Hoofdstuk 4: Vreemde Werelden In de afgelopen hoofdstukken hebben we geleerd over de ontdekkingsreizen die er in de geschiedenis allemaal ondernomen zijn. We kunnen dan ook zeggen dat de Europeanen na de Middeleeuwen naar allerlei onbekende gebieden voeren. Een van de voorbeelden die we in hoofdstuk vier hebben gezien, is het moment dat de Europeanen aankwamen in China en India. Vooral door de handel die de Europeanen hier dreven, kwamen de Europeanen in aanraking met het hindoeïsme en het boeddhisme. Mensen die in het hindoeïsme geloven, worden hindoes genoemd. Mensen die in het boeddhisme geloven, worden boeddhisten genoemd. De hindoes zijn elke dag met hun godsdienst bezig. Ze aanbidden vaak meerdere goden, waarvan Brahma de oppergod is. Daarnaast is hun samenleving verdeeld in verschillende kasten, waarbij de paria’s (onaanraakbaren) zelfs buiten de kasten leven. Dit is een indeling van hoog naar laag. Als laatste geloven zij in wedergeboorte, ook wel reïncarnatie genoemd. Ook de boeddhisten geloven in deze reïncarnatie. De hindoes en boeddhisten hebben we een andere mening over deze reïncarnatie. Zo geloven de boeddhisten dat er ooit een einde komt aan reïncarnatie. Je komt dan is het nirwana, een soort hemel. Volgens de hindoes gaat de reïncarnatie altijd door. De hindoes zien de koe als belangrijkste dier, heilig zelfs. De koeien lopen in landen met het hindoeïstisch geloof dan ook vrij over straat. De boeddhisten geloven niet in een god, maar in een prins die zijn rijkdom achter zich liet. Deze prins had de naar Siddharta. Tegenwoordig zijn er heel veel monniken die Siddharta (die later de naam Boeddha, wat de Verlichte betekent, droeg) aanbidden en zijn levensstijl nadoen. We weten tegenwoordig heel veel van het verleden door allerlei opgravingen (denk maar eens aan het kleileger in China) die we hebben gedaan. Daarnaast bestaan er ook nog veel oude verhalen. Veel van de verhalen uit de VOC-tijd zijn ook blijven bestaan. Deze verhalen beschrijven de afschuwelijke verhalen over de slavenhandel uit die tijd. In Amerika was er immers veel mankracht nodig, er was veel werk. De negers uit Afrika bleken heel geschikt voor dit werk. Er was zodoende veel geld te verdienen met de verkoop van de negerslaven in Amerika. Het heeft heel lang geduurd voordat slavernij wereldwijd werd afgeschaft. De eerste zwarte president van ZuidAfrika heette Mandela en vocht voor vrijheid en gelijkheid. China was zijn tijd ver vooruit, zag Marco Polo toen hij met zijn vader en oom aankwam in het prachtige land. De keizer die er toen zat, had behoorlijk wat bouwwerken geërfd van zijn voorgangers. Vooral de keizer Chi’n was een fanatiek mannetje. Zo liet hij het langste graf van de wereld bouwen, de Chinese Muur én liet hij zijn graf bewaken door een gigantisch kleileger.