KAMPEN IN NEDERLAND Tweede Wereldoorlog

advertisement
KAMPEN IN NEDERLAND
Tweede Wereldoorlog
Een informatiepakket voor een werkstuk of spreekbeurt
COLOFON
Tekst: Herman Bosman, Harry de Ridder en Olav Jansen
Illustraties: CMO en zijn licentiegevers, Flickr, Nederlands Instituut voor Oorlogs Documentatie, Het Open Archief, Wikipedia
De inhoud is met zorg samengesteld. Mocht u van mening zijn dat inbreuk is gedaan
op uw auteursrechten of beeldrechten, dan verzoeken wij u vriendelijk contact met
ons op te nemen via [email protected].
Centrum voor Mondiaal Onderwijs
Postbus 9108
6500 HK Nijmegen
tel. 024-3613074
e-mail: [email protected]
http://www.cmo.nl
De Scriptieservice Nieuwe Stijl is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van Kerk en
Wereld en door een solidariteitsbijdrage van de gezamenlijke religieuzen in Nederland via de
commissie PIN.
© Centrum voor Mondiaal Onderwijs, Nijmegen, 2010
II
INHOUD
Nederland in de Tweede Wereldoorlog
Wat is een concentratiekamp?
Géén Duitse uitvinding
Doorgangs– en vernietigingskampen: de holocaust
pag. 1
pag. 2
pag. 3
pag. 4
Concentratiekampen in Nederland
Vijf concentratiekampen
De holocaust in Nederland
pag. 6
pag. 6
pag. 7
De vijf kampen nader bekeken
Schoorl
Erica bij Ommen
Amersfoort
Herzogenbusch bij Vught
Westerbork
pag. 10
pag. 10
pag. 11
pag. 12
pag. 13
pag. 14
(Over)leven in een concentratiekamp
Dagelijks leven in een concentratiekamp
Kampleiding en bewakers
Dwangarbeid
Voedsel en water
Huisvesting
Verzet en vluchtpogingen
Hulpverlening
Het Nederlandse Rode Kruis
pag. 15
pag. 15
pag. 16
pag. 17
pag. 17
pag. 18
pag. 19
pag. 19
pag. 20
Terug uit het kamp, maar waarheen?
Joodse gemeenschap vrijwel verdwenen
Ex-kampgevangenen kunnen moeilijk aarden
KZ-syndroom, een lang verborgen probleem
Genoegdoening
Herdenkingen en monumenten
pag. 21
pag. 21
pag. 22
pag. 23
pag. 23
pag. 24
Aantekeningen
pag. 25
Meer op internet
pag. 27
III
IV
NEDERLAND IN DE TWEEDE WERELDOORLOG
Op 10 mei 1940 vallen Duitse troepen Nederland binnen en raakt Nederland bij de
Tweede Wereldoorlog betrokken. Daarmee begint een bezettingstijd die vijf jaar duurt.
In die periode bouwen de Duitse bezetters speciale kampen, concentratiekampen. In
deze kampen sluiten de bezetters vooral joden en verzetsstrijders op en laten hen als
dwangarbeiders werken. Vrijwel alle joodse gevangenen zijn uiteindelijk naar Duitsland vervoerd en vermoord en ook veel van de andere gevangenen vinden de dood.
Op 1 september 1939 vallen Duitse
troepen Polen binnen. Engeland en
Frankrijk verklaren Duitsland daarop
de oorlog. Zo begint de Tweede Wereldoorlog. De Nederlandse regering
onder leiding van premier de Geer
kiest geen partij voor of tegen Duitsland. Nederland blijft neutraal. De
regering hoopt daarmee te voorkomen dat Duitsland ook Nederland
aanvalt.
Maar op 10 mei 1940 gebeurt dat
tóch. Nederlandse troepen zijn niet
opgewassen tegen Duitse soldaten
die met tanks het land binnentrekken of door vliegtuigen boven ons
land worden gedropt. Als bovendien
op 14 mei Rotterdam wordt gebombardeerd en de Duitsers dreigen om
ook Utrecht en andere steden te
bombarderen, besluit opperbevelhebber Winkelman van het Nederlandse leger om zich over te geven.
Deze capitulatie wordt op 15 mei
getekend. Vanaf die dag bestuurt
Seyss-Inquart het land. Hij mag zich
landvoogd of rijkscommissaris noemen en is aangesteld door Hitler, de
leider van de Duitsers.
Rotterdam na het bombardement
Koningin Wilhelmina, haar familie, haar hofhouding en de ministers wijken uit naar
Londen. De koningin en de ministers vormen daar een regering in ballingschap.
De capitulatie is voor de meeste Nederlanders een tragische gebeurtenis, maar het
leven van alledag lijkt al snel weer zijn loop te nemen. Maar schijn bedriegt.
Steeds meer artikelen, vooral etenswaren, kleding en zeep, worden schaars en iedereen mag er per week of per maand maar een beperkte hoeveelheid van kopen. Na 8
uur ‘s avonds mag niemand de straat op, tenzij met toestemming van de autoriteiten.
Buiten mag nergens licht branden en alle ramen van de huizen moeten worden verduisterd.
1
Steeds meer mannen worden opgepakt en naar Duitsland gestuurd om daar in
fabrieken te werken. Vele mannen duiken onder om niet opgepakt te worden. Ook
joden, zigeuners en mensen die uit politieke en godsdienstige overtuiging tegen het
Duitse bewind zijn, lopen kans te worden opgepakt en duiken onder.
De bezetters richten concentratiekampen op in Herzogenbusch bij Vught, in Erica bij
Ommen, in Schoorl, Amersfoort en Westerbork. Telkens worden er joden, zigeuners
en tegenstanders van het Duitse bewind opgepakt en in deze kampen gezet. Veel
joden en verzetsstrijders duiken onder om niet in een kamp terecht te komen. De
bezetters richten ook bij Haaren en bij Sint Michielsgestel een kamp op voor
strafgijzelaars. Dat zijn mensen die worden opgepakt als vergelding voor een aanslag
die gepleegd is door verzetsstrijders.
Op 6 juni 1944 landen Geallieerde troepen (vooral Amerikanen en Britten) in Normandië. Van daar uit trekken ze op naar het noorden. De bevrijding van Nederland lijkt
een kwestie van weken te zijn. De wildste geruchten doen de ronde over de snelheid
van hun opmars.
Op 5 september slaan Duitse soldaten massaal op de vlucht, omdat ze geloven dat de
Geallieerden er elk moment zullen zijn. Maar de opmars loopt vast als tussen 17 en 21
september een poging om vanuit de lucht Arnhem in te nemen mislukt. Brabant en
Limburg zijn dan al bevrijd, maar Zeeland wordt pas in november door de Geallieerden ingenomen en de rest van het land pas na de winter van 1945. Pas op 5 mei
1945, als de Duitse troepen in Nederland zich hebben overgegeven aan de Geallieerden, is heel Nederland bevrijd. De meeste Nederlanders die in concentratiekampen
terecht zijn gekomen hebben de kampen niet overleefd.
Wat is een concentratiekamp?
Een concentratiekamp is een omheind en bewaakt terrein met barakken, gebouwen of
tenten waar mensen gevangen worden gehouden.
2
Honderden of zelfs duizenden mensen zitten opeengepakt, geconcentreerd op een niet
al te groot terrein ondergebracht, vandaar de naam concentratiekamp. Daar moeten
ze hard werken en worden ze door bewakers vaak mishandeld en vernederd. Vaak zijn
de onderkomens niet berekend op zoveel mensen. Er is te weinig sanitair, de
behuizingen kunnen onvoldoende of helemaal niet worden verwarmd, er is niet altijd
of helemaal geen stroom of schoon drinkwater en riolering. Hierdoor kunnen
gevangenen zich niet goed schoonhouden; ze raken besmet met tuberculose,
dysenterie of een andere infectieziekte en krijgen last van luizen, schurft en eczeem.
Als het in het gebied waar het kamp ligt
winterweer wordt, lopen gevangenen groot
gevaar op onderkoeling en bevriezing. Ook
de voedselvoorziening is soms onvoldoende. Vooral als de gevangenen elke dag
zware lichamelijke arbeid moeten verrichten, krijgen ze te maken met ondervoeding.
Mensen worden om verschillende redenen
in een concentratiekamp opgesloten. Ze
zitten daar hun straf uit net als mensen in
een gevangenis of wachten daar tot hun
strafproces begint. Of ze worden opgesloten omdat ze om politieke of godsdienstige
redenen tegen de regering zijn en volgens
de regering een gevaar zijn voor orde en
veiligheid in het land. Of ze behoren tot
een bevolkingsgroep die volgens de regering niet in het land thuishoort. Tot slot
komen mensen in concentratiekampen terecht omdat ze niet kunnen werken of omdat ze zich volgens de regering niet aan
kunnen passen aan de maatschappij,
zwervers bijvoorbeeld.
Omheining en wachttoren
van een concentratiekamp
Kortom: een concentratiekamp is een afgesloten en bewaakt terrein waar mensen uit
een groot gebied bijeen worden gebracht en gevangen gehouden omdat ze volgens de
autoriteiten niet in de maatschappij thuishoren. Ook in Nederland is dat gebeurd, tijdens de bezettingsjaren.
Géén Duitse uitvinding
De concentratiekampen van het nazi-regime in Duitsland zijn de bekendste voorbeelden van concentratiekampen maar niet de eerste. Het woord ‘concentratiekamp’ is afgeleid van het Engelse woord ‘concentration camp’. Het zijn dan ook Engelsen die de
eerste concentratiekampen ter wereld bouwen. Dat is in Zuid-Afrika tijdens de Boerenoorlog in 1900. De Engelsen vechten dan tegen de boeren of Afrikaners, afstammelingen van Nederlandse kolonisten, die tegen het Engelse bestuur in opstand zijn gekomen. De Engelsen sluiten krijgsgevangen Boer-soldaten in concentratiekampen op. En
ook hun families, anders zouden die de opstand blijven steunen. Ook opstandige zwarten komen in kampen terecht.
3
Als in 1933 de partij van de nazi’s de parlementsverkiezingen in Duitsland wint en
Hitler rijkskanselier wordt (en kort daarop dictator van het land) richt de Duitse
militaire beweging Schutz Staffel of SS concentratiekampen op. De eerste komt in
Dachau bij München te staan. Daar worden eerst tegenstanders van het nazibewind in
opgesloten, zoals communisten, Jehova’s getuigen en priesters. Daarna volgen
mensen die Hitler Untermenschen noemt: minderwaardige mensen. Dat zijn volgens
hem de joden, de zigeuners en de woonwagenbewoners. Opgesloten worden ook
mensen die volgens de nazi’s niet kunnen werken of zich niet aan de maatschappij
kunnen aanpassen: gehandicapten, homoseksuelen, zwervers en misdadigers. Veel
gevangenen worden uitgebuit als dwangarbeiders. Tijdens de oorlogsjaren komen ook
krijgsgevangenen uit landen waartegen Duitsland oorlog voert in kampen terecht .
De joodse wijk in Amsterdam, afgegrendeld door Duitsers
Doorgangs- en vernietigingskampen: de holocaust
Hitler wil niet alleen mensen opsluiten in kampen die volgens hem niet in de
maatschappij thuishoren, ook wil hij álle joden en zigeuners in speciale kampen
bijeenbrengen en uit de weg ruimen. In de loop van 1941 gebeurt dat al met
zigeuners en homoseksuelen in Duitsland en Polen. Ook worden al in vroeg in de
oorlog joden vermoord door speciale troepen, meestal bestaande uit SS’ers. Die
trekken langs steden en dorpen in Polen, jagen joden bij elkaar en schieten die dood.
Ook volgen zulke groepen het oprukkende leger Rusland in. Telkens als een dorp of
stad is ingenomen, worden de joden die daar wonen bijeengedreven en vermoord.
Maar dit alles is slechts de aanloop tot het uitvoeren van een plan dat Hitler al klaar
heeft liggen en dat hij Endlösung (eindoplossing) noemt.
4
In januari 1942 werken ambtenaren dit plan verder uit aan de hand van ervaringen
opgedaan bij de moordcampagnes in 1941.
Eerst worden de joden in bezette gebieden gedwongen om in getto’s te wonen,
afgesloten gebieden waar niemand in- of uit mag. Daar worden joden uit heel bezet
Europa naar toe gebracht. In Polen zijn de meeste getto’s. Ook in Amsterdam is er
een joods getto.
Daarna worden enkele kampen omgebouwd tot vernietigingskampen. Daar worden
joden heengevoerd en vermoord. De kampen krijgen gaskamers om de gevangenen te
doden en ovens om de doden te verbranden. Er komen vier vernietigingskampen:
Auschwitz, Sobibor, Treblinka en Buchenwald. Het zijn de eerste kampen in hun soort.
In Auschwitz alleen al worden vier miljoen joden vermoord.
Op weg naar de vernietigingskampen
Joden in de wagon
In totaal vallen zes miljoen joden ten prooi aan deze moordcampagne die nu de
holocaust (Grieks voor: brandoffer) genoemd wordt. Joden worden niet alleen uit
getto’s naar de vernietigingskampen doorgestuurd, maar ook uit concentratiekampen
waar joden tijdelijk zijn ondergebracht. Deze kampen worden daarom ook wel
doorgangskampen genoemd. In Nederland dient het kamp in Westerbork als
doorgangskamp.
In 1941 is een kleine gaskamer beproefd in kasteel Hartheim in Duitsland dat als
concentratiekamp is ingericht. Joden, die uit concentratiekamp Schoorl zijn
aangevoerd, hebben als proefpersonen gediend.
In Auschwitz zijn gifgassen uitgeprobeerd op krijgsgevangenen. Aan de hand van deze
proeven zijn de gaskamers in de vernietigingskampen ontworpen en gebouwd.
De nazi’s weten bijna alle zogenaamde Untermenschen te vermoorden. Ze proberen
alle sporen van de moordcampagnes uit te wissen als blijkt dat Duitsland de oorlog
van de Geallieerden gaat verliezen. Ze verbranden archieven en ontruimen
concentratiekampen waarbij gevangenen worden gedwongen in moordende marsen
weg te trekken van het front van de oprukkende Geallieerden. Maar de misdrijven van
de nazi’s komen tóch aan het licht doordat Geallieerden concentratiekampen vinden
voordat die zijn ontruimd.
5
DE CONCENTRATIEKAMPEN IN NEDERLAND
Tijdens de bezettingsjaren hebben de Duitse autoriteiten concentratiekampen in
gebruik in Nederland. De Nederlandse SS onder leiding van Rauter beheert deze
kampen. In dit hoofdstuk leggen we uit hoe het zich voor de joden ontwikkeld heeft.
De joden liepen het grootste risico. Driekwart van de joden in Nederland werd naar
Duitsland gevoerd en vermoord.
Vijf concentratiekampen
In Nederland zijn er vijf concentratiekampen geweest en twee verblijfplaatsen voor
strafgijzelaars. Van de vijf kampen zijn er drie door de Duitse bezetters ingericht:
Herzogenbusch, Erica en Amersfoort. Alleen Herzogenbusch is pas ná de Duitse inval
gebouwd. Die in Schoorl en Amersfoort waren legerkampen, die door het Nederlandse
leger zijn opgericht. Dat was tijdens de mobilisatie van eind 1939 en begin 1940. Toen
had de regering een groot aantal reservisten (mensen die hun militaire dienstplicht
hadden gedaan) opgeroepen omdat zij dacht dat Duitse troepen Nederland binnen
zouden vallen.
Reservisten tijdens de mobilisatie in 1939
Na de capitulatie op 15 mei 1940 worden de kampen concentratiekampen.
Ook het kamp Erica bestaat al vóór de Duitse inval. Daar komen regelmatig
aanhangers van de godsdienstige beweging van de theosofen bijeen. Het kamp bij
Westerbork ten slotte, wordt in 1939 door de Nederlandse regering opgericht om
Duitse joden op te vangen. Die waren naar Nederland gevlucht voor het naziregime.
In het volgende hoofdstuk op pagina 10 geven we een beschrijving van de kampen.
6
De holocaust in Nederland
In de 17e eeuw ontstaat er in Nederland een
joodse gemeenschap doordat joden uit Portugal naar Nederland komen. De meeste joden wonen in Amsterdam. Nederland staat
bij joden in Europa bekend als gastvrij voor
vluchtelingen en veilig. Ook al hebben sommige mensen een afkeer van en vooroordelen tegen joden, vervolgd worden ze niet. De
joden in Nederland hebben zelfs evenveel
grondrechten (van godsdienst en beroep met
name) als de andere Nederlanders.
Belgische vluchtelingen
in 1914 in Nederland
Maar dat begint te veranderen als in 1933 in
Duitsland Hitler met zijn partij van de nazi’s
aan de macht komt. Talrijke joden in Duitsland wijken naar het buitenland uit, onder
meer naar Nederland. Maar de Nederlandse
regering wil al deze vluchtelingen niet toelaten. In de Eerste Wereldoorlog ging dat nog
anders: dan laat Nederland één miljoen
vluchtelingen (vooral Belgen) toe en groeit
daarmee van 6 naar 7 miljoen inwoners.
Waarom wil Nederland vlak voor de Tweede Wereldoorlog bijna geen vluchtelingen
toelaten? Dat heeft alles met de economische toestand in die tijd te maken. Nederland
herstelt langzaam van de crisisjaren (tussen 1929 en 1939), een tijd waarin het slecht
gaat met de economie en veel mensen geen werk hebben. De werkloosheid blijft na
1933 groot en men is bang dat het nóg moeilijker wordt om een baan te vinden als
grote groepen vluchtelingen het land binnenkomen en banen krijgen. Ook wil de
Nederlandse regering op goede voet blijven staan met Duitsland. Bovendien wil de
regering de kosten van opvang van de joodse vluchtelingen niet betalen. De joodse
gemeenschap doet dat dus zelf, vooral via het Comité voor Bijzondere Joodsche
Belangen. Vluchtelingenkampen, waaronder die bij Westerbork, worden door de
joodse gemeenschap bekostigd. Pas na de Kristallnacht op 9 november 1938, als
overal in Duitsland SS’ers en relschoppers joden mishandelen en synagogen en
winkels in brand steken, wil de regering meer vluchtelingen toelaten. De vluchtelingen
die Nederland in mogen, zullen niet bepaald de indruk hebben gekregen dat ze
welkom zijn. Ze moeten in kampen wonen, op terreinen met prikkeldraad afgezet.
Er komen tientallen van zulke kampen. In
1939 worden ze opgeheven als het opvangkamp in Westerbork gereedkomt. De
vluchtelingen mogen niet werken en ze
krijgen geen toestemming om zich voorgoed in Nederland te vestigen. De regering wil ze na verloop van tijd weer terugsturen naar Duitsland. Dat joden in Nederland hun opvang betalen, zorgt ervoor
dat sommige Nederlandse joden deze
vluchtelingen liever zien gaan dan komen.
Brand in een synagoge; Kristallnacht
7
Na de capitulatie op 15 mei 1940 krijgen ook de joden die altijd in Nederland hebben
gewoond met discriminatie te maken en daarna met vervolging. Net als in Duitsland
zelf wil Hitler Nederland judenfrei maken, dat wil zeggen dat er in heel Nederland niet
één jood mag blijven leven.
In oktober 1940 moeten alle ambtenaren en bewijs aanvragen waarin staat dat ze van
‘Arische’ (= blanke en niet-joodse) afkomst zijn. De bezetters hopen dat joodse
ambtenaren dat zullen weigeren, zodat ze naderhand makkelijk op te sporen zijn.
Maar de actie mislukt doordat ook de meeste niet-joodse ambtenaren geen
Ariërverklaring aanvragen.
Daarna worden alle joden die bij de overheid en in het onderwijs werken, ontslagen.
Dat leidt tot felle protesten van studenten in Leiden en Delft. Vervolgens roept het
Duitse bestuur de Joodsche Raad in het leven. Die moet namenlijsten opstellen van
alle joden in Amsterdam. Op die manier hopen de bezetters alle joden te kunnen
opsporen.
Razzia op het Daniël Meyerplein in Amsterdam
Op 21 en 23 februari 1941 vinden in Amsterdam de eerste razzia’s tegen joden plaats,
politieacties waarbij grote aantallen mensen worden opgepakt. 425 joden worden
opgepakt en daarna in concentratiekamp Schoorl opgesloten.
Deze razzia’s zijn het werk van de Sicherheitspolizei, de geheime politie die een
afdeling is van de Schutz Staffel of kortweg SS. De SS is een militaire organisatie die
onder direct bevel van Hitler staat.
Uit protest tegen de razzia’s roepen dokwerkers en andere arbeiders in Amsterdam op
25 februari een grote staking uit, de Februaristaking.
Het blijft niet bij deze twee razzia’s. Eind 1941 beginnen knokploegen van
medewerkers van de WA (Weerstands Afdeling, militante afdeling van de NSB, de
Nationaal-Socialistische Beweging) joden af te tuigen en hun bezittingen te vernielen.
8
Daarna vinden in Amsterdam en ook elders in het land nog meer razzia’s plaats. Joden
worden opgepakt of moeten zich voor deportatie aanmelden. Ze worden naar
Westerbork gevoerd en van daaruit op transport gesteld naar het vernietigingskamp
Auschwitz of Sobibor of naar de dwangarbeiderskampen Theresienstad of BergenBelsen (waar bijvoorbeeld Anne Frank sterft).
Sommige mensen verzetten zich tegen de jodenvervolging door joden te helpen
onderduiken of te vluchten naar niet-bezette gebieden in Europa. Maar andere mensen
die achter het Duitse regime staan en daarom collaborateurs genoemd worden, helpen
bij het opsporen van joden. Ook de overheid is betrokken bij de jodenmoord. Zo zorgt
de Nederlandse Spoorwegen voor vervoer van de joden van Westerbork naar de
Duitse grens. De Joodsche Raad helpt voedsel en kleding inzamelen en naar
Westerbork brengen. Die worden uitgedeeld aan joden die daar op transport worden
gesteld.
Leden van de WA
In 1940 zijn er ruim 160.000 joden in Nederland onder wie 22.500 joden die uit Duitsland
zijn gevlucht. Van hen zijn er 104.000 omgebracht. Van de joodse gemeenschap is bijna
niets meer over. In een stad als Nijmegen bijvoorbeeld hebben van de 552 joden die er in
1940 woonden maar 13 de oorlog overleefd!
Niet alleen joden worden tijdens de bezettingsjaren gevangengenomen en weggevoerd,
ook zigeuners en andere woonwagenbewoners
ondergaan dit lot.
9
DE VIJF KAMPEN NADER BEKEKEN
Schoorl
Het legerkamp Schoorl wordt vanaf juni 1940 door het nieuwe Duitse bestuur beheerd
en als concentratiekamp ingericht. Hier worden mensen opgesloten die volgens de
Duitse bezetters een gevaar vormen voor orde en veiligheid. Het gaat om burgers uit
landen waarmee Duitsland in oorlog is. Deze burgers komen uiteindelijk vrij of worden
uitgewisseld tegen gevangengenomen Duitse soldaten in Palestina.
Verplichte ochtendgymnastiek in het kamp
Vanaf februari 1941 komen er joden en politieke gevangenen zoals kopstukken van de
CPN (Communistische Partij Nederland), de CHU (Christelijk-Historische Unie) en de
ARP (Anti-Revolutionaire Partij), politieke partijen uit die tijd. Ze worden niet
vrijgelaten maar naar andere concentratiekampen gevoerd, onder meer naar die in
Amersfoort. Het kamp wordt dus als doorgangskamp voor politieke gevangenen
gebruikt. Ook zijn er strafgevangenen die uit de gevangenis in Scheveningen waren
overgebracht en strafgijzelaars. Deze laatste gevangenen worden opgepakt en enkele
dagen of weken vastgehouden als vergelding voor anti-Duitse acties in de omgeving
van Schoorl.
In het kamp staan barakken, ieder met slaapplaatsen en een eetzaal. Er zijn ook
enkele wasgelegenheden en toiletten. Er was plaats voor ruim 600 personen maar
soms zijn er 1.200 gevangenen ondergebracht. Alleen de eetzaal is verwarmd.
De gevangenen zijn mannen, maar er is ook een groep Engelse vrouwen gehuisvest
geweest. De leiding van het kamp en de bewaking van de gevangenen zijn in handen
van Duitsers. De burgers worden redelijk behandeld, de strafgijzelaars minder goed en
de joden gewoon slecht.
Op 26 oktober 1941 wordt Schoorl opgeheven en neemt het concentratiekamp in
Amersfoort de functie van doorgangskamp voor politieke gevangenen over.
10
Erica bij Ommen
Dit kamp ligt op een landgoed bij Ommen en bestaat uit huisjes en barakken. In juni
1941 nemen de Duitsers het kamp over, laten er barakken bijbouwen en noemden het
Arbeitseinsatzlager (= werkkamp) Erica. Gevangenen komen er nog niet. Het kamp
wordt eerst gebruikt om mensen op te leiden tot bewakers voor concentratiekampen.
Pas in juni 1942 wordt Erica daadwerkelijk een werkkamp. Er is plaats voor 1.300
mensen. De eerste groep gevangenen in het kamp bestaat uit strafgevangenen voor
wie in gevangenissen in Nederland geen plaats meer is; die gevangenissen zijn op dat
moment overvol. De gevangenen zijn veroordeeld voor misdrijven als diefstal, fraude
en zwarte handel. Van de 2.300 veroordeelden die in Erica zijn geweest, wordt
ongeveer de helft weggevoerd naar Duitsland om te werken in fabrieken of in de
Duitse werkkampen Heerte en Keulen.
Het kamp in Ommen
In mei 1943 kwam de tweede groep gevangenen. Dat zijn studenten die weigeren de
Loyaliteitsverklaring aan de bezetter te tekenen. In het kamp worden ze gedwongen
dat alsnog te doen. Daarna worden zij als dwangarbeiders naar Duitsland weggevoerd.
Ook zijn er enkele joden in het kamp opgesloten geweest.
Het kamp staat onder leiding van Schwier en Diepgrond. De bewaking is in handen
van Duitse en Nederlandse SS’ers en kapoets. Dat zijn gevangenen die tot bewakers
zijn opgeleid (en het zelf een stuk beter krijgen). In februari 1944 neemt de Duitse
politie de leiding van het kamp over nadat Diepgrond op eigen houtje gevangenen
heeft vrijgelaten.
Het kamp blijft in gebruik tot Geallieerde troepen tot in Overijssel zijn doorgedrongen.
Op 4 april 1945 wordt het kamp ontruimd en moeten de gevangenen te voet naar het
kamp in Westerbork lopen. Op 19 april nemen Geallieerden het kamp in.
11
Amersfoort
Het kamp was net als die bij Schoorl een
legerkamp voor Nederlandse soldaten. Na
de capitulatie nemen Duitse soldaten hun
intrek. Het kamp wordt in augustus 1941
ingericht als concentratiekamp. Amersfoort
wordt een doorgangskamp voor politieke
gevangenen onder wie geestelijken en
Jehova’s Getuigen. Ook joden, zigeuners,
homoseksuelen, Russische krijgsgevangenen, strafgevangenen en strafgijzelaars
worden daar opgesloten. De verschillende
groepen gevangenen zijn te herkennen
aan gekleurde symbolen op hun kleding.
Homoseksuelen bijvoorbeeld zijn herkenbaar een roze driehoek op hun kleding.
Joden dragen een gele ster.
Begin 1943 worden alle gevangenen naar het kamp Herzogenbusch bij Vught
overgebracht en wordt het kamp tijdelijk gesloten.
Van mei 1943 tot april 1945 is het een doorgangskamp voor joden, zigeuners,
woonwagenbewoners en politieke gevangenen. Ook mensen die geweigerd hebben
zich voor de Arbeitseinsatz te melden en Geallieerde krijgsgevangenen komen daar
terecht.
Het kamp staat onder leiding van Duitse SS’ers. Van hen zijn vooral Berg en Kotälla
berucht en gevreesd, omdat ze gevangenen mishandelen of zelfs doden. De bewakers
zijn Nederlandse SS’ers van het ‘Wachtbataljon’ en kapo’s. De laatsten zijn
gevangenen die bereid zijn als bewaker op te treden, te vergelijken met de kapoets in
kamp Erica (zie vorige pagina).
De latrines
Op 19 april 1945 draagt de leiding het kamp over aan het Rode Kruis. Wel nemen de
SS’ers 70 gevangenen als gijzelaars mee. Op 7 mei wordt het kamp door de
Geallieerden bevrijd.
12
Herzogenbusch bij Vught
De Duitse regering besluit in 1942 dit kamp te bouwen, omdat er in Westerbork te
weinig plaats is voor joden uit Nederland. Ook willen de Duitsers tevens buiten Duits
en Pools gebied over doorgangs- en werkkampen beschikken.
Als in januari 1943 de eerste gevangenen arriveren, is het kamp nog niet voltooid en
moeten de gevangenen barakken helpen bouwen. Ze hebben te kampen met
winterkou en te weinig sanitair en er is niet genoeg te eten.
Herzogenbusch is net als Amersfoort een doorgangskamp voor politieke gevangenen.
Ook zitten hier strafgijzelaars, verzetsmensen uit België (die na korte tijd worden
terechtgesteld) en gevangenen die moeten wachten op hun strafproces. Ook is het
kamp een doorgangskamp voor joden. De Joodsche Raad gelooft echter dat de joden
net als de andere gevangenen in het kamp moeten blijven werken. Ook joodse
gevangenen denken dat en de kampleiding doet van alles om ze in hun waan te laten.
Joodse kinderen in het kamp krijgen voor dit doel zelfs onderwijs. Toch worden vanaf
januari 1943 joden naar Westerbork of een ander concentratiekamp afgevoerd.
Het kamp staat onder leiding van SS-officieren, De bewakers zijn kapo’s. De meeste
kapo’s komen uit Polen en Duitsland en zijn strafgevangenen; enkele kapo’s zijn
politieke gevangenen.
Als op 5 en 6 september 1944 het gerucht gaat dat de Geallieerden in aantocht zijn,
ontruimt de leiding het kamp en laten ze 3200 gevangenen overbrengen naar
concentratiekampen in Duitsland. Enkele gevangenen worden vrijgelaten. De leiding
draagt het kamp over aan officieren van het Duitse leger en gaat er dan vandoor. Op
22 september neemt het Nederlandse Rode Kruis de leiding van het kamp over. Als
alle gevangenen elders onderdak hebben gekregen, wordt het kamp gesloten.
13
Westerbork
Het kamp is op het moment dat de Duitsers Nederland binnenvallen een opvang voor
joodse vluchtelingen uit Duitsland. Na de capitulatie beheert het Ministerie van Justitie
het kamp en kampleider Schol laat de vluchtelingen werken. Joden uit Duitsland
houden daarbij toezicht.
Westerbork wordt op 1 juli 1942 een doorgangskamp voor joden, zigeuners,
woonwagenbewoners en krijgsgevangenen uit Nederland.
Tot de Geallieerden het kamp in april 1945 innemen, wordt het geleid door
medewerkers van de Sicherheitspolizei. Van oktober 1942 tot april 1945 staan
Gemmeker en zijn vrouw aan het hoofd.
Dat het kamp uitsluitend als doorgangskamp bedoeld is, wordt onderstreept door de
aanleg van een perron in het kamp waar treinen stoppen.
Barakken, kamp Westerbork
Slaapzaal in de barakken
Bijna iedere dinsdag vertrekt een trein met joden uit het kamp naar Duitsland. In
totaal zijn er 93 treinen van Westerbork naar de vernietigingskampen in Auschwitz
gegaan.
SS’ers en marechaussee zorgen voor de bewaking van het terrein. Ook politiemensen
uit Amsterdam helpen om het terrein te bewaken. In het kamp zelf wordt het
dagelijkse leven vrijwel geheel door joden geregeld. Ze helpen bij de inschrijving van
nieuwe gevangenen en het in bewaring nemen van hun eigendommen die deze
moeten afstaan. De kampleider beslist wie wanneer op transport moet, maar het zijn
joodse medewerkers die de transporten helpen afhandelen en de leiding vertellen wie
er volgens hen op transport moesten.
Waarom doen juist joden zulk werk? Ze willen het vaak zelf omdat ze gevangenen dan
beter kunnen behandelen dan SS’ers zouden doen. Ook weten zij dat joods personeel
niet op transport gesteld wordt. Ze wilden hun posities dan ook niet aan Nederlandse
joodse gevangenen afstaan en dat zet bij de Nederlandse joden kwaad bloed.
14
(OVER)LEVEN IN EEN CONCENTRATIEKAMP
Een concentratiekamp is een soort gevangenis en daarom alleen al is het geen pretje
om daar te leven. Sommige gevangenen hebben ook nog weinig te eten, zijn vaak
ziek, moeten hard werken en worden uitgescholden of zelfs mishandeld door
bewakers. Leven in een concentratiekamp komt dan neer op proberen te overleven.
Dagelijks leven in een concentratiekamp
Als een nieuwe gevangene in een concentratiekamp aankomt, moet hij zich in laten
schrijven in het ‘kampboek’. In dit boek wordt ook bijgehouden welke gevangenen
worden vrijgelaten, naar een ander kamp worden vervoerd of sterven. Ook moet de
nieuwe gevangene zijn eigendommen (geld en sieraden bijvoorbeeld) afgeven aan
bewakers en zijn kleding verwisselen voor kampkleding die alle gevangenen moeten
dragen.
Daarna moet hij hard werken, en eten en slapen onder primitieve omstandigheden.
Ook moeten alle gevangenen regelmatig op appèl komen, meestal tweemaal per dag.
Ze verzamelen zich dan op een open ruimte, stellen zich op in colonnes en dan tellen
bewakers de gevangenen. Het appèl verloopt volgens een vast en ingewikkeld ritueel
waarbij gevangen op commando salueren en lichaamsoefeningen doen.
Het appèl duurt een paar uur. Soms wordt er een extra appèl gehouden bij wijze van
straf, als er een gevangene ontsnapt is uit het kamp bijvoorbeeld.
Tijd voor andere zaken dan werk is er in de avonduren. Gevangenen vormen clubs
voor denksporten en richten toneel-, muziek- en cabaretgroepen op. In Westerbork
treedt wekelijks een cabaretgroep op. In Schoorl studeren gevangenen op een
miniatuur-universiteit die daar is opgericht. In Herzogenbusch en Westerbork is er ook
onderwijs voor de kinderen onder de gevangenen. In enkele kampen mogen
gevangenen gebedsdiensten houden waarin een dominee, pastor of rabbi voorgaat. In
Amersfoort en Vught daarentegen is het houden van gebedsdiensten en het vieren van
religieuze feestdagen verboden.
15
Kampleiding en bewakers
De Nederlandse concentratiekampen staan onder beheer van de SS. De kampen zelf
worden geleid door Duitsers, behalve kamp Erica waar Nederlanders het bewind
voeren. In een concentratiekamp hebben gevangenen bij de bewakers niets te
vertellen, net als in een gewone gevangenis. Bewakers delen bevelen uit en als
iemand een bevel niet of onvoldoende opvolgt, scheldt de bewaker hem de huid vol.
Bewakers sarren gevangenen omdat ze jood zijn, of priester of een bepaalde politieke
overtuiging hebben. En soms gaat een bewaker over tot slaan of marteling.
Het verschilt van kamp tot kamp of gevangenen vaak worden mishandeld of slechts bij
uitzondering.
Kampbewakers in Schoorl
In Schoorl, Westerbork en Herzogenbusch mishandelen bewakers gevangenen zelden.
De kampleider van Westerbork en die van Hertogenbusch zien er zelfs nauwlettend op
toe dat bewakers de gevangenen goed behandelden. Maar in Erica en Amersfoort is
mishandeling schering en inslag. Van deze kampen wordt dan ook gezegd dat daar net
als in Duitse concentratiekampen een ‘knuppelmentaliteit’ heerst. Dat wil zeggen dat
gevangenen om het minste of geringste worden geslagen met knuppels en zwepen.
Als gevangenen bevelen niet opvolgen, kampregels overtreden of proberen te
vluchten, worden ze gestraft. Soms worden alle gevangenen gestraft voor een vergrijp
van een enkeling of een kleine groep. Dan krijgen ze bijvoorbeeld een extra- of
strafappèl. Gevangenen worden in een speciale barak of bunker opgesloten. Wie uit
het kamp vlucht en dan weer wordt gepakt of gevangenen aanzet tot oproer wordt
doodgeschoten of gedeporteerd. Ook worden er gevangenen terechtgesteld voor
vergrijpen die ze vóór hun gevangenschap zouden hebben begaan. Het gaat dan
meestal om mensen die in het verzet gezeten hebben. In Amersfoort zijn om die
reden ook Russische krijgsgevangenen omgebracht.
16
Dwangarbeid
In alle Nederlandse concentratiekampen worden gevangenen aan het werk gezet. Het
maakt daarbij niet uit of een gevangene een straf uitzit, uit voorzorg in het kamp is
opgesloten of naar een vernietigingskamp zal worden afgevoerd.
Steeds meer (dwang-)arbeiders worden in fabrieken te werk gesteld waar wapens en
andere goederen voor het leger worden gemaakt. Het komt zelfs zover dat
gevangenen die eigenlijk naar een vernietigingskamp zouden gaan als dwangarbeiders
worden ingezet. Niet alle joden in Nederland komen dus in Auschwitz of Sobibor
terecht, maar ook in de werkkampen Bergen-Belsen en Theresienstadt. Maar ook daar
overleven maar weinigen de oorlog omdat mishandelingen, ziekten en honger hun tol
eisen.
Gevangenen werken in ploegen die commando’s genoemd worden. Elk commando
heeft een eigen taak.
Een commando aan het werk
De gevangenen staan onder toezicht van schreeuwende bewakers en soms deelt een
bewaker klappen uit met een stok of zweep als een gevangene naar zijn zin te
langzaam of te onzorgvuldig werkt. Soms moeten ze klusjes opknappen die alleen
bedoeld zijn om ze bezig te houden, het graven en dichtgooien van greppels
bijvoorbeeld.
Commando’s zijn werkzaam in het kamp zelf om barakken, voorzover mogelijk,
schoon te houden, maaltijden te bereiden en ander huishoudelijk werk te doen.
Commando’s werken in ateliers die binnen het kamp zijn gebouwd. Daar maken ze
aanstekers, halen batterijen uit elkaar, slopen apparaten (in Herzogenbusch ook
neergestorte vliegtuigen) om er bruikbare onderdelen en herbruikbare materialen uit
te halen. Producten uit deze ateliers worden dan naar Duitsland vervoerd.
Dan zijn er ten slotte de buitencommando’s die buiten het kamp werkzaam zijn. In
Schoorl bijvoorbeeld leggen buitencommando’s wegen aan. In Herzogenbusch is een
buitencommando werkzaam in een werkplaats die door Philips wordt beheerd.
Voedsel en water
Maaltijden worden in een gaarkeuken bereid, voorzover er van een keuken sprake is.
Op vaste tijden gaan gevangenen met een beker of bord naar het uitdeelpunt waar de
maaltijden worden verstrekt. Ze gaan daarna naar de ‘eetzaal’ van hun barak.
17
In alle kampen weten gevangenen voedselpakketten, die ze van familieleden of
hulporganisaties krijgen, te waarderen. Ze krijgen extra boter, suiker, vleeswaren,
kaas of andere dingen die vergeleken met hun kampkost ware lekkernijen zijn. Maar
niet alle gevangenen mogen zulke pakketten ontvangen; aan de joden worden
voedselpakketten geweigerd. Een andere aanvulling op de in het kamp verstrekte
maaltijden vormen de etenswaren die gevangenen kopen in een winkel, als die
aanwezig is. In Amersfoort staat zo’n winkel. Die extra etenswaren kunnen ze betalen
van een toelage die de gevangenen voor hun dwangarbeid krijgen. Joden krijgen de
toelage echter niet.
Gebrek aan schoon water is voor gevangenen vaak een groter probleem dan de
voedselvoorziening. In Herzogenbusch is geen waterleiding, maar moeten gevangenen
zich behelpen met water uit een put. Als dat water eenmaal besmet raakt met
ziektekiemen krijgen grote aantallen gevangenen cholera, dysenterie of en andere
infectieziekte. Ook in Amersfoort en Westerbork breken door het niet voorhanden zijn
van schoon water epidemieën uit.
Wachttoren van kamp Amersfoort in tegenwoordige tijd
Huisvesting
Gevangenen slapen, werken en eten in barakken. Een barak heeft één of meer
slaapzalen met bedden voor een groot aantal mensen. Vaak is er ook een aparte
eetzaal bij en een ruimte met sanitair. Soms worden wel tweemaal zoveel mensen in
een barak ondergebracht als de barak aankan. Twee of meer mensen moeten dan een
éénpersoonsbed delen. Als er dan ook nog geen schoon water voorhanden is en de
riolering niet goed werkt, wordt het onmogelijk om de barak schoon te houden.
Ratten, kakkerlakken en ander ongedierte vermenigvuldigen zich wonderbaarlijk en
verspreiden, net als besmet water, ziektes. Gevangenen krijgen last van vlooien,
luizen, schurft en eczeem. Amersfoort en Herzogenbusch hebben vanaf 1943 een
eigen ziekenboeg. Verder moeten gevangenen het in het kamp stellen zonder of met
weinig medische verzorging.
18
Verzet en vluchtpogingen
Gevangenen proberen op allerlei manieren onder de kampregels uit te komen. Één
manier is het smokkelen van brieven in en uit het kamp. Dat is vooral mogelijk voor
gevangenen in buitencommando’s, die in ateliers werken waar ook gewone arbeiders
werkzaam zijn.
In kampen waar naast mannen ook vrouwen gevangen worden gehouden, worden
mannen en vrouwen op het werk en in de woonbarakken gescheiden gehouden. Maar
toch weten gevangenen in contact te komen met gevangenen van het andere geslacht
en slagen er zelfs in elkaar op te zoeken.
Ook het kamppersoneel houdt zich niet altijd aan de regels. Bewakers mogen geen
relaties aangaan met vrouwelijke gevangenen en bewaaksters niet met mannelijke
gevangenen. Maar in Herzogenbusch gebeurt dat wel degelijk.
Personeelsleden gaan ook over tot verzet. Zo probeert Lennertz, leider van de kapo’s
in Herzogenbusch, gevangenen in bescherming te nemen. Hij ziet erop toe dat kapo’s
gevangenen niet slaan. Gebeurt dat toch, dan krijgt de handtastelijke kapo een
andere functie in het kamp dan het toezicht houden op gevangenen.
Poort van kamp Erica in Ommen
Gevangenen na het werk op weg
terug naar kamp Erica
Ook proberen gevangenen te vluchten. Maar vanuit het kamp zelf is dat moeilijk
omdat er greppels en prikkeldraad rond het terrein zijn aangelegd. In Amersfoort en
Hertzogenbusch staan er bovendien wachttorens omheen. Langs de afscheiding lopen
voortdurend bewakers patrouille. Een vluchtpoging heeft méér kans van slagen vanuit
een werkplaats buiten het kamp.
Gevangenen in Westerbork die in een boerderij naast het kamp werken, weten daar te
ontkomen. Ook tijdens transporten van het ene kamp naar het andere weten
gevangenen te vluchten, tijdens voettochten althans. Maar een vluchtpoging loopt
fataal af zodra een bewaker de vluchtende gevangene opmerkt. Hij schiet hem dood of
de gevangene wordt naar het kamp teruggevoerd en terechtgesteld. In Westerbork
wordt zo’n gevangene met de eerstvolgende trein richting vernietigingskamp
meegestuurd. Ook straft de leiding àlle gevangenen voor een vluchtpoging, met een
strafappèl bijvoorbeeld.
Hulpverlening
Gevangenen hebben geen of weinig contact met de buitenwereld, maar toch slagen
mensen en organisaties van buitenaf er in om hen bij te staan.
Hulp van familie en mensen in de omgeving
Gevangenen in concentratiekampen krijgen hulp van familieleden, tenminste als die
hun verblijfplaats kennen. Ze maken voedselpakketten.
19
Ook maken mensen die in de buurt van een kamp wonen voedselpakketten voor
gevangenen. Die gaan naar gevangenen die geen recht hebben op een toelage en
geen pakketten mogen ontvangen van een hulporganisatie omdat ze jood zijn.
Hulpcomités zorgen ervoor dat ze bij de gevangenen worden bezorgd. Ook via
werkplaatsen waar zowel leden van buitencommando’s als gewone arbeiders
werkzaam zijn, vindt voedsel zijn weg naar het kamp. Arbeiders geven dat aan de
gevangenen in de werkplaats en die verdelen het in het kamp. Ook nemen arbeiders
post uit het kamp aan om te bezorgen en geven ze post aan gevangenen door.
Mensen in de buurt van een kamp vormen hulpcomités om gevangenen bij te staan.
Die zetten zich in voor gevangenen van wie de verblijfplaats bij hun familie onbekend
is. Zo verstrekt het hulpcomité ‘Actie Pleegouders Krijgsgevangenen’ voedselpakketten
aan gevangenen, en met groot succes.
Rode Kruis-medewerkers stellen voedselpaketten voor gevangenen samen
Het Nederlandse Rode Kruis
Tijdens de bezettingsjaren en vooral vanaf 1943 verleent het Nederlandse Rode Kruis
hulp aan Nederlandse politieke gevangenen in en buiten Nederland. De hulp bestaat
uit het verstrekken van voedsel- en medicijnenpakketten aan gevangenen. De pakketten worden in zogenaamde ‘smeerstations’ gemaakt. Voedsel voor de pakketten wordt
geleverd door de afdeling ‘Natura’ van de Nationale Knokploegen van het verzet.
Dankzij rijke geldschieters en de medewerking van het verzet heeft het Nederlandse
Rode Kruis aan duizenden gevangenen in Amersfoort en Herzogenbusch hulp kunnen
bieden. Daarbij krijgt het Rode Kruis steeds meer medewerking van kampleiders, omdat Duitsland zoals we al zagen, steeds meer arbeiders nodig heeft voor industrie en
oorlogvoering. Extra arbeiders worden onder meer uit concentratiekampen gehaald,
maar die moeten dan wel redelijk gevoed en gezond zijn. Kampleiders en bewakers
worden dan ook gevraagd om hun gevangenen beter te behandelen en hulp van buitenaf aan gevangenen toe te staan.
20
TERUG UIT HET KAMP, MAAR WAARHEEN?
Vervolging en opsluiting in concentratiekampen van grote groepen mensen hebben
sporen nagelaten in Nederland. Van de joodse gemeenschap is weinig meer over. Exgevangenen worstelen met hun kamp-ervaringen en worden niet altijd serieus
genomen door de mensen die niet zulke ervaringen hebben. Ze zoeken, en krijgen,
genoegdoening voor hun ervaringen. Herdenkingen houden de herinnering aan de
kampen en hun gevangenen levend.
Joodse gemeenschap vrijwel verdwenen
Als Nederland is bevrijd, is driekwart (74%) van de joden in Nederland omgekomen.
Bovendien emigreert van de overgebleven joden een groot aantal naar het buitenland.
Sommigen gaan naar de Verenigde Staten, anderen naar Palestina, vooral nadat daar
in 1948 de staat Israël is gesticht. Van een joodse gemeenschap in Nederland is
daardoor nauwelijks meer sprake.
Joods Historisch Museum in Amsterdam
Voor de joden die in Nederland blijven, is het moeilijk om hun godsdienst en cultuur in
stand te houden. Er zijn nauwelijks rabbijnen (joodse priesters) en leraren te vinden
om tradities en leefwijzen door te geven aan joodse kinderen die na de Tweede
Wereldoorlog geboren zijn.
Van de 400 synagogen (gebouwen waar joden hun gebedsdiensten houden) die in
1940 in gebruik waren, zijn er na de oorlog nog maar een handvol over.
Rabbijnen en andere mensen zetten zich in om de joodse godsdienst en cultuur nieuw
leven in te blazen. Twee geloofsgemeenschappen verzorgen voor dit doel onderwijs
aan joden: de Portugees-Israëlische en de Nederlands-Israëlische Kerkgenootschap.
Ook het Joods Educatief Centrum probeert de joodse godsdienst en cultuur aan
nieuwe generaties door te geven. Ten slotte geven enkele musea de bezoeker enig
idee van het joodse leven vroeger en nu. Het bekendste hiervan is het Joods
Historisch Museum in Amsterdam.
21
Ex-kampgevangenen kunnen moeilijk aarden
Als een concentratiekamp wordt bevrijd, krijgen militairen en hulpverleners te maken
met een groot aantal mensen die ziek en ondervoed zijn en dringend medische
verzorging nodig hebben. Vaak moeten ze in het kamp blijven tot ze elders
ondergebracht kunnen worden. Dat is bijvoorbeeld in Westerbork het geval. Zodra ze
het kamp kunnen verlaten, zijn de problemen nog niet over. Integendeel!
Om te beginnen hebben sommige ex-gevangenen familieleden verloren. Kinderen zijn
wezen geworden, volwassenen weduwe of weduwnaar. Vooral joden en zigeuners
hebben familieleden verloren. Ze vragen zich af waaraan zij het verdiend hebben dat
ze nog leven, terwijl (bijna) hun hele familie is omgekomen in de kampen en ze
voelen zich daar schuldig over.
Op de tweede plaats hebben ex-gevangenen met tuberculose of hongeroedeem
(vochtophoping onder de huid in buik en benen) maanden nodig om te herstellen.
Sommigen moeten zelfs lange tijd in een ziekenhuis of sanatorium doorbrengen.
Al het hout is gesloopt voor brandstof
Vervolgens merken zij die naar huis terugkeren dat er na de bevrijding weinig voedsel,
brandstof en kleding is. Dat is vooral in Noord- en Zuid-Holland het geval. Na een
winter van hongersnood, houdt de voedselschaarste daar nog maandenlang aan.
Familieleden en kennissen zijn dan ook niet goed in staat hen te helpen.
Ten vierde merken sommige ex-gevangenen dat hun woning door andere mensen
wordt bewoond. Die hebben niet verwacht dat de eigenaar ooit zou terugkeren. Die
mensen kunnen kennissen zijn die op de woning zouden passen zolang de eigenaar
weg was of vreemden die in de woning zijn ingetrokken. En als de eigenaar wél zijn
woning weer kan betrekken, blijkt er huisraad en andere eigendommen gestolen te
zijn. Of de woning heeft schade opgelopen door bombardementen of beschietingen.
Vaak zijn kozijnen, meubels en ander houtwerk uit de woning gesloopt door mensen
die hout als brandstof zochten voor verwarming en om te koken. Vooral tijdens de
winter van 1944-’45 was het moeilijk of helemaal niet mogelijk aan kolen, gas en olie
te komen.
22
Ten slotte zijn mensen die terugkomen vaak niet echt welkom. Iedereen wil de
bezettingstijd zo gauw mogelijk vergeten en hard werken aan de wederopbouw. Voor
de verhalen van voormalige kampgevangenen is er niet veel tijd. Dat geldt niet alleen
voor voormalige kampbewoners van kampen in Nederland, maar ook voor voormalige
bewoners van concentratiekampen elders in Europa.
Ook moeten achtergebleven mensen woningen en andere eigendommen, die ze in
beheer hadden, teruggeven aan teruggekeerde buren of familieleden.
En de zieke en uitgehongerde ex-kampbewoners herinneren aan een tijd van angst en
ontbering, die de meeste mensen zo snel mogelijk achter zich willen laten.
KZ-syndroom, een lang verborgen probleem
Voormalige bewoners van concentratiekampen proberen ondanks al deze problemen
een nieuw bestaan op te bouwen. Maar eind jaren ‘60 krijgen sommige mensen die
tijdens de oorlog in kampen hebben gezeten lichamelijke en geestelijke klachten. Dat
er wel degelijk iets ernstigs aan de hand is, blijkt als mensen met deze klachten
gemiddeld jaren eerder doodgaan dan hun leeftijdgenoten die deze klachten niet
hebben.
Dan ontdekken doktoren en psychiaters die de klachten behandelen, dat mensen met
deze klachten allemaal in een concentratiekamp hebben gezeten. De ontberingen,
angst en vernederingen die ze daar hebben meegemaakt, blijken een kwaal te hebben
veroorzaakt die de klachten doet ontstaan. Deskundigen noemen die kwaal het KZsyndroom (KZ = Konzentrationslager, het Duitse woord voor ‘concentratiekamp’).
Er zijn verschillende instellingen waar deze mensen terecht kunnen. De GGZ (Geestelijke GezondheidsZorg) is er één van, maar er zijn ook specialistische organisaties. Zo
is er het joodse ‘Sinaï Centrum’, dat zich onder andere richt op deze oorlogstrauma’s.
Stichting Centrum ‘45 heeft ook een eigen kliniek, en COGIS richt zich meer op de
hulpverlener als het gaat om oorlogstrauma’s.
Genoegdoening
Mensen die in concentratie- of werkkampen hebben gezeten, krijgen ook financiële
hulp. Ze komen, samen met oud-verzetsstrijders en mensen die schade hebben
geleden door de oorlog, in aanmerking voor een speciale uitkering.
Ook proberen ex-kampbewoners (steeds vaker met succes) een schadevergoeding te
krijgen van bedrijven waarvoor ze als dwangarbeider hebben gewerkt of van de
Nederlandse of Duitse regering.
23
Herdenkingen en monumenten
De belangstelling voor wat Nederland tijdens
de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt, is
nog steeds groot. Dat blijkt wel uit de jaarlijkse Dodenherdenking op 4 mei en het vieren
van Bevrijdingsdag op 5 mei. Daar doen veel
mensen, ook jongeren, aan mee. De jaarlijkse
herdenking van de Februaristaking op 26 februari bij het standbeeld van de Dokwerker in
Amsterdam trekt veel belangstelling. Dat geldt
ook voor de herdenking van de bevrijding van
het vernietigingskamp Auschwitz op de laatste
zondag van januari.
De Dokwerker in de bloemen
De belangstelling is des te opmerkelijker, aangezien er steeds minder mensen zijn die
de oorlog bewust hebben meegemaakt. De tijd is niet ver meer dat niemand uit eigen
ervaring over de bezettingstijd kan vertellen. Ook buiten de herdenkingen om kun je
kennis nemen van wat er in Nederlandse concentratiekampen is gebeurd en hoe het
Nederlanders in kampen buiten Nederland is vergaan.
Nationaal Monument Westerbork
Het Auschwitz-comité houdt regelmatig rondleidingen in het voormalige kamp te
Westerbork en organiseert eens per jaar een reis naar Polen. In Schoorl, Amersfoort,
Ommen en Vught zijn monumenten opgericht op de plaats waar de kampen hebben
gestaan. Al in 1947 werd bij de fusilladeplaats in kamp Erica (de plek waar
gevangenen in de Tweede Wereldoorlog zijn terechtgesteld) een nationaal monument
onthuld ter nagedachtenis aan de slachtoffers. In 1999 is het Nationaal Monument
uitgebreid met een gedenkteken ter herinnering aan de joodse kinderen die in het
kamp hebben gezeten en op transport zijn gezet naar vernietigingskampen.
Ook het voormalig kamp in Westerbork is nu een monument geworden: het
Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Op de vroegere appèlplaats staan 102.000
stenen. Elke steen staat voor een jood, verzetsstrijder of zigeuner die vanuit het kamp
is gedeporteerd en niet is teruggekomen. Hun namen zijn vermeld in speciale
gedenkboeken.
Het nationale monument in Kamp Westerbork bestaat uit omgebogen rails die de
verschrikkelijke vernietiging symboliseren.
24
AANTEKENINGEN
25
26
MEER OP INTERNET
Op de website van het Centrum voor Mondiaal Onderwijs vind je nog meer
onderwerpen die je kunnen helpen bij je werkstuk of spreekbeurt.
Je vindt daar tips over hoe je het beste een werkstuk kunt opzetten of hoe je
het beste je spreekbeurt kunt inkleden.
Ga naar www.cmo.nl of www.maak-een-werkstuk.nl.
27
SCRIPTIESERVICE
De Scriptieservice Mondiaal Onderwijs richt zich op leerlingen vanaf 10 jaar. In de
reeks zijn meer dan 85 onderwerpen opgenomen over Derde Wereld, Vrede, Milieu
en Mensenrechten.
Elk pakket bestaat uit 24 pagina's tekst, foto's, tekeningen, strips en/of cartoons.
Op de website van het CMO staat een handleiding voor het maken van een scriptie/
werkstuk.
De versie op papier is te bestellen bij:
Centrum voor Mondiaal Onderwijs
Postbus 9108
6500 HK Nijmegen
tel. 024-3613074
e-mail: [email protected]
http://www.cmo.nl
Download