5 Neurologie Scoliose en interoperatieve neuromonitoring J. Jacobs, H. Janssen, A.J.F. Hosman, R.H.M.A. Bartels, N. van Alfen Scoliose is een aandoening die kan leiden tot een ernstige kromming van de wervelkolom en komt vooral voor bij adolescente kinderen. Een adequate follow-up en behandeling zijn nodig om klachten te verminderen en cardiale en pulmonale problematiek te voorkomen. De behandeling is initeel conservatief middels observatie in combinatie met fysiotherapie of het dragen van een corset. Bij hoeken >45 graden of snelle progressie is operatief ingrijpen geïndiceerd. Een scolioseoperatie brengt een aantal risico’s met zich mee, waaronder iatrogeen letsel van de zenuwwortels of het ruggenmerg. Om de kans hierop te verkleinen, gebruikt men in een aantal medische centra, waaronder het UMC St Radboud, intraoperatieve neuromonitoring. Bij intraoperatieve neuromonitoring wordt middels peroperatieve ‘somatosensory evoked potentials’- en ‘motor evoked potentials’-metingen de integriteit van het myelum bewaakt. Meer dan 50% amplitudeverlies van het signaal bij ‘somatosensory evoked potentials’-metingen wijst op neurologische uitval gerelateerd aan een myelumbeschadiging. Door het gebruik van intraoperatieve neuromonitoring is het risico op permanente neurologische uitval door de ingreep teruggebracht naar minder dan 0,2%. Dit artikel geeft een praktijkoverzicht van de vormen en behandeling van scoliose en de operatieve behandeling onder neuromonitoring. (Tijdschr Neurol Neurochir 2010;111:190-9) Inleiding In Nederland zijn ongeveer 60.000 mensen met een vorm van scoliose en jaarlijks komen er ongeveer 1.000 patiënten bij.1 Scoliose komt vooral voor bij adolescenten en voornamelijk bij meisjes. De kans op complicaties is groter bij een grotere mate van kromming. De behandeling is afhankelijk van de ernst van de scoliose, de leeftijd van de patiënt en de progressie. Bij ernstige gevallen wordt vaak gekozen voor een operatieve ingreep. In Nederland worden jaarlijks naar schatting tussen de 100-200 scolioseoperaties uitgevoerd. Het risico van postoperatieve neurologische uitval na scoliosechirurgie was in 1975 circa 0,72%.2 Om mogelijke beschadiging van het myelum peroperatief tijdens de correctie te voorkomen, wordt in veel centra gebruikgemaakt van een intraoperatieve wake-uptest, waarbij de patiënt peroperatief wakker wordt gemaakt om aan te geven of het gevoel en be- wegingen in de benen nog intact zijn.3 Slechts enkele medische centra in Nederland gebruiken intraoperatieve neuromonitoring (IONM). Bij IONM worden peroperatieve ‘somatosensory evoked potentials’ (SSEP) en ‘motor evoked potentials’ (MEP) gebruikt om tijdens de correctie de signaalgeleiding over het ruggenmerg te bewaken. Afname van deze SSEP- en MEP-signalen kan duiden op een dreigende beschadiging van het myelum en de kans op permanente neurologische uitval. Dit artikel informeert u aan de hand van een casus over de kliniek en behandeling van scoliose en de rol en praktijk van IONM daarbij. Casus Een 17-jarig meisje bezoekt de polikliniek Orthopedie in het UMC St Radboud wegens een second opinion in verband met idiopathische scoliose. Bij inspectie en röntgendiagnostiek blijkt er sprake van Auteurs: dhr. drs. J. Jacobs, mw. H. Janssen BSc, dhr. dr. R.H.M.A. Bartels, mw. dr. N. van Alfen, afdeling Neurologie/Klinische Neurofysiologie, dhr. dr. A.J.F. Hosman, afdeling Orthopedie, UMC St Radboud, Nijmegen. Correspondentie graag richten aan mw. dr. N. van Alfen, neuroloog/klinisch neurofysioloog, UMC St Radboud, afdeling Neurologie, huispost 920 KNF, postbus 9101, 6500 HB Nijmegen, tel: +31 (0)24 361 34 91, e-mailadres: [email protected] Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. Trefwoorden: intraoperatieve neuromonitoring, ‘motor evoked potentials’, operatie, scoliose, ‘somatosensory evoked potentials’. Ontvangen 18 februari 2010, geaccepteerd 14 juli 2010. Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie vol 111 - nr. 5 - 2010 190 Neurologie Figuur 1. Voorbeeld scoliose. Primaire scoliotische hoek van 52 graden over niveau Th5-L3 en een compensatoire secundaire hoek van 25 graden cervicaal. een primaire scoliotische hoek van 47 graden over niveau Th4-T12 en een compensatoire secundaire hoek van 44 graden over het traject Th12-L5. Een voorbeeld van een dergelijke scoliose (afbeelding van andere patiënt) wordt gegeven in Figuur 1. Er wordt besloten tot een expectatief beleid en het monitoren van de progressie. Bij herhaalde controle één jaar later blijkt de primaire hoek te zijn toegenomen tot 55 graden. De patiënte staat 2,5 cm uit het lood en heeft belastingsafhankelijke rugklachten. Hiermee wordt de indicatie gesteld voor een operatie. Op basis van de röntgenfoto’s wordt besloten tot correctie van het traject Th3-L2 onder IONM. De operatie vindt plaats onder intraveneuze anesthesie met propofol en remifentanyl. Voor intubatie worden de stimulatie- en afleidplakelektroden aangebracht op de nervus (N.) tibialis beiderzijds enN. medianus links voor de SSEP’s, en rond de schedel voor de MEP’s door middel van transcraniële elektrostimulatie (TES). De motorresponsen worden afgeleid op de huid boven de musculus (M.) tibialis anterior, M. vastus medialis en M. abductor pollicis 19 1 Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie brevis. Tot slot worden elektroden aangebracht voor registratie van de mate van spierverslapping, de zogenoemde ‘train of four’ (TOF)-test. Na intubatie volgt testen van de SSEP’s, MEP en TOF, waarbij goede responsen worden verkregen (zie referentiemetingen in Figuur 2 en 3 op pagina 193). De operatie verloopt initieel voorspoedig en alle benodigde schroeven kunnen zonder probleem geplaatst worden. Bij het rechts inbrengen van de staaf in de lengterichting verdwijnt echter bij maximale correctie van de scoliose het SSEP-signaal over de N. tibialis rechts (zie Figuur 2A). De operateurs worden gewaarschuwd en besluiten de correctie iets te laten vieren, waarna de SSEP-responsen terugkeren. Vervolgens wordt links een longitudinale staaf ingebracht en ook nu verdwijnen bij een geringe verdere standcorrectie weer de SSEP’s over de rechter N. tibialis, ditmaal gepaard gaande met een gelijktijdige verlaging van de motorresponsen naar de benen (zie Figuur 2B). Opnieuw worden de operateurs ingelicht en de correctie deels teruggedraaid, waarbij de patiënte een lichte restscoliose overhoudt. Vervolgens wordt donorbot om de posterieure elementen van de wervelkolom aangebracht. Tijdens het sluiten van de wond komen de motor- en sensibele responsen aan de benen weer terug (zie Figuur 3 op pagina 193). Postoperatief is er klinisch geen neurologische uitval en is de stand van de wervelkolom acceptabel (zie voorbeeld, ook weer van een andere patiënt, in Figuur 4 op pagina 194). Postoperatieve SSEP’s en MEP’s - ditmaal middels transcraniële magneetstimulatie - een week na de ingreep laten weer binnen de norm vallende responsen zien. Bij de meest recente controle 2 jaar postoperatief is de patiënte tevreden met het resultaat en zijn er geen klachten meer. Scoliose Definitie, oorzaken en klachten Scoliose is gedefiniëerd als een laterale kromming van de wervelkolom in het frontale vlak.4 In de praktijk is er meestal tevens sprake van een hypokyfose van de thoracale wervelkolom, delordoseren van de lumbale wervelkolom en een bijkomende rotatoire component. Een scoliose kan voorkomen als één primaire bocht in de wervelkolom, maar vaak is er ook sprake van een additionele secundaire, compensatoire bocht, die ontstaat om de patiënt ‘in het vol 111 - nr. 5 - 2010 5 SEP N20 SEParm rechts 7 10:23:16 referentie SSEP arm P25 100ms 1µV 25mA N20 SEParm rechts 57.7 14:01:40 P14 100ms 1µV 40mA 200 N50 SEPbeen rechts 8 10:23:16 referentie SSEP been 100ms 1µV 25mA P40 na maximale correctie: sterk afgenomen SSEP been N50 P40 SEPbeen rechts 57.8 14:01:40 200ms 1µV 40mA 200 A referentie MEP hand MEP hand na maximale correctie TES 5 1 3 100ms 500µV 4 2 5 3 1 4 afwezige MEP been rechts na maximale correctie TA re 4 09:53:33 100ms 500µV TA re 55.4 14:39:01 1 afwezige MEP been links na maximale correctie 100ms 500µV APB re 55.1 14:39:01 5 referentie MEP been rechts referentie MEP been links APB re-1 09:53:33 4 2 5 3 100ms 500µV TA li 5 09:53:33 100ms 500µV 4 TA li 55.5 14:39:01 100ms 500µV B Figuur 2. ‘Somatosensory evoked potentials’ (SSEP) en ‘motor evoked potentials’ (MEP-referentiemetingen). A. Na maximale correctie van de scoliose een sterk afgenomen amplitude van het SSEP-signaal horend bij het rechterbeen. B. Afwezige MEP-signalen horend bij het linker- en rechterbeen. lood te houden’. De scoliotische hoek in de wervelkolom wordt ook wel cobbhoek genoemd. Er zijn verschillende oorzaken voor het ontstaan van een scoliose. Een idiopathische scoliose is verreweg de meest voorkomende vorm en verantwoordelijk voor 80-85% van de gevallen.4-6 Een congenitale scoliose ontstaat door asymmetrie van de ruggen- Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie wervels op basis van een aangeboren anomalie (zoals een blokwervel). Congenitale scoliose manifesteert zich van vroeg na de geboorte tot aan de adolescentie en komt maar bij een paar procent van alle patiënten voor.5,6 Een neuromusculaire scoliose wordt gezien bij neuromusculaire aandoeningen (zoals de ziekte van Duchenne of spinale spieratrofie) of an- vol 111 - nr. 5 - 2010 192 Neurologie SEP N20 SEParmR 7 10:23:16 referentie SSEP arm P25 N20 P25 P14 N50 100ms 1µV 25mA SEParmR 76.7 15:01:18 100ms 1µV 25mA 101 SEParmR 8 10:23:16 referentie SSEP been 200ms 2µV 25mA P40 N50 bij sluiten wond: terugkeer SSEP been P40 SEParmR 76.8 15:01:18 200ms 2µV 25mA 100 SEParmL 76.9 15:01:18 A referentie MEP hand MEP hand bij sluiten wond 3 1 2 3 TES 5 4 referentie MEP been links genormaliseerde MEP 100ms 1mV APB re 61.1 14:56:41 4 2 referentie MEP been rechts genormaliseerde MEP been rechts bij sluiten wond been rechts bij sluiten wond APB re 1 09:53:33 5 100ms 1mV 3 5 3 1 2 4 1 2 1 3 2 1 100ms 500µV 5 3 4 4 been links bij sluiten wond TA re 61.4 14:56:41 5 5 3 TA re 4 09:53:33 100ms 500µV TA li 5 09:53:33 100ms 500µV TA li 61.5 14:56:41 100ms 500µV 4 B Figuur 3. A. Na sluiting van de wond vrijwel genormaliseerde SSEP-signalen aan de arm en het been. B. Genormaliseerde MEP-signalen van beide benen. dere syndromen (denk aan Marfansyndroom).5 Dit is de minst frequente vorm.1 Scoliotische veranderingen ten gevolge van een trauma of nieuwvorming worden in dit overzicht buiten beschouwing gelaten. Patiënten met een scoliose kunnen pijn en rugklachten ontwikkelen (25% van de patiënten met adolescente idiopatische scoliose), en de verkromming kan leiden tot een disbalans, compensatoire rotatie van 19 3 Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie de heup en een deformatie van de borstkas.7 Een ernstige scoliose kan tot cardiale en pulmonale complicaties leiden door afname van het intrathoracale volume. Daarom is het essentieel dat patiënten adequaat geobserveerd en zo nodig behandeld wordt. Het is overigens ook niet ongebruikelijk dat de patiënt geen enkele klacht heeft en de scoliose per toeval wordt ondekt door screening op school of werk. vol 111 - nr. 5 - 2010 5 Figuur 5. Buktest bij een patiënt met structurele scoliose toont een gibbus (bochel). Figuur 4. Postoperatieve restscoliose waarbij ook de ingebrachte schroeven en longitudinale staven zichtbaar zijn. Diagnostiek en behandeling Patiënten met een structurele of gefixeerde scoliose kunnen klinisch eenvoudig herkend worden door de buktest (zie Figuur 5). Hierbij ontstaat bij vooroverbuigen door de rotatie van de wervelkolom eenzijdig een uitbochting (gibbus of bochel) van de rug. Een scoliose kan zich bij iedereen manifesteren, maar komt vooral voor bij adolescente meisjes in de groei. Bij kinderen bestaat vanwege de groeispurt het gevaar van snelle progressie. Vrouwen kennen een ongeveer 10-maal snellere progressie dan mannen.8 De ernstigere vormen van scoliose komen ongeveer 5-maal meer voor bij vrouwen (meisjes).1 De diagnose wordt gesteld door middel van klinisch onderzoek aangevuld met röntgenfoto’s. Internationaal is afgesproken dat er sprake is van een scoliose indien de cobbhoek meer dan 10 graden bedraagt. Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie Krommingen kleiner dan 10 graden worden gedefineerd als ‘spinale asymmetrie’ zonder klinische relevantie op de lange termijn. Afhankelijk van het aantal jaren dat de patiënt nog zal groeien, de grootte en progressie van de cobbhoek en het type scoliose wordt besloten wat de beste behandeling is. Bij een asymptomatische scoliose waarbij de hoek kleiner is dan 25 graden volstaat observatie, eventueel in combinatie met fysiotherapie.5 Bij een kromming van 2545 graden wordt het dragen van een corset (brace) voorgeschreven. Het corset wordt vaak als steun en overbrugging gebruikt om de tijd tot de operatie uit te stellen en onvolgroeide kinderen en jongvolwassenen met een vrij forse en progressieve scoliose te kunnen laten uitgroeien.9 Het dragen van een corset kan de scoliose niet laten verdwijnen; daarvoor is een operatieve ingreep noodzakelijk. Een operatieve correctie wordt overwogen bij een hoek van meer dan 45 graden. De grens van wel of niet opereren is echter afhankelijk van de omstandigheden. Zo zal er bij iemand met een scoliose van 30 graden en een flinke progressie of klachten sneller een indicatie voor operatie zijn dan bij iemand met dezelfde scoliosehoek maar zonder progressie of klachten. vol 111 - nr. 5 - 2010 194 Neurologie Figuur 6. Wervel met ingebrachte schroeven. Hierbij is er aan de linkerkant van de figuur sprake van een te mediale plaatsing van de schroef tussen boog en corpus vertebrae. Scolioseoperatie De meest gebruikte operatiemethode voor de scoliose is de posterior-spinal-fusiontechniek. Onderdeel hiervan is de segmentale correctie door plaatsing van schroeven in de pedikels, die vervolgens door longitudinale titaniumstaven aan elkaar bevestigd worden (zie Figuur 4 op pagina 194). Door het correct afmeten en aanbrengen van de staven wordt de kromming van de wervelkolom rechtgetrokken. Bij een segmentale correctie worden, behalve 2 staven parallel aan de wervelkolom, ook diverse dwarsverbindingen tussen deze staven aangebracht, het zogenoemde H-frame.10 Het voordeel van deze techniek is dat op ieder niveau wervels met elkaar verbonden kunnen worden, wat een correctie van de kromming en rotatiecomponent gemakkelijker maakt.11 Na het inbrengen van de staven wordt tot slot voor fixatie van de correctie donorbot aangebracht rondom de opengemaakte (afgebroken) processus spinosi en pedikels om botdoorbouw te krijgen over de verschillende niveaus. Segmentale correctie geeft betere resultaten dan de voor 1980 gebruikelijke Harrington-instrumentatie.12,13 Risico’s De pedikelschroeven worden ingebracht in de wervelboog en reiken tot in het corpus. Bij een te mediale plaatsing kan de schroef tussen de wervelboog en het corpus vertebrae door het spinale kanaal komen te lopen (zie Figuur 6 ) en daar het myelum of de zenuwwortels aan de craniale of caudale zijde 19 5 Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie beschadigen door compressie, tractie, vasculaire insufficiëntie of rechtstreeks trauma.14 De schroefplaatsing dient daarom gecontroleerd te worden met doorlichting waarbij ook gelijktijdige IONM van het myelum en eventueel de radices plaats kan vinden (zie verder). Vervolgens is bewaking van het ruggemerg relevant op het moment van daadwerkelijk corrigeren van de stand van de wervelkolom, dan wel als de longitudinale titaniumstaven in de schroeven worden bevestigd. Dit moment brengt namelijk risico’s met zich mee, omdat het ruggenmerg zich tijdens het bestaan van de scoliose anatomisch heeft aangepast aan de afwijkende bochten en draaiingen van de wervelkolom, maar nu ineens in een andere (rechte) stand wordt gedwongen. Dit kan leiden tot schade wanneer het myelum ineens tegen de binnenzijde van het wervelkanaal geduwd of getrokken wordt. Andere mogelijke complicaties bij een scolioseoperatie zijn het ontstaan van pseudoartrose, wondinfectie (1-2%) en het losraken en uitbreken van het gebruikte materiaal. Gelukkig komen deze zelden voor. In het UMC St Radboud vinden er jaarlijks binnen een groter volume van complexe wervelkolomchirurgie 15-20 scolioseoperaties in combinatie met IONM plaats. Deze worden uitgevoerd door een vast team bestaande uit de auteurs van dit artikel. Intraoperatieve neuromonitoring IONM is het inzetten van klinisch neurofysiologische technieken voor het detecteren van (dreigende) schade aan het centrale en/of perifere zenuwstelsel tijdens een operatie. Voorbeelden zijn het monitoren van een EEG en transcranieel dopplersignaal tijdens carotis-endarteriëctomie om de indicatie voor een peroperatieve shunt te stellen, of het registreren van ‘brainstem auditory evoked potentials’ tijdens een Janetta-procedure. Bij scoliosechirurgie gebeurt IONM bij voorkeur middels het meten van SSEP’s en MEP’s over het ruggenmerg. Daarbij worden de elektrische prikkels primair (SSEP) of afgeleid (MEP) toegediend aan de benen. Een indruk van de opstelling in de operatiekamer wordt gegeven in Figuur 7. Preoperatief worden voormetingen verricht om te kijken of er bruikbare responsen opwekbaar zijn voor IONM. Het peroperatief vertragen, afnemen of verdwijnen van de SSEP- of MEP-responsen is een teken van vol 111 - nr. 5 - 2010 5 A C B D Figuur 7. A. Intraoperatieve neuromonitoring (IONM)-opstelling tijdens een scolioseoperatie. B. Bevestigde elektroden horend bij ‘somatosensory evoked potentials’ (SSEP)- en ‘motor evokeld potentials’ (MEP)-metingen aan de arm van de patient. C. Bevestigde elektroden horend bij SSEP- en MEP-metingen aan de benen. D. Bevestiging van de elektrodendraden aan de voorversterker die verbonden is met de computer en IONM-software. beschadiging van het myelum en waarschuwt de operateurs voor overcorrectie en dreigende permanente neurologische uitval (dwarsleasie). Daarnaast is het mogelijk om middels IONM een eventuele foutieve positionering van de pedikelschroeven (tegen de zenuwwortels aan) te detecteren. Door op de schroef een elektrische stimulus te zetten zal bij contact van de schroef met de wortel de impedantie voor elektrische stimulatie laag genoeg zijn om de spieren behorend bij die wortel tot contractie te brengen. Dit kan vervolgens worden afgeleid met naald-EMG in een van deze spiergroepen. Gezien de vele niveaus waarop vaak schroeven moeten worden geplaatst, is deze vorm van monitoring een intensieve klus, waarbij het praktisch lastig is om met name op thoracaal niveau naald-EMGelektroden veilig en goed in de spieren (intercostaal of buikspieren) te plaatsen, aangezien deze zich in het operatiegebied bevinden en de patiënt er veelal op of tegenaan ligt. Om deze reden wordt in het UMC St Radboud gekozen voor radiologische controle van de schroefpositie. Potentiële nadelen van IONM zijn dat de techniek Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie gevoelig is voor storingen van andere aparatuur die aanwezig is in (de buurt van) een operatiekamer en dat signalen kunnen afnemen door systemische veranderingen van bloeddruk, oxygenatie of het gebruikte anestheticum. Het gebruik van inhalatieanesthesie en spierverslappers is af te raden, omdat dit SSEP’s en MEP’s onbetrouwbaar of onmogelijk maakt. Totale intraveneuze anesthesie zorgt ervoor dat de corticale prikkelbaarheid voor MEP en SSEP voldoende behouden blijft. Communicatie tussen de operateur, anesthesioloog en degene die de monitoring uitvoert, is zowel voor als tijdens de ingreep van essentieel belang. Ook is een goed meetprotocol, opgesteld in overleg met de betrokken chirurgen en anesthesioloog, onontbeerlijk. Specifieke technieken: SSEP, TES-MEP en TOF Bij SSEP worden elektrische prikkels over de sensibele zenuwbanen in de perifere zenuwen en achterstrengen van het ruggenmerg geleid vanuit de extremiteiten. Omdat de meeste scoliosecorrecties een thoracaal traject betreffen, worden vaak ook SSEP’s afgeleid van één arm (cervicaal niveau) ter controle van het signaal. De elektroden voor de stimulatie worden bevestigd over de gemakkelijk toegankelijke NN. tibialis bij de enkel en de N. medianus of N. ulnaris bij de pols. Zo nodig kunnen ook andere stimulatieplaatsen gekozen worden. Het signaal wordt afgeleid met elektroden op de somatosensore cortex (EEG 10-20 systeem posities C3 en C4, referentie Cz’ voor de N. medianus en EEG-posities Cz’, referentie Fz voor de N. tibialis). Tijdens de kritische fase van de operatie worden alle SSEP’s ongeveer om de 5 minuten gemeten. Per meting wordt de respons van minimaal 200 signalen gemiddeld waardoor achtergrondruis wordt weggefilterd en de corticale SSEP overblijft (zie Figuur 2A op pagina 192 en 3A op pagina 193). Een amplitudeverlies van ≥50% wordt hierbij als significant beschouwd.15,16 De corticospinale motorbanen worden door MEP getest. Stimulatie vindt plaats door TES (TESMEP). Hierbij worden plak- of naaldelektroden op de schedel aangebracht en stroompulsen in korte treintjes aan de motorcortex toegediend. De motorresponsen worden afgeleid van spieren in de onderste extremiteit (zie Figuur 2B op pagina 192 en 3B op pagina 193). Ook hier wordt als controle vaak een spier in de bovenste extremiteit (bijvoorbeeld M. interosseus dorsalis I) meegenomen. Een duide- vol 111 - nr. 5 - 2010 196 Neurologie lijk zichtbare afname van de amplitude dient te leiden tot actie (zie onder). Omdat de patiënt bij TES enigzins zal bewegen, worden MEP’s niet geautomatiseerd maar alleen in overleg met de operateur gemeten. Omdat tijdens de intubatie vaak spierverslapping nodig is, wordt in veel centra standaard de mate van spierverslapping geregistreerd middels zogenoemde TOF-meting. Dit is een geautomatiseerd repetitief stimulusonderzoek waarbij een viertal pulsen achter elkaar gegeven wordt over een perifere zenuw (bijvoorbeeld de N. ulnaris) en de aanwezigheid van een decrement wordt geregistreerd, wat duidt op een nog aanwezige neuromusculaire blokkade. Troubleshooting Bij onverwachte afname van de SSEP- of MEP-amplitudes is het verstandig een vast protocol te volgen om de waarde van de bevinding in te schatten. Het controleren op impedanties en storingen, herhaling van de meting (eventueel na correctie van de elektroden of aansluiting) zijn een begin. Bepaling van welke responsen wel of niet veranderd zijn, kan wijzen op een systemisch probleem (bijvoorbeeld bloeddrukdaling of verandering in anesthesiologische medicatie), als alle responsen inclusief de arm afwijkend zijn, of juist een lokaal probleem in het myelum als alleen aan de onderste extremiteit(en) de respons verandert. Pas in het laatste geval wordt de operateur ingelicht en besproken wat de oorzaak voor de afname van de amplitude kan zijn. Indien mogelijk kan dan het vervolg van de operatie worden aangepast en opnieuw de responsen worden gemeten om te zien of het probleem zich herstelt. Uiteraard kunnen met IONM niet alle problemen worden voorkomen of teruggedraaid: de schade van een door het myelum geboorde schroef kan wel worden gedetecteerd, maar niet ongedaan worden gemaakt. IONM versus wake-uptest Initieel werd voor bewaking van de neurologische toestand de patiënt tijdens een scolioseoperatie wakker gemaakt en gevraagd te voeten te bewegen: de zogenoemde wake-uptest. Deze techniek wordt nog steeds gebruikt als IONM niet mogelijk is, maar heeft een aantal nadelen. Zo moet er sprake zijn van een patiënt die de opdrachten begrijpt en kan uitvoeren, wat problemen kan geven bij jonge kinderen 19 7 Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie of mentale retardatie. Door onrust of angst tijdens het peroperatief wakker worden, kan accidentele detubatie en verschuiving van het geplaatste fixatiemateriaal optreden. Verder duurt het meestal 10-15 minuten voor de patiënt wakker genoeg is om de opdracht uit te voeren, waarna een eventueel probleem lastig alsnog terug te draaien is. Als IONM wel beschikbaar is, heeft dit dan ook de voorkeur. De gebruikte SSEP en MEP zijn gevoeliger voor een verstoring in de signaalgeleiding en de patiënt kan gewoon onder narcose blijven, wat veiliger is en de operatietijd zo kort mogelijk houdt.17-19 Toch wordt IONM niet overal gebruikt tijdens scoliosecorrecties. Dit heeft waarschijnlijk vooral te maken met de benodigde speciale apparatuur en expertise die niet overal beschikbaar is, en de benodigde tijds- (lees: financiële) investering door de noodzaak tot inzet van meer personeel tijdens de ingreep. Deze belemmerende factoren vormen in de praktijk de achtergrond bij de verplichting van de operateur om de patiënt zo goed mogelijk voor te lichten over de ingreep en de meest adequate manier waarop deze kan worden uitgevoerd. Indien dit zonder IONM zou geschieden in het eigen centrum, dient men medicolegaal gezien de patiënt de keus voor te leggen of deze daarmee akkoord gaat of de operatie liever laat uitvoeren in een centrum waar wel intraoperatieve bewaking mogelijk is. Waarde voor de praktijk IONM wordt sinds circa 1970 gebruikt. Sindsdien zijn in de literatuur de resultaten van tienduizenden scoliosepatiënten beschreven. De waarde van de verschillende technieken (SSEP en TES-MEP) is dan ook goed onderzocht.20-22 Initieel werd in veel centra alleen SSEP-monitoring gebruikt. In een studie van ruim 50.000 patiënten werden een hoge sensitiviteit (92%) en hoge specificiteit (98,9%) van SSEP-monitoring gevonden.15 Het nadeel van SSEPmonitoring is dat beschadiging van de tractus corticospinalis niet altijd gedetecteerd wordt.23-28 In een studie van meer dan 1.100 patiënten met idiopathische juveniele scoliose werd bij meting met beide technieken bij 3,4% van de patiënten peroperatief een significante signaalverandering waargenomen.28 Bij 1,5% hiervan was er alleen sprake van een verandering in de motoramplitudes. Na het bijsturen van de operatie naar aanleiding van deze waarschuwing, vol 111 - nr. 5 - 2010 5 Aanwijzingen voor de praktijk 1. Scoliose is een relatief frequente aandoening op de kinder- en adolescentenleeftijd. 2. Bij progressie van de deformiteit of een hoek >45 graden is operatief ingrijpen geïndiceerd. 3. Intraoperatieve bewaking met neuromonitoring heeft het risico op permanente neurologische uitval door een operatie gereduceerd tot <0,2%. bleek uiteindelijk bij 0,8% van de patiënten sprake van een transiënte parese en/of sensibele uitval. Na 3 maanden waren alle patiënten hiervan klinisch hersteld. IONM door middel van een combinatie van SSEP en TES-MEP wordt dan ook als de beste techniek beschouwd.21-28 Hiermee is de kans op een permanente neurologische uitval tijdens een scolioseoperatie gereduceerd tot minder dan 0,2%.4,29 Ook bij een neuromusculaire scoliose is IONM in de vorm van SSEP en/of TES-MEP tijdens een correctie goed uitvoerbaar en betrouwbaar. Het succespercentage van TES-MEP ligt ook bij deze patiëntencategorie hoger dan van alleen SSEP.22 5. Scherl SA, Phillips W, Torchia MM. Clinical features; evaluation; and diagnosis of adolescent idiopathic scoliosis. 2008. Te raadplegen op: www.uptodate.com (bekeken op 18 februari 2010). 6. Janicki JA, Alman B. Scoliosis: review of diagnosis and treatment. Paediatr Child Health 2007;12:771-6. 7. Ramirez N, Johnston CE, Brown RH. The prevalence of back pain in children who have idiopathic scoliosis. J Bone Joint Surg Am 1997;79:364-8. 8. Miller NH. Cause and natural history of adolescent idiopathic scoliosis. Orthop Clin North Am 1999;30:343-52. 9. Schiller JR, Thakur NA, Eberson CP. Brace management in adolescent idiopathic scoliosis. Clin Orthop Relat Res 2009;468:670-8. 10. Hosman AJF, Slot GH, Beijneweld WJ, Van Limbeek J, Kooijman MA. Correction of idiopathic scoliosis using the H-frame system. Eur Spine J 1996;5:172-7. 11. Sarwark, JF. Idiopathic scoliosis: new instrumentation for surgical man- Conclusie Scoliose is een relatief frequente aandoening op de kinder- en adolescentenleeftijd. In Nederland worden ongeveer 100-200 mensen per jaar geopereerd. IONM middels een combinatie van SSEP- en MEPmetingen is een betrouwbare en gevoelige techniek om dreigende schade te detecteren. Door IONM is de veiligheid van de ingreep de afgelopen jaren verbeterd en is het risico op permanente neurologische uitval door scolioseoperaties tegenwoordig kleiner dan 0,2%. agement. J Am Acad Orthop Surg 1994;2:67. 12. Steinmetz MP, Rajpal S, Trost G. Segmental spinal instrumentation in the management of scoliosis. Neurosurgery 2008;63:131-8. 13. Mohan AL, Das K. History of surgery for the correction of spinal deformity. Neurosurg Focus 2003;14:e1. 14. Fisher RS, Raudzens P, Nunemacher M. Efficacy of intraoperative neurophysiological monitoring. J Clin Neurophysiol 1995;12:97-109. 15. Nuwer MR, Dawson EG, Carlson LG, Kanim LE, Sherman JE. Somatosensory evoked potential spinal cord monitoring reduces neurologic deficits after scoliosis surgery: results of a large multicenter survey. Electroencephalogr Clin Neurophysiol 1995;96:6-11. 16. Nuwer JM, Nuwer MR. Neurophysiologic surgical monitoring staffing patterns in the USA. Electroencephalogr Clin Neurophysiol 1997;103:616-20. Referenties 17. Engler GL, Spielholz NI, Bernhard WN, Danziger F, Merkin H, 1. Vereniging van scoliosepatiënten. Scoliose, de meest gestelde vragen. Wolff T. Somatosensory evoked potentials during Harrington instrumenta- Den Haag; 2007. tion for scoliosis. J Bone Joint Surg Am 1978;60:528-32. 2. MacEwen GD, Bunnell WP, Sriram K. Acute neurological complications 18. Keith RW, Stambough JL, Awender SH. Somatosensory cortical in the treatment of scoliosis. A report of the Scoliosis Research Society. evoked potentials: a review of 100 cases of intraoperative spinal surgery J Bone Joint Surg Am 1975;57:404-8. monitoring. J Spinal Dis 1990;3:220-6. 3. Vauzelle C, Stagnara P, Jouvinrouw P. Functional monitoring of spinal 19. Nuwer MR, Dawson EC. Intraoperative evoked potential monitoring of cord activity during spinal surgery. Clin Orthop Relat Res 1973;93:173-8. the spinal cord: a restricted filter, scalp method during Harrington instru- 4. Verhaar JA, Mourik JB. Orthopedie. 2e editie. Houten: Bohn Stafleu van mentation for scoliosis. Clin Orthop 1984;183:42-50. Loghum; 2008. 20. Noonan KJ, Walker T, Feinberg JR, Nagel M, Didelot W, Lindseth R. Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie vol 111 - nr. 5 - 2010 198 Neurologie Factors related to false- versus true-positive neuromonitoring changes in 25. Deutch H, Arginteanu M, Manhart K, Perin N, Camins M, Moore F, et al. adolescent idiopathic scoliosis surgery. Spine 2002;27:825-30. Somatosensory evoked potential monitoring in anterior thoracic vertebrec- 21. Pelosi L, Lamb J, Grevitt M, Mehdian SM, Webb JK, Blumhardt LD. tomy. J Neurosurg 2000;92:155-61. Combined monitoring of motor and somatosensory evoked potentials in 26. Lesser RP, Raudzens P, Luders H, Nuwer MR, Goldie WD, Morris HH, orthopaedic spinal surgery. Clinical Neurophysiology 2002;113:1082-91. et al. Postoperative neurological deficits may occur despite unchanged in- 22. Vereniging Samenwerkingsverband Chronische Ademhalingsonder- traoperative somatosensory evoked potentials. Ann Neurol 1986;19:22-5. steuning (VSN). Behandelrichtlijn scoliose. Baarn: VSCA; 2007. Te raad- 27. Zornow MH, Grafe MR, Tybor C, Swenson MR. Preservation of evoked plegen op: http://www.vsn.nl/uploaded/files/publicatielijst/Behandelricht- potentials in a case of anterior spinal artery syndrome. Electroencephalogr lijn%20scoliose020707.pdf (bekeken op 18 februari 2010). Clin Neurophysiol 1990; 77:137-9. 23. Dawson EG, Sherman JE, Kanim LE, Nuwer MR. Spinal cord moni- 28. Schwartz DM, Auerbach JD, Dormans JP, Flynn J, Drummond DS, toring results of the Scoliosis Research Society and the European Spinal Bowe JA, et al. Neurophysiological detection of impending spinal cord in- Deformity Society Survey. Spine 1991;16:S361-4. jury during scoliosis surgery. J Bone Joint Surg Am 2007;89:2440-9. 24. Ben-David B, Haller G, Taylor P. Anterior spinal fusion complicated by 29. Kamerlink JR, Errico T, Xavier S, Patel A, Cohen A, Reiger M, et al. paraplegia. A case report of false negative somatosensory evoked poten- Major intraoperative neurologic monitoring deficits in consecutive pediatric tial. Spine 1987;12:536-9. and adult spinal deformity patiënts at one institution. Spine 2010;25:240-5. 19 9 Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie vol 111 - nr. 5 - 2010