2009
Schema Indonesië actueel
12
Samenvatting Indonesië actueel
4 Ontbossing in Indonesië
De hoofdvraag van dit hoofdstuk is:
Waarom is het moeilijk om de schadelijke ontbossing in de regenwouden
van Indonesië te stoppen?
4.1 Een uniek ecosysteem
Welke kenmerken heeft het tropisch regenwoud en welke betekenis?
Hoe kan het dat bewoners eeuwenlang nauwelijks bijdroegen aan de
ontbossing?
In welke mate verdwijnt het woud in Indonesië?
►Tropisch regenwoud groeit in een altijd warm en vochtig klimaat.
Regenwoud kent drie ‘etages’
Grote biodiversiteit
Voedselkringloop:bodem
weinig voedingstoffen dunne
humuslaag
Waterkringloop: snelle
verdamping, weinig
uitspoeling
Waterbalans
Intern zeer stabiel systeem
Draagkracht is in gevaar door
menselijke activiteiten
●Het bos bestaat uit drie etages: de hoge woudreuzen met veel
diersoorten, een middelste etage die bestaat uit bomen en struiken
van enkele meters hoog en de bosvloer, waar door het duister de
plantengroei beperkt is.
●De biodiversiteit van het woud is erg groot.
Rijke plantengroei op arme bodems
►De bodem van het regenwoud is arm aan voedingstoffen. Dode
planten en dieren worden snel afgebroken, waardoor de humuslaag
dun is. De bij afbraak vrijkomende voedingsstoffen worden snel
opgenomen door planten en dieren.
●Zou dat niet gebeuren, dan zouden de voedingsstoffen door
uitspoeling met regenwater uit de kringloop verdwijnen.
De waterhuishouding
►Naast de voedselkringloop is er de waterkringloop. Neerslag
verdampt snel door evaporatie. Planten en dieren geven zelf ook vocht
af (transpiratie), een deel van het water spoelt uit. Per saldo is er een
evenwicht tussen het inkomende water en uitgaande water in
tropische regenwouden. Dat wordt weergegeven in de waterbalans.
Een intern stabiel ecosysteem
►De interne stabiliteit van een tropisch regenwoud is groot: plantenen diersoorten houden elkaar in evenwicht. Het vermogen voor
soorten om in een ecosysteem te overleven heet draagkracht.
●De draagkracht is al jaren in gevaar door verstorende activiteiten van
mensen. Het regenwoud woud kan verstoringen moeilijk opvangen: de
externe stabiliteit is daarvoor te klein.
Kleine externe stabiliteit
Eeuwenlang evenwicht met
landbouw door shifting
cultivation
Meer bevolking: grond te snel
De Geo, tweede fase - havo
Zwerflandbouw
►De bevolking leefde eeuwenlang in evenwicht met het woud. Voor
landbouw werden stukken oerwoud platgebrand en 1 tot 2 jaar benut.
Dat heet shifting cultivation.
●Deze vorm van landbouw werkt bij een lage bevolkingsdruk. Groeit
het aantal mensen, dan worden akkers langer bewerkt en de ooit
verlaten akkers te snel gebruikt. Samen met commerciële houtkap en
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2009
Schema Indonesië actueel
weer gebruikt
13
aanleg van plantages is het een aanslag op het ecosysteem.
4.2 Indonesisch regenwoud bedreigd
Wat bedreigt het voortbestaan van het regenwoud in Indonesië?
Regenwoud verdwijnt in hoog
tempo
Slechte bescherming
Oorzaken van het verdwijnen:
●commerciële houtkap
●mijnbouw vraagt ruimte
●ruimte nodig voor plantages
●ruimte voor landbouwgrond
boeren en transmigranten
●ladangbouw
●bosbranden
Veel illegale houtkap
Verkoop via andere landen
met valse papieren
Niet alleen criminelen
Kap van bossen levert geld en
werkgelegenheid op.
Regio’s na 1998 meer
zelfstandig: houtkap leverde
hen geld en werk op
Verlaging toegestane kap leidt
tot meer illegale kap
Bescherming bossen faalt
►De Indonesische overheid controleert het regenwoud. Ze
onderscheidt drie typen bos: productieve bossen (60%), beschermde
bossen (25%) en natuurreservaten (15%). Ondanks hun vermeende
bescherming verdwijnt de laatste decennia veel woud in hoog tempo.
Armoede en behoefte aan hout.
►Ontbossing hangt niet alleen samen met de behoefte aan hout, maar
heeft meer oorzaken:
●Er is veel legale en illegale commerciële houtkap.
●Voor het opgraven van delfstoffen is veel ruimte in het woud nodig.
●Grote stukken woud worden gekapt voor hout- en plamolieplantages.
●Voor kleine boeren en transmigranten werd veel woud gekapt en
veranderd in landbouwgrond.
●Steeds meer ruimte voor ladangbouw.
●Ook bosbranden vernietigen regelmatig veel van het regenwoud.
Illegale houtkap
►Er zijn verschillende vormen van illegaal kappen. De meest
voorkomende is het weghalen van bomen buiten de concessiegebieden. De regering mist veel belastingsinkomsten door illegale kap.
●Het hout wordt soms via een buurland met valse certificaten
verkocht.
►Illegale kap is zeker niet alleen het werk van criminelen. Ook voor
gewone Indonesiërs, regionale elites, lokale ondernemers,
tussenhandelaren, smokkelaars, buitenlandse bedrijven en regionale
overheidsinstellingen levert het extra inkomsten op.
Ontbossing, een gevolg van armoede
►Ontbossing kent economische en politieke belangen.
●Economisch gezien gaat het om inkomsten, buitenlandse deviezen
en werkgelegenheid.
●Politiek gezien heeft het zelfstandiger worden van regio’s na 1988
geleid tot meer ontbossing. Houtkap is een antwoord op de armoede
in veel gebieden, het biedt werkgelegenheid en extra inkomen.
Overcapaciteit in de houtverwerkende industrie
●De vraag naar hout is veel groter dan het (toegestane) aanbod. Een
verlaging van de toegestane hoeveelheid te kappen woud heeft
daarom de illegale kap in de hand gewerkt. Met alle grote nadelen.
4.3 Gevolgen van de ontbossing
Wat zijn de sociaal-economische en fysisch-geografische gevolgen
van ontbossing?
Welke rol speelt de Indonesische overheid bij de ontbossing?
Verstoorde kringlopen
►Ontbossing leidt op lokale en regionale schaal tot verstoring water-
De Geo, tweede fase - havo
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2009
Schema Indonesië actueel
Verstoring waterkringloop
Bos remt water niet meer af:
erosie en geen sponswerking
meer, uitdroging in droge tijd
Landdegradatie
Slib gaat naar rivieren, leidt
tot overstromingsgevaar
Voedingsstoffen verdwijnen,
vegetatie kan niet herstellen
Ook: aantasting levenswijze
bevolking
Belangrijke gevolgen:
Toename CO2 in atmosfeer
Ook door drainage plantages
Soorten flora en fauna sterven
uit
Oplossing? Moeilijk want kap
is belangrijke inkomstenbron
Boswetten en duurzaam
bosbeheer
Theorie mooier dan praktijk:
●weinig deskundigheid bij
bedrijven,
●weinig toezicht en
handhaving van wetten,
corruptie
●grote westerse vraag, veel
armoede
●conflicten over landrechten
Maatregelen om risico’s te
beperken: hazard
management
De Geo, tweede fase - havo
14
en de voedselkringloop.
●Bos remt afstromend water uit neerslag niet meer af, dat leidt tot
bodemerosie. Het vermogen van de bodem om water vast te houden
(de sponswerking) vermindert. In droge perioden drogen de nietbegroeide hellingen sterk uit en de temperatuurverschillen van de
aardkorst nemen toe; organisch materiaal wordt hierdoor te snel
afgebroken. Alle bodemverslechteringen noemen we landdegradatie.
●Het slib van afstromend water komt nu in beekjes en rivieren terecht,
waar zand- en kleibanken ontstaan en ook de kans op overstroming.
●Met het verdwijnen van bossen verdwijnt ook voedsel uit het
ecosysteem. De natuurlijke vegetatie kan zich niet meer herstellen.
►De grootschalige houtkap tast ook het leefgebied en de cultuur van
de oorspronkelijke landbouwende bevolking aan.
Gevolgen ontbossing op wereldschaal
►Een belangrijk effect van ontbossing is de versterking van het
natuurlijke broeikaseffect. De hoeveelheid CO2 in atmosfeer neemt toe
door verminderde opname van CO2 door planten.
●Ook het draineren van de bodem voor oliepalmplantages leidt tot
rottend plantenmateriaal, wat veel kooldioxide in de lucht brengt.
●Door het weghalen van het tropisch woud verdwijnt een groot deel
van de flora en fauna voorgoed van de aarde. Een deel daarvan zijn
kruiden, die ook belangrijk zijn om medicijnen te maken.
Boswetten en wat ervan terechtkomt
►Waarom komt er geen oplossing voor dit probleem? Een reden is de
tweeslachtige rol van de Indonesische overheid: de houtkap levert veel
geld op, maar als het te snel gaat is de inkomstenbron op.
●In Boswetten staan regels voor de commerciële exploitatie van
productiebossen. Het duurzaam bosbeheer wordt belangrijker.
●In contracten tussen de overheid en exploitanten zijn afspraken
vastgelegd over omvang van de oogst.
►Op papier ziet dit er mooi uit, maar de praktijk is anders.
●Exploitanten hebben een tekort aan geschoold personeel en is er
geen begeleiding door deskundige bosbouwers.
●Het toezicht van de overheid is slecht en er is corruptie bij de politie.
Indonesië is een soft state: weinig bestuurlijke kracht en
wetshandhaving.
●De bestrijding is ook lastig omdat er een grote vraag naar hout uit
westerse landen is en veel armoede in Indonesië.
●Tot slot zijn er conflicten over landrechten.
►Indonesië kent inmiddels een certificeringsysteem: keurmerk voor
duurzaam beheer. Het toekomst beeld is echter verre van rooskleurig.
Hazard management
►Om de grote risico’s van ontbossing te beperken houden steeds
meer overheden en organisaties zich bezig met ‘hazard management’:
beleid voeren om de risico’s te beperken.
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2009
Schema Indonesië actueel
15
Samenvatting Indonesië actueel
Hoofdstuk 5 Conflicten in Indonesië
De hoofdvraag van dit hoofdstuk is:
Waarom heeft Indonesië zoveel etnische en religieuze conflicten?
5.1 Etnische en culturele diversiteit
Welke etnische groepen kent Indonesië?
Wat is de oorzaak van de conflicten tussen deze groepen, welke rol
speelt godsdienst?
Grote culturele verschillen
tussen de vele volken
Omvangrijke migratie
bracht veel volken naar
Indonesië
Chinezen zijn economisch
succesvolle groep: afgunst
inheemse bevolking
Chinezen werden
gediscrimineerd: hun
cultuur verboden en
gedwongen tot integratie
Islam belangrijkste
godsdienst, sinds
kolonisatie ook
christendom
Staat is seculier
De Geo, tweede fase - havo
Duizenden eilanden en honderden volken
►Er zijn ruim driehonderd volken verspreid over de archipel.
●De culturele verschillen zijn groot, net als de verschillen in ras
(mongoloïde, negroïde, blank).
■De verwantschapsstructuren zijn complex en men hecht vaak meer
aan regels van de eigen religie dan aan regels van de staat.
●De aanwezigheid van vele volken komt door migratiestromen, met
name uit Azië, Arabische kooplieden en de koloniale overheersing.
Chinezen als minderheidsgroep
►Er wonen zo’n zeven miljoen Chinezen in Indonesië, vooral op Java.
●Ze migreerden uit economische motieven en wisten succesvol te
worden in de (tussen)handel tussen koloniale machtshebbers en (arme)
inheemse bevolking. Hun positie leidde tot sterke afgunst van de
inheemse bevolking.
●Op dit moment heeft een kleine groep Chinezen economisch relatief
veel economische invloed. Zij vormen een handelsminderheid.
►De regering maakt gebruik van de Chinezen: ze sluit handelsovereenkomsten met hen, maar maakt ze ook tot zondebok in slechtere tijden.
●Vooral tijdens het bewind van Soeharto werden Chinezen slachtoffer
van discriminatie: hun cultuur en scholen verboden, ze moesten een
Indonesische achternaam aannemen en zich bekeren tot het christelijk
geloof of Islam.
●De Chinese bevolking verloor een deel van de eigen identiteit (dat
wordt assimilatie genoemd). Door deze politiek kwam de integratie van
Chinezen gedwongen tot stand.
Staat en godsdiensten
►De invloed van Arabische kooplieden leidde vanaf de 13e eeuw tot de
Islamisering van Indonesië. De kolonisatie door Europese landen bracht
het Christendom binnen.
●De godsdiensten verspreidden zich onder invloed van economische
ontwikkeling en afhankelijk van wie de politieke macht had in een gebied.
Een voorbeeld zijn de Molukken: de invloed van de Islam veranderde
door de komst van handel in specerijen en de Portugezen. Zo
verspreidde het Christendom zich ook in het gebied.
►90% van de Indonesiërs is moslim, maar de staat is seculier.
Indonesië kent scheiding van kerk en staat. De vrijheid van godsdienst
is verwoord in Pancasila (ideologie).
●Er is geen sprake van een politieke Islam.
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2009
Schema Indonesië actueel
16
5.2 Beheersing van conflicten
Welke conflicten kent Indonesië en hoe worden ze aangepakt?
Veel conflicten tussen
moslims en christenen. Die
laatsten werden in de
koloniale tijd bevoordeeld.
Na onafhankelijkheid:
moslims meerderheid
Christelijk deel Molukken
veel gewelddadige strijd
Aceh wil zelfbestuur
Centrale overheid baat bij
oliewinning
Na 1998 meer zelfstandig
Verzet van Islamitische
Atjeeërs blijft
Grenzen uit koloniale tijd
reden voor conflicten
Delen willen zelfbeschikking
Dictatuur onder Soekarno
en Soeharto
Het Molukse conflict
►Op de Molukken is 40% van de bevolking is christen (vooral het
zuiden) en ruim 50% is moslim (vooral het noorden).
►Het bloedigste conflict tussen de religieuze groepen was tussen 19992002.
●De wortels liggen in de koloniale tijd waarin christenen bevoordeeld
werden.
►Toen Indonesië in 1949 een eenheidsstaat werd, waren de moslims in
de meerderheid. De christelijke Zuidelijke Molukken riepen een eigen
republiek uit, zij wilden zich afscheiden (separatisme), die snel
ontbonden werd door het leger.
●In de nieuwe staat kregen Moslims voorrang bij overheidsaanstellingen.
Dat gaf anti-Indonesische gevoelens bij de christelijke Molukkers.
●Ook de toename van het aantal moslims door migratie leidde tot een
andere verhouding tussen moslims en christenen. Molukse christenen
zijn economisch gezien nu relatief zwak.
●In 1999 werden veel islamieten met geweld verdreven. In 2002 kwam
er een wapenstilstand, maar het gebied is nog steeds een brandhaard.
Aceh, een andere brandhaard
►In Aceh, het noordelijk deel van Sumatra is ruim 90% Atjeeër. Zij willen
zelfbestuur en autonomie (regionalisme).
●Aceh bleef onafhankelijkheid tot 1949 en werd daarna onderdeel van
de staat Indonesië. De regering heeft strategische (de gunstige ligging)
en economische (aardolie) belangen. Ze smoort iedere opstand en
schendt regelmatig de mensenrechten.
●Na Soeharto’s aftreden kwam meer ruimte voor decentralisatie van
wetten. Het lokale bestuur krijgt steeds meer macht. De regering hoopt
dat zo de roep om onafhankelijkheid minder wordt.
●Het verzet van Atjeeërs is sterk beïnvloed door een streng islamitisch
geloof (religieus fundamentalisme). Zij willen de vorming van een
eigen Islamitische staat. Ook het feit dat de economische rijkdom van
Aceh niet ten goede komt aan de eigen bevolking is een bron van
voortdurende conflicten.
Problemen van een jonge staat als Indonesië
►In Indonesië zijn nog veel conflicten met wortels in het verleden.
●De grenzen van de staat stammen uit de koloniale periode. Deze
internationaal erkende grenzen (territoriale integriteit) komen in conflict
met het zelfbeschikkingsrecht (ieder volk mag bepalen tot welke staat zij
wil behoren).
►Soekarno (1949-1967) zorgde voor een sterk centraal bestuur. Volken
werden gedwongen bijeengehouden.
●In 1967 moest Soekarno aftreden omdat economische groei uitbleef en
er veel etnische spanningen waren. Zijn opvolger Soeharto (1967-1998)
stelde opnieuw een dictatuur in.
Centripetale krachten
►Om een eenheidsstaat te vormen zijn bindende krachten nodig. Deze
De Geo, tweede fase - havo
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2009
Schema Indonesië actueel
Eenheidsstaat vraagt om
bindende kracht: nation
building:
●transmigratie
●Javanisering
●eenheidstaal
Na 1988 meer democratie
Oost Timor onafhankelijk
Nieuwe beleid is dubbel
als meer vrijheid negatief is
voor centrale staat dan
streng ingrijpen leger en
uitvoeren van niet-wettige
besluiten
17
centripetale krachten raken politieke, economische en culturele
waarden. De eenheid moet plaatsvinden via nation building
(natievorming): het smeden van een culturele eenheid. Middelen
waren:
●transmigratiepolitiek, dit leidde juist tot meer conflicthaarden,
●Javanisering, ofwel het verspreiden van de Javaanse normen, maar er
werd geen rekening gehouden met lokale rechten,
●en de invoering van de eenheidstaal (Bahasa Indonesia), nu de
officiële voertaal.
Een nieuwe weg
►Na de val van Soeharto kwam meer ruimte voor democratie.
●Zo werd Oost-Timor in 2002 onafhankelijk door internationale druk en
omdat het economisch belang van Oost-Timor voor Indonesië gering
was.
►Het nieuwe beleid is dubbelhartig: er zijn meer vrijheden voor
provincies, maar als zij het voortbestaan van Indonesië als staat
bedreigen wordt nog steeds hardhandig ingegrepen door het leger.
●De regering en het leger vrezen voor afbrokkeling van de macht door
opstandige provincies en het afscheiden van provincies. Zij nemen
daarom vaak niet-wettelijke besluiten. Zo ontstaat een machtsvacuüm,
dat nadelig is voor de politieke stabiliteit van Indonesië.
Hoofdstuk 1 De Indonesische archipel
Welke samenhang er is tussen de natuurlijke en landschappelijke
kenmerken van de Indonesische archipel?
1.1 Eenheid en verscheidenheid
►
●
►
●
●
●
■
►
■
●
►
►
Indonesië is de grootste archipel ter wereld.
De relatieve ligging: omsloten door de Indische Oceaan, de Zuid-Chinese Zee en de Grote Oceaan.
Het archipelkarakter en de zeevaart speelden een belangrijke rol in de geschiedenis.
Het gebied is door het Hindoeïsme beïnvloed, tot vanaf de 15e eeuw de islamisering begon.
De VOC handelde vooral in specerijen.
Na 1850: méér grondstoffen voor de wereldmarkt. Grote delen van Indonesië werden ‘opengelegd’.
Nederlands-Indië tot 1949 onder Nederlands bestuur.
Cultureel ontwikkelden de eilanden zich eeuwenlang zelfstandig. Een eenheidsstaat vormen is lastig.
Het Bahasa Indonesia is de lingua franca, de eenheidstaal.
Aceh vecht voor afscheiding.
Java: tweederde van alle inwoners. Economisch en politiek centrum.
Indonesië: circa 360 verschillende etnische groeperingen. Grote groep Chinezen die economisch gezien
sterk zijn.
● De meeste Indonesiërs zijn moslim; Christenen en Hindoes vormen een minderheid. Indonesië is een
seculiere staat.
1.2 De natuurlijke en landschappelijke kenmerken
► Indonesië kent drie klimaten: het Af-klimaat, het Aw-klimaat en het Cf-klimaat.
De Geo, tweede fase - havo
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2009
Schema Indonesië actueel
18
●
●
►
●
●
►
Indonesië ligt tussen beide keerkringen en kent daarom geen seizoenen.
De vele jaarlijkse neerslag valt uit stijgingsregens en stuwingsregens.
In Indonesië waait de moesson:
een droge moesson in januari,
een natte moesson in juli.
De begroeiing bestaat vooral uit tropisch regenwoud. In grote delen is het echter verdwenen. Andere
vegetatietypen zijn licht tropisch woud en mangrovebos langs de slibrijke kusten.
► Indonesië heeft veel delfstoffen: olie en gas, mineralen en metalen zoals tin, nikkel en goud.
● Ruwe aardolie en aardolieproducten vormen de grootste inkomstenbron van de overheid.
● De meeste mensen werken in de landbouw. Een groot deel van de export bestaat uit agrarische
producten (rubber, palmolie, koffie, rijst) en uit hout.
1.3 Vulkanisme op Indonesië
► Er bewegen bij Indonesië vier platen.
● In het zuidelijk deel van Indonesië vindt subductie plaats: aardbevingen en vulkanisme.
● Bij de Molukken is sprake van dubbele subductiezones waardoor twee parallelle actieve eilandbogen zijn
ontstaan.
► Als gevolg van subductie kan een zeebeving en daardoor een tsunami ontstaan.
► In de wereldgeschiedenis van vulkaanuitbarstingen neemt Indonesië een belangrijke plaats in. Bekende
uitbarstingen zijn die van de Krakatau, de Toba en de Galunggung.
► Veel vulkanen hebben een kratermeer. Het vrijkomen van veel water kan leiden tot een lahar (modderen puinstroom).
► Heftige vulkaanuitbarstingen, zoals bij de Merapi, ontstaan o.a. als gevolg van het taaie magma.
► In een vulkanisch gebied zijn vaak veel delfstoffen door het afkoelen van magmahaarden.
● Het langzaam afkoelen van een magmahaard zorgt voor magmatische differentiatie.
■ Gassen in de restsmelt zorgen voor een hoge druk en daarmee voor het ontstaan van ertsaders.
Hoofdstuk 2 Land in opkomst
De sociaalgeografische kenmerken van Indonesië zijn in de afgelopen
decennia veranderd. Welke relaties zijn er tussen deze veranderingen?
2.1 Demografische en culturele kenmerken
► Kenmerken: grote omvang, ongelijke spreiding en zeer snelle groei van de bevolking.
► De grote omvang komt door natuurlijke bevolkingsgroei.
● Kinderen: verzekering voor de oude dag, extra inkomen en vanzelfsprekendheid. Ook een hoge
zuigelingensterfte zorgt voor een hoog geboortecijfer.
► Meer onderwijs voor vrouwen, meer anticonceptie en de stijging van de huwelijksleeftijd zorgden
voor een daling van het geboortecijfer.
► Indonesië heeft een jonge bevolking. Dit zorgt voor grote problemen. Daarom heeft de regering
gezinsplanningprogramma’s ingevoerd.
► De demografische transitie, zoals die zich heeft voorgedaan in rijke West-Europese landen is in
Indonesië nog niet volledig.
● Tot 1800 had Indonesië hoge geboorte- en sterftecijfers. De hoge sterftecijfers kwamen door
binnenlandse oorlogen, hongersnood en epidemieën.
● Het sterftecijfer daalde al tussen 1800 en 1850 door de invloed van de Nederlandse staat.
● Door de onafhankelijkheid in 1949 stopte de invloed van Nederland. Het geboortecijfer bleef hoog.
► Bij migratie gaat het meestal om het vinden van werk.
● De migratie binnen Indonesië is vooral naar steden en gebieden met intensieve of commerciële
landbouw of een ontwikkelde industrie- en dienstensector.
● Ook is er sprake van transmigratie.
► De emigratie ging vanaf de jaren zeventig vooral naar de staten rondom de Arabische Golf, later
naar Zuidoost-Aziatische landen en nu naar Oost-Azië.
■ De migratie is selectief: met name laag geschoolde arbeidskrachten en/of vrouwen.
De Geo, tweede fase - havo
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2009
Schema Indonesië actueel
19
■ Migratie gebeurt ook illegaal, waarbij regelmatig gebruik wordt gemaakt van netwerken van
mensensmokkelaars.
■ De laatste decennia migreren ook veel hoger geschoolde arbeidskrachten naar Indonesië.
► Indonesië kent grote etnische en culturele verschillen.
● De religieuze verschillen leveren af en toe grote problemen op.
● In Jakarta lijken de culturele verschillen door de globalisering weg te zijn gevallen.
2.2 In de vaart der volkeren
►
●
►
►
►
Indonesië heeft een laag BNP/hoofd, ondanks een behoorlijk economische groei.
Er zijn grote verschillen in het BNP/hoofd en het opleidingsniveau van de beroepsbevolking.
Het grootste deel van de beroepsbevolking werkt in de landbouw: voedings- en handelsgewassen.
Sinds 1960 is geprobeerd de voedselproductie te verhogen door de Groene Revolutie.
Vijfjarenplannen (Repelita’s) sinds 1969. Positieve ontwikkelingen: toenamen van export,
buitenlandse investeringen, meer werk in industrie en dienstensector, economische groei.
● Economische dip door crisis in 1997 en 1998, terroristische aanslagen in 2002 op Bali en in 2003 in
Jakarta en de tsunami in 2004.
2.3 Verstedelijking en bevolkingsspreiding
►
►
●
●
■
►
●
►
●
Hoge urbanisatiegraad en urbanisatietempo door trek naar steden en natuurlijke bevolkingsgroei.
Problemen met werkgelegenheid, huisvesting en voorzieningen. Oplossing: transmigratie.
Neveneffect: Javanisering.
Transmigratie niet erg succesvol: mislukking en etnisch geweld.
Afschaffing ministerie van Transmigratie in 1999.
Jakarta is een primate city.
Problemen: files, luchtvervuiling, sterke daling van de grondwaterspiegel, afval.
JABOTABEK: groei van economie en stad in goede banen leiden, tegengaan illegale zelfbouw.
JABOTABEK is helaas mislukt.
De Geo, tweede fase - havo
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2009
Schema Indonesië actueel
20
Hoofdstuk 3 Werk en welvaart in Indonesië
Wat is de sociaaleconomische positie van Indonesië in het Verre
Oosten en in de wereld?
3.1 Kappen, graven en planten rond de evenaar
►
●
■
■
►
●
■
■
►
■
■
■
►
●
►
●
●
■
►
Primaire sector werd gezien als basis voor verdere ontwikkeling.
Helft van de beroepsbevolking is hier werkzaam.
Grote verschillen: van sterke mechanisering tot zeer arbeidsintensieve.
Mijnbouw is in Indonesië onderdeel van de primaire sector.
Indonesië ie een belangrijke producent van tropisch hardhout.
Belangrijke deviezenbron.
De bosbouw levert veel ruw hout, maar ook steeds meer verwerkte houtproducten. Exportvalorisatie.
Het bosgebied is erg ongelijk verdeeld over Indonesië.
Indonesië is rijk aan delfstoffen: olie, gas, tin, bauxiet en goud.
Ontginning is vaak in handen van buitenlandse ondernemingen, soms als joint venture met binnenlandse
bedrijven. Overheid is eigenaar van rechten van olie- en gasvoorraden.
Indonesië is lid van de OPEC, maar sinds 2004 netto-importeur door uitputting van olievelden.
Sinds de decentralisatiepolitiek geven de natuurlijke rijkdommen meer inkomsten aan de regio’s.
Akkerbouw is de belangrijkste tak van landbouw: kleine bedrijfjes naast grootschalige plantages.
Plantages: opgezet door Nederlanders, nu gestimuleerd door overheid wegens deviezenopbrengst.
Rijstbouw is het hoofdgewas in de bevolkingslandbouw.
Twee soorten: natte en droge rijstbouw.
Sawa’s: uiterst arbeidsintensieve irrigatielandbou, ■ relatief lage opbrengst, ■ vaak kleine bedrijfjes,
■ hoge druk op grond.
Tegalans: naast rijst en andere voedselgewassen ook handelsgewassen.
De buitengewesten voelen zich uitgebuit door hoofdeiland Java.
Agrarische transitie:
■ Crisis van de jaren 80 zorgde voor extra aandacht van de overheid voor de landbouw: groene revolutie,
■ stijgende mecahnisatiegraad, ■ slechts trage de-agrarisatie, ■ toenemen rurale differentiatie.
3.2 Schroeven en schrobben
► 25% van de Indonesische beroepsbevolking werkt in de secundaire sector.
● Na de onafhankelijkheid koos de overheid voor importsubstitutie: deviezenbesparing, meer
onafhankelijkheid, werkgelegenheid en kennis.
■ Inefficiëntie en bureaucratie leidden tot dure producten.
● Na 1980 keuze voor exportgerichtheid, aantrekken MNO’s en verbod op export van ruwe grondstoffen:
exportvalorisatie.
■ De exportgerichte industrie (textiel- en kledingindustrie) is de motor van de Indonesische economie. Veel
productie vindt plaats in Export Processing Zones en in sweatshops.
● Toenemende welvaart, met dip door crisis jaren negentig en rem van sterke bevolkingsgroei en corruptie.
► Omvangrijke gastarbeid, vooral naar Maleisië als reactie op de binnenlandse economische toestand.
Tegenwoordig steeds meer naar Pacific Rim.
■ Positie gastarbeiders is slecht, vooral van vrouwen.
● Veel arbeidsmigranten zijn illegaal: kwetsbare positie.
► De tertiaire sector is kenmerkend voor de stedelijke samenleving:
● formele sector en informele sector / vluchtsector.
■ De tweedeling leidt tot gefragmenteerde modernisatie. De informele sector is belangrijk als opvangnet
voor werklozen en als opstapje naar een officieel bedrijf.
■ Het toerisme is een steeds belangrijker bron van werk, deviezen en inkomsten.
► Op ieder schaalniveau in Indonesië is de centrum-periferietegenstelling terug te vinden. Java is het
De Geo, tweede fase - havo
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2009
Schema Indonesië actueel
21
financiële, het economische en het bestuurscentrum van Indonesië.
● Decentralisatie moet de welvaart in andere delen van Indonesië verbeteren.
3.3 Indonesië in de wereld
► De welvaart in Indonesië groeit gestaag door openstelling voor het buitenland en minder invloed van de
overheid.
► Vijf fasen kenmerken voor de ontwikkeling naar een industriële samenleving: vijfjarenplannen,
brandstoffeneconomie, wereldrecessie, Azië-crisis, mondiale oriëntatie.
● Indonesië is nu een gemengde kapitalistische economie.
► Exportgerichtheid is toegenomen.
● De vrijhandel maakt het land meer kwetsbaar voor wereldwijde ontwikkelingen en koopkracht van
burgers daalt door stijgende olie-invoer.
● Buitenlandse investeringen ontwikkelen de economie.
■ Voordelen: kapitaal, werkgelegenheid, belastinginkomsten. Nadelen: wegvloeien van winst en rente naar
het buitenland en staatsschuld door leningen.
► Indonesië is sterk afhankelijk van Japan, VS en Singapore.
● Fabricage van schoenen, textiel en elektronica is belangrijk.
■ De kwetsbaarheid verminderde door diversificatie van het exportpakket en accent op arbeidsintensieve
productie neemt weer wat toe.
■ Stijgende officiële werkloosheid, economische groei blijft achter bij de buurlanden, politieke instabiliteit,
bureaucratie, corruptie, relatief hoge loonkosten en matige infrastructuur.
► De zeescheepvaart is van levensbelang voor Indonesië. De overheid bevordert de mainportontwikkeling.
► Japan is de grootste handelspartner en investeerder in Indonesië.
► In 2006 sloten China en Indonesië een bilateraal akkoord voor ‘strategisch partnerschap’;
grondstofvoorziening en investeringen in economie. Is de relatie gelijkwaardig?
De Geo, tweede fase - havo
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2009
Schema Indonesië actueel
22
Hoofdstuk 4 Ontbossing in Indonesië
Waarom is het moeilijk om de schadelijke ontbossing in de
regenwouden van Indonesië te stoppen?
4.1 Een uniek ecosysteem
►
●
►
►
►
●
►
●
Tropisch regenwoud groeit in een klimaat dat altijd warm en vochtig is.
Het bos bestaat uit drie etages: hoge woudreuzen, middelste etage, de bosvloer. Hoge biodiversiteit.
De bodem van het regenwoud is arm aan voedingstoffen. Voedingsstoffen worden direct opgenomen.
Waterkringloop: evenwicht tussen het inkomende water en uitgaande water in tropische regenwouden.
Hoge interne stabiliteit en draagkracht.
Bedreiging van draagkracht door verstorende activiteiten van mensen.
Eeuwenlang balans met shifting cultivation.
Door toename vormt de bevolkingsdruk een aanslag op het ecosysteem.
4.2 Indonesisch regenwoud bedreigd
► De Indonesische overheid controleert het regenwoud. Toch grote afname oppervlak bos.
● Oorzaken: legale en illegale commerciële houtkap, opgraven van delfstoffen, hout- en palmolieplantages,
landbouwgrond, ladangbouw, bosbranden.
► Vorm van illegale kap: kap buiten de concessiegebieden, verkoop via buurlanden met vals certificaat.
► Economische en politieke belangen van ontbossing: geld en onafhankelijkheid van regio’s.
● Grote vraag naar hout maakt bestrijding illegale kap moeilijk.
4.3 Gevolgen van de ontbossing
► Ontbossing: verstoring water- en de voedselkringloop.
● Bodemdegradatie door: versneld afstromen van water, bodemerosie, verminderde sponswerking,
uitdroging, versneld afbreken organisch materiaal.
● Kans op overstromingen.
● Verdwijnen voedsel: herstel van vegetatie onmogelijk.
► Aantasting woongebied en cultuur oorspronkelijke bevolking.
► Versterking van het natuurlijke broeikaseffect door ontbossing en drainage van plantagebodems.
● Verdwijnen flora en fauna.
► Moeizame bosbescherming door tweeslachtige overheid. Boswetten en contracten, werken moeizaam.
● Tekort aan geschoold personeel en deskundige bosbouwers, corruptie en slecht toezicht, grote vraag
naar hout, armoede, conflicten over landrechten.
► Certificeringsysteem komt moeizaam van de grond.
► Hazard management moet schade beperken.
De Geo, tweede fase - havo
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2009
Schema Indonesië actueel
23
Hoofdstuk 5 Conflicten in Indonesië
Waarom kent Indonesië etnische conflicten en hoe gaan bevolking
en regering daarmee om?
5.1 Etnische en culturele diversiteit
► Circa 360 volken wonen verspreid over de archipel.
● Grote verschillen in cultuur en ras door migratie, kooplieden en koloniale overheersing.
■ Complexe verwantschapsstructuren. Volken hechten meer waarde aan eigen regels dan aan regels
van de staat.
► Zeven miljoen Chinezen in Indonesië, vooral op Java.
● Economische migranten, succesvol in (tussen)handel. Afgunst inheemse bevolking.
● Kleine groep Chinezen veel economische invloed.
► Regering sluit handelsovereenkomsten met Chinezen maar maakt hen ook tot zondebok.
● Discriminatie, gedwongen assimilatie en integratie.
► Arabische kooplieden: islam, kolonisatie: christendom.
● De godsdiensten verspreidden zich door economische ontwikkeling en politieke macht.
► De staat is seculier. Vrijheid van godsdienst.
● Geen politieke islam.
5.2 Beheersing van conflicten
►
►
●
►
●
●
●
►
●
●
►
●
►
►
●
►
●
►
●
Molukken: 40% christen (vooral het zuiden) en ruim 50% moslim (vooral het noorden).
Het bloedigste conflict tussen de religieuze groepen tussen 1999-2002.
Oorzaak: bevoordelen christenen in verleden.
Eenheidsstaat 1949: meerderheid moslim. Christelijke afscheiding werd onderdrukt.
Voortrekken moslims bij overheidsaanstellingen.
Toenamen moslims door migratie.
Geweld eindigde met wapenstilstand in 2002. Nog steeds brandhaard.
Aceh wil zelfbestuur en autonomie (regionalisme).
Regering heeft strategische en economische belangen. Onderdrukking zelfstandigheid. Meer macht
aan lokale overheden moet roep om onafhankelijkheid indammen.
Verzet Aceh onder invloed van streng islamitisch geloof.
Wortels van veel conflicten in het verleden.
Grenzen uit koloniaal verleden botsen met zelfbeschikkingsrecht.
Soekarno en Soeharto: streng centraal bestuur, dictatuur.
Centripetale krachten: eenheid via nation building.
Transmigratiepolitiek, Javanisering, eenheidstaal (Bahasa Indonesia).
Na Soeharto meer ruimte voor democratie.
Onafhankelijkheid Oost-Timor 2002.
Dubbelhartig beleid: meer vrijheid en hardhandig ingrijpen.
Vrees voor afbrokkeling van de macht leidt tot niet-wettelijke besluiten, machtsvacuüm en politieke
instabiliteit.
De Geo, tweede fase - havo
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2009
Download