Sjabbat Weekblad voor Nederland – Nr. 17 28 juni 2002 Pinchas 18 Tamoez 5762 Overzicht Pinchas asjem zegt tegen Mosjé dat hij Pinchas moet vertellen, dat Pinchas Hasjem’s „vredesverbond” zal krijgen, als beloning voor zijn dapper optreden — de executie van Zimri en de Midjanietische princes Kozbi. Hasjem beveelt Mosjé dat het volk zich vijandig moet blijven gedragen ten opzichte van de Midjanieten omdat zij het Joodse volk tot zonden verleid hebben. Mosjé en Elazar worden opgedragen het Joodse volk te tellen. De Tora noemt de namen op van de families van iedere stam. Het totale aantal mannen dat geschikt is om dienst te doen in het leger is 601.730. Hasjem instrueert Mosjé hoe het Land Israël verdeeld moet worden onder de Israëlieten. Het aantal families van de Levieten wordt geregistreerd. De dochters van Tslofchad dienen bij Mosjé een eis in op een aandeel in de grond van hun overleden vader, bij afwezigheid van een broer. Mosjé vraagt Hasjem hoe de regeling in dit geval is, en Hasjem vertelt Mosjé dat de eis van de dochters juist is. De Tora onderricht de wetten en prioriteiten die de volgorde bij erving bepalen. Hasjem zegt Mosjé een berg te beklimmen en uit te zien over het Land, dat het Joodse Volk spoedig zal binnengaan, hoewel Mosjé zelf het niet zal betreden. Mosjé vraagt Hasjem de volgende leider van het volk aan te wijzen, en Hasjem kiest Jehosjoe'a bin Nun. Mosjé stelt vervolgens Jehosjoe'a als zijn opvolger aan in de aanwezigheid van heel het volk. De Parsja eindigt met speciale leringen betreffende de dienst in het Beit Hamikdasj. H VOLG DE LEIDER door Rabbijn Reuven Semah „Laat Hasjem, de G-d van de geesten van al het vlees, een man aanstellen over de gemeente” (Bam. 27:16) In onze parasja, Pinchas, wordt aan Mosjé Rabbeinoe door Hasjem meegedeeld dat hij niet lang meer zal leven en spoedig zal sterven. Op dat moment richt Mosjé zijn bezorgdheid op de toekomst van zijn geliefd volk. Rasji verklaard in het vorige vers (15) dat Mosjé aan Hasjem vraagt of Hij een nieuwe leider zal aanstellen of niet. De Midrasj voegt daaraan toe dat Mosjé zei: „Ik zal hier niet vandaan gaan voordat U mijn vraag beantwoord heeft!” Mosjé Rabbeinoe wordt plotseling nogal geagiteerd, bijna wanhopig voor een antwoord. De reden is, dat als Mosjé eenmaal wist wat hij verondersteld was te doen voordat hij zou sterven, het hem geen rust zou laten totdat hij daarvoor gezorgd had. Hij wist dat hij het leiderschap zorgvuldig over moest dragen en de nieuwe leider de nodige instructies moest geven voor zijn dood. In zijn verzoek beschrijft hij Hasjem als de „G-d van de geesten van al het vlees.” Rabbijn M. Sternburch legt uit dat dit betekent, dat Hasjem zorgt voor Zijn wereld door zowel voor het geestelijke voedsel te zorgen als voor het vlees. Hasjem zorgt voor zowel onze geestelijke als fysieke behoeften. Daarom vraag Mosjé dat Hasjem deze eigenschappen aan al onze toekomstige leiders zal schenken. Onze leiders moeten mensen zijn, die bezorgd zijn voor de leden van hun gemeente, die oog hebben voor zowel hun geestelijk als fysieke behoeften en die hen daarin ook voorzien. Mosjé Rabbeinoe vraagt voorts om een „man over de gemeente.” Mosjé bedoelde, dat hoewel de leider iemand moest zijn die contact heeft met de mensen, een man die zich tussen de mensen kan bewegen, hij tegelijkertijd iemand moet zijn die boven de mensen staat. Iemand die door zijn gedrag, piëteit en daden het respect afdwingt van zijn mensen. Het moet voor een ieder duidelijk zijn dat deze man een leven leidt dat op een hoger niveau ligt dan dat van de rest van de mensen. Zijn dagelijkse handelingen, zijn sterk geloof en vertrouwen in Hasjem en zijn moraal moeten zuiver zijn en boven iedere twijfel verheven. Kortom, een goede leider is een legitiem rolmodel voor al zijn mensen, zodat zij ernaar zullen streven om zijn kwaliteiten te bereiken of daar nog bovenuit te komen. „Zeg daarom: Zie hier, Ik zal met hem mijn verbond van de vrede gestand doen.” Waarom vroeg Hasjem aan Mosjé om aan Pinchas te vertellen dat hij en zijn nageslacht het verbond van het priesterschap zouden binnengaan? Waarom vertelde Hasjem dat Zelf niet aan Pinchas? De Netsiev vertelde de volgende parabel, in naam van Rabbi Jitschak van Wolotsin. Een koning zond zijn legeroverste er opuit om strijd te voeren met een aanvallende vijand. Maar het leger van de koning dreigt overmand te worden door de vijand en alleen een driest strategisch plan kan nog redding brengen. Echter, de legeroverste weet niets te bedenken. Dan komt een lage officier naar voren gerend en fluistert de legeroverste een briljante strategische manoeuvre in het oor. De legeroverste voert dat onmiddellijk uit, het tij keert en het leger van de koning komt zegevierend uit de strijd. Wat moet de koning nu doen? De legercommandant straffen voor zijn aanvankelijk slecht optreden? Of moet hij hem prijzen? Uiteindelijk heeft hij de oorlog gewonnen. En de lage officier? Wat moet daarmee gebeuren? De koning besluit, dat de legercommandant de lage officier Uitgave: Zwi Goldberg – Netanya – Israël – [email protected] 1 Nr. 17, 28 juni 2002 PINCHAS in het openbaar zal prijzen voor diens briljante idee. Zo krijgt degene die het verdient zijn beloning en de opperofficier krijgt daarmee de reprimande die hij verdient. Zo had ook Mosjé, als leider van Israël, de kans om zelf 18 Tamoez 5762 te reageren zoals Pinchas deed door de eer van Hasjem te bewaken. Maar dat deed hij niet, Pinchas deed het. Daarom moest Mosjé aan Pinchas vertellen wat Hasjems beloning was. Het Mysterie van het Joodse optimisme Door Rabbi Dr. Marc D. Angel Een Joods man, die reed in de Metro, zat te lezen in een Nazi-krant. Een vriend van hem, die toevallig in dezelfde ondergrondse trein meereed, merkte het vreemde fenomeen op en nogal van zijn stuk gebracht benaderde hij de lezer: „Mosjé, wat is er met jou gebeurd? Heb je je verstand verloren? Waarom lees je een Nazi-krant?” Mosjé keek op van zijn krant en antwoordde glimlachend: „Eerst las ik altijd uitsluitend Joodse kranten, maar wat vond ik daarin? Dat Joden vervolgd worden, Israël wordt aangevallen, Joden verdwijnen door assimilatie en gemengde huwelijken, Joden die in armoede leven. Dus nu lees ik deze Nazi-krant en weet je wat ik daarin vindt? De Joden zijn de eigenaars van alle banken, Joden controleren de media, alle Joden zijn rijk en machtig, de Joden regeren de wereld. Het is allemaal zoveel aardiger nieuws!” De trieste en pijnlijke boodschap van dit verhaal is dat de geschiedenis nooit vriendelijk geweest is voor de Joden. En toch hebben wij op de een of andere manier ons gevoel voor humor weten te behouden. Iedere generatie, met inbegrip van die van ons, heeft kwaadaardige vijanden gezien die ons probeerden te vernietigen. Zij zijn niet geinteresseerd om ons persoonlijk te leren kennen als menselijke wezens; zij willen onze idealen niet horen, noch onze hoop en noden begrijpen. Zij zijn tevreden met ons af te beelden als onmenselijke stereotypen, als caricaturen. Zij verdraaien alle „feiten” tegen ons. Zij geven de haat tegen Joden van generatie op generatie door. Zij kwellen ons met een gewelddadige en van haat gevulde propaganda. Zij perverteren de waarheid en maken zo ons lijden nog pijnlijker. De Nazi’s en hun sympatisanten vermoordden zesmiljoen Joden in de Holocaust: en nu ontkennen de anti-semieten zelfs dat er ooit een Holocaust is geweest! De Arabische staten hebben de Joden gedurende eeuwen van al hun grondrechten beroofd; daarna voerden zij er oorlog tegen, boycotten het, hebben het belasterd, de Joodse staat gediscrimineerd op iedere denkbare wijze. En dan krijgen zij de Verenigde Naties zover om Israël te veroordelen wegens racisme! Misschien hebben de antisemieten de Joden altijd gehaat omdat de Joden het geweten van de wereld zijn. De Tora leert grote idealen, die de antisemieten bedreigend vinden. Bijvoorbeeld: dat alle mensen geschapen zijn naar G-ds evenbeeld; dat ieder verantwoordelijk is voor zijn eigen daden; dat menselijke wezens met elkaar begaan moeten zijn en dat zij niet moeten proberen anderen te „bekeren” of te dwingen andere ideeën over te nemen; en dat vrijgevigheid superieur is boven hebberigheid. Maar de antisemieten geven de voorkeur aan geweld en onderdrukking, exploitatie en dehumanisering. Zij prefereren de Joden het slachtoffer te laten worden, in plaats van hun eigen tekortkomingen onder ogen te zien. Als men denkt aan de duizenden jaren van mishande- ling, dan komt er een vraag naar boven: Hoe is het mogelijk dat het Joodse volk in het algemeen gekenmerkt wordt door een overmatig optimisme en een positieve, op de toekomst gerichte levensvisie? Waarom hebben wij de menselijkheid niet opgegeven? Waarom werken wij zo hard om de wereld een beter plek te maken voor alle mensen, Joods, zowel als niet-Joods? In mijn 32 jaar als rabbijn en gemeentelijke activist, heb ik mij vaak verbaasd over de vele tekenen van de Joodse betrokkenheid bij humaniteit, bij de toekomst. Joden zijn betrokken in een groot gebied van sociale activiteiten en organisaties. Wij geven geweldig veel aan liefdadigheid. Er is nauwelijks een humanitaire, culturele of educatieve ondernemeing die geen steun krijgt van Joden. Joodse mannen en vrouwen, godsdienstig en nietzo-godsdienstig, hebben hun tijd en energie gewijd aan tikun ’olam, verbetering van de wereld voor iedereen. Ondanks alle veroordelingen van de Verenigde Naties, ondanks de vooroordelen van de wereld tegen Israël, ondanks de zelfmoordaanslagen op Israëli’s, blijft het Joodse volk, het volk van Israël optimistisch, overtuigd van een betere toekomst. Ja, soms raken wij gedeprimeerd en gefrustreerd. Maar slechts een kort moment. In wezen zijn wij doordrongen van het geloof dat het morgen beter zal zijn. Wij zijn niet gebroken door de duizenden jaren van vervolging, pogroms en propaganda die wij hebben moeten verduren. En we zullen ook nu niet worden gebroken. Zijn wij hopeloos naïef? Begrijpen wij helemaal niet de diepte en de breedte van het antisemietistische sentiment? Is ons vertrouwen in G-d en in humaniteit zo buitengewoon sterk dat wij het eeuwenlange lijden dat over ons gebracht is, kunnen weerstaan? Eeuwen die bewijzen dat haat kan overleven en triomferen? Zijn wij dwaas? Zijn wij het wijste en meest idealistische volk opde wereld? Zijn wij al deze dingen? Het mysterie van de Joodse overleving is één van de mysteries van de menselijke civilisatie. Maar een nog groter mysterie is het hoe wij, Joden erin geslaagd zijn zo’n brute geschiedenis te overleven en toch optimistisch en idealistisch te blijven en te blijven streven naar een betere wereld voor iedereen. Ik heb geen duidelijk antwoord op dit raadsel, maar ik ben trots een deel van het probleem te zijn. Dr.Marc D. Angel is rabbijn van de Congregation Shearith Israel, de Historische Spaanse en Potugese Synagoge van New York City. Hij is de auteur van 17 boeken, het meest recente Loving Truth and Peace: the Grand Religious Worldview of Rabbi Benzion Uziël (Jason Aronson, 1999); and But Who Am I and Who are my People? (Ktav Publishing House, 2001). Hij doet dienst als Ere Voorzitter van het Sefardische Huis en heeft zitting in de uitvoerende commissie van de Amerikaanse Sefardische Federatie. Uitgave: Zwi Goldberg – Netanya – Israël – [email protected] 2 17 Tamoez en de Drie Weken De drie weken, in het Hebreeuws Bein Hametsariem genoemd, hetgeen betekent: tussen de treurdagen, is de periode tussen 17 Tamoez, toen de eerste bres werd geslagen in de muur van Jeruzalem, en 9 Av (Tisj’a beAv), toen de Tempel werd verwoest (Eicha Rabba 1:29). De 17de Tamoez Vijf tragedies gebeurden er op die dag (Traktaat Ta’aniet 26b van de Babylonische Talmoed en Rambam: Hilchot Ta’anit 5:2): 1. Er werd een bres geslagen in de muren van het tweede Beit Hamikdasj – de tweede Tempel – door de Romeinse generaal Titus (Volgens de Jeruzalemse Talmoed Ta’anit 4:5) werd ook op die dag in de muren van de eerste Beit Hamikdasj de eerste bres geslagen, maar de Babylonische Talmoed schrijft in Ta’anit 29a dat dit gebeurde op de 9de Tamoez. Om de mensen niet te veel te belasten, hebben de geleerden besloten om beide gebeurtenissen op de zelfde dag, en wel op de 17de Tammoez te gedenken, omdat de vernietiging van de Tweede Tempel voor ons een grotere ramp is dan die van de Eerste Tempel). 2. De twee dagelijkse offers (korban tamied) werden tijdens het eerste Beit Hamikdasj op die datum gestopt, omdat de Cohaniem – de priesters – geen geschikt lam konden vinden voor het offer. 3. Het eerste stel Loechot [de Stenen Tabletten met daarop de Tien geboden] werden gebroken toen Mosjé Rabbeinoe van de berg afkwam en het gouden kalf zag, dat de Israëlieten gemaakt hadden. 4. Nog voordat het tweede Beit Hamikdasj verwoest werd, verbrandde de slechte Apostomus, een Romeinse officier, de Tora. 5. Er werd een afgodsbeeld opgericht in het Beit Hamikdasj (sommigen zeggen door Apostomus, anderen zeggen het was Menasje, de afgoden dienende koning van Jehoeda tijdens het eerste Beit Hamikdasj) (Ta’anit 28b, Rambam 5:2, Jeruzalem Talmoed Ta’anit 4:5, Rasji op Ta’anit 26b). De Vastendag niet vervullen als men niet ook vast, want chazal hebben de vasten vastgesteld als een profetisch voorschrift. En dat heeft heel Israël door alle eeuwen heen zo op zich genomen. Immers, zoals men bij grote vreugde een groot feestmaal aanricht, zo heeft men geen trek in eten als men treurt. En omgekeerd, vasten geeft een oncomfortabel gevoel, dat ons ertoe leidt om over onze daden na te denken. Toen de inwoners van Ninivé hoorden van de ramp die hen te wachten stond, vastten zij en hulden zich in zak en as en hadden berouw over hun zonden. En er staat vervolgens geschreven: „En Hasjem zag hun daden,” waarop Hasjem het zware oordeel afwendde. De commentatoren schreven hierover: Er staat niet geschreven dat Hasjem hun zak en as zag en hoe zij vastten, er staat: „En Hasjem zag hun daden.” Halachot van 17 Tamoez 1. Het vasten begint bij het aanbreken van de dag (en niet op de avond ervoor, zoals op Tisj’a BeAv en Jom Kippoer) en eindigt wanneer de nacht invalt, dat is wanneer drie middelgrote sterren zichtbaar worden. 2. Zowel mannen als vrouwen moeten vasten. 3. Jongens onder de 13 jaar en meisjes onder de 12 jaar zijn niet verplicht te vasten, maar ouders moeten hun zonen (van 9-12 jaar) en dochters (van 9-11 jaar) wel aanmoedigen een paar uur te vasten, bijvoorbeeld door hun ontbijt een paar uur uit te stellen of dat een keer over te slaan. Maar men moet hen niet aanmoedigen om een hele dag te vasten. 4. Alleen eten en drinken is op deze vastendag verboden, wassen, parfumeren, het dragen van leren schoenen en huwelijksgemeenschap is allemaal toegestaan op deze dag (Sj.A. 550:2). 5. Wie ziek is, zelfs al is dat niet levensbedreigend, hoeft niet te vasten. Het is zelfs verboden dan streng voor zichzelf te zijn (M.B. 550:4). Een Rav dient te worden geraadpleegd. 6. Volgens sommige poskiem hoeft een zwangere vrouw of zogende moeder niet te vasten. Volgens anderen geldt dat alleen als zij zich zwak voelt, en hebben vrouwen de minhağ aangenomen streng voor zichzelf te zijn (Sj.A. 550:1 en Rama. De Misjna Broera schrijft dat wie zich zwak voelt niet hoeft te vasten en de Steipler Rav ztz”l meende dat als zij zich een beetje zwak voelt op die dag, zij niet hoeft te vasten. Men raadplege een Rav. 7. Jonge kinderen die niet hoeven te vasten, maar het wel al begrijpen, moet men geen snoepjes e.d. geven, maar alleen eten dat zij nodig hebben. 8. De halacha voor roken is op deze vastendag niet anders dan op andere dagen van het jaar. Roken is zeer slecht voor de gezondheid en vele hedendaagse poskiem verbieden het daarom, want men heeft niet het recht zijn eigen gezondheid te schaden. 9. Hoewel sommigen streng zijn ten aanzien van het wassen met warm water, mag een vrouw die zich voorbereid op het mikweh zich baden met warm water. 10. Men mag zijn tanden poetsen met een droge tandenborstel, maar wanneer dat als erg oncomfortabel ervaren wordt mag men water en tandpasta gebruiken en ook mondwater (M.B. 567:11). 11. Een zieke mag zijn medicijnen innemen met water. Omdat deze vijf dingen gebeurden op de 17de Tamoez, bepaalden Chazal – onze geleerden, hun aandenken zij ons tot zegen – dat deze dag een vastendag zal zijn voor alle toekomstige generaties. De bedoeling van de vastendag is dat wij bij onszelf te raden gaan en zelf onderzoek doen naar ons gedrag en tesjoewa doen – tot inkeer komen voor onze eigen zonden en die van onze voorouders (Misjna Broera 549:1; Kitsoer Sjoelchan Aroech 121:1). Men moet niet de vergissing begaan door te denken dat alleen door niet te eten en te drinken men de bedoelingen van de dag vervult. Het is juist het tegenover gestelde: de hoofdzaak is dat men zijn eigen daden overziet en bedenkt wat men verkeerd gedaan heeft en oprecht berouw heeft over zijn zonden. Wanneer men alleen maar zit en zijn tijd verbeuzelt, zonder over zijn daden na te denken, heeft men niet het doel van deze dag vervuld. Zo moet men ook niet een plezierig uitstapje gaan maken op een vastendag. Maar men kan zijn plicht van de dag Men kan „Een Samenvating van de Halachot van de Drie Weken en Tisj’ah BeAv” bestellen voor € 5,00 bij: [email protected]