* groep 1-2 13 Heel veel sterren! Kijken naar de sterren tijdsduur lesdoelen eindproduct 45 minuten De leerling: •een geverfde sterrenhemel •weet dat sterren licht geven kerndoelen •weet dat je sterren ’s nachts benodigdheden 1, 23, 46, 54 ziet (als het niet bewolkt is) • 24 spatramen en 55 •weet dat de zon een ster is • 24 tandenborstels •weet dat er heel veel • 3 vazen sterren zijn •knikkers •oefent het tellen (om 2 vazen mee te vullen) •oefent cijfers te schrijven •A4-papier en te lezen •verschillende kleuren verf Hoeveel sterren zijn er? 15 min. Ga met de leerlingen in een kring zitten. Laat vijf knikkers zien. Wie denkt dat er meer sterren zijn dan die knikkers? Tel de knikkers en leg ze in een vaas. Vertel dat er meer dan vijf sterren zijn. Zijn er meer sterren dan leerlingen in de klas? Tel het aantal leerlingen en leg net zoveel knikkers als leerlingen in de tweede vaas. Vertel dat er meer sterren dan leerlingen in de klas zijn. Vul nu de derde vaas tot de rand toe met knikkers. Denken de leerlingen dat er meer sterren zijn dan er in de derde vaas passen? Vertel dat er zo veel sterren zijn dat er computers voor nodig zijn om te tellen hoeveel het er zijn. Vraag: ‘Hebben jullie wel eens sterren gezien? Hoe zagen die eruit? Waren het er veel? Geven sterren licht? Wanneer zie je meestal sterren? Is de zon ook een ster?’ Laat de praatplaat van de sterrenhemel zien. Wat zien de leerlingen op de praatplaat? Vertel dat je sterren ’s nachts het best kunt zien. Sterren geven licht. De zon is ook een ster. De zon geeft zo veel licht dat we overdag licht hebben. Dan kunnen we de andere sterren niet zien. De leerlingen ontdekken dat er veel sterren in het heelal zijn. Sterrenhemel maken 15 min. De leerlingen verven een vel A4-papier in de kleur van de nacht. Laat hen zelf kiezen welke kleur dit is. Als de verf droog is, maken de leerlingen zelf sterren. Geef de leerlingen een spatraam en een tandenborstel. Laat de leerlingen zelf kiezen welke kleur (of kleuren) ze de sterren maken. Vertel dat sterren in werkelijkheid ook in verschillende kleuren voorkomen. Door met de tandenborstel over het spatraam te gaan, komen er allemaal kleine stipjes op het papier. Deze stipjes stellen sterren voor. pagina 75 • Kijken naar de sterren • les 13 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen Ter info. De zon is de ster die het dichtst bij ons staat. De andere sterren zijn zo ver weg dat wij daar veel minder licht van ontvangen. Er zijn meer sterren in het heelal dan zandkorrels op aarde! Bespreken sterrenhemel 5 min. Bespreek wat de leerlingen hebben geleerd. Vraag een aantal leerlingen wat zij hebben gemaakt. Kom er nogmaals op terug wat sterren zijn, wanneer je die ziet en hoeveel er in het heelal zijn. Sterren tellen 10 min. Op het doeblad staan tekeningen van sterren. Geef het doeblad aan de leerlingen die zelf kunnen tellen en nummers op kunnen schrijven. Tel met de rest van de leerlingen per blokje het aantal sterren dat er op het doeblad is getekend. Laat alle leerlingen zelf bij de getallen het aantal sterren tekenen. pagina 76 • Kijken naar de sterren • les 13 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen * groep 1-2 praatplaat 13 pagina 77 • Kijken naar de sterren • les 13 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen pagina 78 • Kijken naar de sterren • les 13 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen * groep 1-2 doeblad 13 pagina 79 • Kijken naar de sterren • les 13 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen pagina 80 • Kijken naar de sterren • les 13 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen Een sterrenlampion maken 30 min. Geef alle leerlingen het vel A3-karton met het gekopieerde sterrenbeeld, een prikpen en een stuk vilt. Laat de leerlingen de punten van de sterrenbeelden op de lampion uitprikken. Let er op dat de gaatjes groot zijn, anders schijnt het licht er dadelijk niet duidelijk doorheen. Rol de zijkanten naar elkaar en maak ze aan elkaar vast met een nietmachine. Maak aan de bovenkant twee gaatjes om het touwtje mee vast te maken. Hang hier het lampje aan en bevestig het geheel aan een stokje. De lampionnen zijn klaar. Laat de sterrenbeelden schijnen 15 min. Maak de klas donker. Laat de leerlingen hun lampion aandoen. Wat zien ze op hun lampion? Vertel dat de lichtjes van de lampion samen het sterrenbeeld vormen. De lichtjes zijn de sterren. Maak van iedere leerling een foto met de lampion. Print de foto’s voor de leerlingen uit. Kun je op de foto’s de sterrenbeelden herkennen? Ontwerp je eigen sterrenbeeld 15 min. De leerlingen maken met lichtgevende verf een eigen sterrenbeeld op papier. Ze mogen het sterrenbeeld zelf verzinnen. Vertel dat ze stippen kunnen zetten (dit zijn dan de afzonderlijke sterren), maar ze kunnen ook kiezen om een tekening te maken van een sterrenbeeld met lichtgevende verf. Laat dit drogen op de vensterbank of de verwarming. Maak de klas donker, als de verftekeningen droog zijn. De leerlingen laten hun sterrenbeeld zien en vertellen wat het voorstelt. pagina 82 • Kijken naar sterrenbeelden • les 14 groep 1-2 doeblad 14 pagina 83 • Kijken naar sterrenbeelden • les 14 pagina 84 • Kijken naar sterrenbeelden • les 14 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen * groep 1-2 15 Bekijk ‘t maar! Kijken naar het heelal tijdsduur lesdoelen benodigdheden 65 minuten De leerling: •foto’s bloem (bijlage) •weet dat je met een •24 jampotten kerndoelen vergrootglas meer detail •24 plastic vergrootvellen/ 1, 8, 54 en 55 van een voorwerp kunt zien vergrootglazen •leert met een vergrootglas •24 vellen papier te kijken naar een blad met kleine lettertjes en een beestje •24 elastieken •kan waarnemingen tekenen •mieren of spinnen en beschrijven •bladeren van bomen •weet dat een druppel water •magnetronfolie en een rond glas water •rond glas met water een vergrotend effect hebben •weet dat een telescoop iets heel erg vergroot, waardoor je de sterren beter kunt bekijken Voorbereiding Pak voor de activiteit Groot en klein de foto’s van de bloem uit de bijlage. Zorg dat de benodigdheden voor de activiteit Inzoomen op de natuur klaar staan om mee te nemen. Maak voor de activiteit Druppel als vergrootglas 24 vellen papier met kleine lettertjes. Groot en klein 5 min. Ga met de leerlingen in een kring zitten. Laat hen de foto van de gedetailleerde bloem zien. Wat zien ze op de foto? Wat zou het kunnen zijn? Laat daarna de foto van de hele bloem zien. Lijken beide foto’s op elkaar? Vertel dat de eerste foto een uitvergroting van de tweede foto is. Kunnen de leerlingen op de tweede foto het gedeelte aanwijzen dat ze op de eerste foto zagen? Wat zien ze op de eerste foto wel en op de tweede foto niet? Vraag de leerlingen waarmee je iets kunt uitvergroten. Vertel dat dit bijvoorbeeld kan met een vergrootglas. Ook brillen zijn een soort vergrootglazen. Vraag de leerlingen waarom vergrootglazen of brillen handig zijn. Vertel dat je hiermee iets wat heel klein is veel groter en beter kunt zien. pagina 85 • Kijken naar het heelal • les 15 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen De leerlingen onderzoeken beestjes en bladeren met en zonder vergrootglas. Vraag een aantal leerlingen of zij denken dat ze met een vergrootglas meer of andere dingen van de beestjes en de bladeren zullen zien. Zoals wat bijvoorbeeld? Inzoomen op de natuur 50 min. Ga met de leerlingen naar buiten. Geef iedere leerling een jampot. De helft van de leerlingen vult de jampot met een blad. De andere helft vult de jampot met een mier of een spin. Help de leerlingen om de beestjes met de jampot of met de hand te vangen. Vertel dat ze voorzichtig met de beestjes moeten zijn. Sluit de jampotten af met magnetronfolie, zodat er lucht bij de beestjes kan. Klem het folie vast met elastiek. Ga terug naar binnen als alle leerlingen een gevulde jampot hebben. De leerlingen tekenen op het doeblad wat ze zien met en zonder vergrootglas. Ze wisselen de jampotten onderling uit, zodat ze op het doeblad zowel een tekening van een beestje als van een blad kunnen maken. Laat de leerlingen de beestjes aan het einde van de les weer terug in de natuur zetten. Vraag de leerlingen wat ze hebben getekend. Zagen de beestjes en bladeren er anders uit met het vergrootglas? Wat was er anders? Kwam dit overeen met hun verwachtingen? Vraag waarom een vergrootglas handig is. Vertel dat je met een vergrootglas dingen beter kunt bekijken. Een vergrootglas waar je heel ver mee kunt kijken, heet een telescoop. Hiermee kun je de sterren, die heel ver weg zijn, goed bekijken. Sterren vind je overal in het heelal. Dat is de grote ruimte om de aarde heen. Met een telescoop kun je dus dingen in het heelal zien, die je met het blote oog niet kunt zien. Druppel als vergrootglas 10 min. Geef alle leerlingen het vel papier met kleine letters. Leg voor alle leerlingen een druppel water op een letter. Zien ze de letter nu beter? Houd het papier met kleine lettertjes achter een glas met water. Wat zien de leerlingen? Is de tekst beter te zien? Kom samen tot de conclusie dat een druppel water en een rond glas water ook werken als een vergrootglas. pagina 86 • Kijken naar het heelal • les 15 * groep 1-2 doeblad 15 pagina 87 • Kijken naar het heelal • les 15 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen pagina 88 • Kijken naar het heelal • les 15 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen * groep 1-2 Hoe maak je contact? Kijken naar de aarde tijdsduur lesdoelen benodigdheden 55 minuten De leerling: •foto papegaai (bijlage) •leert dat je hulpmiddelen •12 blikjes kerndoelen nodig hebt om contact te •3 zaklampen 1, 23 en 54 leggen over een grote afstand •touw •leert dat je op verschillende •spijker manieren met elkaar kunt •hamer communiceren •eventueel: prijsje voor de wedstrijd Voorbereiding Maak voor de activiteit Contact! met een spijker en een hamer in 12 blikjes een gaatje in de bodem. Verbind de blikjes met het touw. Zorg ervoor dat de lengte van het touw per blikjestelefoon verschilt. Maak in één hoek van het lokaal een tussenwand en zet aan beide zijden een stoel, zodat de leerlingen elkaar tijdens de activiteit niet kunnen zien. Pak de foto van de papegaai uit de bijlage. Kun je mij nog horen? 15 min. Ga met de leerlingen naar het schoolplein. Zet de tweetallen tegenover elkaar en laat hen met elkaar praten. Eén van elk tweetal, steeds dezelfde, gaat stap voor stap achteruit. De leerlingen stoppen als ze elkaar niet meer kunnen verstaan. Bekijk de afstand. Vertel dat het wel een stuk uit elkaar is, maar niet heel ver. Ga met de leerlingen binnen in een kring zitten. Bespreek de uitkomsten. Kon de afstand groter gemaakt worden als ze gingen schreeuwen? Viel de afstand mee of tegen? Hoe zou je vanaf het schoolplein met je moeder thuis kunnen praten? Schreeuwen lukt dan niet. Kom tot de conclusie dat de afstand die je zonder hulpmiddelen met elkaar kunt praten niet heel groot is. De leerlingen onderzoeken op wat voor manier je contact met elkaar kunt maken. Contact! 30 min. Verdeel de klas in twee groepen. Leg de activiteiten van tevoren uit. pagina 89 • Kijken naar de aarde • les 16 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen 16 Hallo, wie is daar? De leerlingen pakken per tweetal één (in de voorbereiding gemaakte) blikjestelefoon. Laat hen met elkaar praten. Vertel dat het touw strak moet staan. Kunnen ze elkaar verstaan als ze fluisteren? Laat de tweetallen onderling wisselen van blikjestelefoon om te onderzoeken of ze elkaar ook goed verstaan als het touw langer of korter is. Papegaaien Verdeel de groep in tweeën. Iedere groep gaat aan één kant van de tijdelijke scheidingswand staan. Aan beide kanten gaat een leerling op een stoel zitten. Laat één leerling bij de wand staan om het signaal (gezichtsuitdrukking of knippercode) over te brengen. Vertel dat dit de ‘papegaai’ is. Deze leerling kan als enige beide groepen leerlingen zien. Vraag de leerlingen wat een papegaai is. Laat de foto van de papegaai uit de bijlage zien. Vertel dat een papegaai woorden kan napraten. Geef de papegaai en de twee zittende leerlingen een zaklamp. Eén van de zittende leerlingen begint. Deze is de zender. Vertel dat de zender de boodschap verstuurt. Je kunt een boodschap versturen in beeld (een gezichtsuitdrukking) of in code (een knippersignaal). De zender knippert een aantal keren Tip. Maak er een wedstrijd van met een met zijn zaklamp of toont een gezichtuitdrukking aan de papegaai. De papegaai geeft dit door aan de ontvanger aan de andere kant van de wand. De groep van de ontvanger telt hoe vaak de papegaai met de zaklamp heeft geknipperd of welke gezichtsuitdrukking er wordt getoond. Laat beide groepen evenveel keren ontvanger en zender zijn. prijsje. pagina 90 • Kijken naar de aarde • les 16 Bespreek in de kring beide activiteiten. Vertel dat je door de blikjes niet hard hoeft te praten om elkaar op grote afstand te kunnen verstaan. Wat hebben de leerlingen ontdekt bij de activiteit Papegaaien? Was het lastig te raden wat de andere groep deed? Zou het ook gelukt zijn als er geen papegaai was? Vertel dat je door zo’n papegaai grotere afstanden kunt overbruggen zonder een touw te gebruiken, zoals bij de blikjestelefoon. Is een satelliet handig? 10 min. Vat de conclusies uit de activiteiten en de verkenningsopdracht samen. Je hebt hulpmiddelen nodig om over grotere afstanden met anderen te kunnen praten. Met alleen een touw lukt dat niet. Maar de vaste telefoon lijkt wel veel op de blikjes. De draad waar je doorheen praat ligt nu alleen onder de grond. Het papegaaien werd vroeger veel gebruikt. Je had toen een boodschapper. De koning van het ene land vertelde iets aan deze boodschapper en liet hem die boodschap dan overbrengen aan de koning van een ander land. Het lastige was, dat dit wel weken kon duren. Tegenwoordig kun je zelfs met elkaar praten via een satelliet. Een satelliet is ook een soort papegaai. Hij hangt in het heelal en vangt op wat er wordt gestuurd en stuurt dat weer door naar iemand anders op de wereld. Zo kun je met iemand praten die heel ver weg is. Bijvoorbeeld aan de andere kant van de oceaan of hoog in de bergen. pagina 91 • Kijken naar de aarde • les 16 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen pagina 92 • Kijken naar de aarde • les 16 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen