Zorg voor het Verhaal, samenvatting

advertisement
Zorg voor het verhaal, Ruard Ganzevoort & Jan Visser
Deel 1: Achtergronden
H1 Wat is Pastoraat?
Het eigene van pastoraat
- Pastoraat als kerkelijke activiteit
Pastoraat raakt vrijwel elke kerkelijke activiteit. Gezamenlijke overenekomst is het verhaal van God
dat centraal staat. Wie is God dan? De invulling die bij de naam hoort kan per context verschillen, het
is goed om daarvan op de hoogte te zijn en daar snel van op de hoogte te zijn.
- Pastoraat als hulpverlening
Hier staat de particuliere mens centraal. Het raakvlak is er met de maatschappelijke hulp en
psychologie. Het gaat om het verhaal van de persoon en de problemen in diens leven. De pastor
helpt op geestelijk gebied en de psycholoog op psychisch gebied. Beide kennen dus één dimensie, dit
vraagt om goed differentiëren. Ook is er sprake van concurrentie, hulpverleners die elkaars taak
overnemen, je ziet veel zorg tegenwoordig van de kerk afgaan. Ten slotte is er cooperatie, waar men
juist met elkaar samenwerkt, de benadering verschilt alleen.
- Pastoraat als mendemenselijkheid
Men is beide mens en er is een persoonlijke sfeer. De een staat niet boven de ander. Toch is de
pastor wel een professional en zal daarom grenzen moeten bewaken. Daarom is er ook geen totale
gelijkwaardigheid.
Definitie )niet uitputtend): zorg voor het verhaal van mensen in relatie met het verhaal van God.
Verschillende lagen van zorg:
1. Gemeenschap en omzien in de kerk
2. Pastorale dimensie van liturgische zaken , preken, catecheses etc. voor zover er sprake is van
aandacht voor het verhaal van mensen.
3. Onderlinge zorg door vrijwilligers en ambtsdragers
4. Pastorale counseling, gespecialiseerde en professionele zorg voor mensen met specifieke
pastorale vragen.
Pastoraat en geestelijke verzorging
Dit lijkt wat uit elkaar te liggen maar ligt nog best dichtbij elkaar. Er is sprake van gesprek, aandacht
voor verhaal en een professionele houding. Toch is de gesprekspersoon vaak niet aangesloten bij een
instituut als kerk. Er is ook groei in het aanbod, waar eerst alleen de predikant geestelijke verzorging
deed zijn er nu ook specifieke opleidingen en zaken als het leger hebben legerimams, legerrabbi’s
etc. naast de legerpredikant. Toch is dit een belangrijke component en roept het de vraag op wie dit
werk allemaal kunnen doen en of er wel een ambt nodig is. Het lijkt niet perse zo te zijn. Ook is er de
vraag welke zorg je wil bieden. Toch wordt er niet veel verschil gemaakt tussen pastoraat en
geestelijke verzorging omdat de instelling en het doel hetzelfde is, het instituut mist meestal maar
dat bied ook interessante gespreksonderwerpen.
Dimensies van het eigene
Het gebeurt namelijk dat er een verscheidenheid is aan zorgverleners, de een kan soms ook voor de
ander optreden. Het verschil ligt in het accent dat er wordt gelegd. Voor het pastoraat kijken we naar
inhoud, context, perspectief en methode.
- Inhoud, geloof en theologische deskundigheid, specifiek voor een pastor. Daarnaast ook
generalisatie in hulpverlening zodat er ook wijselijk doorverwezen kan worden. Vooral op het
gebied van geloofsvragen en zingeving is de pastor van belang.
- Context, geloofsgemeenschap, het pastorale werk is ingebed in een scala aan activiteiten. De
pastor kan ook zelf actief mensen aanspreken en uitnodigen voor gesprek waar andere
-
-
hulpverleners dat niet kunnen. Soms kan de context ook tegenwerken omdat de rol die
iemand heeft in de gemeente niet te matchen is met de rol van hulpvrager.
Perspectief, geloofsgesprek, de pastor is vaak ook de vertegenwoordiger van God, dat zit er
altijd bij. Daarin moet ook het doelen van pastorale gesprekken snel duidelijk worden
namelijk de verbinding van menselijke verhalen met die van God. Dit is ook van belang voor
het professionele handelen en hoe dat gestalte krijgt. Theologische reflectie samen met
psychologische inzichten.
Methode, het moet een theologische methode zijn. Waarbij het gesprek gaat over geloof en
zaken daaraan verwant. De pastor wordt nooit meer dan een amateur-psycholoog en moet
daarom zoveel mogelijk op zijn eigen gebied blijven, anders gaat het fout. De vorm en inhoud
moeten dus theologisch doordacht zijn.
Stromingen en vooronderstellingen
- Antropologie, hoe ziet de pastor de gesprekspartner(s)? welk mensbeeld/visie is er?
- Soteriologie, hoe komen mensen tot hun doel? (in religieuze zin?) hoe de relatie met God
gedacht wordt, en hoe breuken en storingen daarin worden opgelost. Er is een onderscheid
tussen God en mensen en er is een fundamentele verbondenheid tussen God en mens. Bij de
eerste is er een kloof, bij de laatst is zelfontplooiing en functioneren in relatie met anderen
het doel.
- Ecclesiologie, de leer van de kerk. Hierbij is de leer/ context van invloed op de vorm en
inhoud van pastoraat.
- Psychologie, hoe deze met de pastorale zorg wordt geïntegreerd, eerst was het een hulpje,
daarna werd men juist door de psychologie ter orde geroepen. Maar tegenwoordig is er
meer sprake van correlatie, een samenwerking op basis van een veronderstelling van een
neutrale basale ontologie en antropologie.
H2 De context van pastoraat
Biografisering: verhalende identiteit
De mens is op zoek naar zichzelf, wie hij is, er is een veelheid aan identiteiten maar wie ben je zelf?
Mensen hebben daarom reflectie en zijn bezig met het levensverhaal van hun leven. Het is ook een
noodzaak: wie ben je ten opzichte van de rest van de mensen, hoe verhoudt je je tot hun? Wat zijn je
normen en waarden, allemaal principes en gedachten die je vormen en maken dat je bepaalde
keuzes maakt, je gebruikt daarvoor ook de brokken van internet, muziek etc. wat op je afkomt. Het
levensverhaal kent ook schaduwzijden, het is vaak ik-georiënteerd en minder afgestemd op anderen.
Daarom is het ook zaak dat je je verhaal zo kan vertellen dat mensen het ook begrijpen en zich erin
kunnen vinden, herkennen en bovenal accepteren. Dan is het goed als er zaken overeenstemmen
met anderen.
Onzekerheid ligt op de loer. Dan is het fijn om richting en houvast te hebben in het leven. Wat is mijn
waarheid? Waar houd ik mij aan vast? Dat zijn vragen die spelen. De kerken lopen wel leeg maar de
religiositeit is niet afgenomen, het blijft zaak om daarover na te denken. De pastor moet oog hebben
voor zulke ontwikkelingen en heeft de vraag hoe de geestelijke traditie van hemzelf of van de
gesprekspartner adequaat te verbinden is met de dagelijkse situatie waarin mensen zich bevinden.
Hoe de traditie daarin een rol speelt voor de mensen vandaag en ook hoe de levensverhalen van
mensen gelezen kunnen worden met behulp van elementen uit de traditie.
- Een zelf worden, zichzelf worden
Voordat je kan kijken naar hoe men zich tot elkaar verhoudt, en daarin een zelf is, kan je nog de
vraag stellen naar hoe men die zelf is geworden. Daarvoor zijn drie factoren van belang: 1) historisch,
wat is je tijd, hoe ziet je generatie eruit? 2) context op micro-, meso- en macroniveau, wat allemaal
met elkaar in verbinding staat. 3) biologisch, aanleg, genen, aangeleerd gedrag. (hierin zit dus het
psychologisch en sociale ook) Het zelf zijn en worden gebeurt in het alledaagse. Hiervoor moet de
pastor dan ook oog hebben: hoe men zich situeert met anderen in ruimte en tijd. ‘I’ is de
onmiddellijke interactie die uit ervaring komt. ‘Me’ is de innerlijke reactie daarop vanuit het
perspectief van de ander. Het gaat niet alleen om de concrete ander die je tegenkomt maar ook hoe
die je tegemoet treedt vanuit een wijder perspectief in boeken, film etc. voor wereldwijd en
gegeneraliseerd niveau.
- Transcendentie in het levensverhaal
Het gaat niet alleen hoe men zich verhoudt met anderen maar ook hoe men zich verhoudt met God.
God is de transcendente factor in het bestaan waar je je aan kan spiegelen en naar wiens beeld je
kan en mag leven. Dit is van belang voor onze identiteit en levensverhaal, daarnaast is er het morele
appèl van de ander. Dit transcendente speelt een grote rol, ook in het alledaagse. Het is vaak wel
duidelijker aanwezig in de grote momenten in het levensverhaal, dan moet er vaak een heroriëntatie
plaatsvinden van wie men is of hoe men verder moet. De pastor kan hier dan goed naar luisteren en
meelijden maar ook richting geven of gedachten waarmee men verder kan werken.
Multiculturalisering en diversiteit
Er is een grote verscheidenheid aan culturen. Steeds meer mengt dat ook in een land, de mensen
verhuizen maar nemen wel hun cultuur mee. Er vindt uitwisseling plaats in de culturen maar ook zijn
de culturen zelf dynamisch. Een pastor moet hier ook oog voor hebben en voor de eigen culturele
achtergrond.
- Cultuur
Drie benaderingen van cultuur
Evolutionistische notie  cultuur is een systeem van adaptie, sociaal overgedragen
verhoudingspatronen. Om de menselijke gemeenschap in stand te houden.
Structuralistische benadering  structurele patronen en overeenkomsten en verschillen tussen
culturen.
Interpretatieve antropologie  cultuur is een betekenissysteem, het gaat dan niet over overleven
maar om betekenis. Het boek zet hier het meest op in. Intercultureel pastoraat moet theologisch
onderbouwd zijn: de concrete ervaring van mensen moet aan bod komen. Er moet een grondige
sociale analyse gemaakt worden om de persoon en achtergrond te leren kennen. Er is een kritischhermeneutische interpretatie nodig (betekenis, waarheid, gelijkheid en auteurschap). En tot slot een
gerichtheid op de concrete praxis van bevrijding en empowerment van de mensen met wie de pastor
werkt.
- Diversiteit
Diversiteit is iets wat gewaardeerd moet worden, mensen zijn nou eenmaal anders en verschillend
geschapen. Wel is er veel verschil tussen mensen. er is een tussenruimte tussen westerse cultuur en
Afrikaanse, er zit een groot verschil in. De pastor moet daar vooral niet tegenin gaan maar juist oog
hebben voor de diversiteit en een verstaan tussen verschillende groepen mogelijk te maken.
H3 Pastorale modellen
De pastor als getuige
Opgekomen naar de eerste wereldoorlog.
- Kerygmatisch en kerkelijk-sacramenteel pastoraat
In dit model is de pastor de getuige. Hij leeft en werkt naar het Woord en mag dat anderen
voorhouden in het geloofsgesprek. Het gaat om verzoening waarin de genade van God alles
doorbreekt en die ingaat tegen alles wat mensen kunnen bedenken. Jezelf zien in het licht van God.
De pastor gaf zo het Woord aan de pastorant. Wel was er een scheve verhouding, de pastor staat als
autoriteitsfiguur te spreken en dat is puur op basis van zijn functie en niet op eigenschappen of
vaardigheden. Dit is het grootste bezwaar tegen het model. Het kerkelijk-sacramentele pastoraat is
hieraan parallel. De pastor bedient de sacramenten en deelt de communie uit en verleent absolutie.
Beide staan voor een ambtelijke visie op de pastoor. Toch hebben beide modellen nog kracht in zich
omdat het sterke wel is dat de pastor als getuige mensen een kader en een leerweg kan bieden
waarin een persoonlijke ontwikkeling kan plaatsvinden. De pastoor is dan meer een gids die de weg
wijst.
- Charismatisch pastoraat
In charismatisch pastoraat is de pastor een getuige/ bemiddelaar van de geestesgaven en daarmee
een getuige, vandaar dat het hier staat en niet onder bijv. therapeutisch pastoraat. Geestesgaven zijn
hierin belangrijk. Niet iedereen krijgt dat even veel maar het maakt daardoor dat iedereen pastor kan
zijn. De ambtelijke visie staat zo niet vast en de autoriteit kan verschuiven. Het gaat hier om de
werking van de HG in de tegenwoordige wereld. Drie thema’s die aan bod komen zijn:
- Innerlijke genezing, psychische wonden of zaken uit het verleden waarvoor vergeving plaats
moet vinden. Het heeft zo psychotherapeutische raakvlakken.
- Lichamelijke genezing, het genezen van ziektes. Dit roept vaak scepsis op maar moet niet
onderschat worden.
- Bevrijding van demonische krachten, hierbij gaat het vaak om geestelijke strijd.
De punten zijn omstreden maar sluiten aan bij een pastorale behoefte. God is werkelijk betrokken op
ons leven en handelt in het hier en nu. De pastoor is de getuige, evangelist en leraar. Hierdoor
ontstaat toch een lichte scheefgroei want de pastor is de bemiddelaar, toch moet de hulpvrager wel
actief meewerken in het proces van genezing door geloof en toewijding.
De pastor als helper
Opgekomen in de jaren 60 waar er meer democratisering kwam.
- Therapeutisch pastoraat
De opvulling van de leegte van het kerygmatische model. Hier is vol op aandacht voor de persoon. De
persoon die zich geblokkeerd weet door innerlijke blokkades. Alle beschikbare psychotherapeutische
en spirituele of theologische middelen mogen hierbij worden ingezet om het probleem op te lossen.
De pastor is dan een expert hulpverlener, een deskundige. Er is ook kritiek.
1. De therapeutische benadering ontstond op het punt van de psychologisering van het
pastoraat. Het theologische gehalte kreeg te weinig nadruk. Want wat is de pastor meer dan
een maatschappelijk werker?
2. Er is te veel aandacht voor de individuele behoeften en gevoelens en het was te weinig
profetisch-kritisch ten aanzien van de politieke en sociale ziekmakende factoren. Het gaat
dan te makkelijk mee met het morele egoïsme van zelfontplooiing als hoogste waarde.
3. De rol van pastor is als deskundige, de persoon van de pastor maakt dan niet meer uit. Als hij
maar kan functioneren. Ook dit geeft een zekere machtspositie, autoriteit door de pastorale
rol.
- Systemisch pastoraat
Een benadering gebaseerd op het systeemdenken en op gezinstherapie. In specifieke vorm
contextueel pastoraat. Als object vorm je samen met andere objecten een systeem en dat systeem
bepaalt mede de eigenschappen van het object. Binnen je systemen werk en functioneer je. De
aanpak van deze benadering is dan ook om te kijken naar het systeem waarbinnen een probleem is,
dat ga je zo oplossen. Wil je verandering in het systeem dan moet je gaan differentiëren of gaan
individualiseren, ‘ik’ gaan zeggen en vrijer in het systeem gaan functioneren. De basishouding van de
pastor is dan ook ‘geindividueerd’ te zijn. Hij moet niet in het systeem worden gezogen. In het
contextuele pastoraat gaat het om kijken naar de complete context van een persoon waarbij je onder
andere intergenerationeel kijkt en ethisch. Mensen in gezinssystemen moeten elkaar recht doen dan
blijft het goed gaan.
In deze vormen gaat het om therapeutische inzichten en methoden. De pastor is de helper maar op
twee punten is het niet klassiek-therapeutisch. Het individu wordt niet geïsoleerd van de context
maar als deel van het systeem. De pastor is vervolgens niet de deskundige maar helper, de
zorgvrager wordt hiervan niet afhankelijk. Het systeem kan er zelf uitkomen.
De pastor als metgezel
- Evenmenselijk pastoraat
Hier is de pastor de gelijke van de hulpvrager. Hij/zij is een vriend, een deskundige en een getuige.
Maar hij is het niet allemaal maar wisselt daar tussen. De pastor is belangeloos bereid om deze rollen
te spelen. Alle drie zijn ze op verschillende momenten van belang en daarom is de wisselwerking
aanwezig. Wel is de pastoor dus evenmenselijk in verhouding, zo kan de pastoor ook dichtbij komen
maar moet wel een zekere afstand bewaren.
- Pastoraat als presentie
Twee modellen die eruit springen
Pembroke  beschikbaarheid, ruimte voor de ander en verbinding met de ander. Bevestiging,
meestrijden met de ander om de mogelijkheden door God gegeven te ontwikkelen.
Baart  beschikbaarheid en ontvankelijkheid, de pastor kan een relatie aangaan zonder verborgen
agenda. De pastor is bereid tot werkelijke ontmoeting. De zorg die geboden wordt heeft te maken
met de articulatie van zin en betekenis, het ruimte laten aan de ander om de eigen doelen na te
streven, en onvoorwaardelijkheid in de toewijding en de trouw. Vooronderstelling is wel dat de
ander een redelijk subject is die redenen heeft voor wat hij of zij doet en de competentie heeft om
het eigen leven te leiden.
Op zoek naar balans: de pastor als tolk en gids
Het hermeneutische model zoekt naar de combinatie van de drie voorgaande modellen waarbij de
balans wordt gevonden van het verbinden van de goede eigenschappen van de modellen.
- Hermeneutisch pastoraat
De pastor als tolk is het bijdragen aan het zelfverstaan van de gesprekspartner. Door verbindingen te
leggen tussen het verhaal van de gesprekspartner en het verhaal van de traditie. De tolk moet goed
thuis zijn in de theologie en de psychologie. De gidsfunctie gaat om geestelijke begeleiding, dan neigt
men naar het kerygmatische. Ook is er neiging naar het therapeutische, in het licht van het verhaal
van de religie kan men in het eigen verhaal dat stokt, nieuwe ruimte vinden om door te gaan. In de
balans van het model blijft wel altijd discussie over de polen die in het model zitten.
H4 Narratief pastoraat
- Verhalen van mensen, verhalen van God
Daar waar de twee werelden elkaar tegenkomen is sprake van een pastorale dimensie. Dit zie je ook
terug in verhalen van hulpverlening en diaconie, de dimensie lopen door elkaar omdat God op
verschillende manieren met het leven van de mens doorvlochten is.
Achtergronden
- Hermeneutiek
Hermeneutiek is van een discipline van tekstuitleg uitgegroeid naar een discipline over het verstaan
van het bestaan: existentiele hermeneutiek. Het gaat om het leren verstaan hoe mensen hun
werkelijkheid begrijpen en zoeken naar verklaringen van wat hen overkomt, hoe zij proberen te
begrijpen wie ze zijn en wat hun plaats is te midden van anderen, als ook waarheen ze op weg zijn.
Het gaat om zingeven en dat geef je vorm in het levensverhaal, dat gevormd wordt door alles in je
leven, zoals context (prefiguratie). Configuratie is het vertellen van dat verhaal, met een eigen
tijdsverloop, refiguratie is die wereld die het narratief bij de lezers of hoorder oproept. Voor
pastoraat is van belang om bouwstenen aan te leveren voor dat levensverhaal. Zodat iemand tot zijn
levensverhaal kan komen. Het gaat namelijk niet om wat overgeleverd is, maar om het in concrete en
nieuwe situaties re-actualiseren van de werkelijkheid die door de oude verhalen wordt opgeroepen.
- Kennis is geconstrueerd
Kennis komt voort uit ervaring. Gemaakt door de sociale verbanden die er zijn. Je verzameld en
interpreteert maar het is soms maar de vraag in hoeverre je goed interpreteert. Toch doe je dat en in
het narratief breng je dat naar voren en spreek je vaak performatief over relaties en hoe je de dingen
ziet. Kennis is dus ook relationeel van aard. Het sluit aan bij religieuze tradities. ‘yada’ is het
hebreeuws voor kennen, maar dan op een diep niveau. Binnen het pastoraat kan je dan fragmenten
van verhalen verbinden met elkaar maar ook met fragmenten van God. Dat vergroot de draagkracht
van het verhaal en verdiept de betekenis.
- Identiteit is narratief
We leren onszelf kennen via het verhaal. Zo uitten we het ook. Er zijn daarmee heel veel
perspectieven van mensen op hoe iets kan of moet. Er is niet één manier van geloven of leven,
iedereen kleurt het zelf in en maakt het een verhaalvorm. We leven in de tijd en bewegen ons in de
ruimte. Daarin kunnen er wel vaste punten zijn, maar ook die bewegen mee, zoals je karakter, dat
blijft zich door ontwikkelen maar heeft wel vast gestalte in het moment. (dit ben je op dit moment)
Dit maakt ook uit voor de relatie met God.
- De therapeutische waarde van narrativiteit
In narratieve therapie werkt men via vragen stellen. Het is een zinvolle conversatie waarbij de
therapeut vragen stelt waar die het antwoord niet op weet. het is de bedoeling dat de client weer de
grip op het eigen levensverhaal krijgt en het weer zelf vorm kan geven. Hierbij is syntagmatisch de
bedoeling om samenhang in de fragmenten te krijgen en paradigmatisch de andere opties die er zijn
waarmee je kan vergelijken. Het is zaak dat de client kan kijken naar het eigen probleem op een
afstandje en er zo iets mee kan doen. Dit kan ook in het pastoraat gebruikt worden.
Theologische onderbouwing
Een legitimatie.
 Ervaring en openbaring
Die staan naast elkaar in het narratief. Niet de een of de ander want dat doet elkaar tekort. Het gaat
om de ervaring met de ervaring (de bijbel is een boek vol ervaringen van mensen), waarbij een
openbaring plaats vind, je ontdekt iets wat je nog niet eerder zag. Dat komt naar voren in het
pastoraat. Zo verteld Jezus ook zijn verhalen, een doorsnee ervaring met een verrassende wending
waarbij een nieuwe dimensie aan het licht komt dat het gewone doorbreekt: een ervaring met een
ervaring en daar via een nieuwe kijk: een openbaring.
 Pneumatologie
Een pneumatologisch perspectief is voor de pastorale theologie bijzonder vruchtbaar. We komen tot
een open en flexibele visie op het pastorale gesprek en de verbondenheid van dat gesprek met God.
De Geest zorgt voor een doorgaande dynamiek, het werk van God is door de Geest verbonden aan
het werk van mensen en daarom niet langer ongrijpbaar of onzichtbaar maar te zien in de
werkelijkheid en niet alleen beperkt tot de theologie.
- De gelijkenis als model
De structuur van een gelijkenis geeft een model weer voor pastoraat. Voor achtergrond, inhoud en
methode. De gelijkenis is namelijk een metafoor waarin het leven van mensen verteld word en het
verhaal van God bewerkstelligt daar iets in. Er is een proces van:
1) Herkenning, het gaat over alledaagse mensen en gebeurtenissen. zodat de luisteraar
participant kan worden.
2) Vervreemding, destabiliserende elementen waardoor de luisteraar word geconfronteerd en
open staat voor verandering.
3) Ontsluiting, de nieuwe visie is een ontsluiting of openbaring waarin hun eigen verhaal wordt
opengebroken en veranderd door Gods verhaal. Dankzij de vervreemding.
4) Antwoord, de vraag om antwoord van het publiek, om kleur te bekennen.
Dit komt ook terug in het pastorale gesprek en je kan dit zien als een cirkel die onaf is. Daar is ook de
ruimte voor de Geest die waait waarheen Hij wil. Die cirkel verbind zich met de volgende cirkel van
dezelfde persoon maar ook met andere cirkels van andere mensen en van God. Het pastoraat is dan
ook nooit af.
- De gelijkenis en de pastorale modellen
Blz. 125-127 nog eens lezen als je dit aan het leren bent en de modellen uit H3 wees voor de geest
staan!!
Deel 2: Methoden
H5 Het gesprek
In het pastorale gesprek gaat het om een professionele en strategische gespreksvoering, waarin het
verhaal van de gesprekspartner het programma bepaalt.
Gespreksvoering
- Aanloop
Men komt bij elkaar met een voorgeschiedenis en interpretaties daarvan
o Overdracht, projectie van beide kanten vanwege de voorgeschiedenis, alle eerdere
ervaringen komen mee. Spiritueel moet de pastor wel voorbereid zijn en zijn plek
weten door gebed, hij is een instrument.
o Informatie en ambtsgeheim, informatie is een stukje voorbereiding, wat weet je al,
wat kan je vragen nav een vorig gesprek? Daarmee moet je wel rekening houden dat
de persoon soms veel heeft meegemaakt, dus geef ook ruimte aan dit moment.
Daarnaast is er ambtsgeheim waarbij je zaken niet doorverteld, hoewel sommige
situaties het nodig maken om dat ambtsgeheim te doorbreken. Ook kan je soms in
trainingssituaties zaken naar boven brengen maar dan blijft de pastorant anoniem.
o Praktische zaken, denk aan de plaats en ruimte van gesprek maar ook de aandacht
en mogelijkheden van afleiding.
- Opening
Een belangrijk element. Iemand moet zich veilig voelen om te spreken. Daarvoor moet ruimte zijn,
elkaar leren kennen. Maar ook kan de pastor initiatief nemen en vragen stellen. Het gaat om de
ontmoeting tussen twee mensen maar ook met God.
- De kern van het gesprek
Na de opening kan men komen tot de kern. Tot wat de ander wil vertellen. Dat betekend niet dat de
pastor passief luistert maar juist ook het gesprek in de richting kan brengen die nodig is, want er
kunnen ook vluchtwegen of zijtakken inzitten die afleiding. Ook de opening biedt gesprekstof die de
pastor gelijk of later kan gebruiken. Daarnaast zendt de pastor ook signalen uit die de pastorant kan
registreren en wat invloed heeft op het gesprek.
o Diagnostiek, hierbij gaat het om het inschatten van het gesprek en de situaties die in
het gesprek aanwezig zijn of genoemd worden. Daarnaast is het gesprek altijd een
gesprek met een pastor, die er staat vanwege zijn beroep maar ook functie als
Godsman. Dan is het ook goed om het over het verhaal van God te hebben. Daarin
zijn verschillende lagen, van feiten en overtuigingen die algemeen zijn/ minder
persoonlijk, naar emoties, tot de diepste van spiritualiteit en existentiele
betekenissen. Dat niet wel op een natuurlijke manier gaan want anders wordt het
geforceerd.
- Afronding
Ook belangrijk. Je kan noemen dat het gesprek tegen het einde loopt en dan vragen of er nog iets
besproken moet worden. Soms komt dan nog iets omhoog, want niet altijd direct besproken moet
worden trouwens. Je kan het dan hebben over een vervolg en hoe dat moet plaatsvinden. Ook de
manier van eindigen verdiend aandacht, wel of niet bijbellezen en bidden, dat hangt ook van de
persoon af, daar kan je dus naar vragen.
- Vaardigheden
Niet-selectieve vaardigheden zijn belangrijk. Het gaat erom dat de pastorant kan blijven vertellen
zonder daarbij sturend te zijn, dat doet de pastor. Selectieve vaardigheden zijn juist behulpzaam om
het gesprek een hele andere kant op de te sturen. Maar ook het benoemen van wat men ervaart bij
wat er gezegd is of doorvragen. Regulerende vaardigheden is het ordenen van de gespreksrelatie
zodat de andere zijn of haar doelen bereikt. Een bewaker van het proces is de pastor dan. Daarbij zit
ook terugkoppeling van begindoelen. Ook begin en eind van het gesprek doet de pastor.
Inhoudelijke vaardigheden, zoals het leggen van verbanden van verschillende delen van het verhaal.
Zolang de ander maar niet object wordt van interpretatie. Confronteren hoort er ook bij of juist
positief heretiketteren van negatieve dingen bij de ander (die het zelf negatief ziet).
- Gesprekstijlen
Stijl 1: normatieve stijl. Eigen overtuiging van de pastor tegenover de pastorant.
Stijl 2: logisch-inhoudelijke dimensie. Gesprekvoering van de pastor is via argumenten en is
inhoudelijk.
Stijl 3: enthousiasmerend. Gezamenlijkheid van pastor en pastorant. Een ontmoeting in gedeeld
geloof.
Stijl 4: relationeel. Gespreksvoering gedefinieerd door interesse in de ander en investeren in de
relatie.
Alle vier eenzijdig en moeten afgewisseld worden. Maar wel handig om alle vier te beheersen. Stijl 1
en 2 zijn sturend en 3 en 4 steunend.
Gespreksstrategie
Een paar optisch in het aanbod van bepalen welke strategie het meest vruchtbaar lijkt.
- Korte gesprekken
Mensen het gevoel geven dat ze gezien worden. Het meest basale niveau. Kleine korte ontmoetingen
kunnen veel waarde hebben. Maar ook korte gesprekken met inhoud, die vaak basis zijn voor langere
gesprekken.
- Gespreksreeksen
Hierin ga je te werk via een welomschreven thema en streef je een doel na. Aan het einde van de
reeks (meestal 5 gesprekken) maar je de balans op. Meestal kan de pastorant dan weer zelf verder of
soms is er nog een reeks nodig.
- Doorverwijzen
De pastor is niet op alle gebieden specialist, hij moet daarmee zijn grenzen kennen en kunnen
verwijzen naar instanties die ook kunnen helpen. De pastor is dan de eerstelijnswerker. Het is wel
zaak om dn contact te houden, al was het maar omdat de pastorant deel uitmaakt van dezelfde
geloofsgemeenschap. Of een belangrijke rol naast een andere hulpverlener vervullen.
- Werken met vrijwilligers
Pastorale zorg is een zaak van de hele gemeente. Dan is er zorg nodig voor de goede pastorale hulp
en zorgen voor de vrijwilligers zelf. Dan wordt de pastor tweedelijns en coach/supervisor. Conform
Efeze 4:12’om de heiligen toe te rusten voor het werk in zijn dienst.’ het gaat om de herontdekking
van de taak en rol van de vrijwilliger, de fundamentele verantwoordelijkheid voor het functioneren
van de religieuze gemeenschap van de gemeente zelf en die ligt niet bij de voorganger en
ambtsdragers. (handig voor visie op pastoraat dit gedeelte!!) er zijn wel stappen voor de pastor om
te zetten: 1) stimuleren van een klimaat waarin mensen zich verantwoordelijk willen weten voor het
gemeente-zijn. 2) Werving en training van vrijwilligers in het pastoraat. 3) Blijvende ondersteuning
van de vrijwilligers.
H6 Verhalen begrijpen
Dit hoofdstuk presenteert een narratief model met zes dimensies van levensverhalen: structuur,
perspectief, rolverdeling, toon, relationele positionering en legitimatie voor het publiek.
Er is de volgende definitie van de narratieve gestalte: de verhaalachtige structuur, waarin een
verteller vanuit het eigen perspectief het leven ervaart en verstaat en waarin hij of zij een
rolverdeling aanbrengt, om zich daarmee te positioneren in relaties en zich te verantwoorden voor
het publiek.
Dan volgt een gesprek, waarnaar het gesprek met dit model geanalyseerd wordt. Veel zal een pastor
al in zijn mars hebben en automatisch goed doen, maar het systematiseren leidt tot verheldering en
zich op eventuele persoonlijke verbetering van de gesprektechniek.
De vertelling
 Structuur
De verteller heeft altijd een interne en externe verhaallijn. Intern is waarin delen van het verhaal
verbonden zijn. Extern is het perspectief van de verteller maar ook hoe het op het publiek overkomt
in combinatie met heden, verleden en toekomst. De vraag voor de pastor is waar deze structuur, het
verhaal, de verbinding maakt met het verhaal van God. Als dat niet gebeurt of wel maar indirect
vraagt die om doorvragen en meer tot de kern komen. Theologisch is er de vraag naar zin en
samenhang van de verhalen, we zijn voortdurend bezig te ordenen en te verbinden en zo betekenis
te ontdekken in onze levensloop. Dit is een existentiële bezigheid.
 Perspectief
Perspectief is iets subjectiefs. Ieder heeft zijn eigen perspectief, geladen met het eigen verleden en
de eigen kijken op de objectieve werkelijkheid. In het pastoraat is het dan moeilijk om te weten wat
waarheid is. Daarom is het beter om elk perspectief serieus te nemen, hoe men het verhaal
construeert vanuit het eigen perspectief, waarom dat zo is en wat men met die constructie wil
bereiken. In een gesprek tussen twee partijen is dan ook onderhandeling en uitwisseling van
perspectieven aan de gang, waarbij men samen komt tot overeenstemming over de waarheid, niet
elk perspectief is dan altijd geldig of gelijkwaardig maar dat is situatieafhankelijk.
Daarnaast is er ook het perspectief van het verhaal van God. Dat staat naast dat van de mens. Het is
dan de vraag in hoeverre dat in elkaar overloopt. Hoe God een rol speelt is wel altijd de vraag, zo
voorkom je ook dat het perspectief van de mens altijd normatief is, een ander verhaal is normatief
en je mag je inpassen in dat perspectief.
 Rolverdeling
De verteller die andere actoren ook in het verhaal verwerkt en ieder inclusief zichzelf daarin
verwerkt. Maar ook om duidelijk te maken wie de verteller is in verhouding tot de andere actoren.
Van belang is hoe de verteller spreekt over zichzelf, anderen ne God. Voor sociale en religieuze
identiteit. Theologisch gezien is er weer de dubbele focus. Het rollenspel waarin de rol van mensen
en die van God op elkaar afgestemd moeten worden.
 Toon
Drie aspecten: selectie van het te vertellen materiaal, de taal die bij het vertellen gebruikt wordt, en
de houding die de verteller zelf aanneemt of verwacht bij het publiek. Houding staat centraal, de rest
is hiervan uiting. Let in de narratieve houding op zowel de lichaamstaal en de emotionele lagen, ze
vormen de basis die om een verhaal vraagt en zijn anderzijds de symboliseringen van dat verhaal.
Lichaam en belichaming van de interpratie, dialectisch spanning tussen lichaam en verhaal (emotie
en enactment). De pastor moet de emoties van de verteller dan ook serieus nemen en daar op
ingaan, hiermee kan veel gewonnen of verloren worden, want het zegt ook iets over de eigen
ervaringen van de ontmoeting met God. De mens is naar Zijn beeld geschapen.
Het vertellen
Nu kijken we naar twee aspecten die horen bij het verhaal als proces in plaats van product.
 Positionering in relaties
Het doel van verhalen is het tot stand brengen, in stand houden, veranderen of beëindigen van
relaties. Met anderen, met God, maar ook met jezelf. Dit is in discrepantie met rolverdeling. Het gaat
nu meer om het bereiken van relationele effecten dan het weergeven van extern-feitelijke
achtergronden. Het is meer performatief dan representatief. Wanneer de mens zijn verhaal met God
verbindt vind ook een positionering plaats. De plek van de mens ten opzichte van God, ook dit
gesprek is tot instandhouding, verandering of beëindiging. De pastor heeft hierin ook een plek als
representant van God, hoe hij zich opstelt maakt uit voor de gelovige. Daarnaast is er ook nog de rol
van God zelf die naar de mens toekomt en Zijn verhaal houdt via de Bijbel, HG en schepping, God
zoekt de relatie.
 Legitimering voor het publiek
De vraag is wie je publiek is, maar ook wie je zelf vraagt om antwoord op de uiting van je verhaal. Het
gaat om verantwoording van je verhaal voor het publiek, maar ook om het antwoord dat het publiek
vervolgens geeft. God kan hierin via Bijbel vaak ook normatief zijn en daar reageert de mens dan
weer antwoordend op. Er is vaak sprake van direct en indirect publiek.
H7 Werken met verhalen
Als mensen in hun leven tegen de grenzen van hun gewone bestaan aanlopen ontstaat er een
narratieve uitdaging. Het levensverhaal is de basisstructuur en die is verstoort. Hier is ook pastoraat
voor, een verstoring in het levensverhaal waar men zelf ook niet (helemaal) uitkomt. Dan moet er
narratieve reconstructie volgen, waarbij vaak een tweede-ordeverandering nodig is, want je kan even
niet meer binnen de kaders spreken want die staan ter discussie. In eerste instantie gaat het om het
zoeken naar een temporele ordening en daarnaast om de verhouding van de ik-posities van de
verteller. Waarvan er meerdere kunnen zijn. Maar die meervoudigheid biedt juist opties tot nieuwe
betekenissen.
Een vastgelopen verhaal
Het verhaal van Marianne, misbruik en demonische machten.
Marianne is vastgelopen. Ze heeft niet meer het auteurschap over haar eigen leven. Er ligt druk van
alle kanten en dat bezorgt schuldgevoel en depressiviteit. De verhalen die ze dan verteld daar moet
je wat mee. Er kunnen verborgen verhalen inzitten die echt de kern raken, ze heeft het ieder geval
nodig dat ze in een veilige ruimte zit waarin het ‘terreurvrij’(dat vraagt tijd en ruimte of vertrouwen
ook te winnen) is zodat ze alles kan vertellen wat ze willen vertellen. De stagnatie in het verhaal zorgt
ook dat niet alles gelijk naar boven komt, ze hebben het zelf nog niet door waar het fout gaat dus
komen er verhalen, aan de pastor dan de taak om te zien waar het echt knelt.
Oude verhalen
Oude verhalen hebben zeer veel invloed. Je bent er namelijk doorgevormd , vaak ook op momenten
dat je er nog niet echt over na kan denken wat ze betekenen en wat wel of niet waar is. Als je niks
anders gewend bent ga je ook niet anders denken. Dit is dus wel vormend. Zo hebben oude verhalen
uit je verleden ook invloed op de verhalen in het heden, verhalen die negatieve klank hebben en niet
goed zijn opgelost kunnen invloed hebben in het heden. Ook lopen er meerdere verhalen door
elkaar: die van sociale en religieuze omgevingen en ook verhalen uit de traditie. Deze verhalen
verdienen het om serieus genomen te worden. Religieuze verhalen spelen zeker een grote rol. Het
godsbeeld dat er is heeft veel invloed op hoe je je leven inkleurt. Soms is het nodig om verhalen te
herstructureren (reframing) je wijzigt dan niet de concrete feiten maar wel de klank van dat verhaal,
negatief kan dan positief worden of tenminste zo dat het niet meer negatieve invloed heeft.
Verhalen van de toekomst
Het heden is waar verleden en toekomst bij elkaar komen. Het verleden staat vast maar de toekomst
biedt mogelijkheden, positief en negatief. Als de toekomst echter alleen maar negatief lijkt of er is
totaal geen beeld van een mogelijke toekomst dan gaat het consequentie hebben in het heden. Dan
is er gesprek nodig om dat perspectief te veranderen. Ook het verleden kan hier in meespelen. Als
christen heb je vaak een perspectief van hoop en verwachting. Niet al je gebeden worden
beantwoord door God (of totaal anders dan verwacht) maar God lost wel al zijn beloftes in en dat
bied houvast. Als het toekomstbeeld negatief of uitzichtloos is, kan je gaan werken met scenario’s.
hierbij maak je verschillende toekomstbeelden, ook omdat de toekomst niet vast ligt. In de
toekomstbeelden kan er dan ook de hoop worden opgewekt dat er wel een positieve wending kan
komen, er kan zelfs aan wonderverhalen worden gedacht. Zo kan een probleem worden opgebroken.
Bredere verhalen
De verhalen van anderen en hoe jij je daar toe verhoudt. Dit kan je helpen om je eigen verhaal weer
vlot te trekken. Dit soort perspectiefwisseling kan zorgen voor een bredere kijk en daarmee weer
zaken optrekken voor gesprek of vervolg. Ook de gemeente heeft als collectief een verhaal en daar
kan de pastor op inspelen en daarvoor preken, dit kan ook preventief werken, maar ook genezend als
er iets heftigs is gebeurt in de gemeente die het gezamenlijke verhaal aantast.
H8 Theologie in het pastoraat
Er lijkt een kloof te zijn tussen theologie en de wereld. dat men met 6 jaar studeren alleen maar
theoretische kennis heeft en niet praktische, en ook de theologische kennis niet praktisch weet te
maken. Theologen zijn dan bezig met zaken die niet relevant zijn. En dat terwijl de theologie ontstaan
is uit de reflectie op existentiële vragen. Hoe kan de predikant zijn theologische kennis toepassen op
het pastoraat? Dat is de focus van het hoofdstuk.
Theologie als handicap
Theologie als studie is te veel wetenschappelijk waarbij men bezig is geweest met het bewijzen van
de zin van de studie. Er is te weinig mogelijkheid om de theorie toe te passen en niet te blijven
hangen in de reflectie. Het zou moeten zijn dat wat er in de pastorale zorg gebeurt theologisch kan
worden verwoord op zo’n wijze dat het concrete luisteren en handelen van de pastor door
theologische interpretaties en modellen wordt gestuurd. Theologische ambachtelijkheid wordt zo
geëxpliciteerd.
Vier modellen
We grijpen terug op de eerder besproken modellen. Hierin komt theologie op verschillende wijzen
aan de orde maar verzekerd het ons wel van een theologische dimensie.
- Kerygmatisch deductief
Hier is de pastor de getuigen die verteld hoe het moet op grond van de bijbelse bronnen. Er ligt vaak
al een antwoord klaar voordat de vraag is gesteld. Het geeft aan hoe het moet. Dat gaat veel via
counseling waarbij een vraag wordt gesteld en dan wordt er letterlijk aangeven wat de bijbel
hierover zegt en wat men moet doen, welk gedrag vertonen. Het deductieve toepassingsdenken is
ook lange tijd structurerend geweest voor de theologische opleiding.
- Therapeutische reductief
Hier draait het om het inzetten van therapeutische middelen. Iedereen die in nood aanklopt moet
geholpen kunnen worden, daarvoor mag je allerlei middelen inzetten. Het religieuze komt dan wel in
dienst te staan van het therapeutischen en dan wordt theologie irrelevant. Hiltner toont dat het in de
theologie om dezelfde zaken gaat als in de psychologie en psychiatrie, als beide disciplines
samenwerken dan kunnen ze elkaar verrijken. Pruyser ging verder dan dat en zag het nut van
theologisch diagnosticeren om de geloofsdimensie van de problemen in beeld te krijgen. Dan kan er
ook weer naar God gekeken woorden en zijn verhaal. Dan gaat het weer over het hermeneutische
model.
- Evenmenselijk inductief
Hierbij gaat het om de ontmoeting tussen pastor en pastorant. Het is het luisteren naar het verhaal
van de ander. Daarin meegaan. De pastor is een soort exegeet waarbij hij kan halen uit het verhaal
wat God voor betekenis heeft. God gaat eigenlijk altijd wel genoemd worden in het levensverhaal
omdat de religie een rol speelt, maar dat hoeft niet altijd te gebeuren wat dan weer een zwakte is.
daarnaast is het meegaan met de pastorant goed maar het biedt weinig theologische reflectie zoals
er geen tegenspraak is en wanneer er geen zinsgevingsvragen worden gesteld. Als dat wel gebeurt
zijn we al weer veel meer hermeneutisch bezig.
- Hermeneutisch abductief
Abductief duidt op het proces van betekenisgeving dat tussen deductie en inductie inzit. Er is geen
noodzakelijke logica van boven naar beneden of andersom. Het loopt door elkaar. Dan is het de zaak
om dat te kunnen zien en duiden. Dit staat op de achtergrond van het hermeneutisch-narratieve
model van theologische reflectie. De openbaring is doortrokken van menselijke ervaring en de
ervaring is doortrokken van de traditie en openbaring. Het is met elkaar vergroeid: wij komen
nergens waar de Geest van God ons niet is voorgegaan. Verschil kerygmatisch  gerichtheid op
verhaal pastorant, verschil therapeutisch  religieuze is geen instrument maar serieus nemen als
verhaal waar God en mensen elkaar raken, verschil met evenmenselijk  God maakt een inbreuk op
onze betekenisconstructies/verhalen. De pastor is de hermeneut, met phronesos (het toepassen van
inzicht in de condities waarin je je bevind, je hebt wijsheid opgedaan en die kun je dan toepassen in
de situatie en onder de condities waarin je je bevindt) de hermeneut verstaat het verhaal (ook het
spirituele en transcendente) en kan daar zijn theologische kennis en vaardigheiden bij toepassen.
Theologie als scientia (wetenschap) en sapientia (wijsheid)
De theologie is een wetenschap die zich richt op de geloofsbezinning. Het is afstand nemen om te
kunnen bestuderen. Wijsheid was juist het beantwoorden van vragen die opkomen uit de
historische, culturele en sociale setting. Het mag dan zijn vanuit praxis-theorie-praxis, vanuit de
praktijk komen vragen die in de theorie behandeld worden en dan weer in de praktijk terecht komen.
zo ook het pastoraat, vanuit het verhaal van de ander, theologische bezinning en dan hulp bieden.
- Theologie als hermeneutiek in situ
Wetenschap en wijsheid horen ook in het pastorale gesprek. De eerste in de doordenking van de
pastor zelf en de wijsheid is aanwezig in het gesprek. De pastor is de vertegenwoordiger van de
Aanwezige, het is dan zaak om taal en verhaal te geven aan wat ons allemaal overstelpt. Het onder
woorden brengen van wat ons te boven gaat via beelden en verhalen uit de schrift. De pastor heeft
een theologisch spirituele antenne nodig om vragen op te vangen die er spelen in de verhalen en
daar dan op in te gaan via woord en Schrift.
- Vier stappen
1) Registreren, alles wat er aan signalen is tijdens een gesprek. Ook je eigen gedachten en
gevoelens.
2) Analyseren, de signalen samenbrengen en interpreteren aan de hand van theoretische
modellen: zoals sociaal-psychologische en theologische.
3) Synthetiseren, een voorlopige conclusie en antwoord (hoe de pastorant geholpen kan worden)
op hoe we het verhaal van de pastorant pastoraal-theologisch moeten interpreteren.
4) Symboliseren, het delen van de conclusie en daar naar handelen via symbolen. Het praktisch
maken. Het daadwerkelijke helpen.
Dit gebeurt vaak half/onbewust en kan ook heel snel gaan. soms kan het wel wat langere tijd vergen.
- De theologie van de pastor
Het vraagt om geleefd geloof. Dan kun je ook echt luisteren en zwijgen, niet uit onkunde maar uit
betrokkenheid en deskundigheid.
H9 Bijbel, gebed en ritueel
Bijbel
- Bijbelse legitimatie
We kunnen pastoraat niet letterlijk uit de bijbel halen. Maar wel zien hoe God zich verhoudt tot
mensen. Het gaat om gemeenschap en communicatie. Daarin is God een herder. Ook de Parakleet is
belangrijk, de Heilige Geest die troost en vermaand.
- De Bijbel als model
Verschillende pastorale werkwijze op basis van bijbelse perspectieven. Werkwijzen als hulpmiddel
voor andere vakgebieden zijn ook mogelijk. Zoals de systematische theologie die een model maakt
voor de psychiatrie. Een vorm van pastorale interventie waarin het Bijbelverhaal een grote rol speelt,
die toch al speelt in de levens van de pastoranten.
- De Bijbel in het gesprek
o
o
o
Expressief, bijbelse woorden e beelden die geschikt zijn om uiting te geven aan wat
bij de gesprekspartner leeft. Vaak voor existentiële ervaringen.
Instructief, bijbel als informant of overtuiger op geloofsinhoudelijk of moreel vlak. De
boodschap van de bijbel is dan van belang voor de hoorder. De pastor is de
vertegenwoordiger van die boodschap. Catechese valt ook onder instructief.
Evocatief (oproepend),een Bijbelverhaal of thema aandragen dat uitnodigt tot
betekenisverandering in het verhaal van de gesprekspartner, waarbij het wel aansluit
op het verhaal van de ander. Zo kan er ook wat reflectie plaatsvinden.
Gebed
Hier komt er een derde gesprekspartner. Dan komt er soms ook wat schroom kijken. Praten over God
is iets anders dan tot God. Met kan moeite hebben met bepaalde vormen of houdingen. Dit kan punt
van gesprek zijn maar ook een reden om strategisch even niet te bidden.
- Rollen in de communicatie
Zie plaatjes, vijf soorten. 1) pastoraal gesprek waar er over God wordt gesproken. 2) pastor die
namens God spreekt. 3) pastor die bidt . 4) pastor die via God spreekt. 5) pastor die dienstbaar is.
- Rollen inhoudelijk
De aanhef van een gebed is belangrijk en kleurt de toon van het gebed. Als de pastor bidt voor of
namens de pastorant is dit erg belangrijk. Ook valt er veel te halen hoe de pastorant zelf God
aanspreekt. Er zijn drie manieren van stagnatie.
o Isolement door roldiscrepantie, er wordt geen ontmoeting ervaren doordat God een
andere rol heeft (bijv. in een preek) dan je zelf op dat moment zou willen, of dat je
zelf een rol hebt waarbij je niet verwacht dat God daarop ingaat. Het vraagt om
meerstemmigheid. Bij het pastoraat zoek je naar die afstemming tussen de
aangeboden rollen van God en de voor de betrokkene ervaarbare rollen in het eigen
levensverhaal.
o Fixatie door rolrigiditeit, men is gefixeerd op een bepaalde rol of kan niet loskomen
van een rol. Ook dan mag weer de meerstemmigheid klinken en een breder aanbod
van rollen van God.
o Scepsis door rolfragmentatie, er gaat te plots over van de ene rol naar de andere
door verschillende accenten en dan ontstaat er niet meer de mogelijkheid om de ene
rol te kunnen integreren met de andere. Dan kan men sceptisch worden. Een
mogelijke oplossing is het devalueren van de ervaring.
- Gebedsverwachting en het handelen van God
Bidden is perfomatief. Het kan dingen tot stand brengen die er eerst niet waren. Is gebed dan God
instrueren? Nee, eerder ons hart construeren. Het is het erkennen van het gezag van God en Zijn rol,
maar ook de rol van de mens. De relatie met God wordt een belangrijker deel van het leven en dat
maakt al een wereld van verschil. Het is oefenen van godsvrucht. Het is ook bereidheid om het leven
naar Gods wil in te richten.
Rituelen
Tweeledig, rituele bezegeling van ingrijpende levensmomenten en specifieke rituelen binnen de
pastorale relatie om daarmee de pastorant een stap verder te helpen komen.
- Pastorale zorg bij rituele momenten
Voorbeelden….doop, belijdenis, huwelijk, dood.
- Rituelen in het pastoraat
Ritueel inzetten om gevoelens te kanaliseren. In de rituelen is ook de aanwezigheid en
betrokkenheid van God gestalte gegeven. Denk ook aan ziekenzalving (sacrament der stervenden).
Download